Hier en nu
Brede welvaart ‘hier en nu’ gaat over hoe Nederland er nu voor staat, over de persoonlijke kenmerken van mensen en de kwaliteit van de omgeving waarin zij leven. Het is een breed begrip. Brede welvaart ‘hier en nu’ wordt beschreven aan de hand van acht thema’s, namelijk: welzijn, materiële welvaart, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenleving, veiligheid, en milieu. Voor ieder thema geeft het dashboard de ontwikkeling van de middellangetermijntrend (gebaseerd op datapunten in de periode 2015-2022) en de positie van Nederland in de EU. We bespreken vooral de indicatoren in het dashboard met een groene (toename van de brede welvaart) of rode (afname van de brede welvaart) pijl, en plaatsen de ontwikkelingen in de bredere context van indicatoren uit de SDG-agenda.
Subjectief welzijn
Materiële welvaart
Gezondheid
Arbeid en vrije tijd
Wonen
Samenleving
Veiligheid
Milieu
Uitleg dashboard, kleuren en noten
Subjectief welzijn
Materiele welvaart
Gezondheid
Arbeid en vrije tijd
Wonen
Samenleving
Milieu
Verdeling van de brede welvaart ‘hier en nu’
Schokbestendigheid en brede welvaart ‘hier en nu’
Regionale verdeling van brede welvaart ‘hier en nu’
Subjectief welzijn
Nederlanders relatief tevreden, recent wel afnemend vertrouwen in instituties
Subjectief welzijn is een belangrijk aspect van brede welvaart omdat het sterk verweven is met de kwaliteit van leven. Informatie over de tevredenheid van mensen geeft inzicht in hoe zij hun eigen leven waarderen, los van objectieve maatstaven zoals inkomen of positie op de arbeidsmarkt.
Iets meer dan de helft van de bevolking (52,6 procent in 2022) heeft het gevoel in hoge mate zelf regie over het eigen leven te hebben. De anderen hebben meer moeite controle en overzicht te houden in een wereld waarin voortgaande globalisering, grootschalig gebruik van technologie en verdere flexibilisering van de economie de toon zetten. Toch is de tevredenheid met het leven in Nederland in zijn algemeenheid groot: in 2022 gaf 83,4 procent van de bevolking het leven een rapportcijfer van 7 of hoger. De middellangetermijntrend is stabiel, al is de groep die deze hoge score geeft na 2019 wel afgenomen. Nederland heeft bij beide indicatoren voor subjectief welzijn een hoge positie binnen de EU.
De tevredenheid met het leven verschilt wel duidelijk naar leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, geboorteland en herkomst. Ook zijn er grote verschillen als er gekeken wordt naar verschillende aspecten in het leven waar mensen wel of juist niet tevreden over zijn. In 2021 was 79,0 procent van de werknemers tevreden met het werk en 77,1 procent van de werkenden was tevreden met de arbeidsomstandigheden. De trends zijn stijgend en Nederland heeft hier een plek in de voorhoede van de EU.
Ook de tevredenheid met de opleidingskansen heeft een stijgende trend en is met 83,4 procent in 2022 zeer groot. Neutrale trends maar grote tevredenheid, heersen er in 2022 ook ten aanzien van de woning en de woonomgeving (respectievelijk 86,3 en 87,1 procent), hoeveelheid vrije tijd (74,3 procent) en in mindere mate bij de tevredenheid over het cultureel aanbod (54 procent in 2020). Trends die wijzen in de richting van afnemende brede welvaart zijn er bij de perceptie van corruptie, de ervaren verkeersoverlast en geluidhinder van verkeer en buren, het ervaren van psychische klachten en ondervonden psychische vermoeidheid onder werkenden door werk.
Een ander aspect van subjectief welzijn is de mate waarin de Nederlandse bevolking vertrouwen heeft in willekeurige andere mensen, en in diverse organisaties en hun functioneren. Hoge percentages, stijgende trends en plaatsen in de EU-kopgroep, zijn er voor het vertrouwen in andere mensen, in de politie en in rechters. Met een rapportcijfer van 7,4 is ook het vertrouwen in de wetenschap aanzienlijk. Het vertrouwen in het leger is met 63,7 procent fors lager dan in 2021 (72,0 procent), de trend is omgeslagen van stijgend naar stabiel.
Grofweg de helft van de bevolking heeft ‘heel veel’ of ‘tamelijk veel’ vertrouwen in banken, de EU en de gemeenteraad. Het aandeel van de bevolking dat ‘heel veel’ of ‘tamelijk veel’ vertrouwen heeft in de Tweede Kamer (30,4 procent), grote bedrijven (35,8 procent), de pers (39,8 procent) en ambtenaren (42,5 procent) is duidelijk minder groot. Bij het vertrouwen in ambtenaren en het vertrouwen in de Tweede Kamer is de middellangetermijntrend omgeslagen van stijgend naar stabiel.
