Jurisprudentie

7 oktober 2025 -Rechtbank Roermond, Sector bestuursrecht
Ongeloofwaardige ontkenning ontvangst last onder dwangsom en vakantie geen aanleiding voor verschoonbare termijnoverschrijding (originele uitspraak)
Het bedrijf had beroep ingediend tegen de beslissing op bezwaar, waarbij het CBS het bezwaar van het bedrijf tegen de last onder dwangsom niet-ontvankelijk had verklaard en het bezwaar tegen de invorderingsbeschikking ongegrond had verklaard, omdat de bezwaargronden zich richten tot de inmiddels onherroepelijk geworden last onder dwangsom.
Het bedrijf stelde dat het de last onder dwangsom niet had ontvangen. Van invordering kan geen sprake zijn als de daaraan ten grondslag liggende last onder dwangsom nooit ontvangen is. Het bedrijf was in die periode met vakantie en stelde geen afhaalbericht in de bus te hebben gehad en tevens zou de deurbel met camera geen postbode hebben gedetecteerd.
Het CBS had de last onder dwangsom per gewone post, aangetekende post en per e-mail verstuurd. Uit de track & trace bleek dat het bedrijf tot tweemaal toe een bericht had gekregen van PostNL dat de last onder dwangsom bij het PostNL afhaalpunt lag. De rechtbank oordeelde dat als vervolgens de
post niet bij het afhaalpunt wordt afgehaald dat voor rekening en risico komt van de
ontvanger. Tevens oordeelde de rechtbank dat het sluiten van het bedrijf vanwege vakantie niet onder verschoonbare termijnoverschrijding valt.
Uitspraak: ongegrond.
De rechtbank concludeerde nu het bedrijf geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de last onder dwangsom, de last onder dwangsom in rechte vaststaat en bovendien niet gebleken is van bijzondere omstandigheden om van invordering van de dwangsom af te zien.
29 augustus 2025 -Rechtbank Rotterdam, Sector bestuursrecht
Ongeloofwaardige ontkenning ontvangst last onder dwangsom (originele uitspraak)
Het bedrijf had beroep ingediend tegen de beslissing op bezwaar, waarbij het CBS het bezwaar van het bedrijf tegen de invorderingsbeschikking kennelijk ongegrond had verklaard, omdat de bezwaargronden zich richten tot de inmiddels onherroepelijk geworden last onder dwangsom.
Het bedrijf stelde dat het de last onder dwangsom niet had ontvangen, de last onder dwangsom zou geen enkel belang dienen en niemand zou nadeel hebben ondervonden van het te laat aanleveren van de gegevens. De kosten voor het aanleveren zouden niet worden vergoed en het CBS had volgens het bedrijf moeten volstaan met een waarschuwing.
Het bedrijf had echter de last onder dwangsom direct na ontvangst doorgestuurd aan de accountant met de vraag wat het hier mee moest. Hiermee stond vast dat het bedrijf de last onder dwangsom wel degelijk had ontvangen.
Uitspraak: ongegrond.
De rechtbank concludeerde nu het bedrijf geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de last onder dwangsom, de last onder dwangsom in rechte vaststaat en bovendien niet gebleken is van bijzondere omstandigheden om van invordering van de dwangsom af te zien.
15 april 2025 -Rechtbank Den Haag, Sector bestuursrecht
Geen bewijs van telefonisch contact (originele uitspraak)
Het bedrijf had beroep ingediend tegen de beslissing op bezwaar, waarbij het CBS het bezwaar van het bedrijf tegen de invorderingsbeschikking kennelijk ongegrond had verklaard, omdat de bezwaargronden zich richten tot de inmiddels onherroepelijk geworden last onder dwangsom.
Het bedrijf stelde dat het meerdere malen contact had opgenomen met het CBS, omdat de inlogcodes die nodig zijn om de vragenlijst in te vullen niet zouden werken.
Het bedrijf kon echter geen bewijs overleggen van de contacten met het CBS. Het CBS registreert alle contacten in het programma Phoenix, waaruit bleek dat het bedrijf pas na het volledig verbeuren van de dwangsommen contact op had genomen met het CBS. Volgens de rechter was het aan het bedrijf zelf te wijten dat men de vragenlijst niet had ingediend. Het CBS had vaak gerappelleerd en het bedrijf kon niet aantonen dat men eerder dan na de invorderingsbeschikking contact had opgenomen.
Uitspraak: ongegrond.
