Auteur: Hans Langenberg, Chantal Melser, Marjolein J. Peters

Arbeidsmarktprofiel van zorg en welzijn in 2022

Over deze publicatie

De gezondheids- en welzijnszorg is een grote bedrijfstak binnen de economie waar iedereen mee te maken heeft. Sinds het begin van deze eeuw is de werkgelegenheid in de bedrijfstak toegenomen, afgezien van een korte krimp tussen 2012 en 2017. Eind 2022 werkten iets meer dan 1,6 miljoen mensen in zorg en welzijn; ruim 15 procent van alle werkenden in Nederland.

1. Inleiding

In 2020 werd voor het eerst een arbeidsmarktprofiel van zorg en welzijn gepubliceerd in de reeks Statistische trends (CBS, 2020a). Het eerste arbeidsmarktprofiel liep tot het eerste kwartaal van 2020. Het beeld dat van de zorgsector werd geschetst was dan ook dat van vóór de coronajaren 2020 en 2021. Daarom is dit artikel geactualiseerd. De opzet van het artikel is in grote lijnen hetzelfde gebleven, wel is de indeling iets veranderd.

Een van de redenen om een speciaal arbeidsmarktprofiel te maken van zorg en welzijn is dat het een cruciale bedrijfstak is binnen de Nederlandse samenleving. Het is ook een heel grote: ongeveer een op de zes werkenden is er actief. Het is verder een bedrijfstak waar de overheid meer dan in veel andere bedrijfstakken invloed heeft op het aantal werkenden en het aantal voor dit werk studerenden. Ook is het een bedrijfstak waar zorgen bestaan in het licht van de vergrijzing: inmiddels is een vijfde van de bevolking ouder dan 65 jaar (CBS, AZW StatLine 2023a) en een vierde van de werknemers in zorg en welzijn ouder dan 55 jaar (CBS, AZW StatLine 2023b).

De ontwikkeling van de zorgvraag gelijkstellen aan de vergrijzing is een sterk vereenvoudigde voorstelling van zaken. Ook technologische ontwikkelingen en leefstijlontwikkelingen hebben er invloed op. Mensen worden ouder en blijven langer vitaal maar hebben ook een groter risico op het krijgen van één of meer chronische aandoeningen. Ook neemt de complexiteit van zorgvragen toe. Zo nam de psychische vermoeidheid door het werk onder werknemers de laatste jaren toe. Op de arbeidsmarkt spelen de steeds grotere invloed van de 24-uurseconomie en de flexibilisering van arbeidscontracten ook mogelijk een rol [1,2].

Ook groeit de behoefte aan sociaal werkers en jeugdzorgmedewerkers om kwetsbare groepen in de samenleving te ondersteunen. Sinds de decentralisatie van de zorg naar de gemeenten in 2015 worden sociaal werkers en jeugdzorgmedewerkers ook ingezet in wijkteams. Daarnaast steeg de vraag naar kinderopvang (onderdeel van zorg en welzijn) in de tweede helft van de jaren tien, mede door een toename van het aantal werkenden en een verruiming van de kinderopvangtoeslag [3].

Een stijgende zorgvraag kan tevens samenhangen met gestegen inkomens. Een hoger inkomen leidt doorgaans tot een grotere vraag naar zorg [4]. Naast deze langjarige ontwikkelingen heeft ook de coronapandemie bijgedragen aan een toenemende zorgvraag in de jaren 2020 en daarna. Er is een grote behoefte aan medisch specialisten, en vooral aan verpleegkundigen en verzorgenden, bij mensen thuis, in het ziekenhuis en in het verpleeghuis.

In de periode van 2012 tot 2017 voerde de overheid bezuinigingen door in de zorg [5]. Daarbij werd het streven mensen langer zelfstandig te laten wonen en voor hulp en ondersteuning in eerste instantie een beroep te laten doen op naasten. In de jaren daarna nam de werkgelegenheid in de zorg met enkele tienduizenden banen af (CBS AZW Dashboard 2023a). Naar aanleiding van maatschappelijke discussies over de kwaliteit van de zorg gaf de overheid in de tweede helft van de jaren tien weer meer geld uit voor zorg en welzijn. De vraag naar personeel nam in deze periode weer toe (CBS AZW Dashboard 2023a).

Het huidige beleid blijft gericht op het aanbieden van zorg dicht bij huis, met als achterliggende gedachte dat mensen dan minder vaak naar het ziekenhuis of een instelling hoeven te gaan. Het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg Ouderen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit 2023 formuleerde het als volgt: “Zelf als het kan, thuis als het kan en digitaal als het kan.” Met het actieprogramma ‘Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn’ uit 2022 beoogt de rijksoverheid het werken in de zorg zo te organiseren dat aan de groeiende zorgvraag kan worden voldaan zonder dat er veel extra medewerkers nodig zijn [6].

Dit artikel geeft overzicht van de werkgelegenheidsontwikkeling in zorg en welzijn, en geeft de belangrijkste kenmerken met betrekking tot de arbeidsmarkt in de bedrijfstak. Vragen die achtereenvolgens aan de orde komen zijn:

  • Hoe ontwikkelt de werkgelegenheid van zorg en welzijn zich?
  • Hoeveel medewerkers van de bedrijfstak zijn zelfstandigen of werknemers met een flexibele arbeidsrelatie?
  • Hoeveel uren werken zorgmedewerkers?
  • Hoeveel werknemers stromen de bedrijfstak jaarlijks in en uit?
  • Hoe verloopt de instroom vanuit zorg- en welzijnsopleidingen?
  • Hoe ontwikkelt zich het aantal vacatures in zorg en welzijn?
  • Wat voor werknemers heeft zorg en welzijn, in de zin van geslacht, leeftijd en hoogst behaald onderwijsniveau? Hoeveel mensen hebben een zorg en welzijnsberoep?
  • Welk deel van de werknemers in zorg en welzijn is tevreden over het werk? Welk deel ervaart een te hoge werkdruk? Hoe hoog is het ziekteverzuim?
  • Hoe ontwikkelen de lonen zich?

Waar mogelijk wordt de situatie vergeleken met vijf tot tien jaar eerder, soms verder terug in de tijd als de langetermijn trend belangrijk is om een bepaalde ontwikkeling te duiden. In 2020 werd de gezondheidszorg geconfronteerd met de gevolgen van de coronapandemie. Of de ontwikkelingen in zorg en welzijn een direct gevolg waren van de pandemie kon op basis van de beschikbare cijfers niet worden onderzocht.

Waar mogelijk wordt zorg en welzijn vergeleken met andere bedrijfstakken. Ook gaat het zoveel mogelijk over alle werkenden in de zorg, dus inclusief zelfstandigen. Maar sommige statistieken zijn er alleen over werknemers. Verder wordt zoveel mogelijk uitgesplitst naar tien branches die worden onderscheiden [7] binnen het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt zorg en welzijn [6]. In het onderzoeksprogramma AZW werken arbeidsmarktfondsen en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) samen aan de informatievoorziening over de bedrijfstak “Gezondheids- en welzijnszorg” (SBI-sectie Q). Deze bedrijfstak omvat: behandeling in algemene en gespecialiseerde ziekenhuizen; geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg, eventueel in combinatie met overnachting; behandeling door medische en paramedische praktijken; ondersteunende activiteiten voor de gezondheidszorg, door bijvoorbeeld laboratoria en ambulancediensten; verpleging, verzorging of begeleiding met huisvesting door bijvoorbeeld verpleeg- en verzorgingshuizen of via begeleid wonen; welzijnszorg, zoals thuiszorg, lokaal welzijnswerk en hulp aan gehandicapten en ouderen; kinderopvang.

Het CBS onderhoudt en actualiseert voor het programma een speciale AZW-versie van StatLine (AZW StatLine), een AZW Dashboard en een AZW Dossier. Ook houdt het CBS periodiek enquêtes onder werkgevers, werknemers en zelfstandigen in zorg en welzijn. De eerste zelfstandigenenquête is in 2023 uitgevoerd en wordt dus nog niet meegenomen in dit artikel. Voor meer technische informatie over het AZW onderzoeksprogramma, zie de Technische toelichting. Dit artikel is gebaseerd op de hierboven genoemde bronnen van het AZW programma.

2. Werkgelegenheid

2.1 Werkzame beroepsbevolking

Aantal werkenden in zorg en welzijn gestegen tot 1,6 miljoen

In 2022 waren ruim 1,6 miljoen werknemers en zelfstandigen actief in zorg en welzijn (CBS, StatLine 2023c). Net vóór de coronacrisis is de bedrijfstak gezondheids- en welzijnszorg de handel gepasseerd als grootste werkverschaffer: de handel kwam in 2022 uit op ruim 1,5 miljoen werkenden. In het aantal gewerkte uren is de handel nog wel groter: 2 077 miljoen uren in de handel versus 1 875 miljoen uren in zorg en welzijn.

In het tweede kwartaal van 2020 was wel sprake van een lichte afname (seizoengecorrigeerd) van het aantal werkzame personen in zorg en welzijn maar daarna steeg het gestaag door (CBS, StatLine 2023d). Van alle werkenden is ongeveer één op de zes werkzaam in zorg en welzijn.

2.1.1 Werkzame personen zorg en welzijn
 Werknemers (x 1 000)Zelfstandigen (x 1 000)
2000864142
2001908141
2002964141
20031014138
20041026126
20051047144
20061065160
20071086175
20081115191
20091144197
20101202192
20111231189
20121237199
20131224203
20141196201
20151175203
20161169207
20171192211
20181225214
20191275218
20201314222
2021*1350227
2022*1370246
* voorlopige cijfers
 

Het aantal in zorg en welzijn werkzame personen groeide in de afgelopen twintig jaar het snelst van alle bedrijfstakken. In 2022 waren bijna anderhalf keer zo veel mensen aan de slag als in 2000. In deze periode groeide het aantal werkenden in de totale economie met 17 procent (CBS, StatLine 2023e). De werkgelegenheid is niet constant gestegen, maar nam vooral toe in de periode 2000-2010. Het aantal werkenden groeide in deze periode gestaag naar een voorlopig hoogtepunt in 2012 van ruim 1,4 miljoen. Daarna volgde een periode van krimp. Vanaf 2017 groeide het aantal werkenden jaarlijks met gemiddeld 2,7 procent. De groei was vervolgens het sterkste in 2019, vlak voor de start van de coronapandemie. In 2022 bereikte de zorgsector met 1,6 miljoen werkzame personen een nieuw record.