Meer informatie over indicatoren met betrekking tot tevredenheid en vertrouwen is te vinden onder de categorie ‘Beleving’ van de dashboards bij de Sustainable Development Goals (SDG’s).
Materiële welvaart
Krachtig herstel economie en consumptie, maar vertrouwen consumenten daalt
Per hoofd van de bevolking is in 2022 aan consumptiegoederen en diensten bijna 27 duizend euro besteed (prijzen 2015). De middellangetermijntrend (2015-2022) is stabiel. Wel lag het volume van de individuele consumptie volgens de eerste raming van de economische groei in 2022 (de raming die voor deze monitor gebruikt is) weer boven het niveau van 2019, het jaar voor het uitbreken van de coronapandemie. De door huishoudens verworven producten kunnen zijn bekostigd uit hun vrij besteedbaar inkomen, maar ook zijn gefinancierd door de overheid (uitgaven aan gezondheidszorg, onderwijs, en sociale bescherming, waar individuen gebruik van maken). Dit is overigens exclusief collectieve overheidsuitgaven aan bijvoorbeeld defensie of algemeen bestuur, die niet direct aan individuen ten goede komen. Het mediaan besteedbaar inkomen stijgt trendmatig. Nederland heeft bij beide indicatoren een positie bovenin de Europese ranglijst.
In maart 2022 verdwenen de laatste coronamaatregelen. Eind februari viel Rusland Oekraïne binnen, en de inflatie liep snel op. Dat remde de huishoudens niet: de consumptieve bestedingen waren een belangrijke aanjager van de economie die in 2022 met 4,5 procent groeide. Omdat ook de bevolking relatief sterk toenam kwam de volumegroei van het bbp per hoofd van de bevolking wat lager uit, op 3,5 procent. De middellangetermijntrend stijgt en Nederland heeft een positie in de kopgroep van de EU. Ondanks een zeer hoge inflatie en historisch laag consumentenvertrouwen droeg de consumptie door huishoudens in 2022 voor ruim de helft bij aan de groei. Huishoudens hadden vooral meer te besteden doordat meer mensen betaald werk hadden en omdat ze hogere lonen ontvingen. De nettoarbeidsparticipatie, het deel van de bevolking van 15 tot 75 jaar dat betaald werk heeft, was niet eerder zo hoog als in 2022.
Met de motor achter de economie gaat het goed, zo blijkt uit indicatoren op het gebied van kapitaal en productiviteit in de dashboards van SDG 8.1 Waardig werk en economische groei: economie en productiefactoren en SDG 9.2 Industrie, innovatie en infrastructuur: duurzame bedrijvigheid. De trends in deze twee dashboards wijzen op toenemende of stabiele welvaart. Alleen bij het consumentenvertrouwen kleurt de trend rood. Het vertrouwen bereikte in oktober 2022 de laagste stand sinds het begin van de metingen in april 1986 (-59). Dit verslechterende sentiment zou een voorbode kunnen zijn dat consumenten, die de afgelopen jaren veel spaarden en na de dip in 2020 fors spendeerden, weer op de rem gaan trappen met hun bestedingen.
Vanuit het perspectief van brede welvaart en de SDG-agenda mag economische ontwikkeling niet leiden tot scheefgroei, kansenongelijkheid of sociale uitsluiting. Dit vindt zijn weerslag in de doelen van SDG 1 Geen armoede, SDG 10.1 Ongelijkheid verminderen: sociale samenhang en ongelijkheid en SDG 10.2 Ongelijkheid verminderen: financiële houdbaarheid. Een aanzienlijk deel van de bevolking voelt zich financieel kwetsbaar. In 2022 gaf 28,6 procent van de bevolking aan zich veel zorgen te maken over de financiële toekomst (tegen 22,5 procent in 2021). De middellangetermijntrend is omgeslagen van dalend naar stabiel. De in de monitor beschreven ontwikkelingen hebben betrekking op de bevolking in zijn geheel. Voor specifieke bevolkingsgroepen kan het beeld hiervan afwijken.
Ook veel trends in het dashboard van SDG 1 Geen armoede laten een toenemende of stabiele welvaart zien. Hierbij past de kanttekening dat daar vrijwel nog geen cijfers over 2022 beschikbaar zijn. Naast het mediaan besteedbaar inkomen, hebben ook het gemiddeld besteedbaar inkomen en het mediaan vermogen van huishoudens een stijgende trend. De flink gestegen waarde van koopwoningen was de afgelopen jaren een belangrijke motor achter de vermogensgroei. Niet iedere vorm van vermogen is overigens direct door de huishoudens aan te spreken in moeilijke tijden.
Bij het deel van de minderjarigen dat deel uitmaakt van huishoudens met een laag inkomen en bij het deel van de huishoudens dat kampt met problematische schulden, daalt de trend. Al deze ontwikkelingen wijzen in de richting van toenemende brede welvaart. Bij SDG 1 duidt alleen de toename van de relatieve armoede op afnemende brede welvaart. Verder zijn de kosten van levensonderhoud in 2022 zeer sterk gestegen. Dit zien we terug in een trendomslag bij het percentage van de bevolking dat zich veel zorgen maakt over de financiële toekomst. De voorheen dalende middellangetermijntrend is nu stabiel. Van 2021 op 2022 steeg het percentage dat zich veel zorgen maakte met 6,1 procentpunt, naar 28,6.
