8. Ontwikkeling van metaalvoetafdruk voor de Nederlandse consumptie
In een wereld waarin de consumptie wereldwijd blijft toenemen, staat de invloed van onze dagelijkse keuzes op het milieu steeds vaker centraal in maatschappelijke discussies. Waar we bij duurzaamheid vaak denken aan productieprocessen of industriële vervuiling, is het net zo belangrijk om te kijken naar de rol van consumptie. De Nederlandse consumptievoetafdruk richt zich specifiek op de milieudruk die voortvloeit uit de vraag van Nederlandse consumenten naar goederen en diensten, ongeacht waar ter wereld deze worden geproduceerd. Deze voetafdruk kan op verschillende manieren worden berekend. Een maatstaf is de consumptie-grondstoffenvoetafdruk. Deze voetafdruk kwantificeert de totale hoeveelheid grondstoffen die nodig is voor alle goederen en diensten die in Nederland worden geconsumeerd.
In figuur 8.1 is de opbouw van de consumptievoetafdruk weergegeven in het oranje omringde vlak: het is de som van de voetafdruk van de import die uiteindelijk in Nederland geconsumeerd wordt (donkerblauwe blokken) en de voetafdruk binnen Nederland van producten die in Nederland geconsumeerd worden en de voetafdruk direct door consumenten veroorzaakt (lichtblauwe blokken).
In tegenstelling tot voorgaande hoofdstukken gaat het hier dus niet over de invoer zelf, maar over de het metaalgebruik ten behoeve van de Nederlandse consumptie. We meten het gewicht van de ruwe grondstoffen verwerkt in eindproducten voor de Nederlandse consument.
De grondstofvoetafdruk geeft aan hoeveel grondstoffen, binnen én buiten Nederland, nodig zijn om goederen en diensten te produceren of te leveren die inwoners van Nederland consumeren. De grondstofvoetafdruk van de Nederlandse consumptie is tussen 2012 en 2021 afgenomen met 2 procent (PBL, 2025). De consumptie-grondstofvoetafdruk van de EU is vrij stabiel sinds 2012, en per hoofd gebruikten Nederlanders minder grondstoffen dan het EU-gemiddelde (EEA, 2023). De EU en Nederland zijn netto-importeurs van grondstoffen. Het grootste deel van de Nederlandse grondstofvoetafdruk ligt dan ook in het buitenland (CBS, 2024c). Verkleinen van de grondstofvoetafdruk kan onder meer door minder te consumeren of door te kiezen voor goederen en diensten waarvan de productie of levering minder materiaal vergt.
In de berekening van de grondstofvoetafdrukken zijn grondstoffen onderverdeeld in vier categorieën: biomassa, fossiele energiedragers, metalen en overige mineralen. Als we naar de totale grondstofvoetafdruk in 2021 kijken, zien we dat die vooral bepaald werd door overige mineralen (PBL, 2025). Dat zijn alle niet-metallische grondstoffen zoals zand, grind of klei. Voor deze publicatie kijken we enkel naar de categorie metalen. Daarbij maken we onderscheid tussen de metalen ijzer, zilver, bauxiet, goud, chromium, koper, mangaan, nikkel, lood, platinagroepmetalen, tin, titanium, uranium, zink. Alle andere metalen vallen onder overige metalen.
We willen weten hoeveel metalen nodig waren voor consumptie in Nederland en wat de mondiale milieudruk daarvan was.
De metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie betreft het totale metaalgebruik in de volledige internationale productieketen van de goederen en diensten die in Nederland worden geconsumeerd. Omdat er geen metaalwinning in Nederland plaatsvindt, lag deze voetafdruk volledig in het buitenland (en dus dragen alleen de twee donkerblauwe blokken in figuur 8.1 hieraan bij). De metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie bevat:
- De metalen verwerkt in de invoer die direct bestemd is voor consumenten, bijvoorbeeld een smartphone.