VVT veruit grootste branche, sociaal werk sterkste stijger

Van de tien onderscheiden branches binnen zorg en welzijn is de verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT) veruit de grootste, met 463 duizend werkenden (29 procent) in 2022 [8]. Deze branche is ruim anderhalf keer zo groot als de branche ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg, waar 16 procent werkt. Daarna volgen overige zorg en welzijn [9] en de gehandicaptenzorg.

Geen enkele zorg en welzijnsbranche had in 2022 een lager aantal werkenden dan in 2015. De branches maakten tussen 2015 en 2022 echter een verschillende ontwikkeling door. Ten opzichte van 2015 steeg de werkzame beroepsbevolking naar verhouding het meest in het sociaal werk en het minst in de gehandicaptenzorg (CBS, AZW StatLine 2023f) [10].

2.2 Zelfstandigen

Aandeel zelfstandigen recentelijk opgelopen, maar nog onder gemiddelde

In 2022 waren er 178 duizend personen (van 15 tot 75 jaar) met een hoofdbaan als zelfstandige in zorg en welzijn; dat is 11 procent van de werkzame beroepsbevolking in deze bedrijfstak (CBS, AZW StatLine 2023g). Na 2000 is het aandeel zelfstandigen afgenomen, maar vanaf 2013 neemt het weer toe. Het ligt nog wel onder het niveau van 2000 (14,1 procent) en ook onder het gemiddelde van de totale economie (16,1 procent). Artsen, fysiotherapeuten, psychologen en medisch vakspecialisten werken relatief vaak als zelfstandige.

2.2.1 Werknemers en zelfstandigen zorg en welzijn, 2022
Bedrijfstak werkzame personenWerknemer (x 1 000)Zelfstandige (x 1 000)
Universitair medische centra951
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
24512
Geestelijke gezondheidszorg8816
Huisartsen en
gezondheidscentra
3320
Overige zorg en welzijn16568
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
43826
Gehandicaptenzorg1505
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
11114
Jeugdzorg353
Sociaal werk7314

Naar verhouding zijn de meeste zelfstandigen te vinden bij de huisartsen en gezondheidscentra, met bijna 38 procent van het aantal werkenden in die branche. De branche ‘overige zorg en welzijn’ is een zeer diverse branche met onder andere praktijken van tandartsen, fysiotherapeuten en verloskundigen. In deze branche is het absolute aantal zelfstandigen met 68 duizend het hoogst.

2.3 Werkenden met een vaste of flexibele arbeidsrelatie

Aantal vaste arbeidsrelaties iets hoger dan gemiddeld

In 2022 had 64 procent van de werkenden in zorg en welzijn een vaste arbeidsrelatie (CBS, AZW StatLine 2023g). Zij hadden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en een vast aantal uren per week. Dit is meer dan gemiddeld in de totale economie (56 procent). De zorg heeft met 25 procent minder werknemers met een flexibele arbeidsrelatie dan de totale economie (28 procent).

2.3.1 Arbeidsrelatie werkzame personen zorg en welzijn, 2022
Arbeidsrelatie werknemers zorg en welzijn, 2022*Vaste werknemer (%)Flexibele werknemer (%)Zelfstandige (%)
Alle economische activiteiten55,728,216,1
Zorg en welzijn (breed)63,725,211,0
Universitair medische centra65,633,31,0
Ziekenhuizen en overige
medische specialistische zorg
72,822,64,7
Geestelijke gezondheidszorg71,213,515,4
Huisartsen en
gezondheidscentra
47,215,137,7
Overige zorg en welzijn43,327,529,2
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
67,826,85,6
Gehandicaptenzorg81,315,53,2
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
56,832,811,2
Jeugdzorg55,336,87,9
Sociaal werk52,931,016,1
 

In de Gehandicaptenzorg werken veel werknemers met een vast contract (81 procent van het aantal werknemers). De jeugdzorg heeft met 37 procent naar verhouding de meeste werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Hier werken overigens maar weinig zelfstandigen (8 procent). Ook in de branches kinderopvang en universitair medische centra is het aandeel flexibele arbeidskrachten bovengemiddeld. Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie zijn bijvoorbeeld uitzendkrachten, oproepkrachten of werknemers met een tijdelijk contract, die voor bepaalde tijd óf een variabel aantal uren per week werken. Zelfstandigen zijn naar AZW branche ingedeeld op basis van de SBI-code waarmee hun bedrijf of praktijk is geregistreerd. Zelfstandigen die werkzaam zijn in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid (meewerkend gezinslid) of waarvan hun eigen bedrijf of praktijk niet is geregistreerd, zijn ingedeeld op basis van de SBI-code van de bedrijfstak waarin zij naar eigen zeggen hun werkzaamheden als zelfstandige uitvoeren.

2.4 In- en uitstroom werknemers

Instroom vlakt af, uitstroom neemt sterker toe

De werkgelegenheidsontwikkeling zoals hierboven beschreven is de resultante van in- en uitstroom [11]. Cijfers over in- en uitstroom zijn alleen bekend voor werknemers, het eerste verslagjaar is 2010. Aangezien de groep werknemers binnen zorg en welzijn 89 procent omvat van alle werkenden zijn de in- en uitstroom cijfers een belangrijke indicator van de totale arbeidsdynamiek in zorg en welzijn.

De ontwikkeling van de instroom van werknemers kent vanaf 2010 ruwweg twee perioden: een dalende instroom tot halverwege 2014 en over het algemeen een stijgende instroom in de periode daarna. Eind 2022 was de instroom met 175 duizend nog altijd iets lager dan begin 2010 (CBS, AZW StatLine 2023h). De uitstroom van werknemers nam vanaf begin 2010 toe, bleef in de jaren 2014-2015 vrijwel constant om daarna te dalen. Vanaf begin 2017 tot halverwege 2021 was de uitstroom weer vrijwel constant. Sinds het derde kwartaal in 2021 neemt de uitstroom weer sterk toe.

2.4.1 Arbeidsmobiliteit werknemers zorg en welzijn
Arbeidsmobiliteit werknemers zorg en welzijn  Saldo (verandering t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)Uitstroom (verandering t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)Instroom (verandering t.o.v. een jaar eerder, x 1 000)
20101e kwartaal72,5108,3180,8
20102e kwartaal74,3105,4179,7
20103e kwartaal67,4113,6181,0
20104e kwartaal54,2114,7168,9
20111e kwartaal36,3115,7152,0
20112e kwartaal31,9116,2148,1
20113e kwartaal30,7123,2153,9
20114e kwartaal28,6121,1149,7
20121e kwartaal17,1125,6142,8
20122e kwartaal9,1127,9137,1
20123e kwartaal6,3132,9139,3
20124e kwartaal3,5129,9133,4
20131e kwartaal-4,7134,8130,1
20132e kwartaal-22,5140,5117,9
20133e kwartaal-24,5145,7121,2
20134e kwartaal-28,3143,5115,2
20141e kwartaal-34,4145,5111,2
20142e kwartaal-30,8135,0104,2
20143e kwartaal-31,4140,9109,5
20144e kwartaal-27,9139,0111,1
20151e kwartaal-25,3147,0121,7
20152e kwartaal-20,7140,2119,5
20153e kwartaal-18,7144,8126,1
20154e kwartaal-16,1139,8123,7
20161e kwartaal-20,0142,5122,6
20162e kwartaal-4,0129,1125,1
20163e kwartaal-2,4130,3127,9
20164e kwartaal5,9124,7130,6
20171e kwartaal27,9117,4145,3
20172e kwartaal23,2116,3139,5
20173e kwartaal26,2118,0144,2
20174e kwartaal28,6118,0146,6
20181e kwartaal30,9117,7148,6
20182e kwartaal33,5115,8149,4
20183e kwartaal37,7119,0156,7
20184e kwartaal39,3119,4158,7
20191e kwartaal48,1118,4166,5
20192e kwartaal51,8115,6167,4
20193e kwartaal50,1120,4170,5
20194e kwartaal50,9118,8169,7
20201e kwartaal42,2124,8167,0
20202e kwartaal29,2126,3155,6
20203e kwartaal36,6125,0161,6
20204e kwartaal42,4121,3163,8
20211e kwartaal41,0122,7163,7
20212e kwartaal50,4118,6169,1
20213e kwartaal30,2131,0161,1
20214e kwartaal24,2137,9162,1
20221e kwartaal25,3143,5168,9
20222e kwartaal19,8149,4169,2
20223e kwartaal17,5153,2170,7
20224e kwartaal19,8155,0174,8

Behalve in de jaren 2013-2015 was de instroom telkens groter dan de uitstroom en nam het aantal werknemers in zorg en welzijn dus toe. Wel is de toename in 2022 afgevlakt, vanwege de stijgende uitstroom. Het aantal uitstromers bereikte eind 2022 (4e kwartaal) met 155 duizend het hoogste niveau ooit. Deze ontwikkeling is nieuw ten opzichte van de afgelopen jaren (CBS 2023h).

Verloop het grootste bij sociaal werk

Het aantal instromers in zorg en welzijn stijgt over vrijwel de gehele linie. In negen van de tien branches kwamen er in 2022 meer werknemers bij dan een jaar eerder (CBS, AZW StatLine 2023i). Bij sociaal werk en de kinderopvang was de instroom van nieuwkomers en werknemers die terugkeren in de bedrijfstak 27 procent hoger vergeleken met een jaar eerder (CBS 2023b). Deze branches hadden in 2020 bij de start van de coronapandemie gedwongen sluitingen van vestigingen en daarmee ook een tijdelijke lage instroom van het aantal werknemers. In 2021 en 2022 breidden deze branches weer uit. Ook bij huisartsen en gezondheidscentra was de instroom in 2022 veel hoger dan een jaar eerder (bijna 16 procent). De enige branche met een lagere instroom in 2022 was overige zorg en welzijn.

De uitstroom was in 2022 in alle branches hoger dan een jaar eerder. Vooral in de branches geestelijke gezondheidszorg (35 procent hoger), jeugdzorg (22 procent hoger) en de kinderopvang (16 procent hoger) nam de uitstroom toe.

2.4.2 In- en uitstroom werknemers zorg en welzijn, 2022
In- en uitstroom werknemers zorg en welzijn, 4e kwartaal 2022Uitstroom (% van werknemers)Instroom (% van werknemers)
Zorg en welzijn (breed)10,812,2
Universitair medische centra9,210,0
Ziekenhuizen en overige
medische specialistische zorg
8,08,2
Geestelijke gezondheidszorg10,89,1
Huisartsen en
gezondheidscentra
8,611,0
Overige zorg en welzijn14,415,0
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
11,212,9
Gehandicaptenzorg9,710,3
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
11,617,0
Jeugdzorg12,913,0
Sociaal werk14,520,0

Gerelateerd aan het totaal aantal werknemers was de instroom in 2022 in vrijwel alle branches groter dan de uitstroom (CBS, AZW StatLine 2023i, 2023j). Alleen in de geestelijke gezondheidszorg was het andersom. De mobiliteit van werknemers was naar verhouding het grootst bij sociaal werk. Enerzijds ging ruim 20 procent van het totaal aantal werknemers in deze branche opnieuw aan de slag binnen sociaal werk, anderzijds verliet bijna 15 procent deze branche. Ook voor de coronapandemie was de mobiliteit binnen deze branche vaak hoger dan bij andere branches. De in- en uitstroom was relatief het kleinst bij de ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg.

