Auteur: Marion van den Brakel

Inkomen van tweeverdieners: hoeveel beide partners (willen) bijdragen

Over deze publicatie

Nederland telt ruim 2,4 miljoen tweeverdienersparen. Bij de meesten werkt de ene partner voltijds en de ander deeltijds. Deeltijdwerkers zijn momenteel onderwerp van maatschappelijke discussie: zij zouden meer moeten gaan werken om de grote personeelstekorten te reduceren. De ogen zijn daarbij vooral gericht op vrouwen, die doorgaans deeltijds werken. Ook de emancipatiepolitiek wil de arbeidsduur van vrouwen verhogen, zodat zij financieel onafhankelijker worden van hun partner en op eigen benen kunnen staan als het inkomen van de partner wegvalt. De meeste vrouwen zouden onder voorwaarden meer willen werken. Vooral als het huishoudensinkomen niet meer genoeg zou zijn om te leven zoals men gewend is, denken vrouwen erover na om meer te gaan werken. Maar zijn er voor vrouwen uit tweeverdienersparen financiële drijfveren om meer te gaan werken? Centraal in dit artikel staat de vraag hoeveel de partners uit werkende stellen willen bijdragen aan het gezamenlijke inkomen en of dit in de praktijk ook zo gebeurt.

1. Inleiding

In het emancipatiebeleid is gelijkheid van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt van groot belang (OCW, 2022). Daartoe stimuleert de overheid vooral vrouwen meer uren te gaan werken en wil ze ook meer balans tussen mannen en vrouwen bereiken in de verdeling van de zorgtaken thuis. Meer werken door vrouwen zou een positief effect hebben op de economie, onder andere door economische groei en door het terugdringen van personeelstekorten in cruciale sectoren. Een gelijkwaardigere zorgbalans leidt tot ruimte voor vrouwen om meer uren te werken, een gelijkere beloning, en meer financiële onafhankelijkheid. Financiële onafhankelijkheid houdt in dat iemand voldoende financiële armslag heeft voor zichzelf en de eventuele kinderen, en daarmee zelfredzaam is. Het vergroten van het aantal financieel onafhankelijke vrouwen, ook als de partner genoeg inkomen heeft voor het gezin, staat al jaren op de politieke emancipatieagenda. Want ondanks de toegenomen arbeidsdeelname van vrouwen betekent het wegvallen van de partner nog steeds vooral voor hen een koopkrachtverlies, en daarmee een risico op onvoldoende financiële armslag (Van den Brakel, Herbers en Arts, 2020; 2021).

Zorgtaken zijn een belangrijke reden voor vrouwen om deeltijds te werken (CBS, 2022). Zo besteedt bij de meeste ouderparen de man meer tijd aan betaald werk en de vrouw meer tijd aan de zorg voor de kinderen. Vrouwen denken ook vaker dan mannen dat ze geschikter zijn om kleine kinderen op te voeden en de meerderheid van de bevolking vindt bovendien dat vrouwen, en dan met name moeders, minder zouden moeten werken dan mannen. Deze opvattingen vertalen zich in de ongelijke verdeling van werk en zorg, die ook al bestaat voordat er kinderen zijn. Dan werken vrouwen vaker dan mannen deeltijds (Glijn, Kooiman en Van Gaalen, 2023), al is de werkweek van vrouwen aan het begin meestal langer dan verderop in de carrière. Een ongelijke verdeling van werk en zorg gaat meestal samen met een ongelijke verdienverhouding. Onderzoek laat zien dat paren vaak een gelijkere verdeling van werk en zorg zouden willen en dat de meeste vrouwen met deeltijdwerk onder voorwaarden wel meer uren zouden willen werken. Vooral als de werktijden beter zouden passen bij het privéleven of als het huishoudensinkomen niet meer genoeg zou zijn om te leven zoals men gewend is, denken vrouwen erover na om meer te gaan werken (CBS, 2022).