In aanvulling hierop laat het dashboard van SDG 10.1 Ongelijkheid verminderen: sociale samenhang en ongelijkheid nog zien dat Nederland bij de indicatoren over inkomensongelijkheid goed presteert in vergelijking met andere EU-landen. Verder zijn vanuit het perspectief van brede welvaart bij SDG 10.1 ook de dalende trends bij de Gini-coëfficiënt van vermogensongelijkheid, het aandeel van de huishoudens met zowel weinig inkomen als weinig vermogen (5,3 procent van de huishoudens in 2021), en het armoederisico van zzp-ers (6,0 procent van de zzp-ers in 2021) gunstig. Ook al is de trend vanuit brede welvaartsperspectief positief, dan nog kan de absolute omvang van deze kwetsbare groepen (te) groot gevonden worden.
Maatschappelijke ongelijkheid wordt vanzelfsprekend door meer zaken bepaald dan alleen de verdeling van inkomen en vermogen. Aspecten van maatschappelijke ongelijkheid en verdeling zijn, behalve bij het thema materiële welvaart, ook relevant bij het thema Samenleving onder brede welvaart ‘hier en nu’.
Gezondheid
Grote meerderheid voelt zich goed, maar bevolking met psychische klachten neemt trendmatig toe
Te veel eten en drinken zorgt in combinatie met te weinig bewegen voor overgewicht, wat dan ook een belangrijke leefstijlindicatie is. In 2014 had voor het eerst meer dan de helft (50,3 procent) van de Nederlandse bevolking van 20 jaar en ouder een Body Mass Index (BMI, verhoudingsgetal waarbij gewicht is gerelateerd aan lengte) van 25,0 of meer, en was dus te zwaar. In 2022 was dit 51,1 procent. De trend is omgeslagen van neutraal naar stijgend (rood).
De levensverwachting (bij geboorte) in als goed ervaren gezondheid bedraagt voor mannen in 2022 63,2 jaar, voor vrouwen is dit 62,3 jaar. De middellangetermijntrend is stabiel, maar van 2021 op 2022 is de gezonde levensverwachting met respectievelijk twee en drie jaar gedaald, naar het laagste niveau sinds het begin van de eeuw. Gezonde levensverwachting wordt berekend door gegevens over gezondheid te combineren met de gegevens over sterfte. Hiermee wordt een kwalitatief element toegevoegd aan de ‘gewone’ levensverwachting. Nederlandse mannen en vrouwen nemen in de EU een middenpositie in. De cijfers voor de internationale vergelijking gebruiken een iets andere definitie van de gezonde levensverwachting dan de cijfers voor de trend in Nederland: bij de internationale vergelijking gaat het om de ‘levensverwachting zonder beperkingen’.
SDG 2 Geen honger bevat enkele indicatoren met betrekking tot verantwoorde en gezonde voeding. Op grond van de dashboards bij SDG 3 Goede gezondheid en welzijn, lijken Nederlanders een gezondere leefstijl te hebben dan inwoners van veel andere EU-landen. Nederland heeft (in 2019) een vijfde plek met het relatief lage percentage rokers van tabaksproducten en het alcoholgebruik is relatief bescheiden. Het percentage rokers is niet alleen laag vergeleken met andere EU-landen, het daalt ook trendmatig.
Ruim driekwart (77,2 procent) van de bevolking beoordeelde in 2022 de eigen gezondheid als ‘goed’ of ‘zeer goed’. Dit aandeel is duidelijk lager dan in de jaren 2020 en 2021 en ook laag in vergelijking met de jaren dáárvoor. In 2020 en 2021 was een groot deel van de Nederlanders juist positief over de eigen gezondheid, mogelijk onder invloed van de coronapandemie. Een deel van de bevolking (5,0 procent) kampt als gevolg van gezondheidsproblemen met ernstige beperkingen bij het dagelijks functioneren. De middellangetermijntrend is dalend. Naast de fysieke is ook de psychische gesteldheid van de bevolking belangrijk voor brede welvaart. Het aandeel van de bevolking zonder psychische klachten loopt al langere tijd terug (rode trend). Met name in 2021, het tweede jaar van de coronapandemie, was er een opmerkelijke verslechtering (-3,2 procentpunt). Toen behaalde van de bevolking van 12 jaar en ouder 84,9 procent een score van 60 of meer op de Mental Health Index. In 2022 was dit weer hoger: 86,2 procent.