Relatief meeste herintreders bij huisartsen en gezondheidscentra

De instroom van werknemers wordt gevormd door zij-instromers (25-plussers die voor het eerst actief zijn in de zorg [12]), herintreders (personen die na afwezigheid van minstens een jaar weer terug komen in de zorg [13]) en ‘overige’. Deze laatste categorie betreft mensen die op andere wijze, bijvoorbeeld vanuit een opleiding of van buiten de bedrijfstak, binnen zorg en welzijn zijn gaan werken. De helft van de instroom op het aantal werknemers in zorg en welzijn behoorde in 2022 tot ‘overig’. Herintreders en zij-instromers droegen ieder ongeveer voor een kwart bij aan de instroom (CBS, AZW StatLine 2023i). Bij huisartsen en gezondheidscentra komen relatief veel personen binnen als herintreder, na eerder in zorg en welzijn te hebben gewerkt: 34 procent van de instromers is een herintreder. In het sociaal werk starten veel werknemers als zij-instromer; 34 procent van de instromers is zij-instromer. In de VVT was het percentage herintreders het kleinst.

2.4.3 Instroom werknemers in zorg en welzijn, 2022
 Herintreder (% van instroom werknemers)Zij-instromer (% van instroom werknemers)Overig (% van instroom werknemers)
Zorg en welzijn (breed)24,525,250,2
Universitair medische centra22,623,453,9
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
25,323,551,3
Geestelijke gezondheidszorg30,624,544,9
Huisartsen en
gezondheidscentra
33,619,846,6
Overige zorg en welzijn27,332,540,2
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
20,225,254,6
Gehandicaptenzorg25,222,951,8
Jeugdzorg32,421,846,0
Sociaal werk29,034,136,9
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
25,019,655,4
 

Zoals eerder beschreven bedroeg de instroom in zorg en welzijn over 2022 bijna 175 duizend werknemers, bijna 13 duizend meer dan over 2021. Deze toename is toe te schrijven aan de groei van het aantal zij-instromers (9 procent hoger), het aantal herintreders (6 procent hoger) en het aantal overige instromers (8 procent hoger).

Helft uitstroom werknemers naar baan in andere bedrijfstak 

Als werknemers uitstroomden uit zorg en welzijn, was dat in 2022 vrijwel even vaak naar een andere bedrijfstak (67 duizend werknemers) als naar een positie als zelfstandige, een uitkering of andersoortige uitstroom uit werk (67 duizend werknemers). Andersoortige uitstroom zijn uitgestroomde werknemers van wie niet bekend is tot welke specifieke uitstroomcategorie ze behoren (anders dan een andere bedrijfstak of pensioen). Worden mensen zelfstandige, dan kunnen zij uiteraard nog steeds actief zijn binnen zorg en welzijn.

Hoogste pensioenuitstroom bij ziekenhuizen, laagste bij kinderopvang

In 2022 was de uitstroom van werknemers naar bedrijfstakken buiten de zorg het grootst vanuit de jeugdzorg; 57 procent van de uitstromers uit de jeugdzorg ging naar een andere bedrijfstak. De uitstroom naar pensioen was het grootst bij de ziekenhuizen (20 procent van de uitstromers), Uitstroom naar een uitkering was het grootst bij de gehandicaptenzorg (12 procent van de uitstromers), uitstroom naar inactief of zelfstandige was het grootst bij de huisartsen en gezondheidscentra (43 procent van de uitstromers).

In de kinderopvang stroomde slechts 5 procent van de werknemers uit naar pensioen. Uitstroom naar een uitkering kwam het minst vaak voor bij de UMC’s (bijna 9 procent). Werknemers in de jeugdzorg stromen het minst vaak naar inactief of zelfstandige (30 procent).

2.4.4 Uitstroom werknemers uit zorg en welzijn, 2022
Uitstroom werknemersAndere bedrijfstak (% van uitstroom werknemers)Uitkering (% van uitstroom werknemers)Pensioen (% van uitstroom werknemers)Inactief of zelfstandige (% van uitstroom werknemers)
Zorg en welzijn (breed)43,310,713,132,8
Universitair medische centra38,18,715,537,8
Ziekenhuizen en overige
medische specialistische zorg
39,010,319,930,9
Geestelijke gezondheidszorg46,810,613,029,6
Huisartsen en
gezondheidscentra
32,710,214,343,2
Overige zorg en welzijn49,99,67,832,8
Verpleging, verzorging en
thuiszorg
38,811,816,033,3
Gehandicaptenzorg41,912,113,032,9
Jeugdzorg56,69,56,027,9
Sociaal werk51,311,78,428,6
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
51,58,34,835,4

2.5 In- en uitstroom opleidingen

Instroom studenten in opleidingen zorg en welzijn neemt iets af

De instroom van studenten die starten met een zorg- of welzijnsopleiding (mbo, hbo en universiteit samen) vertoont over het algemeen een stijgende lijn (CBS, 2023c). De afgelopen twee studiejaren nam het totaal aantal nieuwe zorg- en welzijnstudenten echter iets af. In studiejaar 2022/’23 ging het om bijna 140 duizend studenten, tegen 150 duizend in 2020/’21. Wel was 30 procent van alle nieuwe studenten in 2022/’23 een zorg- en welzijnsstudent; het hoogste aandeel van alle nieuwe studenten sinds 2010.

In 2020/’21 meldden meer geslaagden zich aan voor een vervolgopleiding na versoepelingen van het centraal schriftelijk examen (als gevolg van de lockdowns tijdens de coronapandemie). De instroom van nieuwe studenten in 2022/’23 is mogelijk lager, omdat uitstel gunstig is in verband met de hernieuwde introductie van het studieleenstelsel in het aankomend studiejaar 2023/’24.

Trendmatige groei gediplomeerden

In het studiejaar 2021/’22 rondden 51 duizend mbo’ers een zorg- of welzijnsopleiding af. Na enkele jaren van terugloop steeg het aantal geslaagden vanaf 2016 weer. Na vijf jaar onafgebroken groei bleef het aantal afgestudeerde hbo’ers steken op iets minder dan 24 duizend. Het aantal gediplomeerde academici (‘wo’) schommelt al jaren rond de 16 duizend maar steeg recentelijk naar 18 duizend. In totaal slaagden in het studiejaar 2021/’22 ruim 93 duizend studenten voor een zorg- of welzijnsopleiding op mbo-, hbo- of wetenschappelijk niveau. Het totaal aantal gediplomeerden steeg min of meer vanaf 2016, maar het laatste jaar daalde dit iets ten opzichte van het voorgaande jaar.

2.5.1 Gediplomeerden zorg- en welzijnsopleidingen
Gediplomeerden zorg- en welzijnsopleidingenMbo (x 1 000)Hbo (x 1 000)Wo (x 1 000)
2010/'1149,921,015,3
2011/'1250,521,717,2
2012/'1353,620,616,2
2013/'1451,521,116,3
2014/'1549,221,616,7
2015/'1645,021,816,2
2016/'1745,423,516,1
2017/'1846,525,115,9
2018/'1947,223,816,3
2019/'2049,223,515,9
2020/'2151,724,818,8
2021/'22*51,123,918,1
*Voorlopige cijfers

Na diplomering werken in zorg en welzijn neemt toe

Van belang is ook in hoeverre studenten die hun zorg- of welzijnsopleiding hebben voltooid daadwerkelijk in de bedrijfstak zorg en welzijn aan de slag gaan, ook wel het sectorrendement genoemd. Van degenen die in het studiejaar 2021/’22 een beroeps-begeleidende leerweg (bbl) in een zorg- of welzijnsrichting hebben afgerond binnen het mbo, ging 83 procent in deze bedrijfstak werken. Deze leerweg is meer praktijkgericht dan een mbo beroepsopleidende leerweg (bol). Na een mbo-bol opleiding ging 56 procent in zorg en welzijn aan het werk. 55 procent van de afgestudeerde hbo’ers is werkzaam in zorg en welzijn, terwijl dit voor academici op 42 procent ligt (CBS, AZW StatLine 2023k, 2023l, 2023m). Het sectorrendement van mbo, hbo en wo valt niet zonder meer met elkaar te vergelijken, aangezien studenten via een mbo- of hbo-opleiding vaker gericht voor een specifiek beroep worden opgeleid.

2.6 Vacatures

Zorg en welzijn na handel meeste vacatures

Een indruk van personeelstekorten in een bedrijfstak of in het algemeen kan worden verkregen aan de hand van het aantal openstaande vacatures. Het gaat hierbij per definitie om vacatures voor werknemersbanen. Een graad voor de spanning op de arbeidsmarkt vormt de vacaturegraad, het aantal openstaande vacatures per duizend werknemersbanen. Deze wordt tevens gebruikt om de personele krapte tussen bedrijfstakken van verschillende omvang te vergelijken.

In het vierde kwartaal van 2022 stonden 437 duizend vacatures open in de Nederlandse economie (CBS, StatLine 2023n). Daarvan betrof bijna 1 op de 7 een vacature in zorg en welzijn. Aan het einde van dit jaar was het aantal vacatures in deze bedrijfstak met 64 duizend het grootst, op de handel na. Sinds 2016 hebben deze bedrijfstakken (handel en zorg en welzijn) de meeste openstaande vacatures. Dit weerspiegelt vooral de grote omvang van deze bedrijfstakken.

Vacaturegraad lager dan gemiddeld

In het vierde kwartaal van 2022 lag de vacaturegraad van zorg en welzijn met 43 vacatures per duizend banen iets lager dan het gemiddelde voor de gehele economie (47 vacatures per duizend banen. Ten opzichte van vier jaar geleden is de vacaturegraad in alle bedrijfstakken sterk gestegen. In zorg en welzijn was deze eind 2022 bijna 1,5 keer zo hoog als eind 2018. Alleen in de delfstoffenwinning steeg de vacaturegraad sneller. Vooral de laatste twee jaar nam de vacaturegraad van zorg en welzijn versneld toe.