Naast de wens voor meer balans in werken en zorgen, zou een deel van de vrouwen dus uit financiële overwegingen hun werkweek eventueel willen uitbreiden. Maar zijn die financiële drijfveren er? Centraal in dit artikel staat daarom de vraag in welke mate de partners uit werkende stellen willen bijdragen aan het gezamenlijke inkomen en hoe dit in de praktijk gebeurt. Deze vraag wordt vanuit zowel het gezins- als het individueel oogpunt beantwoord:

  1. In welke mate willen bij tweeverdienersparen beide partners bijdragen aan het gezinsinkomen en wat is de verdienverhouding tussen de partners in de praktijk?
  2. Welk belang hechten tweeverdieners aan financiële zelfredzaamheid voor zichzelf, en in welke mate zijn beide partners feitelijk financieel onafhankelijk?

2. Data en methode

2.1 Data

Om te onderzoeken hoeveel tweeverdieners (willen) bijdragen aan het gezamenlijke inkomen, zijn gegevens uit de Inkomensstatistiek en de enquête EmancipatieOpinies (EMOP) gebruikt. De Inkomensstatistiek van het CBS bevat jaargegevens over het inkomen van alle (personen in) particuliere huishoudens in Nederland. De gegevens zijn voornamelijk afkomstig van de Belastingdienst. Voor dit onderzoek zijn vooral de meest recente jaargegevens (2021) gebruikt. Ook komen ontwikkelingen bij tweeverdienersparen aan bod, met gegevens vanaf 1977. Tot 2011 zijn de ontwikkelingen gebaseerd op steekproefgegevens.

EMOP is een tweejaarlijks steekproefonderzoek onder de bevolking van 16 jaar of ouder en is onderdeel van de Emancipatiemonitor. In de enquête worden opinies gepeild over onder meer de verdeling van werk en zorg, het belang van betaald werk, een eigen inkomen en financiële zelfredzaamheid. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van EMOP 2022. Ongeveer 2000 mensen hebben in maart van dat jaar de vragenlijst ingevuld.

2.2 Populatie en begrippen

Het onderzoek richt zich op mensen met een partner die nog niet gepensioneerd zijn. Voor de Inkomensstatistiek betekent dit dat mensen die op 1 januari de AOW-leeftijd hebben of die deze leeftijd in de loop van het jaar bereiken, buiten beschouwing blijven. Voor EMOP is een leeftijdsgrens van 65 jaar op de enquêtedatum aangehouden.

Primair inkomen

Dit is het bruto inkomen uit arbeid en uit eigen onderneming.

Inkomen uit arbeid bestaat uit het brutoloon (inclusief de werknemers- en werkgeversbijdrage in de premies voor de sociale verzekeringen), bonussen, spaarloon en de beloning van arbeid die niet in dienstbetrekking is verricht. Ook loon in natura zoals de waarde van het privégebruik van de auto van de werkgever is hiertoe gerekend. Inkomen uit eigen onderneming is de beloning van zelfstandigen voor de inzet van hun arbeid en ondernemingsvermogen.

Tweeverdiener

Tweeverdienersparen zijn in de Inkomensstatistiek afgebakend als de groep particuliere huishoudens bestaande uit (echt)paren - met of zonder kinderen – van wie beide partners in ieder geval primair inkomen hebben (en eventueel andere inkomsten). Alleen paren van wie beide partners op 1 januari van het verslagjaar niet de AOW-leeftijd hebben en deze ook niet zullen bereiken in de loop van het jaar, behoren tot de groep tweeverdienersparen (zie ook Van den Brakel, Gidding en Huynen, 2018). Regelmatig wordt in het artikel onderscheid gemaakt tussen tweeverdienersparen met en zonder kinderen. Bij tweeverdienersparen zonder kinderen zijn jongere en oudere paren onderscheiden met de leeftijd van de meestverdienende (hoofdkostwinner): jonger dan 45 jaar en 45 jaar of ouder.

Tweeverdieners zijn in EMOP vastgesteld als de groep respondenten (tot 65 jaar) die op enquêtedatum betaald werk hadden en van wie de partner dat toen ook had. Omdat in EMOP de leeftijd van de partner niet bekend is en ook niet wie de meestverdienende is, zijn jongere en oudere tweeverdieners zonder kinderen onderscheiden op basis van de leeftijd van de respondent zelf.