De rechtbank concludeerde nu het bedrijf geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de last onder dwangsom, de last onder dwangsom in rechte vaststaat en bovendien niet gebleken is van bijzondere omstandigheden om van invordering van de dwangsom af te zien.
11-06-2009 - Rechtbank Rotterdam, Sector Bestuursrecht
Beroep in verband met de definitie van / criteria voor "informatieplichtige" (originele uitspraak) Het bedrijf diende bij de rechtbank een tijdig beroepschrift in en stelde dat het als beperkt fiscaal vertegenwoordiger (BFV) niet kon worden aangemerkt als ‘'informatieplichtige'' in de zin van artikel 7 Verordening (EG) nr. 638/2004 (De verordening die wordt genoemd in artikel 38a van de CBS-wet) en dat het daarom niet wettelijk verplicht was om de gevraagde gegevens voor de statistiekopgave Internationale Handel in goederen aan het CBS te verstrekken.Uitspraak: gegrond.
De rechter heeft in casu beslist dat het beroep gegrond was, omdat de ‘'informatieplichtige'' tot 1 januari 2009 niet letterlijk werd genoemd in artikel 7 Verordening (EG) nr. 638/2004 en daarom voor het bedrijf vóór 1 januari 2009 nog niet de verplichting bestond om de door het CBS gevraagde informatie aan haar te verstrekken.
Inmiddels is dat met ingang van 1 januari 2009 wel het geval middels Verordening (EG) nr. 222/2009 (Verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 638/2004 ).
23-02-2009 - Rechtbank Amsterdam, Sector Bestuursrecht
Beroep in verband met een te laat bezwaarschrift dat bij een besluit op bezwaar niet ontvankelijk was verklaard (originele uitspraak). Het bedrijf diende bij de rechtbank een te laat beroepschrift in, dat wil zeggen buiten de wettelijke beroepstermijn van 6 weken na dagtekening van het besluit op bezwaar. De rechter besliste dat het beroep kennelijk niet ontvankelijk was en dat het bedrijf daarvoor geen verschoonbare reden had.Uitspraak: kennelijk niet ontvankelijk.
De rechter heeft in casu beslist dat het beroep kennelijk niet ontvankelijk was, omdat het beroepschrift was ingediend buiten de wettelijke beroepstermijn van 6 weken na dagtekening van het besluit op bezwaar en dat het bedrijf voor te late inzending geen verschoonbare reden had.25-04-2008 - Rechtbank Zutphen, Sector Bestuursrecht
Te laat beroepschrift (originele uitspraak) Het bedrijf diende bij de rechtbank een te laat beroepschrift in, dat wil zeggen buiten de wettelijke beroepstermijn van 6 weken na dagtekening van het besluit op bezwaar. De rechter besliste dat het beroep niet ontvankelijk was en dat het bedrijf daarvoor geen verschoonbare reden had. Beroep in verband met een tijdig bezwaarschrift dat bij een besluit op bezwaar ongegrond was verklaard.Uitspraak: niet ontvankelijk.
De rechter heeft in casu beslist dat het beroep niet ontvankelijk was, omdat het beroepschrift was ingediend buiten de wettelijke beroepstermijn van 6 weken na dagtekening van het besluit op bezwaar en dat het bedrijf voor te late inzending geen verschoonbare reden had.11-04-2008 - Rechtbank Dordrecht, Sector Bestuursrecht
Post niet ontvangen (originele uitspraak)
Het bedrijf stelde dat het post van het CBS niet had ontvangen. De rechter besliste dat het CBS een post- en archiveringssysteem heeft waarmee het aantoonde dat de post wèl is verzonden, terwijl het niet aannemelijk was dat het bedrijf het handhavingsbesluit niet zou hebben ontvangen. Beroep in verband met een te laat ingediend bezwaarschrift. Bedrijf zou beschikking niet (tijdig) hebben ontvangen. Het informatieplichtige bedrijf (eiser) tekende beroep aan tegen het besluit op bezwaar van de Directeur-Generaal van de Statistiek (DG) (verweerder) waarin was beslist dat het buiten de wettelijke bezwaartermijn van 6 weken ingediende bezwaarschrift niet ontvankelijk was (dat wil zeggen niet verder in behandeling werd genomen) en dat het bedrijf daar geen verschoonbare (goede en steekhoudende) reden voor aanvoerde. Het bedrijf stelde namelijk dat het de betreffende beschikking waarin de DG een last onder dwangsom oplegde, niet (tijdig) had ontvangen.Uitspraak: ongegrond.