2.6.1 Vacaturegraad per branche, 4e kwartaal*
Vacaturegraad, 4e kwartaal2018 (openstaande vacatures per 1 000 banen)2022 (openstaande vacatures per 1 000 banen)
Alle economische activiteiten3047
Zorg en welzijn (breed)2542
Universitair medische centra2137
Ziekenhuizen en overige
medische specialistische zorg
1927
Geestelijke gezondheidszorg4557
Huisartsen en
gezondheidscentra
1334
Overige zorg en welzijn3154
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
2339
Gehandicaptenzorg2846
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
2855
Jeugdzorg1829
Sociaal werk2347
*Voorlopige cijfers
 

De vacaturegraad in zorg en welzijn is dus lager dan gemiddeld over de totale economie, maar neemt wel bovengemiddeld toe. Daarbij moet worden gedacht dat de vacaturegraad in de Nederlandse economie als geheel vanaf 2021 op een bijzonder hoog niveau ligt. Veel bedrijfstakken worstelen met personeelstekorten. Eind 2022 waren de branches met de hoogste vacaturegraad binnen zorg en welzijn de geestelijke gezondheidszorg (57 vacatures per duizend banen) en de kinderopvang (55 vacatures per duizend banen) (CBS, AZW StatLine 2023o). De branche met de laagste vacaturegraad waren de ziekenhuizen en de overige medische specialistische zorg (27 vacatures per duizend banen).

Bijna negen op de tien vacatures in huisartsenpraktijken moeilijk vervulbaar

In het vierde kwartaal van 2022 gaven werkgevers in zorg en welzijn [14] aan dat gemiddeld ruim driekwart van de openstaande vacatures in hun organisatie moeilijk vervulbaar was. In alle branches ervaren werkgevers wervingsproblemen. Bij de huisartsen en gezondheidscentra was 86 procent van de vacatures moeilijk vervulbaar, in ziekenhuizen was dit 62 procent van de vacatures.

2.6.2 Moeilijk vervulbare vacatures per werkgever*, 4e kwartaal 2022
Moeilijk vervulbare vacatures per werkgever, 4e kwartaal 2022% (%)
Zorg en welzijn (breed)76,6
Ziekenhuizen, UMC's en
overige medisch specialistische zorg
62,3
Geestelijke gezondheidszorg74,9
Huisartsen en
gezondheidscentra
85,6
Overige zorg en welzijn83,7
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
73,0
Gehandicaptenzorg57,4
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
79,2
Sociaal werk52,0
* Exclusief branche jeugdzorg vanwege te kleine aantallen

Het aandeel moeilijk vervulbare vacatures geeft een beeld van een kwantitatieve en kwalitatieve mismatch op de arbeidsmarkt. In beroepen met moeilijk vervulbare vacatures zijn relatief weinig werkzoekenden beschikbaar per openstaande vacature of lukt het werkgevers niet of nauwelijks om geschikte mensen te vinden met specifieke kennis en vaardigheden. Of zorg en welzijn een bedrijfstak is met relatief veel moeilijk vervulbare vacatures is niet bekend, omdat deze buiten de zorg niet (meer) worden gemeten. Wel blijkt uit onderzoek van het UWV dat zorg- en medische beroepen behoren tot de vier beroepsklassen waarin de spanning op de arbeidsmarkt het hoogst is. Daarbij gaat het ook om bijvoorbeeld ICT, dienstverlenende en commerciële beroepen [15]. Binnen zorg en welzijn is de spanning het hoogst bij gespecialiseerde verpleegkundigen en verpleegkundigen (mbo) [16].

3. Zorgmedewerkers

3.1 Geslacht

Grootste aandeel vrouwen in kinderopvang

In het vierde kwartaal van 2022 was 81 procent van de werkenden in zorg en welzijn vrouw (CBS, StatLine 2023p). Van alle werkenden in de economie was dat 47 procent. Vrouwen zijn al jaren relatief sterk vertegenwoordigd in zorg en welzijn. Wel is het aandeel de laatste tien jaar niet verder gestegen. Meer specifiek bij werknemers in de kinderopvang, de VVT, en de huisartsen en gezondheidscentra zijn zelfs meer dan 9 op de 10 werknemers vrouw (CBS, AZW StatLine 2023q). In UMC’s zijn vrouwen naar verhouding het minst vertegenwoordigd, maar ook hier zijn ze ruim in de meerderheid.

3.1.1 Geslacht werknemers zorg en welzijn, 4e kwartaal 2022*
Geslacht werknemers zorg en welzijn, 4e kwartaal 2022Vrouw (%)Man (%)
Alle economische actviteiten48,052,0
Zorg en welzijn (breed)84,115,9
Universitair medische centra72,127,9
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
81,818,2
Geestelijke gezondheidszorg76,323,7
Huisartsen en
gezondheidscentra
93,07,0
Overige zorg en welzijn77,222,8
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
91,09,0
Gehandicaptenzorg80,819,2
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
94,35,7
Jeugdzorg80,619,4
Sociaal werk73,126,9
*Voorlopige cijfers

3.2 Leeftijd

Meeste 55-plussers in verpleging, verzorging en thuiszorg

Begin 2010 was nog maar 15 procent van de werknemers in zorg en welzijn 55 jaar of ouder; in het vierde kwartaal van 2022 was dit gestegen tot 25 procent (CBS, AZW StatLine 2023q). Uitschieter is de VVT, waar toen 31 procent van de werknemers 55-plusser was. De vergrijzing gaat in de bedrijfstak zorg en welzijn harder dan gemiddeld. Gemiddeld over alle werknemers steeg het aandeel 55-plus werknemers in deze periode van 14 naar 21 procent.

3.2.1 Leeftijd werknemers zorg en welzijn, 4e kwartaal 2022*
Leeftijd werknemers zorg en welzijn, 4e kwartaal 2022*Jonger dan 35 jaar (%)35 tot 55 jaar (%)55 jaar of ouder (%)
Alle economische actviteiten39,639,321,2
Zorg en welzijn (breed)35,240,124,7
Universitair medische centra39,739,021,3
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
32,341,626,1
Geestelijke gezondheidszorg35,342,222,5
Huisartsen en
gezondheidscentra
29,145,625,3
Overige zorg en welzijn36,141,722,2
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
30,738,331,0
Gehandicaptenzorg37,540,122,4
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
50,637,711,6
Jeugdzorg41,843,015,2
Sociaal werk33,643,123,2
*Voorlopige cijfers

Het aandeel 55-plussers groeide en de vertegenwoordiging van de groep 35- tot 55-jarigen nam af. Behoorde in het vierde kwartaal van 2010 nog ruim 50 procent van de werknemers in zorg en welzijn tot deze leeftijdscategorie, eind 2022 was dat gezakt tot ruim 40 procent. De groep werknemers tot 35 jaar bleef vrijwel gelijk vertegenwoordigd.

3.3 Opleiding

Vooral middelbaar en hoogopgeleiden bij jeugdzorg en UMC’s

Van de werkenden in zorg en welzijn was in 2022 46 procent hoogopgeleid, oftewel in het bezit van een hbo- of wo-diploma (CBS, StatLine 2023r). Dit is bovengemiddeld vergeleken met de gehele economie (42 procent). Ook het aantal middelbaar opgeleiden was iets hoger in zorg en welzijn, namelijk 42 procent van de werkenden tegen 38 procent in de totale economie. Middelbaar opgeleiden hebben havo, vwo of mbo (2 of hoger) als hoogst behaalde onderwijsniveau.

3.3.1 Hoogst behaalde onderwijsniveau werknemers zorg en welzijn, 4e kwartaal 2022
Hoogst behaalde onderwijsniveau werknemers zorg en welzijn, 4e kwartaal 2022Hoog (%)Middelbaar (%)Laag (%)Onbekend (%)
Zorg en welzijn (breed)43,043,311,71,9
Universitair medische centra74,220,64,21,0
Ziekenhuizen en overige
medische specialistische zorg
58,033,96,71,4
Geestelijke gezondheidszorg70,224,53,22,1
Huisartsen en
gezondheidscentra
54,237,86,61,4
Overige zorg39,938,518,13,4
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
21,357,419,12,2
Gehandicaptenzorg38,150,010,71,2
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
23,565,19,51,9
Jeugdzorg77,219,02,51,2
Sociaal werk64,826,66,91,7

In alle branches binnen zorg en welzijn had minder dan 20 procent van de werknemers een laag opleidingsniveau (CBS, AZW StatLine 2023s). In de jeugdzorg en de GGZ werkten het minst aantal laagopgeleiden, allebei 3 procent. In de branches overige zorg en welzijn en de VVT was het aandeel laagopgeleiden relatief het hoogst (respectievelijk 18 en 19 procent).

3.4 Beroep

Verzorgenden meest voorkomende beroepsgroep

In 2022 waren verzorgenden (14 procent), sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders (12 procent) de meest voorkomende beroepsgroepen in zorg en welzijn [17, 18]. In de gehandicaptenzorg is ruim de helft sociaal werker, groeps- of woonbegeleider, terwijl in de VVT naar verhouding de meeste verzorgenden (intramuraal en thuiszorg) actief zijn. Medisch specialisten oefenen hun beroep relatief vaak uit in de branches UMC’s en ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg. Het aandeel gespecialiseerd verpleegkundigen is het grootst in ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg. In de kinderopvang is de beroepenstructuur weinig divers: er zijn vooral leidsters en begeleiders. Daarentegen komen in de ziekenhuisbranche, de VVT en de overige zorg en welzijn relatief veel verschillende beroepen voor. Ongeveer een vijfde van alle in zorg en welzijn werkzame personen heeft geen specifiek zorg en welzijnsberoep. Denk aan administratief medewerkers, managers en ICT’ers.

