Er komen meer werknemers in de zorg dan er weggaan

Wijkverpleegkundige op bezoek bij patiënt thuis vult papieren in
© ANP
De instroom van werknemers in de sector zorg en welzijn is sinds het laatste kwartaal van 2016 groter dan de uitstroom. Het saldo is vanaf begin 2017 vrijwel elk kwartaal groter. Het aantal werknemers in de sector neemt daardoor steeds sneller toe. Dat meldt CBS op grond van nieuwe cijfers.

In het tweede kwartaal van 2019 waren er 1 318 duizend werknemers in de sector zorg en welzijn. In het tweede kwartaal van 2010 waren dat er nog 1 249 duizend. In de eerste jaren van de economische crisis nam de uitstroom geleidelijk toe, terwijl de instroom steeds kleiner werd. Vanaf 2013 werd de instroom kleiner dan de uitstroom, zodat het totale aantal werknemers afnam. Eind 2016 werd het saldo van in- en uitstroom weer positief en nam het aantal werknemers weer toe.

Instroom vrijwel elk kwartaal groter

De uitstroom van werknemers uit de sector, elk kwartaal gemeten als het verschil in aantal tussen het huidige kwartaal en hetzelfde kwartaal een jaar eerder, lag van eind 2016 tot begin 2019 rond de 120 duizend en is in het tweede kwartaal iets kleiner geworden. In dezelfde periode is de instroom vrijwel elk kwartaal juist groter geworden.

De instroom van werknemers wordt gevormd door afstudeerders, zij-instromers en herintreders. In het tweede kwartaal van 2019 waren dat er 165 duizend. De uitstroom bestaat uit werknemers die stoppen met werken, bijvoorbeeld door pensionering, door een overstap naar een andere bedrijfstak of doordat ze zelfstandig ondernemer worden. In het tweede kwartaal van 2019 waren dat er 116 duizend. Per saldo kwamen er in het tweede kwartaal dus 50 duizend werknemers bij ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder.

Arbeidsmobiliteit werknemers zorg en welzijn
JaarkwartaalSaldo (x 1 000, t.o.v. een jaar eerder)Instroom (x 1 000, t.o.v. een jaar eerder)Uitstroom (x 1 000, t.o.v. een jaar eerder)
20101e kwartaal72,5180,8108,3
20102e kwartaal74,3179,7105,4
20103e kwartaal67,4181113,6
20104e kwartaal54,2168,9114,7
20111e kwartaal36,3152115,7
20112e kwartaal31,9148,1116,2
20113e kwartaal30,7153,9123,2
20114e kwartaal28,6149,7121,1
20121e kwartaal17,1142,8125,6
20122e kwartaal9,1137,1127,9
20123e kwartaal6,3139,3132,9
20124e kwartaal3,5133,4129,9
20131e kwartaal-4,7130,1134,8
20132e kwartaal-22,5117,9140,5
20133e kwartaal-24,5121,2145,7
20134e kwartaal-28,3115,2143,5
20141e kwartaal-34,4111,2145,5
20142e kwartaal-30,8104,2135
20143e kwartaal-31,4109,5140,9
20144e kwartaal-27,9111,1139
20151e kwartaal-25,3121,7147
20152e kwartaal-20,7119,5140,2
20153e kwartaal-18,7126,1144,8
20154e kwartaal-16,1123,7139,8
20161e kwartaal-20122,6142,5
20162e kwartaal-4125,1129,1
20163e kwartaal-2,4127,9130,3
20164e kwartaal5,9130,6124,7
20171e kwartaal27,9145,3117,4
20172e kwartaal23,2139,5116,3
20173e kwartaal26,2144,2118
20174e kwartaal28,6146,6118
20181e kwartaal29147,7118,8
20182e kwartaal31,5148,6117,2
20183e kwartaal35,5155,9120,4
20184e kwartaal38,6158,7120
20191e kwartaal*46,1164,2118,1
20192e kwartaal*49,5165,4115,9

Uitstroom uit de sector in meeste branches kleiner dan wisseling binnen de sector

Werknemers kunnen ook hun baan opzeggen om binnen de branche ergens anders te gaan werken of om over te stappen naar een andere branche. Deze uitstroom binnen de sector was in 2018 in de meeste branches groter dan de uitstroom uit de sector.

Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat wijzigingen als fusies en veranderde branche-indelingen kunnen leiden tot een toename van de arbeidsmobiliteit die louter administratief is. Zo kan iemand hetzelfde werk blijven doen op dezelfde plaats, maar toch als uit- of doorstromer worden geregistreerd omdat zij een nieuwe instelling als werkgever krijgt. Dit leidt tot een overschatting van de arbeidsmobiliteit, vooral als het gaat om wisselingen binnen branches.

Wisseling binnen en uitstroom uit zorg en welzijn van werknemers, 2018
BrancheUitstroom uit zorg en welzijn (% van de werknemers in de branche)Uitstroom naar overige branches
zorg en welzijn (% van de werknemers in de branche)
Uitstroom binnen een branche (% van de werknemers in de branche)
Sociaal werk16,811,72,6
Jeugdzorg14,79,73,7
Gehandicaptenzorg8,18,56,3
Overige zorg en welzijn12,65,04,5
Huisartsen en
gezondheidscentra
7,76,97,4
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
9,73,88,2
Zorg en welzijn (totaal)9,55,85,8
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
9,53,87,5
Geestelijke gezondheidszorg8,66,35,4
Ziekenhuizen en overige
medisch specialisten zorg
7,66,24,3
Universitair medische centra8,35,21,9

Grootste uitstroom bij sociaal werk en bij jeugdzorg

De uitstroom uit de sector was in 2018 naar verhouding het grootst in de branches sociaal werk en jeugdzorg, met respectievelijk 16,8 procent en 14,7 procent. Relatief het kleinst was deze bij werknemers van ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg, met 7,7 procent. Het gaat daarbij om de werknemers in de zorg, dus niet om de zelfstandige specialist in het ziekenhuis of de vrijgevestigde huisarts.

De grootste totale uitstroom (inclusief de baanwisselingen tussen en binnen de branches) deed zich in 2018 ook voor bij het sociaal werk en bij de jeugdzorg, met 31,1 en 28,1 procent. De werknemers van universitair medische centra wisselen naar verhouding het minste van baan, met 15,4 procent.