Het beroep was ontvankelijk, omdat het tijdig werd ingediend binnen de wettelijke beroepstermijn van 6 weken. De rechter heeft in casu beslist dat het beroep ongegrond was (dat wil zeggen dat het bedrijf in het ongelijk werd gesteld), omdat het CBS in voldoende mate middels het post- en archiveringssysteem aannemelijk maakte dat de betreffende beschikking wèl was verstuurd, terwijl het niet aannemelijk was dat het bedrijf het handhavingsbesluit niet zou hebben ontvangen.17-12-2007 - Rechtbank Den Haag, Sector Bestuursrecht
Verzet tegen vereenvoudigde behandeling beroepschrift (originele uitspraak)
Het bedrijf ging in verzet tegen de vereenvoudigde behandeling van het eerder tijdig ingediende beroepschrift, dat kennelijk ongegrond was verklaard. Verzet tegen de vereenvoudigde afdoening inzake de beslissing van de Rechtbank Den Haag: ‘'kennelijk ongegrond'', betreffende de niet ontvankelijk verklaring van een te laat ingediend bezwaarschrift bij de Directeur-Generaal van de Statistiek. Het informatieplichtige bedrijf (eiser) ging (tijdig) in verzet tegen vereenvoudigde afdoening (behandeling) van de beslissing van de Rechtbank Den Haag. De rechtbank had het tijdig ingediende beroepschrift tegen het besluit op bezwaar van de Directeur-Generaal van de Statistiek (DG) (verweerder) ‘'kennelijk ongegrond'' verklaard. In het besluit op bezwaar was beslist dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke bezwaartermijn van 6 weken was ingediend en aangezien het bedrijf daar geen verschoonbare (goede en steekhoudende) reden voor had, werd het bezwaar niet ontvankelijk verklaard (dat wil zeggen niet verder in behandeling werd genomen).Uitspraak: ongegrond.
18-06-2007 - Rechtbank Alkmaar, Sector Bestuursrecht
Post niet ontvangen (originele uitspraak)
Het bedrijf stelde dat het post van het CBS niet had ontvangen. De rechter besliste dat het CBS een post- en archiveringssysteem heeft waarmee het aantoonde dat de post wèl is verzonden, terwijl het niet aannemelijk was dat het bedrijf het handhavingsbesluit niet zou hebben ontvangen. Beroep in verband met een te laat ingediend bezwaarschrift. Bedrijf zou beschikking niet (tijdig) hebben ontvangen. Het informatieplichtige bedrijf (eiser) tekende beroep aan tegen het besluit op bezwaar van de Directeur-Generaal van de Statistiek (DG) (verweerder) waarin was beslist dat het buiten de wettelijke bezwaartermijn van 6 weken ingediende bezwaarschrift niet ontvankelijk was (dat wil zeggen niet verder in behandeling werd genomen) en dat het bedrijf daar geen verschoonbare (goede en steekhoudende) reden voor aanvoerde. Het bedrijf stelde namelijk dat het de betreffende beschikking waarin de DG een last onder dwangsom oplegde, niet (tijdig) had ontvangen.Uitspraak: ongegrond.
Het beroep was ontvankelijk, omdat het tijdig werd ingediend binnen de wettelijke beroepstermijn van 6 weken.Vigerende jurisprudentie van de Raad van State en niet van andere hoogste rechtcolleges is i.c. relevant.
De rechter heeft in casu beslist dat het beroep ongegrond was (dat wil zeggen dat het bedrijf in het ongelijk werd gesteld), omdat het CBS in voldoende mate middels het post- en archiveringssysteem aannemelijk maakte dat de betreffende beschikking wèl was verstuurd, terwijl het niet aannemelijk was dat het bedrijf het handhavingsbesluit niet zou hebben ontvangen.
30-05-2007 - Rechtbank Den Haag, Sector Bestuursrecht
Post niet ontvangen (originele uitspraak)
Het bedrijf stelde dat het post van het CBS niet had ontvangen. De rechter besliste dat het CBS een post- en archiveringssysteem heeft waarmee het aantoonde dat de post wèl is verzonden, terwijl het niet aannemelijk was dat het bedrijf het handhavingsbesluit niet zou hebben ontvangen.Beroep in verband met een te laat ingediend bezwaarschrift. Bedrijf zou beschikking en andere poststukken nooit hebben ontvangen.