Deeltijdfactor

Met registergegevens is bij benadering de gebruikelijke werkweek van werkenden afgeleid. Bij werknemers zijn gegevens van de Polisadministratie over het aantal contracturen gebruikt, bij zelfstandigen is een schatting gemaakt op basis van (gemiddelde) maandinkomsten en een standaard voltijdmaandloon. Er is onderscheid gemaakt tussen werkenden in deeltijd (minder dan 36 uur) en voltijd (ten minste 36 uur).

Financiële onafhankelijkheid

Financiële onafhankelijkheid wordt door het emancipatiebeleid omschreven als voldoende financiële armslag hebben om jezelf en je eventuele kinderen te kunnen onderhouden. De bijstand van een alleenstaande, oftewel 70 procent van het wettelijke netto minimumloon, is beleidsmatig het uitgangspunt voor het minimale bestaansminimum van een individu. Iemand wordt als financieel onafhankelijk beschouwd als het individuele netto jaarinkomen uit arbeid en eigen onderneming minimaal 100 procent van het wettelijke netto minimumloon in het verslagjaar is. In 2021 was de grens voor financiële onafhankelijkheid 1 540 euro per maand.

3. Resultaten

3.1 Verdienverhouding bij tweeverdienersparen

Vooral voltijd-deeltijd bij tweeverdienende ouders

In de Inleiding kwam naar voren dat bij werkende ouderstellen meestal de een meer werkt en de ander meer zorgt. Ook de zorg voor het huishouden is vaak niet in balans bij tweeverdienersparen (zie kader). In lijn met de doorgaans ongelijke werk-zorgverdeling werkt bij 63 procent van de tweeverdienersparen met kinderen de ene partner (meestal een man) voltijds en de andere (meestal een vrouw) deeltijds. Bij paren zonder kinderen met een hoofdkostwinner jonger dan 45 jaar werkt de minderheid (46 procent) in een voltijd-deeltijdcombinatie. In deze groep komt het met 41 procent het vaakst voor dat beide partners voltijds werken. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur verschilt dan ook het minst tussen mannen en vrouwen tot 45 jaar zonder kinderen: 40 tegen 34 uur. Bij ouders met minderjarige kinderen is dat 41 tegen 28 uur (CBS, 2022).

3.1.1 Arbeidspatroon tweeverdienersparen, 2021*
 Beide voltijd (%)Man voltijd-partner deeltijd (%)Vrouw voltijd-partner deeltijd (%)Beide deeltijd (%)
Totaal21,254,58,115,9
Zonder kinderen, tot 45 jaar40,834,311,213,4
Alleen minderjarige kinderen15,260,67,916,1
Meerderjarige kinderen17,862,6613,2
Zonder kinderen, ≥45 jaar1951,77,521,1

In meeste stellen verdient de een meer dan de ander

De ongelijke werkverhouding gaat samen met een ongelijke verdeling van het inkomen bij tweeverdienersparen. In de praktijk verschilt bij 16 procent het inkomen uit werk (zie paragraaf 2) van de partners minder dan 20 procent (‘gelijkwaardig inkomen’). Bij de overige 84 procent verdient de ene partner duidelijk meer dan de andere. Tweeverdienersparen zonder kinderen en met een hoofdkostwinner tot 45 jaar hebben het vaakst een gelijkwaardig inkomen, tweeverdienersparen met kinderen vanaf 18 jaar het minst vaak. Bij de meeste tweeverdienersparen verdient de man minstens twintig procent meer dan zijn partner. Bij ruim een vijfde van de jonge tweeverdienersparen zonder kinderen is dat de vrouw.

3.1.2 Verdienverhouding tweeverdienersparen, 2021*
 Gelijkwaardig (%)Man minstens 20% meer (%)Vrouw minstens 20% meer (%)
Totaal16,268,115,7
Zonder kinderen, tot 45 jaar24,953,121,9
Alleen minderjarige kinderen14,471,414,1
Meerderjarige kinderen12,974,712,5
Zonder kinderen, ≥45 jaar15,16816,9

Vrouw brengt gemiddeld 37 procent in het huishoudlaatje

Van het samengetelde bruto inkomen uit werk van beide partners uit een tweeverdienerspaar komt gemiddeld 37 procent voor rekening van vrouwen. Vrouwen in paren zonder kinderen en met een hoofdkostwinner tot 45 jaar dragen het meest bij aan de huishoudensportemonnee: 44 procent gemiddeld. Dat gaat samen met een relatief lage bijdrage van mannen uit zulke tweeverdienersparen. Bij stellen met kinderen van 18 jaar of ouder draagt de moeder gemiddeld het minst bij aan het gezamenlijke inkomen.