- De metalen in de invoer die via de Nederlandse productie bij een consument in Nederland belandt. Bijvoorbeeld de metalen gebruikt in een batterij die wordt geïmporteerd om vervolgens in Nederland te verwerken in een elektrische scooter, die daarna gekocht wordt door een consument in ons land.
Metalen grondstofvoetafdruk van Nederlandse consumptie bereikte recordhoogte in 2021
In 2021 bedroeg de metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie 34,7 megaton12), een stijging ten opzichte van 2020, zie figuur 8.2. Daarmee lag deze voetafdruk op het hoogste niveau sinds 2012, in lijn met de meeste Europese landen (Eurostat, 2025b) en met een toename van het metaalgebruik binnen Nederland (PBL, 2025).
| Jaar,Voetafdruk 2012,29.3 2013,31.9 2014,30.9 2015,30.9 2016,29.2 2017,29.7 2018,29.9 2019,30.7 2020,33.5 2021,34.7 | Voetafdruk (megaton) |
|---|---|
| 2012 | 29,3 |
| 2013 | 31,9 |
| 2014 | 30,9 |
| 2015 | 30,9 |
| 2016 | 29,2 |
| 2017 | 29,7 |
| 2018 | 29,9 |
| 2019 | 30,7 |
| 2020 | 33,5 |
| 2021 | 34,7 |
| Bron: CBS, GLOARIA (2024) | |
Nederland 7de in de EU naar metalen grondstofvoetafdruk per inwoner
De metaalvoetafdruk van Nederlandse consumenten is relatief hoog vergeleken met andere EU-landen, zie figuur 8.3. In 2021 was de Nederlandse consumptievoetafdruk ongeveer 1,98 ton per inwoner, en daarmee 65 procent lager dan die van buurland België en 14 procent hoger dan die van Duitsland. Van alle EU-landen had Nederland in 2021 de zevende hoogste metaalvoetafdruk per inwoner. Enkel België, Ierland, Zweden, Luxemburg, Finland en Oostenrijk hadden een hogere voetafdruk. Landen in Oost-Europa, waaronder Letland, Hongarije, Roemenië en Kroatië, hadden een relatief lage metaalvoetafdruk per inwoner.
De metaalvoetafdruk varieerde in 2021 aanzienlijk tussen EU-landen, van 0,67 ton per inwoner in Roemenië tot 3,26 ton per inwoner in België. Verschillen in voetafdrukken tussen landen worden veroorzaakt door verschillen tussen de productieprocessen, de handelspatronen en de consumptiepatronen van burgers. Hierdoor zijn de verschillen niet altijd eenvoudig te verklaren (EEA, 2023). Desalniettemin is er een duidelijke relatie tussen het BBP per inwoner en de grondstofvoetafdruk per inwoner: een hoger BBP per inwoner impliceert vrijwel altijd meer consumptie en dus een grotere grondstofvoetafdruk.
Vergeleken met andere EU-landen is er dus relatief veel metaal nodig om aan de consumptievraag in Nederland te voldoen. Voor metalen is Nederland volledig afhankelijk van het buitenland (CBS, 2024c). Metalen kunnen op twee manieren ons land binnenkomen. Ten eerste kunnen ze onverwerkt of nauwelijks verwerkt arriveren, ter verdere verwerking in Nederland of andere landen in Europa. Denk hierbij aan de invoer van aluminium uit IJsland, wat gebruikt wordt in de Nederlandse bouw- of transportsector. Ten tweede kunnen ze Nederland binnenkomen als onderdeel van halffabricaten en eindproducten. Hieronder valt bijvoorbeeld de import van zonnepanelen uit China, met onder meer silicium en gallium.
