SDG 13 Klimaatactie

SDG 13 is gericht op de aanpak van klimaatverandering die wordt veroorzaakt door mensen. In het klimaatakkoord van Parijs uit 2015 hebben landen afgesproken dat de opwarming van de aarde minder dan twee graden moet zijn. Om dit te bereiken moeten fors minder broeikasgassen worden uitgestoten. Daarvoor moeten minder fossiele brandstoffen en meer hernieuwbare energie worden gebruikt.

Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 13 Klimaatactie
Meer informatie

Samenvatting van de resultaten

  • Vijf van de acht indicatoren hebben een groene trend.
  • Nederland staat in het midden of aan de onderkant van de EU-ranglijst.
  • De overheidsuitgaven aan klimaatmitigatie nemen gestaag toe.
  • De IPCC-broeikasgasemissies per inwoner dalen trendmatig. De stabiele trend in de reductie van CO2-emissies door de ETS-sectoren is veranderd in een dalende trend. Wel staat Nederland bij beide indicatoren onderin de EU-ranglijst.
  • De broeikasgasintensiteit van de economie loopt terug.
  • Driekwart van de bevolking maakt zich zorgen over klimaatverandering.

Het dashboard en de indicatoren

Hoe gaan we klimaatverandering tegen? Daar probeert SDG 13 antwoord op te geven, door doelen te stellen voor weerbaarheid en klimaatadaptatie, nationaal klimaatbeleid, en middelen om bewustwording en draagvlak te creëren voor de klimaatmaatregelen. In Nederland wordt het beleid voorbereid bij de ministeries van IenW en EZK (CBS, 2021) en centreert het zich om het Klimaatakkoord en de daaruit voortvloeiende Klimaatwet. Daarnaast is er het Deltaprogramma, dat Nederland moet beschermen tegen overstromingen en de gevolgen van extreem weer. De komst van een minister voor Klimaat en Energie in het kabinet Rutte IV, voor het eerst in de geschiedenis, weerspiegelt de urgentie van het klimaatprobleem. Het beleid rond klimaatactie hangt nauw samen met de inzet op hernieuwbare energie (SDG 7 Betaalbare en duurzame energie), circulariteit (SDG 12 Verantwoorde consumptie en productie), kringlooplandbouw (SDG 2 Geen honger), industrie, infrastructuur en mobiliteit (SDG 9.1 Infrastructuur en mobiliteit en SDG 9.2 Duurzame bedrijvigheid), stedelijke ontwikkeling (SDG 11.1 Wonen en SDG 11.2 Leefomgeving) en water (SDG 6 Schoon water en sanitair).

In dit dashboard ligt de focus op de vermindering van uitstoot van broeikasgassen, waarbij energiebesparing en hernieuwbare energie (zie SDG 7 Betaalbare en duurzame energie) ook een rol spelen. Nederlandse huishoudens en bedrijven veroorzaken ook indirect uitstoot van broeikasgassen in andere landen: denk aan goederen en diensten die in het buitenland geproduceerd worden en ingevoerd worden voor consumptie in Nederland. Hoewel de trends over de periode 2014-2021 een overwegend positief beeld geven, heeft Nederland binnen de EU bij meerdere indicatoren een plek in de achterhoede. Alleen bij de cumulatieve CO2-emissies ontwikkelt de trend zich ongunstig vanuit het perspectief van brede welvaart. Deze indicator geeft het gemiddelde aan van de CO2 die per inwoner per jaar in Nederland aan de atmosfeer is toegevoegd sinds het begin van de industriële revolutie.

SDG 13   Klimaatactie  

Middelen en mogelijkheden

0,4%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart

Gebruik

9,6
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
23e
-23,9%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
17e
-19,0%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
26e

Uitkomsten

7,7
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
13e
0,27
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
8e
15,3

Beleving

75,9%
7e

Middelen en mogelijkheden hebben betrekking op de middelen die in Nederland worden ingezet om klimaatverandering tegen te gaan en de gevolgen ervan te ondervangen. De trend van de overheidsuitgaven gerelateerd aan het verminderen van de Nederlandse impact op het klimaat (klimaatmitigatie) is stijgend, wat de brede welvaart vergroot. In 2021 ging het om 0,4 procent van het bbp.

Gebruik betreft de manieren waarop Nederland klimaatverandering tegengaat. De Nederlandse bijdrage aan het mondiaal afgesproken doel – de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2oC en het liefst tot 1,5oC – kreeg vorm in het Klimaatakkoord van juni 2019. De nationale klimaatdoelen voor 2030 en 2050 zijn vastgelegd in de Klimaatwet, die oorspronkelijk stelde dat de uitstoot van broeikasgassen in 2030 49 procent lager moet zijn dan in 1990. Aanvankelijk was dit ambitieuzer dan de 40 procent die voor Europa gold, maar in 2020 besloot de EU de 2030 reductiedoelstelling voor Europa te verhogen naar 55 procent. Nu heeft de Nederlandse regering ook het 2030-doel aangescherpt: in het Coalitieakkoord van 2021 streeft Nederland, net als de EU, naar minstens 55 procent reductie. Zekerheidshalve richt het Nederlandse beleid zich op circa 60 procent reductie. Het Coalitieakkoord stelt ook dat Nederland in 2050 klimaatneutraal moet zijn.