3.1.3 Bruto inkomen uit werk tweeverdieners, 2021*
 Mannen (aandeel in totale inkomen paar (%))Vrouwen (aandeel in totale inkomen paar (%))
Totaal62,437,5
Zonder kinderen, tot 45 jaar55,744,0
Alleen
minderjarige
kinderen
63,836,4
Meerderjarige
kinderen
65,834,2
Zonder kinderen, ≥45 jaar62,437,3

Meesten vinden ongelijke verdienverhouding in relatie geen probleem

De meeste mannen en vrouwen denken niet dat een gelijkwaardig inkomen per se goed is voor het evenwicht in de relatie. Wel vinden meer vrouwen dan mannen het beter wanneer beide partners ongeveer evenveel verdienen: 29 tegen 20 procent. Daarbij maakt het niet uit of er wel of geen kinderen zijn. In de praktijk is het aandeel tweeverdieners waarin beide partners een gelijkwaardig inkomen hebben (16 procent, zie figuur 3.1.2) kleiner dan het aandeel dat dit graag zou willen.

3.1.4 Mening over verdienverhouding, 2022
   (Helemaal) oneens (% tweeverdieners)Niet eens, niet oneens (% tweeverdieners)(Helemaal) eens (% tweeverdieners)
Het is beter voor het evenwicht in
een relatie wanneer beide partners
ongeveer evenveel verdienen.
Mannen413920
Het is beter voor het evenwicht in
een relatie wanneer beide partners
ongeveer evenveel verdienen.
Vrouwen432829

Vooral mannen vinden dat hun bijdrage aan gezinsinkomen nodig is

Ruim 9 op de 10 tweeverdieners, zowel mannen als vrouwen, vinden het belangrijk geld te verdienen om het met het gezin financieel goed te hebben. Mannen geven echter vaker dan vrouwen aan dat het door henzelf verdiende inkomen noodzakelijk is om rond te komen. Van de tweeverdieners tot 65 jaar zegt iets meer dan de helft (54 procent) van de vrouwen wel te moeten werken, omdat hun inkomen niet gemist kan worden. Bij de mannen is dat met driekwart beduidend meer.

3.1.5 Belang eigen inkomen, 2022
 Mannen (% tweeverdieners (helemaal) eens)Vrouwen (% tweeverdieners (helemaal) eens)
Ik vind het belangrijk geld te verdienen
zodat wij het financieel goed hebben
9191
Ik moet wel werken, mijn inkomen
kan niet gemist worden
7654

Uit eerder onderzoek (Portegijs, 2018) blijkt dat vrouwen lagere verwachtingen hebben van hun eigen inkomen dan van dat van hun partner. Bij mannen is dat precies andersom. Zo vindt 1 op de 5 vrouwen dat ze zelf genoeg moet verdienen om met het gezin van te kunnen leven. Drie op de 5 vrouwen verwachten dat van hun partner. Van de mannen daarentegen willen 3 op de 5 zelf het gezin onderhouden en relatief weinig (14 procent) verwachten dit van hun partner.

3.2 Financiële onafhankelijkheid van tweeverdieners

Vrouwen zonder kinderen willen vaakst financieel onafhankelijk zijn

Van de vrouwen uit tweeverdienersparen vindt 72 procent het (heel) belangrijk om zoveel te verdienen dat ze in hun eigen levensonderhoud en dat van hun eventuele kinderen kunnen voorzien. Het aandeel dat in de praktijk financieel onafhankelijk is, is vrijwel even groot. Bij vrouwen zonder kinderen is het aandeel dat financieel onafhankelijk is kleiner dan het aandeel dat dit wil zijn. Bij vrouwen met meerderjarige kinderen is dat omgekeerd.