| EU-land | Metaalvoetafdruk (ton per inwoner) |
|---|---|
| België | 3,26 |
| Ierland | 2,55 |
| Zweden | 2,34 |
| Luxemburg | 2,33 |
| Finland | 2,32 |
| Oostenrijk | 2,06 |
| Nederland | 1,98 |
| Denemarken | 1,70 |
| Duitsland | 1,70 |
| Spanje | 1,40 |
| Estland | 1,37 |
| Slovenië | 1,24 |
| Tsjechië | 1,22 |
| Slowakije | 1,10 |
| Frankrijk | 1,10 |
| Italië | 1,01 |
| Malta | 1,00 |
| Litouwen | 0,98 |
| Polen | 0,92 |
| Bulgarije | 0,83 |
| Griekenland | 0,81 |
| Portugal | 0,78 |
| Cyprus | 0,78 |
| Letland | 0,75 |
| Hongarije | 0,72 |
| Kroatië | 0,71 |
| Roemenië | 0,67 |
| Bron: CBS, GLORIA (2024) | |
Koper en ijzer dominant in Nederlandse metaal-consumptievoetafdruk
De totale metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie werd in 2021 grotendeels bepaald door zes metalen, zie figuur 8.4. Koper was met een aandeel van 36 procent het belangrijkste metaal, gevolgd door ijzer met 33 procent. Ook aluminium (8 procent), zink (5 procent), nikkel (4 procent) en lood (1 procent) speelden een rol. Samen waren deze zes metalen verantwoordelijk voor 87 procent van de metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie. Het belang van ijzer, koper en aluminium overstijgt dat van de andere grondstoffen. Deze materialen zitten in zeer veel producten verwerkt die in bijna alle sectoren toegevoegde waarde opleveren dat zij de belangrijkste materialen voor onze economie vormen (Bastein & Rietveld, 2015).
De voetafdruk van de zes meest benodigde metalen was in 2021 hoger dan in 2012 (+5,3 megaton). Het gebruik van koper is absoluut het meeste toegenomen (+2,5 megaton), relatief gezien is aluminium (+50 procent) het meest gestegen. Nikkel was het enige metaal waarvan het gebruik daalde in 2021 vergeleken met 2012. De milieu-impact van metalen varieert aanzienlijk en is afhankelijk van meerdere factoren, zoals de ertskwaliteit, de chemische samenstelling en de verwerkingsmethode (De Haes & Lucas, 2024). Het energieverbruik en de daarmee samenhangende milieu-impact nemen exponentieel toe naarmate de ertskwaliteit in de mijnen afneemt (Calvo et al., 2022). Metalen die afkomstig zijn van oxide-ertsen, zoals aluminium en lithium, hebben doorgaans grote hoeveelheden chemicaliën nodig voor de winning ervan. Metalen die afkomstig zijn van sulfide-ertsen, zoals koper en nikkel, hebben doorgaans veel energie nodig, vaak in de vorm van warmte (De Haes & Lucas, 2024). Wanneer we alleen kijken naar de totale milieu-impact van de in Nederland geïmporteerde grondstoffen, dan blijkt dat materialen met een relatief lage milieu-impact op absolute schaal toch een belangrijk bijdrage leveren vanwege het enorme volume dat ermee is gemoeid. Dit geldt o.a. voor (giet)ijzer, aluminium, titaandioxide en koper (Bastein & Rietveld, 2015).
| Jaar | Koperertsen (megaton) | IJzerertsen (megaton) | Bauxiet en aluminium (megaton) | Zinkertsen (megaton) | Nikkelertsen (megaton) | Loodertsen (megaton) | Overig (megaton) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2021 | 12,6 | 11,5 | 2,8 | 1,6 | 1,2 | 0,5 | 4,5 |
| 2012 | 10,1 | 9,8 | 1,9 | 1,4 | 1,3 | 0,4 | 4,4 |
| Bron: CBS, GLORIA (2024) | |||||||
De oorsprong van metalen voor de Nederlandse consumptie
De metalen die nodig zijn voor de productie van goederen en diensten die uiteindelijk in Nederland worden geconsumeerd, zijn afkomstig uit mijnen waar deze metalen van nature in de bodem voorkomen. Aangezien Nederland zelf geen metaalwinning kent, is het voor de voorziening volledig afhankelijk van import. De locatie van de mijn bepaalt het oorsprongsland van het betreffende metaal, ook als het economisch eigendom niet in hetzelfde land ligt. Via internationale toeleveringsketens vinden deze metalen hun weg naar Nederland waar ze uiteindelijk worden geconsumeerd. De metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie ligt dus volledig buiten de eigen landsgrenzen.