Het informatieplichtige bedrijf (eiser) tekende beroep aan tegen het besluit op bezwaar van de Directeur-Generaal van de Statistiek (DG) (verweerder) waarin was beslist dat het buiten de wettelijke bezwaartermijn van 6 weken ingediende bezwaarschrift niet ontvankelijk was (dat wil zeggen niet verder in behandeling werd genomen) en dat het bedrijf daar geen verschoonbare (goede en steekhoudende) reden voor aanvoerde. Het bedrijf stelde namelijk dat het de betreffende beschikking waarin de DG een last onder dwangsom oplegde en andere poststukken, nooit had ontvangen
Uitspraak: ongegrond.
Het beroep was ontvankelijk, omdat het tijdig werd ingediend binnen de wettelijke beroepstermijn van 6 weken.De rechter heeft in casu beslist dat het beroep ongegrond was (dat wil zeggen dat het bedrijf in het ongelijk werd gesteld), omdat het CBS in voldoende mate middels het post- en archiveringssysteem aannemelijk maakte dat de betreffende beschikking wèl was verstuurd, terwijl het niet aannemelijk was dat het bedrijf het handhavingsbesluit niet zou hebben ontvangen.
24-07-2006 - Rechtbank Maastricht, Sector Bestuursrecht
Post niet ontvangen (originele uitspraak)
Het bedrijf stelde dat het post van het CBS niet had ontvangen. De rechter besliste dat het CBS een post- en archiveringssysteem heeft waarmee het aantoonde dat de post wèl is verzonden, terwijl het niet aannemelijk was dat het bedrijf het handhavingsbesluit niet zou hebben ontvangen.Beroep in verband met een te laat ingediend bezwaarschrift. Bedrijf zou beschikking en andere poststukken niet hebben ontvangen.
Het informatieplichtige bedrijf (eiser) tekende beroep aan tegen het besluit op bezwaar van de Directeur-Generaal van de Statistiek (DG) (verweerder) waarin was beslist dat het buiten de wettelijke bezwaartermijn van 6 weken ingediende bezwaarschrift niet ontvankelijk was (dat wil zeggen niet verder in behandeling werd genomen) en dat het bedrijf daar geen verschoonbare (goede en steekhoudende) reden voor aanvoerde. Het bedrijf stelde namelijk dat het de betreffende beschikking waarin de DG een last onder dwangsom oplegde en andere poststukken, niet had ontvangen
Uitspraak: ongegrond.
Het beroep was ontvankelijk, omdat het tijdig werd ingediend binnen de wettelijke beroepstermijn van 6 weken.Vigerende jurisprudentie van de Raad van State en niet van andere hoogste rechtcolleges is i.c. relevant. De rechter heeft in casu beslist dat het beroep ongegrond was (dat wil zeggen dat het bedrijf in het ongelijk werd gesteld), omdat het CBS in voldoende mate middels het post- en archiveringssysteem aannemelijk maakte dat de betreffende beschikking wèl was verstuurd, terwijl het niet aannemelijk was dat het bedrijf het handhavingsbesluit niet zou hebben ontvangen.
07-03-2005 - De Nationale Ombudsman
Vragenlijst en administratieve last (originele uitspraak)
Het bedrijf klaagde erover dat het invullen van de CBS vragenlijst sinds een aantal jaren, een onevenredige last is voor het bedrijf. De ombudsman achtte de klacht ongegrond, omdat het nadeel dat het bedrijf ondervindt niet in onevenredige verhouding staat tot het algemeen belang van een goede en betrouwbare gegevensverwerving door het CBS.De ombudsman overwoog hierbij:
- dat het de taak is van het CBS om statistieken te maken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap,- dat een belangrijke aanleiding voor de totstandkoming van de CBS-wet (die op 3 januari 2004 in werking trad) was de verlichting van enquêtedruk, door het CBS toegang te verlenen tot registraties van andere (semi) overheidsinstellingen,
- dat artikel 33 van de CBS-wet een drietrapsbenadering kent, dat wil zeggen dat wanneer het CBS de benodigde gegevens niet uit andere registraties kan verkrijgen, het CBS deze rechtstreeks bij bedrijven mag opvragen, waarbij de administratieve lasten zo laag mogelijk moeten zijn,
- dat het CBS hierbij gebruikt maakt van steekproeven, waarvan geen ontheffing kan worden verleend, omdat anders de steekproef niet meer representatief is,
- dat de CBS-wet aan de Directeur-Generaal van de Statistiek (DG) de bevoegdheid heeft gegeven om deze responsverplichting te handhaven met een last onder dwangsom en / of bestuurlijke boete.