3.2.1 Financiële onafhankelijkheid vrouwen
 Wil financieel onafhankelijk zijn (2022) (% tweeverdieners)Is financieel onafhankelijk (2021*) (% tweeverdieners)
Totaal7270,2
Zonder kinderen, tot 45 jaar9278,2
Minderjarige kinderen7071,3
Meerderjarige kinderen5365,2
Zonder kinderen, ≥45 jaar8464,9


Het aandeel mannen uit tweeverdienersparen dat financieel onafhankelijk is, overstijgt het aandeel dat dit wil zijn: 92 tegen 83 procent. Bij elke onderscheiden huishoudenstype is dat zo. Het verschil tussen wens en praktijk is vooral groot bij oudere paren zonder kinderen.

3.2.2 Financiële onafhankelijkheid mannen
 Wil financieel onafhankelijk zijn (2022) (% tweeverdieners)Is financieel onafhankelijk (2021*) (% tweeverdieners)
Totaal8391,9
Zonder kinderen, tot 45 jaar7988,1
Minderjarige kinderen8894,4
Meerderjarige kinderen8393
Zonder kinderen, ≥45 jaar6988,6

Meeste vrouwen verdienen maximaal 1,5 keer minimumloon

Van de vrouwelijke tweeverdieners die financieel onafhankelijk zijn, verdient een relatief grote groep één tot anderhalf keer het minimumloon. Bij een derde van alle vrouwen uit een tweeverdienerspaar ligt het verdiende inkomen hiertussen. Dat betekent dat zij wel financieel onafhankelijk zijn, maar netto maximaal 2 310 euro per maand verdienen. De meeste mannelijke tweeverdieners daarentegen verdienen meer dan dit bedrag: 77 procent. Bij ruim 1 op de 10 mannen bedraagt het inkomen uit werk minstens drie keer het minimumloon.

Tweeverdieners (mannen en vrouwen) die minder dan het minimumloon verdienen en dus niet financieel onafhankelijk zijn, hebben overwegend een flexibel dienstverband of werken als zelfstandige. Ook een laag opleidingsniveau komt verhoudingsgewijs vaak voor. Financieel onafhankelijke tweeverdieners hebben juist meestal een vast dienstverband en zijn relatief vaak hoogopgeleid.

3.2.3 Inkomen t.o.v. minimumloon, 2021*
 Tot 100% (% tweeverdieners)100 tot 150% (% tweeverdieners)150 tot 200% (% tweeverdieners)200 tot 250% (% tweeverdieners)250 tot 300% (% tweeverdieners)Minstens 300% (% tweeverdieners)
Mannen8,114,732,521,411,112,1
Vrouwen29,63322,58,33,23,1


Vrouwen uit tweeverdienersparen verdienen gemiddeld 1,37 keer het minimumloon, mannen 2,09 keer. Mannen met kinderen verdienen gemiddeld het meest, mannen zonder kinderen (hoofdkostwinner tot 45 jaar) het minst. Tussen vrouwen van de onderscheiden huishoudenstypen is er minder verschil. Anders dan bij mannen zijn het juist de jongere vrouwen zonder kinderen en moeders met minderjarige kinderen die relatief ver boven het minimumloon zitten. Dat komt vooral doordat jongere generaties vrouwen langere werkweken hebben dan oudere (CBS, 2022).

3.2.4 Inkomen tweeverdieners t.o.v. minimumloon, 2021*
 Mannen (%)Vrouwen (%)
Totaal208,5136,9
Zonder kinderen, tot 45 jaar174,7142,1
Minder-
jarige kinderen
219,8140,8
Meerder-
jarige kinderen
221,6129,4
Zonder kinderen, ≥45 jaar202,2130,8

Meestal beide partners financieel onafhankelijk

Bij twee derde van de tweeverdienersparen verdienen beide partners minstens het minimumloon en zijn daarmee financieel onafhankelijk. Bij ruim 30 procent is maar een van beide partners (de hoofdkostwinner) financieel onafhankelijk. Van de resterende 3 procent (ongeveer 80 duizend tweeverdienersparen) zijn beide partners niet financieel onafhankelijk.

