SDG 10.1 Sociale samenhang en ongelijkheid

Het eerste deel van SDG 10 gaat in op sociale samenhang, inclusie en gelijkheid. Sociale samenhang is onontbeerlijk voor het goed functioneren van een samenleving. Familie, buren, vrienden, verenigingen, hulp en ondersteuning vormen de basis. Mensen moeten gelijke kansen hebben om aan de samenleving deel te nemen.

Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 10.1 Sociale samenhang en ongelijkheid
Meer informatie

Samenvatting van de resultaten

  • Bij vier van de 17 indicatoren in het dashboard wijst de middellangetermijntrend (2015-2022) in de richting die geassocieerd wordt met stijgende brede welvaart. Eveneens bij vier duidt de trend op afnemende welvaart.
  • Waar een positie bepaald kan worden staat Nederland in de middengroep of kopgroep van de EU, met uitzondering van de indicator discriminatiegevoelens.
  • Het vertrouwen in andere mensen is in Nederland relatief groot, vergeleken met de rest van de EU, en het stijgt bovendien trendmatig.
  • Vergeleken met andere EU-landen is het contact met familie, vrienden of buren, de deelname aan georganiseerd vrijwilligerswerk en de deelname aan activiteiten van verenigingen vrij intensief. Bij deze drie indicatoren staat Nederland bovenin de ranglijst. De middellangetermijntrend voor deze indicatoren is echter dalend.

Het dashboard en de indicatoren

Minder ongelijkheid binnen en tussen landen is het doel van SDG 10. Meer sociale en economische gelijkheid versterkt de sociale samenhang binnen een land, en verbetert daarmee de kansen voor en inclusie van iedereen. Dit eerste dashboard van SDG 10 is gericht op sociale samenhang, inclusie en gelijkheid. Belangrijke aspecten hierbij zijn participatie, vertrouwen en integratie. Sociaal kapitaal is onontbeerlijk voor het goed functioneren van een samenleving. Als mensen beschikken over een sociaal netwerk, kunnen ze daar gebruik van maken. Mensen moeten niet sociaal uitgesloten zijn. Integratie verdient hierbij bijzondere aandacht. De financiële houdbaarheid van onze welvaart en de financiële situatie van huishoudens komen aan bod in het tweede SDG 10-dashboard.

Het inkomensbeleid in Nederland is er traditioneel op gericht een evenwichtige inkomensverdeling te bewerkstelligen. Daartoe wordt het inkomen van huishoudens – uit werk en vermogen – herverdeeld door het heffen van premies en belasting aan de ene kant, en het verstrekken van uitkeringen aan de andere. Bekijken we welvaart breder dan alleen inkomen, dan is het beleid niet zo structureel en samenhangend. In Nederland is het verbod op discriminatie vastgelegd in zowel de Grondwet als de Algemene Wet Gelijke Behandeling.

Het beeld bij dit dashboard is gemengd. Veel indicatoren vertonen een stabiele trend of wijzen in de richting van meer brede welvaart en het halen van de SDG-doelen, maar er bewegen ook trends van het doel af: de relatieve armoede, het contact met familie, vrienden of buren, de deelname aan het verenigingsleven en het vrijwilligerswerk. Over een wat langere periode bezien loopt de tijd die wordt besteed aan sociale contacten terug. Deze afname werd in de coronajaren 2020 en 2021 waarschijnlijk nog versterkt door maatregelen om de pandemie te bedwingen. De uitkomsten voor 2022 liggen ook weer wat hoger dan voor 2021.

Waar voor de indicatoren in het dashboard een vergelijking mogelijk is met andere Europese landen, doet Nederland het gemiddeld tot goed. De enige uitzondering is het in Europees perspectief hoge percentage van de bevolking dat in 2020, in de European Social Survey, aangaf zich lid te voelen van een gediscrimineerde groep.

SDG 10 Ongelijkheid verminderen: sociale samenhang en ongelijkheid  

Middelen en mogelijkheden

4,27
6e
0,28
5e
0,74
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
5,3%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
56
9e
14,5%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
10e

Gebruik

71,6%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
1e
41,2%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
2e
41,2%
De langjarige trend wijst op een daling van de brede welvaart
1e
36,0%

Uitkomsten

6,0%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
8,0
14e
38,0%
5e

Beleving

66,0%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
2e
12,1%
16e
43,3%
52,6%
3e

Middelen en mogelijkheden gaan in principe over sociaal kapitaal, sociale structuren, en over armoede, inkomens- en vermogensongelijkheid. Er zijn bij deze categorie alleen indicatoren opgenomen voor materiële ongelijkheid en armoede.

Op persoonsniveau was de som van alle inkomens in de groep met de bovenste twintig procent in 2021 bijna 4,3 keer zo groot als de som van de onderste twintig procent van de inkomens. De middellangetermijntrend van deze zogenoemde 80/20 ratio is stabiel. De Gini-coëfficiënt voor inkomensongelijkheid is gebaseerd op het aan de persoon toegekende gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden. De waarde ligt tussen 0 en 1: hoe dichter bij nul, hoe gelijker de inkomens verdeeld zijn. In 2021 kwam de Gini-coëfficiënt uit op 0,28. Ook hier is de trend stabiel. Nederland heeft bij beide indicatoren in 2021 een positie in de Europese kopgroep.