China had van alle landen het grootste aandeel, bijna 14 procent, in de totale metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie, zie figuur 8.5. Dit houdt in dat het grootste deel van de metalen die worden gebruikt voor de productie van goederen en diensten die uiteindelijk in Nederland worden geconsumeerd worden gewonnen in mijnen in China. Met name van de productie van zeldzame aardmetalen ligt voor een groot deel in Chinese handen; in 2023 produceerde China bijna 70 procent van de zeldzame aardmetalen en mineralen (Cordier, 2024). Wanneer in plaats van het land waar de mijn is, zou worden onderzocht welk land economisch eigenaar is van de gewonnen grondstoffen, zou China waarschijnlijk een nog grotere rol spelen en zouden Afrikaanse landen slechts een kleine rol spelen.
Uit China kwamen veel verschillende metalen; voor Nederland vooral ijzer. Dat ijzer werd voornamelijk verwerkt in de productie van computers en elektronische apparatuur. Het ging dan bijvoorbeeld om onderdelen zoals computerbehuizingen, harde schijven, luidsprekers en computervoedingen, waarin ijzer was verwerkt. Toch waren Brazilië en Australië belangrijkere oorsprongslanden voor het ijzer dat in Nederland werd geconsumeerd: Brazilië vooral voor bouwmaterialen en motorvoertuigen, Australië vooral voor computers, elektronica en machines.
Chili had een aandeel van 10 procent in de totale metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie. Het grootste deel daarvan was koper. Dat is niet verrassend want Chili is de grootste koperproducent ter wereld. Koperwinning is goed voor een aanzienlijk deel van Chili's export en energieverbruik en speelt een cruciale rol in de werkgelegenheid en het nationale inkomen (OECD, 2025). De industrie kampt echter met milieuproblemen, waaronder waterschaarste (Fitzsimons, 2024) en het beheer van grote hoeveelheden mijnafval (Cacciuttolo & Atencio, 2022).
| Land,Aluminium,IJzer,Koper,Overig China,1,4.7,3.3,4.7 Chili,0,0.2,9.4,0.8 Brazilië,2.4,6.5,0.7,0.5 Australië,1.3,5.7,0.4,0.6 Rusland,0.2,2.8,1.5,1.2 Zweden,0,3.9,1.5,0.3 VS,0,0.4,3.1,1.7 Peru,0,0,3.4,0.9 Canada,0,1.7,1.4,0.6 Mexico,0,0.2,2,1.1 | Aluminium (%) | IJzer (%) | Koper (%) | Overig (%) |
|---|---|---|---|---|
| China | 1 | 4,7 | 3,3 | 4,7 |
| Chili | 0 | 0,2 | 9,4 | 0,8 |
| Brazilië | 2,4 | 6,5 | 0,7 | 0,5 |
| Australië | 1,3 | 5,7 | 0,4 | 0,6 |
| Rusland | 0,2 | 2,8 | 1,5 | 1,2 |
| Zweden | 0 | 3,9 | 1,5 | 0,3 |
| VS | 0 | 0,4 | 3,1 | 1,7 |
| Peru | 0 | 0 | 3,4 | 0,9 |
| Canada | 0 | 1,7 | 1,4 | 0,6 |
| Mexico | 0 | 0,2 | 2 | 1,1 |
| Bron: CBS, GLORIA (2024) | ||||
De top 5 leveranciers van metalen (China, Chili, Brazilië, Australië en Rusland) produceerden in 2021 samen 48 procent van de metaalertsen benodigd voor de Nederlandse consumptie. China speelde een rol bij vrijwel alle metalen. Van lood (44 procent) en zink (26 procent) werd meer dan een kwart in China gewonnen. Daarnaast leverde China ook meer dan een kwart van de overige metalen.