In 2020 was de broeikasgasuitstoot 25,5 procent lager dan in 1990, zo blijkt uit berekeningen van het CBS en RIVM/Emissieregistratie. De Urgenda-doelstelling – minimaal 25 procent afname tussen 1990 en 2020 – was daarmee net gehaald, vooral doordat elektriciteitscentrales minder kolen gebruikten en mensen zich minder verplaatsten tijdens de coronacrisis. De afname na 1990 is met name bereikt door een halvering van de uitstoot van methaan en lachgas. In 2021 steeg de uitstoot echter weer: in de eerste helft van het jaar was het kouder dan een jaar eerder en stookten mensen meer. Dit leidde tot meer uitstoot, vooral door meer aardgasverbruik in de bebouwde omgeving. De totale afname van de broeikasgasuitstoot ten opzichte van 1990 was in 2021 volgens een eerste raming 23,9 procent.

Trendmatig neemt de uitstoot van broeikasgassen per inwoner af. Volgens de eerste voorlopige berekeningen van CBS en Emissieregistratie ging het in 2021 om 9,6 ton CO2-equivalenten per inwoner. Deze trenddaling is positief vanuit oogpunt van brede welvaart, maar vergeleken met andere EU-landen is de uitstoot in Nederland nog altijd hoog (23e positie van 27 landen in 2019).

Bedrijven met de hoogste uitstoot van broeikasgassen zijn verplicht deel te nemen aan het emissiehandelssysteem (EU ETS). Met dit systeem wil de EU de uitstoot van broeikasgassen verminderen conform de afspraken in het Kyoto Protocol. Houders van emissierechten mogen een vastgestelde hoeveelheid broeikasgassen uitstoten. Het ETS kent geen nationale doelstellingen, alleen een totaaldoelstelling voor de uitstoot van betreffende sectoren: in 2020 moet deze uitstoot 21 procent lager zijn dan in 2005. In 2020 was de ETS-reductie voor de hele EU-27 43 procent, waarmee de EU-doelstelling ruimschoots is behaald. Nederland was in 2020, na Cyprus, de hekkensluiter in Europa met een reductie van 19 procent.

Uitkomsten betreffen alle Nederlandse bijdragen aan de mondiale uitstoot van broeikasgassen. De indicator cumulatieve CO2-emissies wordt berekend door, vanaf 1860, jaarlijks de som te nemen van de CO2-uitstoot gedeeld door de som van het inwonertal. De hoeveelheid opgebouwde CO2-emissies stijgt gestaag, omdat per inwoner nu meer wordt uitgestoten dan in het verleden. De cumulatieve CO2-emissies geven een indicatie van het Nederlandse aandeel in de wereldwijde historische CO2-uitstoot. En dat is relatief hoog: Nederland heeft een 13e positie van 16 EU-landen waarvoor de cijfers beschikbaar waren in 2019. Bij de broeikasgasintensiteit van de economie - een maat voor de hoeveelheid uitstoot per euro bbp - daalt de trend, hetgeen positief is voor de brede welvaart.

De broeikasgasvoetafdruk geeft aan hoeveel broeikasgassen uitgestoten worden ten behoeve van de Nederlandse consumptie. Het omvat de uitstoot van CO2, methaan en distikstofoxide veroorzaakt door economische activiteiten in Nederland, plus de uitstoot van deze stoffen in het buitenland tijdens de productie van goederen die door Nederland worden ingevoerd. Uitstoot in Nederland veroorzaakt door de productie van goederen die uitgevoerd worden, worden hiervan afgetrokken. De broeikasgasafdruk kwam in 2021 uit op 15,3 ton CO2-equivalenten per inwoner.

Beleving betreft de zorgen over het klimaat en de mate waarin mensen klimaatverandering als een probleem zien. Volgens CBS-onderzoek maakte in 2020 ruim driekwart van de bevolking van 18 jaar en ouder zich enige of veel zorgen over de gevolgen van klimaatverandering voor toekomstige generaties. De European Social Survey van 2016 heeft hier ook eenmalig een vraag over gesteld. Toen zei ook ruim driekwart van de Nederlandse bevolking zich zorgen te maken over klimaatverandering en de effecten daarvan. Nederland scoorde daarmee gemiddeld binnen de 17 EU-landen waar het onderzoek gehouden is.

Meer informatie

Klimaat- en Energieverkenning 2021