4. Conclusie en discussie

Er is momenteel een brede maatschappelijke discussie gaande over de ontstane personeelstekorten. Deeltijdwerkers, met name vrouwen, zouden hun werkweek moeten uitbreiden om deze krapte op de arbeidsmarkt te verminderen (zie bijvoorbeeld NOS, 2023; Volkskrant, 2023; Portegijs, 2022). De emancipatiepolitiek streeft er daarnaast al jaren naar vrouwen meer aan het werk te krijgen zodat zij financieel op eigen benen kunnen staan. Financiële onafhankelijkheid is ook wenselijk als de partner (genoeg) verdient, mocht het inkomen van de partner wegvallen. De meeste deeltijds werkende vrouwen (2 op de 3) zouden onder voorwaarden hun werkweek willen uitbreiden. Ze willen het vooral als het huishoudensinkomen niet meer toereikend zou zijn om te leven zoals ze gewend zijn, of als ze de werktijden beter kunnen afstemmen op het privéleven. Goede en goedkope kinderopvang volgt daarna als belangrijkste voorwaarde voor moeders met een kind tot 13 jaar (CBS, 2023). Het is niet gezegd dat vrouwen daadwerkelijk meer uren gaan werken als aan hun voorwaarden voldaan is. Wel is bekend dat 1 op de 10 deeltijds werkende vrouwen meer wil werken en daarvoor ook binnen twee weken beschikbaar is (CBS, 2022).

De zorg voor het huishouden en kinderen is een belangrijke reden voor vrouwen om in deeltijd te werken. Bij de meeste werkende stellen neemt de vrouw meer zorgtaken voor haar rekening terwijl de man meer werkt, al zouden de meesten in ieder geval de zorgtaken evenwichtiger willen verdelen. De meerderheid van de bevolking vindt bovendien dat vrouwen, en dan met name moeders, minder zouden moeten werken dan mannen. Ook denkt een minderheid dat kinderopvang goed is voor baby’s en dreumesen (CBS, 2023). Daarnaast geven werkende vrouwen vaker mantelzorg dan werkende mannen. Vrouwen worden ook geschikter gevonden voor mantelzorgen dan mannen, en vrouwen zelf denken dat het van hen ook meer wordt verwacht door familie, zorgprofessionals en de gemeente (Kok, 2018). Deze verwachtingen en heersende opvattingen over de verdeling van werk en zorg sluiten niet aan bij het politieke streven vrouwen meer aan het werk te krijgen en financieel onafhankelijker te worden van de partner.

In dit artikel is duidelijk geworden dat er bij een minderheid van de vrouwen uit tweeverdienersparen financiële drijfveren zijn om meer te gaan werken. Bij bijna 85 procent van de tweeverdieners verdient de ene partner weliswaar meer dan de andere, maar de meeste tweeverdieners vinden een ongelijke verdienverhouding niet per se een probleem voor het evenwicht in de relatie. Wel vinden vrouwen balans in inkomen iets vaker wenselijk dan mannen (29 tegen 20 procent). Mannen denken vaker dat hun inkomen niet gemist kan worden: driekwart tegenover ruim de helft van de vrouwen. Dat kan betekenen dat relatief weinig mannen minder willen werken (en verdienen) om bijvoorbeeld meer te kunnen zorgen. Zorgtaken zouden dan voor veel vrouwen een belemmering blijven om meer te gaan werken. Niet alleen op gezinsniveau, maar ook op individueel niveau zijn er weinig financiële gronden voor vrouwen om de werkweek uit te breiden. Ruim 7 op de 10 vrouwen uit tweeverdienersparen willen genoeg verdienen om zichzelf en eventuele kinderen te kunnen onderhouden. Dat zijn er evenveel als in de praktijk financieel onafhankelijk zijn. Alleen vrouwen zonder kinderen zijn dit minder vaak dan ze willen. Als de partner voldoende verdient voor het gezin, hecht een minderheid van de vrouwen (en mannen) belang aan financiële onafhankelijkheid voor zichzelf. Gemiddeld verdienen vrouwen uit tweeverdienersparen bijna 1,4 keer het minimumloon (1 540 euro netto per maand in 2021), en mannen ruim 2 keer. Bij de meesten zijn beide partners financieel onafhankelijk en tweeverdienersparen lopen zelden risico op armoede.