Van de zes metalen waarvan het meeste gebruikt werd, had lood de grootste afhankelijkheid van één leverancier in 2021: China. Van het aluminium kwam 29 procent uit Brazilië en van het koper kwam 26 procent uit Chili. Binnen de overige metalen valt uranium, hiervan kwam driekwart uit Kazachstan. Kazachstan was ook veruit de grootste uraniumproducent: in 2022 kwam ruim een derde van de wereldproductie uit Kazachstan. 56 procent van de platinagroepmetalen (PGM) kwamen uit Zuid-Afrika. Daarnaast was Zuid-Afrika ook belangrijk voor de productie van mangaan gebruikt voor de Nederlandse consumptie (36 procent), chromium (34 procent) en goud (25 procent).
Meeste metalen gebruikt in de bouw
De grootste bijdrage aan de metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie kwam van weg- en waterbouw, zie figuur 8.6. De totale bouw – naast de weg- en waterbouw ook de bouw van gebouwen – was verantwoordelijk voor bijna 17 procent van de metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie. Computers en elektronische apparatuur waren goed voor ruim 8 procent van het totaal, en motorvoertuigen en aanhangwagens voor 7 procent van het gebruik. De top 10 productgroepen waren verantwoordelijk voor 64 procent van de metaalvoetafdruk van de Nederlandse consumptie. Uit figuur 8.6 blijkt dat de metalen met name essentieel waren voor technologie, infrastructuur en mobiliteit.
| name | Aluminium (megaton) | IJzer (megaton) | Koper (megaton) | Lood (megaton) | Mangaan (megaton) | Nikkel (megaton) | Zink (megaton) | Overig (megaton) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Weg- en waterbouw | 0,223 | 1,338 | 1,008 | 0,044 | 0,022 | 0,134 | 0,15 | 0,396 |
| Computers en elektronica | 0,175 | 0,755 | 1,409 | 0,041 | 0,026 | 0,079 | 0,114 | 0,285 |
| Gebouwen | 0,181 | 0,976 | 0,862 | 0,035 | 0,018 | 0,116 | 0,117 | 0,257 |
| Motorvoertuigen en aanhangers | 0,19 | 1,011 | 0,811 | 0,028 | 0,017 | 0,085 | 0,092 | 0,17 |
| Machines en apparaten | 0,182 | 0,975 | 0,804 | 0,023 | 0,014 | 0,07 | 0,078 | 0,145 |
| Meubelen | 0,134 | 0,531 | 0,771 | 0,021 | 0,019 | 0,058 | 0,07 | 0,342 |
| Andere voertuigen | 0,201 | 0,723 | 0,611 | 0,02 | 0,01 | 0,051 | 0,067 | 0,11 |
| Werken van metaal, nag | 0,137 | 0,782 | 0,462 | 0,026 | 0,012 | 0,112 | 0,092 | 0,151 |
| Elektrische apparatuur | 0,091 | 0,387 | 0,933 | 0,027 | 0,009 | 0,036 | 0,075 | 0,101 |
| Groothandel en reparatie | 0,113 | 0,431 | 0,693 | 0,021 | 0,013 | 0,054 | 0,066 | 0,212 |
| Bron: CBS, GLORIA (2024) | ||||||||
Zowel koper als aluminium vooral uit Zuid-Amerika
Niet voor alle metalen die als kritiek gezien worden volgens de Europese definitie (Europese Commissie, 2023) is afzonderlijk de consumptievoetafdruk te bepalen. Voor Aluminium, koper, mangaan, nikkel, platinagroepmetalen en titanium kan dit wel. Deze zes kritieke metalen hadden elk een eigen oorsprongsverdeling. Aluminium kwam vooral uit Zuid-Amerika, met Brazilië als belangrijkste oorsprongsland (29 procent). Daarnaast was een relatief groot aandeel van dit metaal afkomstig uit Guinee (24 procent). Wereldwijd is Australië de grootste aluminiumproducent, gevolgd door China en Guinee (Bhutada, 2022). Wat opvalt is dat Australië en China pas de derde en vierde belangrijkste oorsprongslanden zijn voor het aluminium dat uiteindelijk in Nederland wordt geconsumeerd.