3.4.1 Meest voorkomende beroepen naar AZW-hoofdbranche1)
BranchesBeroepenin % binnen de branche
UMC'sMedisch specialisten19,0
UMC'sGespecialiseerd verpleegkundigen16,0
UMC'sLaboranten6,5
UMC'sMedisch praktijkassistenten5,1
Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorgGespecialiseerd verpleegkundigen18,3
Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorgMedisch specialisten13,2
Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorgVerpleegkundigen (mbo)8,2
Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorgMedisch praktijkassistenten8,2
Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorgLaboranten6,5
Geestelijke gezondheidszorgPsychologen en sociologen2)27,4
Geestelijke gezondheidszorgSociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders16,7
Geestelijke gezondheidszorgGespecialiseerd verpleegkundigen14,5
Geestelijke gezondheidszorgMaatschappelijk werkers6,0
Huisartsen en gezondheidscentraHuisartsen en basisartsen (niet in opleiding tot specialist)38,7
Huisartsen en gezondheidscentraMedisch praktijkassistenten26,0
Huisartsen en gezondheidscentraGespecialiseerd verpleegkundigen15,0
GehandicaptenzorgSociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders52,1
GehandicaptenzorgMaatschappelijk werkers7,3
GehandicaptenzorgVerzorgenden intramuraal5,6
Verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT)Verzorgenden intramuraal24,2
Verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT)Verzorgenden thuiszorg16,3
Verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT)Schoonmakers12,9
Verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT)Sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders8,9
Verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT)Verpleegkundigen (mbo)7,5
Verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT)Gespecialiseerd verpleegkundigen7,1
Kinderopvang (inclusief peuterspeelzaalwerk)Leidsters kinderopvang en onderwijsassistenten3)78,9
Kinderopvang (inclusief peuterspeelzaalwerk)Sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders6,8
JeugdzorgSociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders27,3
JeugdzorgMaatschappelijk werkers26,2
JeugdzorgPsychologen en sociologen2)15,1
Sociaal werkSociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders27,7
Sociaal werkMaatschappelijk werkers20,0
Sociaal werkLeidsters kinderopvang en onderwijsassistenten3)5,2
Overige zorg en welzijnFysiotherapeuten20,0
Overige zorg en welzijnTandartsassistenten en mondhygiënisten7,8
Overige zorg en welzijnMedisch vakspecialisten6,3
Overige zorg en welzijnTandartsen6,1
Overige zorg en welzijnReceptionisten en telefonisten5,7
Overige zorg en welzijnGespecialiseerd verpleegkundigen5,6
1) Meest voorkomende beroepen met ondergrens van 5 procent.
2) In Zorg en Welzijn gaat het hoofdzakelijk om psychologen.
3) Het betreft hier hoofdzakelijk leidsters kinderopvang.

Driekwart werknemers heeft een cliëntgebonden beroep

In 2022 had ruim driekwart van de werknemers in zorg en welzijn een cliëntgebonden beroep [19]. Dit betekent dat een persoon overwegend werkzaamheden uitvoert voor individuele patiënten en/of cliënten, zoals dat geldt voor huisartsen, verpleegkundigen en begeleiders. Niet-cliëntgebonden functies zijn onder andere laboranten, psychologisch onderzoekers en pathologen.

In 2022 was het aandeel werknemers in een cliëntgebonden functie het grootst in de kinderopvang (inclusief peuterspeelzaalwerk, 88 procent), huisartsenzorg en gezondheidscentra (87 procent) en de VVT (86 procent). In de UMC’s was dit aandeel het kleinst. Daar werkt bijna de helft van de werknemers in een functie met patiënten of cliënten.

3.4.2 Werknemers in cliëntgebonden functies, zorg en welzijn, 4e kwartaal 2022
Werknemers in cli�ntgebonden functies, zorg en welzijn, 4e kwartaal 2022Werkzaam in cli�ntgebonden beroep (%)
Zorg en welzijn (breed)77,3
Universitair medische centra48,7
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
64,2
Geestelijke gezondheidszorg81,5
Huisartsenzorg en
gezondheidscentra
87,6
Overige zorg en welzijn70,4
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
85,8
Gehandicaptenzorg82,5
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
88,4
Jeugdzorg81,6
Sociaal werk78,4

4. Arbeidsomstandigheden

4.1 Arbeidsduur

Driekwart deeltijdwerker

In 2022 werkte bijna driekwart van de medewerkers in zorg en welzijn (inclusief zelfstandigen) in deeltijd (minder dan 35 uur per week) [18]. In de gehele economie was dat ongeveer de helft. Uitschieter was de VVT, waar bijna 9 op de 10 werkenden in deeltijd werkten. In de zorg en welzijn als geheel hebben relatief veel werkenden een werkweek van 20 tot 35 uur: 56 procent. In de kinderopvang heeft 61 procent van de werkenden een dergelijke arbeidsduur. In de gehele economie was dit 32 procent.

4.1.1 Arbeidsduur per week werkzame beroepsbevolking, 2022
 Minder dan 12 uur (%)12 tot 20 uur (%)20 tot 35 uur (%)35 tot 41 uur (%)41 uur of meer (%)
Alle economische actviteiten9,17,131,639,512,7
Zorg en welzijn (breed)6,99,95620,76,5
Universitair medische centra3,2540,440,510,9
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
3,75,3552610,1
Geestelijke gezondheidszorg3,93,356,531,94,4
Huisartsen en
gezondheidscentra
4,310,848,419,816,7
Overige zorg en welzijn6,185026,49,5
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
11,516,458,810,72,7
Gehandicaptenzorg4,58,66814,74,2
Jeugdzorg4,16,153,2306,6
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
6,913,161,414,24,5
Sociaal werk9,76,253,923,86,4

Het aandeel werkenden met een relatief kleine deeltijdbaan (tot 20 uur per week) was met 17 procent vergelijkbaar met de gehele economie. In de VTT werkte 28 procent minder dan 20 uur. Over de gehele linie wordt met 27 procent maar half zo vaak voltijds (35 uur of meer) gewerkt dan in de gehele economie (52 procent). Alleen UMC’s komen bij het gemiddelde in de buurt. Werkweken van meer dan 40 uur komen in zorg en welzijn relatief weinig voor, behalve in de huisartsenbranche: daar wordt vaker dan gemiddeld in de gehele economie 40 uur of meer per week gewerkt (17 versus 13 procent).

4.2 Werkdruk en werktevredenheid

Ervaren werkdruk in zorg en welzijn bovengemiddeld

In zorg en welzijn is de ervaren werkdruk op diverse vlakken bovengemiddeld vergeleken met andere bedrijfstakken. In de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden [20] van CBS en TNO antwoordde 48 procent van de werknemers in zorg en welzijn in 2022 ‘vaak’ of ‘altijd’ op de vraag of ze heel veel moeten werken (CBS, 2022c) [21]. Alleen in het onderwijs was de ervaren werkdruk in dit opzicht groter (51 procent), net als in de vijf voorgaande jaren. Hoge taakeisen (of werkdruk) worden doorgaans pas problematisch geacht als de zogenaamde regelmogelijkheden (autonomie) van het werk gering zijn. Zo’n situatie wordt ook wel omschreven als stressvol, en daarop scoorde de zorg het hoogste na de horeca: in de zorg werd door werknemers een geringe autonomie ervaren (CBS, StatLine 2023t).

Na de horeca (50 procent) was zorg en welzijn de bedrijfstak met de meeste werknemers die melden dat zij erg snel moeten werken (34 procent). In zorg en welzijn had in 2022 22 procent van de werknemers last van werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten (22 procent). In 2015 had slechts 14 procent van de werknemers deze klachten.

In het vierde kwartaal van 2022 ervoeren vooral werknemers in de kinderopvang (55 procent), jeugdzorg (50 procent) en huisartsen en gezondheidscentra (45 procent) een ‘(veel) te hoge werkdruk’ volgens de AZW-Werknemersenquête [22]. In overige zorg en welzijn en sociaal werk was dit aandeel 34 procent of minder.

4.2.1 Werknemers zorg en welzijn die hun werkdruk als (veel) te hoog ervaren, 4e kwartaal 2022
Werkdruk (veel) te hoog, 4e kwartaal 2022Percentage (%)
Zorg en welzijn (breed)41,8
Universitair medische centra37,8
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
42,2
Geestelijke gezondheidszorg42,1
Huisartsen en
gezondheidscentra
44,9
Overige zorg en welzijn32,4
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
41,9
Gehandicaptenzorg43,8
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
54,6
Jeugdzorg50,0
Sociaal werk34,3

Drie kwart werknemers tevreden met hun werk

Volgens de NEA was de tevredenheid over de arbeidsomstandigheden in de bedrijfstak gezondheids- en welzijnszorg relatief laag: 72 procent ten opzichte van 76 procent bij alle economische activiteiten. Tevredenheid over het werk in het algemeen is echter (iets) bovengemiddeld: 78,3 procent ten opzichte van 77,9 procent (CBS, StatLine 2023u).

Hoewel werknemers in de zorg minder vaak dan gemiddeld tevreden zijn over hun arbeidsomstandigheden in het algemeen, geldt dat dus niet voor alle aspecten daarvan. Zo zijn zij wel vaker tevreden over de mogelijkheid om in deeltijd te werken, de belangenvertegenwoordiging door vakbonden, de mogelijkheid om te leren, en het werk dat interessant is. Relatief minder tevreden zijn zij over de mogelijkheid om zelf de eigen werktijden te bepalen, over hun salaris en over de mogelijkheid om thuis te werken (CBS, 2022c).

Volgens de AZW Werknemersenquête was 76 procent van de werknemers in zorg en welzijn in 2022 tevreden tot zeer tevreden met het werk (cijfers 4e kwartaal) (CBS, 2023i). Eind 2022 gaf ruim drie kwart (76 procent) aan tevreden te zijn met het werk. Een ongeveer even groot aandeel (77 procent) zei enthousiast te zijn, en 90 procent vond het werk inhoudelijk leuk (CBS, 2022g). Dit geldt ook voor kwalificaties als ‘zinvol’ en ‘afwisselend’.

4.2.2 Werknemers zorg en welzijn die (zeer) tevreden zijn met hun werk, 4e kwartaal 2022
2022 4e kwartaalWerknemers die (zeer) tevreden zijn met hun werk (%)
Zorg en welzijn (breed)76,2
Universitair medische centra79,0
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
76,8
Geestelijke gezondheidszorg77,8
Huisartsen en
gezondheidscentra
81,9
Overige zorg en welzijn77,7
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
75,6
Gehandicaptenzorg73,2
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
70,9
Jeugdzorg77,6
Sociaal werk79,6

De verschillen tussen de branches zijn beperkt. Onder werknemers in de huisartsenzorg (82 procent) en sociaal werk (80 procent) was het aandeel (zeer) tevreden werknemers eind 2022 het grootst. In de kinderopvang (71 procent) en gehandicaptenzorg (73 procent) was dit aandeel het kleinst. Over de organisatie waarvoor men werkt was het aandeel tevreden werknemers medio 2022 wat minder groot (64 procent).

4.3 Ziekteverzuim

Ziekteverzuim hoog, vooral in verpleging, verzorging en thuiszorg

In 2022 was het ziekteverzuim onder werknemers in zorg en welzijn 7,9 procent (CBS, AZW StatLine 2023v). Dit betekent dat van elke duizend te werken dagen er 79 werden verzuimd wegens ziekte. Dit aantal is beduidend hoger dan gemiddeld in de gehele economie: 56 dagen, ofwel 5,6 procent. In 2015 was het verzuim in zorg en welzijn 5,0 procent. Het ziekteverzuim in zorg en welzijn is al jarenlang bovengemiddeld hoog en is de laatste jaren boven de andere bedrijfstakken uitgestegen [23]. Vooral werknemers in VVT verzuimen vaker. Het ziekteverzuim in deze branche was 9,2 procent.