Een gebrek aan inkomen kan volwaardige deelname aan de samenleving in de weg staan: 14,5 procent van de Nederlandse bevolking leefde in 2022 onder de Europese armoedegrens (60 procent van het mediane inkomen). Dit is vrijwel evenveel als in 2021 maar wel 1,1 procentpunt meer dan in 2020. De trend is stijgend, dus rood. Binnen de EU heeft Nederland een middenpositie.

Beide indicatoren over de vermogenspositie van huishoudens in dit deel van het dashboard hebben een dalende, groene, trend. De Gini-coëfficiënt voor vermogensongelijkheid ligt net als de Gini-coëfficiënt voor inkomensongelijkheid tussen 0 en 1. Ook hier geldt hoe dichter bij nul, hoe gelijker het vermogen verdeeld is. Deze Gini-coëfficiënt had in 2021 met 0,74 een relatief hoge waarde, maar de trend daalt. Dit hangt samen met de sterke stijging van de huizenprijzen, die de vermogensongelijkheid tussen huishoudens de afgelopen jaren verkleind heeft. Voor de lagere en middeninkomens vormt een koopwoning het belangrijkste vermogensbestanddeel. Bij rijkeren maken andere vermogensbestanddelen, die minder hard in waarde zijn gestegen, een groter deel van hun vermogen uit.

Gebruik betreft sociale interacties en deelname aan de samenleving via organisaties en verenigingen, waaronder vrijwilligerswerk. Drie van de vier trends kleuren rood, maar Nederland heeft wel een positie bovenaan de kopgroep van de EU. Zeven van de tien Nederlanders hadden in 2022 één keer per week of vaker contact met familieleden, vrienden of buren (71,6 procent). Bij het bepalen van de internationale positie zijn hier net iets andere cijfers gebruikt: die over contact met familie, vrienden of collega's. Daarnaast waren vier op de tien minstens een keer per maand actief bij activiteiten van een vereniging (41,2 procent) en verrichte 41,2 procent het afgelopen jaar (georganiseerd) vrijwilligerswerk. Naast hulp van binnen het eigen huishouden, is het kunnen rekenen op hulp van buiten het eigen huishouden belangrijk. Een op de drie Nederlanders (36,0 procent) verleende in 2022 in de afgelopen vier weken in hun vrije tijd onbetaalde hulp aan anderen buiten het eigen huishouden, zoals aan zieken, buren, familie, vrienden en bekenden; dit aandeel heeft een stabiele trend.

Uitkomsten hebben betrekking op armoederisico, de mate van sociale samenhang en op uitsluiting en discriminatie. Anders dan mensen in loondienst, zijn zzp-ers zelf verantwoordelijk voor inkomensverzekeringen zoals arbeidsongeschiktheids- en pensioenvoorzieningen. Veel zzp-ers zien hiervan af en teren daarmee in op de eigen sociale zekerheid. In 2021 leefde 6,0 procent van de zzp-ers in een huishouden onder de lage-inkomensgrens. De middellangetermijntrend is dalend, maar van 2020 op 2021 steeg het aandeel een half procentpunt. Van de werknemers leeft 1,1 procent in een huishouden met een inkomen onder de armoedegrens. Hoewel werknemers in loondienst een aanzienlijk lager risico lopen op armoede, is deze groep wel groter in omvang dan de groep zzp-ers. In 2021 hadden respectievelijk 74 duizend werknemers een laag inkomen, tegen 60 duizend zzp’ers.

De opstelling tegenover mensen uit andere landen zegt iets over sociale cohesie en toegankelijkheid van de samenleving. In 2020 gaf 38,0 procent van de Nederlandse deelnemers aan de European Social Survey een score van 7 of meer bij de stelling: 'Mensen uit andere landen die hier zijn komen wonen maken het land een slechtere of een betere plaats om te wonen'. De scores liepen van nul (slechtere plek om te wonen) tot tien (betere plek om te wonen). Het percentage dat de score 7 of meer geeft is, vergeleken met de 18 andere EU-landen waarvoor al uitkomsten bekend zijn, relatief groot. Nederland heeft een plek in de bovenste groep.

Beleving betreft het vertrouwen van mensen in elkaar, gevoelens van gedeelde normen en waarden en sociale uitsluiting. In Nederland is het vertrouwen in andere mensen groot vergeleken met andere EU-landen, en de trend is opwaarts. Desalniettemin beschouwde 12,1 procent van de bevolking zichzelf in 2020 als onderdeel van een gediscrimineerde groep. Dit is veel vergeleken met andere EU-landen en Nederland heeft daarmee een plaats in de onderste regionen. Iets meer dan de helft van de Nederlanders (52,6 procent in 2022) voelt een grote mate van vrijheid om zelf te beslissen hoe ze hun leven inrichten. Vergeleken met de 26 andere EU-landen is dit aandeel vrij groot (derde positie in het European Quality of Life Survey, in 2017).

Meer informatie

Sociale uitsluiting in Nederland: wie staat aan de kant?
Materiële welvaart in Nederland 2022
Parade van Pen: de vermogensverdeling in 2021
Parade van Pen: de inkomensverdeling in 2021
Barometer Culturele Diversiteit
Maatschappelijk onbehagen en pessimisme voor en tijdens de pandemie