De kwaliteit van het zorgstelsel wordt onder meer afgemeten aan het aantal gewerkte uren en de vaccinatiegraad. In de zorg is in 2022 gemiddeld 107 uur gewerkt per inwoner; de trend is stijgend. Dit vergroot de middelen en mogelijkheden voor inwoners die zorg nodig hebben. De BMR-vaccinatiegraad bij kinderen van twee jaar was in 2022 relatief laag (92,7 procent). De WHO-norm van 95 procent, nodig om mazelen uit te roeien, wordt in Nederland niet gehaald. De trend is dalend. De gemiddelde verpleegduur van klinische opnamen bleef in 2021 beperkt tot 5,2 dagen, wat de kortste ligduur is binnen de EU.
Arbeid en vrije tijd
Veel mensen aan het werk, maar psychische vermoeidheid door werk neemt toe
Dit deel van het dashboard geeft een florissant beeld, veel trends kleuren groen. Nergens anders in de EU is de arbeidsdeelname zo groot als in Nederland. Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking (de nettoarbeidsparticipatie) is nog stijgend en lag in 2022 op 72,2 procent. Relatief weinig mensen zijn op zoek naar betaald werk: de werkloosheid is momenteel historisch laag (3,5 procent in 2022). Het deel van de beroepsbevolking dat kampt met langdurige werkloosheid (langer dan één jaar werkloos) is met 0,7 procent eveneens laag. Beide werkloosheidsindicatoren hebben een dalende trend, en bij beide steekt de situatie Nederland gunstig af tegen die in andere EU-landen.
Naast de beschikbaarheid van werk zijn ook de ervaren balans tussen arbeid en vrije tijd en de tevredenheid met verschillende aspecten van werk, belangrijke pijlers onder brede welvaart ‘hier en nu’. Driekwart van de bevolking was in 2022 (zeer) tevreden met de vrije tijd. Ook de tevredenheid met het werk is in Nederland groot: bijna vier op de vijf werknemers waren in 2021 zeer tevreden. Vergeleken met andere EU-landen is dit veel.
Het dashboard van SDG 8.2 Waardig werk en economische groei: arbeid en vrije tijd bevat meer perceptie-indicatoren over werkenden. Hier valt op dat 7,5 procent van de werkenden een disbalans ervaart tussen werk en privé. Volgens een meting uit 2016 is dit percentage nergens in de EU zo gering, maar de gemiddelde arbeidsduur per week in Nederland is dan ook bijna de laagste van de EU. De zorgen bij werknemers over het behoud van hun baan nemen gestaag af, mede onder invloed van de huidige krapte op de arbeidsmarkt en de lage werkloosheid. De enige ongunstige middellangetermijntrend bij SDG 8 betreft psychische vermoeidheid door werk. Het percentage van de werkenden dat psychisch vermoeid is door werk steeg van 12,8 in 2015 (het eerste jaar van de meting) naar 18,8 in 2022.
Informatie over tijdsbesteding is belangrijk voor brede welvaart ‘hier en nu’: er is immers een continue afruil tussen economische activiteit (werk) en vrije tijd. De tevredenheid met de vrije tijd was in de coronaperiode groot: 76,4 procent in 2020 en 76,1 in 2021. In 2022 viel het deel van de bevolking dat (zeer) tevreden is terug naar 74,3 procent. Dit is vergelijkbaar met het niveau in 2019.
Tijdens de pandemie remden contactbeperkende maatregelen de mobiliteit sterk af. Het tijdverlies door files – een ergernis voor veel mensen – was in 2020 volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) 67 procent lager dan in 2019, en in 2021 63 procent. Cijfers over 2022 zijn er nog niet. De tevredenheid met de woon-werkreistijd nam tijdens de coronapandemie aanzienlijk toe. Grote groepen mensen werkten thuis, en voor anderen was het veel minder druk op de weg en in het openbaar vervoer. Deze indicator is vanaf nu niet meer opgenomen, omdat de enquêtering is stopgezet. Meer indicatoren over bereikbaarheid en mobiliteit zijn opgenomen in het dashboard bij SDG 9.1 Industrie, innovatie en infrastructuur: infrastructuur en mobiliteit. Andere indicatoren over de invulling van vrije tijd staan in het dashboard bij SDG 10.1 Sociale samenhang en ongelijkheid.
Goed onderwijs is cruciaal voor de brede welvaart, zowel in ‘hier en nu’ als ‘later’ (als component van menselijk kapitaal). Goed onderwijs maakt dat mensen in hun leven en in de samenleving beter hun weg kunnen vinden. Nederlanders zijn relatief hooggeschoold. Het aandeel van de hoogopgeleide bevolking is toegenomen van 30,2 procent van de bevolking van 15 tot 75 jaar in 2015, het begin van de trendperiode, tot 36,6 procent in 2022. We meten de bijdrage van onderwijs aan de brede welvaart hier weliswaar als de relatieve omvang van de hoogopgeleide bevolking, maar dat betekent niet dat andere vormen van opleiding, zoals beroepsopleidingen en vakmanschap, niet van belang zijn. Wel is zichtbaar dat hoogopgeleide mensen over het algemeen een hogere welvaart bereiken op veel maatschappelijke terreinen, zie ook de verdeling van de brede welvaart.