4.3.1 Ziekteverzuim werknemers zorg en welzijn
Ziekteverzuimpercentages2015 (%)2022 (%)
Alle economische activiteiten3,95,6
Zorg en welzijn (breed)5,07,9
Universitair medische centra4,16,4
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
4,47,0
Geestelijke gezondheidszorg5,17,5
Huisartsen en
gezondheidscentra
2,57,9
Overige zorg en welzijn3,36,1
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
6,19,2
Gehandicaptenzorg5,58,6
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
4,78,3
Jeugdzorg5,67,2
Sociaal werk5,07,5

In het vierde kwartaal van 2022 was het ziekteverzuim in zorg en welzijn 8,0 procent (CBS, StatLine 2023w). Daarmee kende deze bedrijfstak het hoogste ziekteverzuim van alle bedrijfstakken, net als in hetzelfde kwartaal een jaar eerder (7,5 procent). Het ziekteverzuim is in zorg en welzijn altijd al bovengemiddeld geweest, en de laatste jaren is het verschil nog groter geworden. Het verzuim was het hoogste binnen de branche VVT: in het vierde kwartaal van 2022 was het verzuimpercentage 9,3 procent. Wel daalde het verzuim licht in het eerste kwartaal van 2023 ten opzichte van het eerste kwartaal van 2022. In welke mate de coronapandemie effect heeft gehad op de ontwikkelingen in het ziekteverzuim is niet bekend.

4.4 Lonen

Uurloon zorg en welzijn gemiddeld

In de periode van 2010 tot en met 2022 nam het uurloon in zorg en welzijn toe met 28 procent. In de gehele economie was dit gemiddeld 26 procent. Het gemiddeld uurloon in zorg en welzijn bedroeg ruim 25,81 euro in 2022; iets boven het gemiddelde van 25,32 euro in de economie als geheel CBS, Statline (2023x). In het vierde kwartaal van 2022 vond 27 procent van de werknemers in zorg en welzijn dat ze voldoende betaald krijgen voor het werk CBS, AZW Statline (2023y). In het vierde kwartaal van 2020 was nog 35 procent van de werknemers tevreden. Bij de loonontwikkeling en de loonvergelijking hierboven is geen rekening gehouden met structurele veranderingen, respectievelijk verschillen in de werknemersbanen.

5. Conclusies

In 2022 was de bedrijfstak gezondheid- en welzijnszorg op basis van het aantal werknemers de grootste bedrijfstak van Nederland. Er werkten 1,6 miljoen personen, dat is ongeveer een zesde van alle werkenden in Nederland. Na een afname in de jaren 2013-2017 groeide de werkgelegenheid de laatste jaren weer, net als in de periode ervoor.

In lijn met de groeiende werkgelegenheid steeg ook het aantal vacatures voor banen in zorg en welzijn. De vacaturegraad, het aantal vacatures op de duizend banen, was echter wel lager dan gemiddeld. Deze liep wel snel op: er waren maar weinig bedrijfstakken waar de vacaturegraad vanaf 2015 sneller steeg. Daarbij vonden de sterkste stijgingen in de meest recente jaren (2021 en 2022) plaats. In specifieke branches binnen zorg en welzijn was het aantal vacatures bovendien relatief hoog, bijvoorbeeld in de geestelijke gezondheidszorg en de kinderopvang. Ook werd driekwart van de openstaande vacatures in zorg en welzijn als moeilijk vervulbaar gezien.

In zorg en welzijn was er een flinke toename van de uitstroom van werknemers. Door een gestegen instroom leidde dit vooralsnog niet tot krimp. De vraag is echter of de instroom de stijging van de uitstroom kan blijven compenseren. Het aantal nieuwe zorg- en welzijnstudenten nam de laatste twee jaar iets af. Ook daalde het laatste jaar het aantal gediplomeerden. Wel kiezen afgestudeerden er steeds vaker voor om daadwerkelijk in de bedrijfstak te gaan werken.

De uitstroom van personeel kan in de nabije toekomst verder stijgen door de vergrijzing. Hoewel pensionering vooralsnog geen groot aandeel uitmaakte van de totale uitstroom, neemt de vergrijzing van zorg en welzijn wel toe. Het aandeel 55-plussers is tussen 2010 en 2022 gestegen van 15 naar 25 procent van de werknemers. De uitstroom zal in de nabije toekomst dus verder stijgen doordat meer werknemers met pensioen zullen gaan.

In zorg en welzijn was de ervaren werkdruk hoog en werd een geringe autonomie ervaren. Er werd dus veel gevraagd van een groot deel van de zorgmedewerkers. Deze beleving zou ervoor kunnen zorgen dat mensen sneller de bedrijfstak uitstromen of liever voor een andere bedrijfstak kiezen waar de ervaren werkdruk lager is en er meer autonomie is.

Ook was het ziekteverzuim hoog in zorg en welzijn; vooral werknemers in de VVT verzuimden vaker. Wel was er een lichte daling zichtbaar in het begin van 2023. Het is niet duidelijk of er een verband is tussen een hoge werkdruk en een hoog ziekteverzuim: “Ook werknemers die een hoge werkdruk ervaren blijken minder vaak te verzuimen als rekening gehouden wordt met andere kenmerken". Smulders en Nijhuis [24] voeren als mogelijke verklaring het volgende aan dat: "werknemers die werkdruk ervaren, ook de werknemers zijn die hun werk of positie als belangrijk zien voor het functioneren van de organisatie. Dit kan ertoe leiden dat ze juist de druk voelen om op het werk aanwezig te zijn.”

Opmerkelijk is dat ondanks de hoge werkdruk en het hoge ziekteverzuim de werktevredenheid hoger was dan gemiddeld. Ruim driekwart van de werknemers in zorg en welzijn was tevreden met het werk. Vooral inhoudelijk vond men het werk nog altijd erg bevredigend. De relatief hoge psychosociale arbeidsbelasting reduceert de arbeidstevredenheid wel. Bij gelijke psychosociale arbeidsbelasting zou het verschil in arbeidstevredenheid met andere bedrijfstakken nog groter zijn geweest CBS (2022f).

Toelichting en Verwijzingen

1) RIVM, 2020, Volksgezondheid Toekomstverkenning 2020: 
Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018: Een gezond vooruitzicht. Synthese | RIVM.

2) CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

3) UWV, 2020, Factsheet arbeidsmarkt: sociaal werk, jeugdzorg en kinderopvang

4) SEO, 2013, Economische groei en de vraag naar zorg: Macro-economische tegenkrachten in het ramingsmodel van het Capaciteitsorgaan. Amsterdam.

5) Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 29282, nr. 303. Ministerie van VWS, OCW en SZW – Actieprogramma Werken in de zorg.

6) Programma toekomstbestendige arbeidsmarkt zorg en welzijn, 2022.

7) Zorg en welzijn (breed) omvat:

  • Universitair medische centra: zeer gespecialiseerde zorg;
  • Ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg: inclusief praktijken van medisch specialisten en dagbehandelingscentra (geen psychiaters en tandheelkundig specialisten);
  • Geestelijke gezondheidszorg (GGZ): inclusief verslavingszorg, psychiaters, psychotherapeuten en psychologen;
  • Huisartsen en gezondheidscentra (huisartsenzorg);
  • Verpleging, verzorging en thuiszorg: samentelling van categorieën: verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg;
  • Gehandicaptenzorg: inclusief huizen en dagverblijven voor verstandelijk gehandicapten en psychiatrische cliënten, en huizen voor niet-verstandelijk gehandicapten;
  • Sociaal werk: maatschappelijke opvang, welzijn breed, maatschappelijk werk en overig sociaal werk;
  • Jeugdzorg: inclusief verblijven met overnachting, dagverblijven en ambulante jeugdzorg;
  • Kinderopvang: inclusief peuterspeelzaalwerk, dagopvang, tussenschoolse opvang en buitenschoolse opvang voor kinderen voordat zij beginnen met het voortgezet onderwijs;
  • Overige zorg en welzijn.

Met ‘zorg en welzijn’ wordt in dit artikel de bedrijfstak bedoeld zoals gedefinieerd in het AZW-programma. ‘Bedrijfstak’ of ‘branche’ zijn gangbare termen voor groepen van bedrijven met dezelfde hoofdactiviteit. Doorgaans publiceert het CBS over de bedrijfstak Gezondheids- en welzijnszorg. Dit is sectie Q volgens de indeling naar economische activiteit, de Standaard bedrijfsindeling 2008 (SBI 2008). Het enige verschil tussen beide totalen is dat bij de subbranche ‘sociaal werk overig’ (een restcategorie, waaronder overig maatschappelijk advies) alleen de werkenden worden meegeteld die onder de cao sociaal werk vallen. Door deze verschillende afbakening kan het voorkomen dat cijfers op CBS StatLine iets afwijken van cijfers over hetzelfde onderwerp op de specifieke databank voor zorg en welzijn AZW StatLine.

8) Dit betreft de werkzame beroepsbevolking en omvat personen die in Nederland wonen en werken (exclusief de institutionele bevolking). Zij zijn in de leeftijd van 15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

9) Deze categorie is een samentelling van categorieën:

  • praktijken van tandartsen;
  • praktijken van tandheelkundig specialisten;
  • praktijken van verloskundigen;
  • praktijken van fysiotherapeuten;
  • overige paramedische praktijken (geen fysiotherapie of psychologie) en alternatieve genezers;
  • arbobegeleiding en re-integratie;
  • preventieve gezondheidszorg (geen arbobegeleiding);
  • medische laboratoria, trombosediensten en overig behandelingsondersteunend onderzoek;
  • ambulancediensten en centrale posten Ambulancediensten en centrale posten;
  • samenwerkingsorganen op het gebied van gezondheidszorg en overige gezondheidszorgondersteunende diensten.