Kanttekening bij de conclusie dat de eigen inkomenssituatie relatief weinig vrouwen uit tweeverdienersparen zal bewegen meer te gaan werken, is dat de brongegevens van dit artikel voor wat betreft het inkomen over 2021 gaan en voor wat betreft opinies uit maart 2022 dateren. De mogelijke invloed van bijvoorbeeld de in 2022 sterk gestegen inflatie en huizenprijzen komt niet tot uitdrukking in de gepresenteerde cijfers. Zulke ontwikkelingen zouden kunnen leiden tot andere opinies of een andere afweging die paren maken bij de verdeling van werk en zorg. Ook maakt het uit of er bij de werkgever ruimte is voor uitbreiding van de werkweek. Van de deeltijds werkende vrouwen die meer zouden willen werken, zou 1 op de 6 dit overwegen als ze gevraagd zou worden door de werkgever (CBS, 2022). Verder speelt mee dat meer werken (door een van beide partners) niet per se lonend hoeft te zijn voor een tweeverdienerspaar. Zo kunnen de extra verdiensten grotendeels opgaan aan de meerkosten voor kinderopvang. Bij tweeverdienersparen die één tot anderhalf keer het minimumloon verdienen (een derde van de vrouwen), levert elke extra verdiende euro verhoudingsgewijs veel op. Daarboven is dat een stuk minder (Van de Ven en Van Dijk, 2023). Ander onderzoek laat echter zien deeltijdwerkers maar beperkt zullen reageren op financiële prikkels die de belasting van extra verdiensten verlagen (Jongen en Schulenberg, 2023). Tot slot heeft het overheidsstreven vrouwen meer aan het werk te krijgen om zo personeelstekorten te verlagen een maatschappelijke keerzijde. Het kan de druk op de welzijns- en gezondheidszorg juist verder vergoten doordat er meer kinderopvang nodig is en voor langdurig zieken (meer) professionele zorg moet zijn (Movisie, 2023).

Referenties

Brakel, M. van den, K. Gidding en B. Huynen (2018). Financiële situatie van een- en tweeverdieners. Statistische Trends, augustus.

Brakel, M. van den, D. Herbers en K. Arts (2020). Financiële gevolgen van echtscheiding. Statistische Trends, juli.

Brakel, M. van den, K. Arts en D. Herbers (2021). Financiële gevolgen van verweduwing. Statistische Trends, april.

CBS (2022). Emancipatiemonitor 2022.

CBS (2023). Verdeling werk en zorg tussen vaders en moeders vaak anders dan gewenst. CBS-nieuwsbericht, 8 maart.

Glijn, R., N. Kooiman en R. van Gaalen (2023). Voorsorteren op gezinsleven? Al vóór de komst van kinderen van voltijd naar deeltijd. Statistische Trends, april.

Jongen, E. en R. Schulenberg (2023). Deeltijdwerkers hebben meestal al een lage marginale druk. ESB, 108(4821), 19 mei.

Kok, E. (2018). De rol van gender in de verdeling van mantelzorgtaken. Master Thesis Universiteit Utrecht.

Movisie (2023). Genderverschillen in combineren mantelzorg en werk. Factsheet, januari. www.movisie.nl.

NOS (2023). Vrouw meer werken, man meer zorgen? Overheid begint campagne. 27 maart.

OCW (2022). Emancipatie: een opdracht voor ons allen. Emancipatienota 2022-2025. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 18 november.

Portegijs, W. (2018). Ons geld; Vrouwen en mannen over het belang van inkomen en economische zelfstandigheid voor vrouwen. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.

Portegijs, W. (2022). Eens deeltijd, altijd deeltijd. Waarom vrouwen in deeltijd blijven werken als ze ‘uit’ de kleine kinderen zijn. Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.

Ven, Y. van de en J. van Dijk (2023). De belastingen op arbeid zijn complex, onrechtvaardig en belemmeren méér werken. ESB, 108(4821), 19 mei.

Volkskrant (2023). Er staat veel druk op parttimers om meer uren te maken, maar ‘de hele samenleving is ingericht op vrouwen met een deeltijdbaan’. 21 maart.