Het dashboard van SDG 4 Kwaliteitsonderwijs laat in aanvulling hierop zien dat de deelname aan voorschoolse educatie in Nederland hoog is (97,1 procent in 2020), dat het percentage voortijdige schoolverlaters trendmatig daalt, en dat bijna een kwart van de Nederlanders van 25 tot 65 jaar in 2021 onderwijs volgde in de vier weken voorafgaand aan de enquête. In de EU staat Nederland hiermee in de kopgroep. Van de bevolking van 16 tot 75 jaar had in 2021 78,9 procent tenminste digitale vaardigheden op basisniveau. Deze zijn belangrijk, omdat ze voor de toekomst zeer belangrijk zijn. Opvallend is verder de stijgende trend bij de tevredenheid met de opleidingskansen: 83,4 procent van de bevolking was in 2022 tevreden met de opleidingskansen. Mogelijk speelt de krapte op de arbeidsmarkt hierbij ook een rol en bieden werkgevers hun personeel ruimere mogelijkheden tot scholing.
Wonen
Tevredenheid met woning groot, maar betaalbaarheid onder druk
De woonquote – het percentage van hun inkomen dat huishoudens uitgeven aan huisvesting – kwam in 2021 uit op 23,9 procent, dit is 1,6 procentpunt meer dan in 2020. Het percentage is hoog in vergelijking met andere EU-landen (23e plaats van 25 landen in 2021). Nederlanders zijn behoorlijk tevreden met hun huisvesting: 86,3 procent was in 2022 (zeer) tevreden over de woning. De middellangetermijntrend stijgt of daalt niet significant. De tevredenheid met de woning was in 2022 0,7 procentpunt groter dan een jaar eerder. In 2021 was er nog een forse daling (-1,9 procentpunt). Mogelijk speelt mee dat mensen door coronamaatregelen meer aan huis gebonden waren.
Het dashboard bij SDG 11.1 Duurzame steden en gemeenschappen: wonen biedt meer detail. De woningvoorraad nam in 2022 met 1,0 procent toe tot 8,1 miljoen woningen. Het aantal beschikbare woningen per duizend inwoners kwam daarmee op 456. De trend is stijgend, wat wijst op hogere brede welvaart. Van de bevolking woont 85,8 procent in een huis zonder grote gebreken. Nog geen drie procent ervaart de behuizing als te klein. Vanuit het perspectief van brede welvaart is dit allemaal gunstig. Toch heerst er spanning op de woningmarkt: het aanbod voorziet niet in de totale behoefte en er zijn zorgen over de betaalbaarheid van de schaarse woonruimte.
Bij betaalbaarheid van woningen wordt onder meer gekeken naar de prijsontwikkeling van de woninghuur en de kosten van de aanschaf en het bezit van koopwoningen. Hier kleuren de trends rood. Koophuizen worden verkocht boven de vraagprijs. De hoge ratio tussen de mediane verkoopprijs en de mediane vraagprijs van koopwoningen is een duidelijke indicatie van krapte op de woningmarkt. Deze ratio kwam in 2021 voor het eerst boven de 1 (met een waarde van 1,06). In de eerste helft van 2022 steeg de ratio flink door, maar in de tweede helft liep deze terug richting de 1. Het jaargemiddelde lag al met al in dezelfde orde van grootte als in 2021. De trend stijgt. In samenhang hiermee duidt ook een vierde indicator over de betaalbaarheid van woningen op afnemende brede welvaart: de oplopende hypotheekschulden van huishoudens.
Tegenover bovenstaande verslechteringen op het gebied van betaalbaarheid staat een gunstige trend bij de ervaren woonlasten. De woonlasten worden op zich door 7 procent van de bevolking als erg zwaar beschouwd, en dit aandeel daalt trendmatig. Zo relatief laag is het percentage nergens in de EU. In deze monitor wordt gekeken naar de middellangetermijn (2015-2022). In 2022 zijn de vragen in het eerste halfjaar voorgelegd aan respondenten. De energieprijzen stegen toen weliswaar, maar minder hard dan in het tweede halfjaar. Een deel van de huishoudens rekende bovendien nog met voorschotten/tarieven volgens bestaande contracten. De gevolgen van de energiecrisis zijn dan ook beperkt zichtbaar in de cijfers over 2022.
Voor wat betreft de kwaliteit van de woonomgeving laten de cijfers voor SDG 11.2 Duurzame steden en gemeenschappen: leefomgeving zien dat Nederlanders vergeleken met inwoners van andere EU-landen veel geluidsoverlast ervaren van buren en verkeer en dat de trend stijgend is. De leefruimte per inwoner wordt kleiner. Ook de (83) voor de stad kenmerkende inheemse broedvogelsoorten hebben het moeilijk. Positieve ontwikkelingen zijn er bij de luchtkwaliteit, slachtofferschap van misdaad en sociale cohesie in de eigen woonbuurt.