10) Op AZW StatLine wordt niet alleen gepubliceerd over de werkzame beroepsbevolking (werknemers en zelfstandigen) per AZW-branche op basis van de Enquête beroepsbevolking (EBB), maar ook over het aantal werknemers per AZW-branche op basis van de Statistiek Werkgelegenheid en Lonen (SWL). Voor enkele AZW-branches laten de uitkomsten uit beide bronnen een verschillende ontwikkeling zien. Hier speelt mee dat de waarnemingsmethode verschilt en dat afbakeningen van doelpopulatie en verslagperiode niet identiek zijn. Volgens de SWL steeg het aantal werknemers in 2022 ten opzichte van 2015 naar verhouding het meest in de branches kinderopvang, jeugdzorg en de huisartsenzorg en gezondheidscentra, en volgens de EBB steeg het aantal werknemers het meeste in de branches overige zorg en welzijn, sociaal werk en de universitair medische centra. En waar het aantal werknemers in de gehandicaptenzorg volgens de EBB tussen 2015 en 2022 licht afnam, laat de SWL een toename zien.

11) In dit artikel wordt een instromer gedefinieerd als iemand die als werknemer is gaan werken in de bedrijfstak zorg en welzijn, terwijl dat een jaar eerder nog niet het geval was. Iemand die uitstroomt is als werknemer gestopt met werken in deze bedrijfstak. Als een werknemer uitstroomt, en zelfstandige wordt in zorg en welzijn, telt deze als uitstroom. In- en uitstroom binnen en tussen branches van zorg en welzijn wordt buiten beschouwing gelaten.

12) Een zij-instromer is een werknemer die op het peilmoment ingestroomd is binnen de zorg en welzijn, bij het begin van deze werknemersbaan ouder is dan 25 en nooit eerder in loondienst in zorg en welzijn gewerkt heeft.

13) Een herintreder is een werknemer die op het peilmoment ingestroomd is binnen de zorg en welzijn. Een jaar voorafgaand aan de start van de baan was de werknemer niet werkzaam in de bedrijfstak zorg en welzijn, maar meer dan een jaar voorafgaand aan de start van de baan is de werknemer op enig moment wel werkzaam geweest in de bedrijfstak zorg en welzijn.

14) Zie AZW-Werkgeversenquête 2e meting 2022. Bij AZW-panelonderzoek wordt separaat informatie verzameld van werkgevers van UMC’s, en ziekenhuizen en overige medisch-specialistische zorg. Bij publicatie van de uitkomsten zijn deze branches samengenomen.

15) Dashboard Spanningsindicator (werk.nl), bezocht op 26 juni 2023 

16) UWV, 2020, Factsheet zorg.

17) Om beroepen te kunnen indelen naar niveau en richting gebruikt het CBS de International Standard Classification of Occupations 2008 (ISCO) en de hiervan afgeleide Beroepenindeling ROA-CBS 2014 (BRC 2014). De ISCO is de internationale beroepenclassificatie van de International Labour Organization (ILO). Zie verder: https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/classificaties/onderwijs-en-beroepen/beroepenclassificatie--isco-en-sbc--. Voor de WNE maken we gebruik van de AZW beroepen; dit is meer detail dan in de ISCO. 

In de tabel zijn zowel BRC-beroepsgroepen als BRC-beroepen gepresenteerd. Als binnen een beroepsgroep vooral één beroep voorkomt, is de BRC-beroepsgroep opgenomen. Komen binnen een beroepsgroep meerdere beroepen relatief vaak voor, dan zijn de BRC-beroepen opgenomen in plaats van de BRC-beroepsgroep. 
De informatie in de tabel is gebaseerd op de Enquête Beroepsbevolking (EBB). In de EBB  gaat het om werknemers én zelfstandigen. Hierdoor is het aantal werkenden in zorg- en welzijn iets hoger dan in de AZW Werknemersenquête (WNE), waarin het alleen om werknemers gaat. Daarentegen gaat het in de EBB alleen om werkenden met de grootste werkkring in de zorg en welzijn, terwijl het in de WNE om alle werknemers met een werkkring in de zorg gaat.

18) Zie AZW-Breed; gemiddelde arbeidsduur per week en beroepen, 2022.

19) Zie AZW-Werknemersenquête: in de vragenlijst voor de werknemers wordt via een open vraag aan respondenten gevraagd welke functie ze hebben. Ze moeten daarbij zo specifiek mogelijk zijn. Dus niet alleen aangeven dat ze verpleegkundige zijn, maar bijvoorbeeld Psychiatrisch verpleegkundige, Verpleegkundige niveau 4 of Verpleegkundige op de spoedeisende hulp (SEH). De antwoorden worden vervolgens deels automatisch en deels handmatig geclassificeerd volgens de International Standard Classification of Occupation (ISCO). Specifiek voor het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) is binnen deze classificatie meer detail aangebracht, de zogeheten 5e laag. Voor elk van de onderscheiden beroepen binnen die 5e laag is bepaald of het gaat om een cliëntgebonden of niet-cliëntgebonden functie. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van steekproefgegevens. Een steekproef is nooit helemaal representatief voor de populatie. Om hiervoor te corrigeren en om aantallen te kunnen geven die overeenkomen met de populatieomvang, is gebruik gemaakt van ophooggewichten."

20) In de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van CBS en TNO wordt werkdruk bij werknemers gemeten aan de hand van de volgende vragen: Moet u erg snel werken? Moet u heel veel werk doen? Moet u extra hard werken? Deze vragen werden in 2022 beantwoord door 61 duizend werknemers in de leeftijd van 15 tot 75 jaar. In de uitkomsten op CBS StatLine wordt het percentage respondenten samengenomen dat met ‘altijd’ of ‘vaak’ antwoordt. Zie o.a.

Bedrijfstak gezondheid en zorg en Zorg en welzijnsberoepen.
De doelpopulatie bestaat uit alle werknemers van 15 tot en met 74 jaar die in Nederland werken. Alle personen met de volgende eigenschappen komen in het steekproefkader:

  • is volgens de afleiding van het CBS op basis van data uit de Polisadministratie op 25 maart 2022 een werknemer,
  • is minimaal 15 jaar en maximaal 74 jaar op 1 oktober 2022,
  • is geregistreerd als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) ten tijde van de steekproeftrekking,
  • behoort tot een particulier huishouden in juli 2022

21) In de AZW Werknemersenquête wordt werknemers gevraagd of ze hun werkdruk gemiddeld genomen (veel) te hoog, goed of (veel) te laag vinden. De doelpopulatie bestaat uit werknemers van 16 jaar en ouder in de zorg- en welzijnssector. Deze sector is afgebakend op basis van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). In de reguliere metingen van de WNE bestond de nettosteekproef uit ongeveer 35 duizend werknemers in zorg en welzijn.

22) De Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden bevat de volgende vraag over werktevredenheid: in hoeverre bent u (werknemer), alles bij elkaar genomen, tevreden met uw werk? Ook wordt uitgevraagd: in hoeverre bent u, alles bij elkaar genomen, tevreden met uw arbeidsomstandigheden? De cijfers betreffen in beide gevallen het percentage werknemers met de antwoordcategorieën ‘tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Zie verder: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83156NED/table?dl=948B9.
In de AZW Werknemersenquête is tevredenheid met het werk vastgesteld met de volgende vraag: ‘Hoe tevreden of ontevreden bent u, alles bijeengenomen, met uw werk?’. Het betreft hier het percentage werknemers dat heeft geantwoord met ‘zeer tevreden’ of ‘tevreden’.

23) De definitie van ziekteverzuim volgens de kwartaalenquête ziekteverzuim is hetzelfde als op AZW StatLine. In laatstgenoemde bron is het ziekteverzuimpercentage inclusief het verzuim langer dan een jaar en exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof. Zie verder tabel kwartaalenquête.

24) Smulders, P.G.W. en F.J.N. Nijhuis (1999). The Job Demands-Job Control Model and absence behaviour: results of a 3-year longitudinal study. In: Work & Stress, jg.13, nr. 2, p. 115–131.

Technische toelichting: CBS statistieken op het terrein van de arbeidsmarkt

De analyse van de arbeidsmarkt in zorg en welzijn is gebaseerd op diverse bronnen, waarbij de waarnemingsmethode varieert en ook de populatie-afbakening niet overal dezelfde is. Hierbij een globaal overzicht.

Arbeidsrekeningen

De Arbeidsrekeningen maken deel uit van de Nationale rekeningen. Bij de Arbeidsrekeningen gaat het om de werkgelegenheid bij bedrijven, instellingen en particuliere huishoudens in Nederland. Alle betaalde arbeid telt hierbij mee, ongeacht leeftijd, woonland of het aantal uren dat iemand per week werkt. Het aantal werkzame personen volgens de Arbeidsrekeningen wordt onderscheiden naar werknemers en zelfstandigen. Het aantal werkzame personen in een bepaalde bedrijfstak geeft niet het totaal aantal personen weer dat in die bedrijfstak werkt, maar het gemiddeld aantal personen met een hoofdbaan in de desbetreffende bedrijfstak. Het aantal werkzame personen (werkzaam in Nederland) is niet gelijk aan de werkzame beroepsbevolking (woonachtig in Nederland). In het Dossier AZW zijn zowel cijfers opgenomen over werknemers (op basis van de Statistiek Werkgelegenheid en Lonen) als over de werkzame beroepsbevolking (werknemers plus zelfstandigen) op basis van de Enquête Beroepsbevolking.

Enquête beroepsbevolking (EBB)

De Enquête beroepsbevolking (EBB) is een grootschalig steekproefonderzoek bij personen die in Nederland wonen. Het steekproefonderzoek wordt doorlopend uitgevoerd. Doel van het onderzoek is het verstrekken van informatie over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt. Hierbij worden kenmerken van personen in verband gebracht met hun positie op de arbeidsmarkt. Bij publicatie op basis van de EBB classificeert het CBS de bevolking van 15 tot 75 jaar en ouder in de werkzame beroepsbevolking, de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking, overeenkomstig de internationale definities van de International Labour Organisation (ILO).

Indexcijfers van cao-lonen

Uit de statistiek Indexcijfers van cao-lonen komen elke maand cijfers beschikbaar over de contractuele loon- en arbeidsduurontwikkeling zoals deze geldt voor werknemers met een voltijdbaan die vallen onder een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Daarnaast worden de contractuele loonkosten berekend. De indexcijfers contractuele loonkosten zijn gebaseerd op de cao-loonbedragen, vermeerderd met de wettelijke en contractuele werkgeverspremies voor pensioen, vut, werkloosheid, ziektekosten, arbeidsongeschiktheid en sociale fondsen.

Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA)

De Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) is een grootschalige, jaarlijkse enquête onder werknemers (van 15 tot 75 jaar) die in Nederland werken. Het doel van de NEA is het in kaart brengen van informatie op het gebied van arbeidsomstandigheden, arbeidsongevallen, arbeidsinhoud, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden van werknemers. De NEA wordt uitgevoerd door het CBS en TNO, in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL)

Sinds 2006 zijn werkgevers verplicht om bij elke salarisbetaling een digitale aangifte te doen bij de Belastingdienst over al hun individuele werknemers. Op basis van deze loonaangiften houdt het UWV een centrale administratie bij, de polisadministratie. Hieruit stelt het CBS de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL) samen. De SWL-uitkomsten betreffen alle banen van werknemers bij bedrijven en instellingen in Nederland. Banen van Nederlanders die in het buitenland werken vallen hier niet onder. Daarentegen tellen banen van personen die niet in Nederland wonen (maar hier wel werken) wél mee. Verder geldt dat alle banen van werknemers meetellen, ongeacht de arbeidsduur van de baan of de leeftijd van de werknemer. Banen van zelfstandigen vallen buiten het onderzoek.

Kwartaalenquête vacatures en ziekteverzuim

Het aantal vacatures en het ziekteverzuim meet het CBS elk kwartaal met een enquête onder ruim 22 duizend bedrijven en overheidsinstanties. Een vacature is een arbeidsplaats waarvoor buiten een onderneming of instelling personeel wordt gezocht dat onmiddellijk of zo spoedig mogelijk geplaatst kan worden.

Tot de vacatures worden ook gerekend:

  • Vacatures waarvoor zich reeds sollicitanten hebben gemeld. Ook wanneer al gesprekken worden gevoerd met deze sollicitanten.
  • Vacatures waarvoor de sollicitatieprocedure zoveel tijd zal kosten dat de feitelijke indiensttreding niet op korte termijn valt te verwachten.
  • Vacatures waarvoor uitzendkrachten of ander tijdelijk personeel worden gezocht.
  • Open plaatsen voor leerlingen en personen in opleiding, mits het daarbij gaat om een arbeidsovereenkomst (dus geen onbetaalde stageplaatsen).

Open plaatsen bij reorganisaties of afslankingen die alleen mogen worden bezet door medewerkers waarvan een arbeidsplaats verdwijnt, mogen niet als vacature worden opgevat. Bij uitzendbureaus, WSW-instellingen en banenpools (werkgelegenheidsprojecten) worden alleen de vacatures voor het vaste personeel meegeteld.
Het ziekteverzuimpercentage is het totaal aantal ziektedagen van de werknemers, in procenten van het totaal aantal beschikbare (werk-/kalender)dagen van de werknemers in de verslagperiode. Het ziekteverzuimpercentage is inclusief het verzuim langer dan een jaar en exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof.

Werkgeversenquête (WGE)

Dit steekproefonderzoek onder bedrijven biedt inzicht in de organisatiekenmerken van werkgevers in zorg- en welzijnssector. Daarnaast biedt het informatie over de arbeidsomstandigheden en scholing en vaardigheden van werknemers volgens werkgevers in de zorg- en welzijnssector. De WGE wordt door het CBS uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS voor het onderzoeksprogramma AZW. Werkgevers die aangeven dat 1 persoon in de organisatie werkzaam is, worden beschouwd als zelfstandige zonder personeel (zzp). Deze bedrijven worden voor een aantal onderwerpen buiten beschouwing gelaten. Het CBS heeft de WGE voor het eerst uitgevoerd in het tweede kwartaal van 2019. De WGE wordt uitgevoerd sinds 2009, eerdere edities zijn niet door het CBS uitgevoerd. Meer informatie:
https://www.cbs.nl/nl-nl/onze diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korte-onderzoeksbeschrijvingen/werkgeversenquete

Werknemersenquête (WNE)

Deze personensteekproef biedt inzicht in de arbeidskenmerken (waaronder dienstverband en beroep), arbeidsomstandigheden en scholing en vaardigheden van werknemers in de zorg- en welzijnssector. De WNE wordt door het CBS uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS voor het onderzoeksprogramma AZW. De populatie bestaat uit werknemers van 16 jaar en ouder in de zorg- en welzijnssector. Het CBS heeft de WNE voor het eerst uitgevoerd in het tweede kwartaal van 2019. De WNE wordt uitgevoerd sinds 2009, eerdere edities zijn niet door het CBS uitgevoerd. Meer informatie:
https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korte-onderzoeksbeschrijvingen/werknemersenquete

Referenties

AZW (2018), AZW actueel 2018: Actuele ontwikkelingen Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn

CBS (2017), Verschillen in ziekteverzuim tussen bedrijfstakken, Sociaaleconomische trends.

CBS (2019a), Groei werknemersbanen in zorg en welzijn bovengemiddeld, nieuwsbericht.

CBS (2019b), Er komen meer werknemers in de zorg dan er weggaan, nieuwsbericht.

CBS (2019c), Meerderheid werknemers zorg meldt toename werkdruk, nieuwsbericht.

CBS (2019d), Aantal verpleegkundigen toegenomen, nieuwsbericht.

CBS (2020a), Arbeidsmarktprofiel van zorg en welzijn

CBS (2020b), Ziekteverzuim eerste kwartaal hoogste in 17 jaar, nieuwsbericht.

CBS (2020c), De Nederlandse economie in 2019

CBS (2020d), Arbeidsmarktgegevens van het jeugddomein, 2019

CBS (2020e), Ziekteverzuim zorg en welzijn hoogst sinds 2003, nieuwsbericht

CBS (2020f), Online vacatures als bron voor statistiek

CBS (2021a), 12 procent meer studenten begonnen met hbo-verpleegkunde, nieuwsbericht

CBS (2021b), Ziekteverzuim zorg en welzijn blijft op hoogste niveau sinds 2003, nieuwsbericht

CBS (2021c), Meer werknemers in zorg en welzijn in derde kwartaal 2020, nieuwsbericht

CBS (2021d), Ziekteverzuim verpleging, verzorging en thuiszorg stijgt tot 8,5 procent, nieuwsbericht

CBS (2022a), Ziekteverzuim in vierde kwartaal 2021 verder toegenomen, nieuwsbericht

CBS (2022b), Minder studieuitval in opleidingen zorg en welzijn, nieuwsbericht

CBS (2022c), Werkdruk en arbeidstevredenheid in de zorg

CBS (2022d), In eerste kwartaal 2022 hoogste ziekteverzuim ooit gemeten, nieuwsbericht

CBS (2022e), Vacatures zorg en welzijn nemen sneller toe dan voor corona, nieuwsbericht

CBS (2022f), Werkdruk en arbeidstevredenheid in de zorg.

CBS, (2022g), Werknemers; tevredenheid en psychosociale arbeidsbelasting.

CBS (2022h), Werkgelegenheid; banen, lonen, arbeidsduur, SBI2008; kerncijfers.

CBS (2022i), Werknemers; tevredenheid en psychosociale arbeidsbelasting.

CBS (2023a), Opnieuw meer werknemers in de zorg, ondanks grotere uitstroom, nieuwsbericht

CBS (2023b), Meer werknemers in kinderopvang maar vacaturegraad hoger dan ooit, nieuwsbericht

CBS (2023c), In 2022 opnieuw meer werknemers in zorg en welzijn, nieuwsbericht

CBS (2023d), Ziekteverzuim en werkdruk in kinderopvang toegenomen na coronaperiode, nieuwsbericht

CBS (2023e), Vacaturegraad GGZ blijft onverminderd hoog, uitstroom neemt toe, nieuwsbericht

CBS (2023f), Ziekteverzuim in vierde kwartaal 2022 opnieuw hoger, nieuwsbericht

CBS (2023g), Werkdruk werknemers ziekenhuizen terug op niveau van voor corona, nieuwsbericht

CBS (2023h), Minder ziekteverzuim in eerste kwartaal 2023, nieuwsbericht

CBS (2023i), Ruime meerderheid werknemers zorg en welzijn heeft plezier in het werk, nieuwsbericht

CBS, AZW StatLine.

CBS, AZW StatLine (2023a). Bevolking; kerncijfers.

CBS, AZW StatLine (2023b). Werknemers met een baan in de zorg en welzijn; persoonskenmerken, regio.

CBS, StatLine (2023c). Arbeidsvolume; bedrijfstak, geslacht, nationale rekeningen.

CBS, StatLine (2023d). Arbeidsvolume; bedrijfstak, geslacht, nationale rekeningen.

CBS, StatLine (2023e). Arbeidsvolume; bedrijfstak, geslacht, nationale rekeningen.

CBS, AZW StatLine (2023f). Werkzame beroepsbevolking; positie in de werkkring.

CBS, AZW StatLine (2023g). Werkzame beroepsbevolking; positie in de werkkring.

CBS, AZW StatLine (2023h). Mobiliteit van werknemers; AZW (breed), kenmerken mobiliteit, regio.

CBS, AZW StatLine (2023i). Mobiliteit van werknemers; AZW (breed), kenmerken mobiliteit, regio.

CBS, AZW StatLine (2023j). Werknemers met een baan in de zorg en welzijn; persoonskenmerken, regio.

CBS, AZW StatLine (2023k). Mbo; sectorrendement, leerweg, opleiding, regio.

CBS, AZW StatLine (2023l). Hbo; sectorrendement, opleidingsvorm, opleiding, regio.

CBS, AZW StatLine (2023m). Wo; sectorrendement, opleidingsvorm, studierichting, regio.

CBS, StatLine (2023n). Vacatures; seizoengecorrigeerd, SBI2008.

CBS, AZW StatLine (2023o). Vacatures; ontstaan, openstaand, vacaturegraad.

CBS, StatLine (2023p). Werkzame beroepsbevolking; bedrijf.

CBS, AZW StatLine (2023q). Werknemers met een baan in de zorg en welzijn; persoonskenmerken, regio.

CBS, StatLine (2023r). Werkzame beroepsbevolking; bedrijf.

CBS, AZW StatLine (2023s). Werknemers; scholing en vaardigheden.

CBS, StatLine (2023t). Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) werknemers; bedrijfstak.

CBS, StatLine (2023u). Duurzame inzetbaarheid werknemers; bedrijfstak.

CBS, AZW StatLine (2023v). Ziekteverzuimpercentage; AZW branches.

CBS, StatLine (2023w). Ziekteverzuimpercentage; bedrijfstakken (SBI 2008) en bedrijfsgrootte.

CBS, StatLine (2023x), Werkgelegenheid; banen, lonen, arbeidsduur, SBI2008; kerncijfers.

CBS, AZW StatLine (2023y), Werknemers; tevredenheid en psychosociale arbeidsbelasting.

CBS, AZW Dashboard (2023).

CBS, AZW Dashboard (2023b).

CBS, AZW Dossier (2023).

CBS, Dashboard Welvaart in coronatijd.

RIVM (2018), Synthese: de zorg verandert

TNO en bureau HHM (2019), Arbeidsmarktproblematiek in de sector zorg en welzijn.

UWV (2019), Arbeidsmarktprognoses 2019-2020