Samenleving
Veel vertrouwen in andere mensen, maar vertrouwen in instituties recent gedaald
Bij dit thema valt op dat Nederland bij veel indicatoren in de kopgroep van de EU staat. De trends geven daarentegen een gemengd beeld. Het dashboard geeft allereerst informatie over hoe we meedoen in de samenleving. Zowel bij het contact met familie, vrienden of buren als bij de deelname aan georganiseerd vrijwilligerswerk, is in de periode 2015–2022 sprake van een dalende, rode, trend. Er is soms spanning tussen de voor werk benodigde tijd, en ruimte voor zaken waaraan de ‘vrije’ tijd besteed wordt. In 2022 vond 7,5 procent van de werkenden wel dat werk en privé niet goed in balans zijn. In geen enkel EU-land is deze groep zo klein als in Nederland, waar de arbeidsduur per week tot de laagste van de EU behoort (zie SDG 8.2 Waardig werk en economische groei: arbeid en vrije tijd).
Grotere sociale participatie leidt tot meer vertrouwen van mensen in elkaar en in belangrijke instituties, waaronder de overheid. Bij het vertrouwen van mensen in elkaar stijgt de langjarige trend. Bij het vertrouwen in instituties (politie, rechters en de Tweede Kamer), is de trend omgeslagen van stijgend naar neutraal. Het vertrouwen in instituties kende in het eerste coronajaar, 2020, een aanzienlijke toename (6,4 procentpunt). In 2021 en 2022 nam het echter flink af, respectievelijk met 2,6 en 5,6 procentpunt. In 2022 had 61,3 procent heel veel of tamelijk veel vertrouwen in deze drie instituties. Het vertrouwen van mensen in elkaar nam in beide coronajaren flink toe en handhaafde zich in 2022 op vrijwel hetzelfde niveau als in 2021. In SDG 16.2 Vrede, justitie en sterke publieke diensten: instituties wordt meer in detail op de verschillende instituties ingegaan.
Brede welvaart en de SDG-agenda hebben veel oog voor het voorkomen van scheefgroei, sociale uitsluiting en kansenongelijkheid (SDG 1, SDG 10). Het totaalbeeld dat in deze monitor geschetst wordt gaat niet op voor alle groepen in de samenleving. Verdeling van brede welvaart naar bevolkingsgroepen laat zien welke groepen boven of onder het landelijk gemiddelde uitkomen. Wat gelijke kansen en inclusie van vrouwen ten opzichte van mannen betreft, laat SDG 5 Gendergelijkheid verder zien dat veel indicatoren een gunstige trend vertonen: de brede welvaart neemt over een breed front toe. De beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen worden kleiner, het aandeel hoogopgeleide vrouwen stijgt, net als de arbeidsparticipatie van vrouwen en het percentage vrouwen dat economisch zelfstandig is. In het hoger onderwijs is meer dan de helft van de studenten vrouw (52,9 in 2021).
Toch zijn er nog altijd grote verschillen in de positie van mannen en vrouwen. Het verschil wordt kleiner – onder meer doordat vrouwelijke werknemers steeds hoger opgeleid zijn – maar het uurloon van vrouwen was ook in 2022 nog 12,7 procent lager dan dat van mannen. Dit is voor een deel toe te schrijven aan verschillen in leeftijd, deeltijdwerken, beroepsniveau en leidinggeven. Kijken we naar economisch zelfstandigheid – een nettojaarinkomen uit arbeid en/of eigen onderneming van ten minste 70 procent van het wettelijke nettominimumloon – dan was in 2021 66,3 procent van de vrouwen economisch zelfstandig, tegenover 81,4 procent van de mannen.
Net als bij de economische zelfstandigheid neemt ook de nettoarbeidsparticipatie van zowel mannen als vrouwen trendmatig toe. Deze lag echter in 2022 bij mannen nog altijd 8,2 procentpunt hoger dan bij vrouwen. Vrouwen zijn ook nog ver weg van evenredige vertegenwoordiging: zij bezetten in 2022 27,7 procent van de managementfuncties en 40,7 procent van de parlementaire zetels.
Milieu
Meer landnatuur, maar biodiversiteit en ecosystemen onder druk
Alleen de hoeveelheid landnatuur die wordt beheerd in het Natuur Netwerk Nederland (NNN) neemt trendmatig toe, terwijl de overige trends stabiel zijn. De provincies hebben de afspraak om eind 2027 samen 80 duizend hectare nieuwe landnatuur aangelegd te hebben.
Uitstoot van fijnstof en stikstofdepositie leggen een druk op de natuur en zijn van invloed op ons welbevinden. Het RIVM heeft nieuwe tijdreeksen van depositiecijfers berekend, waarbij recente jaren zijn bijgesteld. Uit deze nieuwe cijfers blijkt dat het areaal landnatuur waar de depositie de kritische depositiewaarden voor stikstof overschrijdt, de laatste vijfentwintig jaar afnam, van driekwart naar minder dan twee derde. De zwemwaterkwaliteit van binnenwateren is goed: bijna driekwart heeft de kwalificatie ‘uitstekend’. Van de Nederlanders ervaart 13,8 procent problemen met vuil en verontreiniging of andere milieuproblemen in de naaste omgeving. De middellangetermijntrends zijn stabiel.
Bij dit toch vrij neutrale beeld over de trends bij het thema milieu in het ‘hier en nu’ past de kanttekening dat het beeld vanuit het ‘later’-perspectief van brede welvaart minder florissant is. Indicatoren die zijn gerelateerd aan het milieu in het dashboard bij het thema Natuurlijk kapitaal (brede welvaart ‘later’) wijzen nadrukkelijk op een afname van de brede welvaart, net als de biodiversiteitsindicatoren in het dashboard van SDG 15 Leven op het land.
Verdeling brede welvaart ‘hier en nu’
De brede welvaart ‘hier en nu’ ontwikkelt zich vrij positief in Nederland. De trends zijn over het algemeen stabiel of laten zelfs een stijgende welvaart zien, en Nederland neemt voor veel van de indicatoren een hoge positie in op de EU-ranglijst. Achter deze algemene, nationale cijfers kunnen echter belangrijke verschillen schuilgaan.
Om daar inzicht in te krijgen is gekeken naar de verdeling van de welvaart over verschillende bevolkingsgroepen. Dit is gedaan door voor 13 brede welvaartsindicatoren te kijken hoe de verdeling over groepen is, waarbij groepen worden samengesteld op basis van geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en herkomst/geboorteland. Daarnaast kijken we op individueel niveau of en in welke mate stapeling van gunstige en ongunstige brede welvaartsaspecten optreedt bij personen uit die groepen. Uit deze analyses blijkt dat de brede welvaart in Nederland niet gelijk verdeeld is.
Geslacht
Leeftijd
Onderwijsniveau
Herkomst/geboorteland
Vooral naar onderwijsniveau, naar herkomst/geboorteland en in iets mindere mate naar leeftijd zijn er veel verschillen. Laag en middelbaar opgeleiden hebben een lagere brede welvaart dan hoogopgeleiden. Mensen die zelf, of waarvan de ouder(s), geboren zijn buiten Nederland hebben een lagere brede welvaart dan mensen die zelf in Nederland zijn geboren èn waarvan de ouders dat ook zijn. Verder is de brede welvaart van mensen tussen de 25 en 35 jaar ondergemiddeld, terwijl het 45 tot 65-jarigen juist relatief goed gaat. Tussen mannen en vrouwen is er weinig verschil.
Op individueel niveau stapelen gunstige uitkomsten en ongunstige brede welvaartsaspecten zich soms op. Bij hoogopgeleiden stapelen gunstige uitkomsten veel vaker dan bij laagopgeleiden, bij laagopgeleiden stapelen ongunstige uitkomsten juist vaak. Ook naar herkomst/geboorteland en naar leeftijd zijn er behoorlijke verschillen in stapeling.
Ten opzichte van 2019 is de verdeling van de brede welvaart, op basis van de 13 indicatoren, in grote lijnen niet veranderd. Wel zijn de jongere leeftijdsgroepen er relatief iets op achteruitgegaan, evenals de middelbaar opgeleiden. Aan de andere kant gingen 65 tot 75-jarigen en mensen die zelf in Nederland zijn geboren, maar met tenminste één ouder die buiten Europa is geboren, er juist vrij vaak op vooruit. Daarbij valt op te merken dat die laatste groep ondanks die positieve ontwikkelingen nog steeds veel ongunstige uitkomsten heeft.
Op individueel niveau zijn er ten opzichte van 2019 minder mensen met stapeling van gunstige of ongunstige uitkomsten. De middengroep is gegroeid. Bij jongeren tot 35 jaar nam het aandeel met stapeling van gunstige uitkomsten fors af. Ook bij mensen die zelf in Nederland geboren zijn met tenminste één ouder die buiten Europa geboren werd, is beduidend minder stapeling van gunstige uitkomsten, wat opvallend is omdat bij deze mensen op groepsniveau dus juist wat relatief gunstige ontwikkelingen te zien zijn.
Geslacht
Leeftijd
Hoogst behaald onderwijsniveau
Geboorteland en herkomst
Schokbestendigheid en brede welvaart ‘hier en nu’
De laatste jaren is de samenleving geconfronteerd met een aantal hevige schokken, zoals de coronapandemie, de oorlog in Oekraïne en de snel gestegen kosten van levensonderhoud. Daarom is bijzondere aandacht besteed aan de vraag in hoeverre er kwetsbare groepen in Nederland zijn die extra gevoelig zouden kunnen zijn voor dergelijke schokken. Hoe staat het met de schokbestendigheid van de brede welvaart ‘hier en nu’? De overheid neemt overigens maatregelen om de gevolgen van deze schokken voor kwetsbare groepen en bedrijven te temperen. Coronasteun voor bedrijven en maatregelen om gezinnen, bedrijven en instellingen door de energiecrisis heen te helpen drukten de afgelopen jaren zwaar op de begroting.
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, gebruiken we indicatoren voor het levensonderhoud van huishoudens en de omvang van kwetsbare groepen. Het thema ‘levensonderhoud van huishoudens’ meet in hoeverre huishoudens gemiddeld genomen de middelen hebben om een eventuele schok op te vangen. Hiervoor nemen we het mediaan vermogen, het spaargeld bij banken in Nederland, de mate waarin mensen regie ervaren over het eigen leven, de ervaring van de eigen gezondheid en de brutoarbeidsparticipatie. In het thema ‘omvang van kwetsbare groepen’ kijken we specifiek naar bepaalde kwetsbare groepen die in het geval van een schok als eerste de gevolgen ondervinden. Deze groepen zijn laagopgeleiden, werklozen, zzp-ers met armoederisico, mensen met een laag inkomen en gering vermogen, en mensen met langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen.
Het beeld is tamelijk positief: bij acht van de tien indicatoren laten de trends (gebaseerd op beschikbare datapunten in de periode 2015-2022) een stijging van de brede welvaart zien. De andere twee indicatoren (ervaren regie over het eigen leven en de ervaren gezondheid) wijzen op een stabiele brede welvaart. Dit wijst er op dat de uitgangspositie van huishoudens om een eventuele schok het hoofd te bieden en in hun levensonderhoud te voorzien, trendmatig verbetert. Bovendien staat Nederland bij vijf van de zes indicatoren waarvoor internationaal kan worden vergeleken hoog op de EU-ranglijst. Alleen bij de omvang van de laagopgeleide bevolking is er een positie in de middengroep.
Ook in het meest recente jaar is de schokbestendigheid van de brede welvaart ‘hier en nu’ soms nog verbeterd. Zo nam het spaargeld van huishoudens bij Nederlandse banken van 2021 op 2022 toe met 4,9 procent, en daalde het aandeel van de laagopgeleide bevolking met 0,4 procentpunt. Het percentage van de bevolking dat de eigen gezondheid als (zeer) goed ervaart liep daarentegen wel terug ten opzichte van een jaar eerder (-3,3 procentpunt).
Dat de omvang van de onderscheiden kwetsbare groepen trendmatig afneemt is op zich positief, maar het laat onverlet dat de grootte van deze groepen nog altijd problematisch kan zijn. Uit de vragen naar houdingen en verwachtingen voor de komende 12 maanden in het consumentenconjunctuuronderzoek komt naar voren dat de groep consumenten die denkt dat de eigen financiële situatie slechter wordt in 2022 17 procentpunt groter was dan in 2021. De groep die zegt spaargelden aan te spreken is met 5 procentpunt toegenomen, en de groep die denkt geld opzij te kunnen leggen nam met 8 procent af ten opzichte van 2021.
Regionale verdeling van brede welvaart ‘hier en nu’
Ten slotte kunnen we kijken hoe de brede welvaart ‘hier en nu’ zich regionaal heeft ontwikkeld. Het CBS meet sinds 2020 de brede welvaart op regionaal niveau. De regionale Monitor Brede Welvaart wordt gemaakt in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In deze monitor worden 42 indicatoren gebruikt om de brede welvaart ‘hier en nu’ en ‘later’ in kaart te brengen voor gemeenten, provincies en COROP-gebieden. Samen geven deze indicatoren een breed beeld van de staat en ontwikkeling van de regionale kwaliteit van leven.
Regionaal ontwikkelt de brede welvaart ‘hier en nu’ zich op veel onderdelen positief. De meeste indicatoren zijn in de laatste acht jaar trendmatig verbeterd of stabiel gebleven. Op veel plaatsen in Nederland waren er positieve ontwikkelingen bij de thema’s materiële welvaart, arbeid en vrije tijd, en veiligheid. Bij het thema wonen nam de tevredenheid in veel gemeenten af, vooral doordat de afstand tot voorzieningen toeneemt. Ook de hoeveelheid natuurgebied per inwoner neemt op veel plaatsen af. Wel gunstig is dat op veel plaatsen de afstand tot openbaar groen kleiner wordt, en dat de uitgestoten hoeveelheden fijnstof en broeikasgassen afnemen.
In de Randstad gaat hoge brede welvaart ‘hier en nu’ samen met lage brede welvaart ‘later’. Hoe meer verstedelijkt een gemeente is, des te groter is het aantal indicatoren waarbij de gemeente onderaan de ranglijst van de brede welvaart staat, zowel voor ‘hier en nu’ als ‘later’. Gemeentes in Groningen staan relatief het vaakst onderaan de ranglijst van de brede welvaart ‘hier en nu’, net als gemeentes in Flevoland, Limburg en Drenthe. Gemeentes met een relatief lage brede welvaart ‘later’ zijn vooral te vinden in Zuid-Holland en Noord-Holland.