Ook koper was grotendeels afkomstig uit Zuid-Amerika, waar ruim een derde van het totaal vandaan komt. Chili was hierbij het belangrijkste oorsprongsland met een aandeel van 26 procent. Wereldwijd is Chili met een aandeel van 27 procent de grootste koperproducent, gevolgd door Peru en China (Venditti, 2022). Koper was in 2021 het meest geconsumeerde metaal in Nederland, mede doordat koper dankzij zijn goede rekbaarheid, vervormbaarheid en elektrische geleidbaarheid in veel verschillende toepassingen wordt gebruikt. Al in de prehistorie werd het gebruikt voor onder andere gereedschappen en sieraden, en tegenwoordig is het onmisbaar voor duurzame technologieën zoals zonnepanelen, windmolens en elektrische voertuigen (Desai & Shivaprasad, 2025).
Mangaan en platinagroepmetalen komen vooral uit Afrika. Ongeveer 60 procent van het mangaan gebruikt voor Nederlandse consumptie kwam van dit continent, waarvan ruim een derde uit Zuid-Afrika en een zesde uit Gabon. Platinagroepmetalen kwamen zelfs voor twee derde uit Afrika, voornamelijk uit Zuid-Afrika (56 procent). Andere belangrijke oorsprongslanden voor dit metaal waren Finland (12 procent) en Rusland (11 procent). Nikkel en titanium kennen een wereldwijd verspreide oorsprong. Voor nikkel was Rusland het belangrijkste land van oorsprong (17procent), gevolgd door Cuba (12 procent), Indonesië (12 procent) en Finland (11 procent). Titanium kwam met name uit Noorwegen (24 procent), Canada (19 procent) en China (17 procent).
De toepassing van deze kritieke metalen verschilt per metaal, maar civiele constructies vormden in 2021 bij vrijwel alle metalen een van de belangrijkste toepassingen. Aluminium werd vooral ingezet in civiele constructies (8 procent) en voor overige transportmiddelen (7 procent). Ook koper werd veel gebruikt in civiele constructies (8 procent), maar het grootste aandeel kwam terecht in computers en elektronische apparatuur (11 procent). Voor mangaan gold een vergelijkbare verdeling, waarbij 9 procent werd ingezet in computers en elektronische apparatuur en 7 procent in civiele constructies. Nikkel en platinagroepmetalen werden relatief vaak toegepast in de bouw: respectievelijk 11 procent en 12 procent werd gebruikt in civiele constructies, en daarnaast 9 procent en 7 procent in de bouw van gebouwen. Titanium kende eveneens diverse toepassingen, met de grootste aandelen in defensiematerieel (9 procent) en civiele constructies (8 procent).
Water- en energiegebruik metaalwinning
Mijnbouw, en in het bijzonder de winning van metalen, is een waterintensieve industrie die een grote impact kan hebben op lokale waterbronnen. Tijdens het ontginnen en verwerken van ertsen wordt water gebruikt voor verschillende processen, zoals het scheiden van metalen van het gesteente (verrijking), stofbeheersing, koeling en transport van materiaal. Dit intensieve watergebruik kan leiden tot een verhoogde vraag naar water in regio's waar waterschaarste al een probleem is. Ook kan het verontreiniging in het oppervlakte- en grondwater veroorzaken door de afvoer van chemische stoffen en zware metalen. Het duurzaam beheren van water in de mijnbouw is daarom cruciaal om negatieve milieueffecten te beperken en de beschikbaarheid van water voor omliggende ecosystemen en gemeenschappen te waarborgen (Lakshman, 2024).
Hoewel mijnbouw relatief veel water per activiteit verbruikt, is het aandeel van de metaal-mijnindustrie in het totale wereldwijde watergebruik kleiner dan 1 procent. Desondanks kan in lokale gebieden met intensieve mijnbouwactiviteiten het watergebruik een grote druk op de watervoorziening vormen (WWAP, 2019).
De koperwinning in Chili vereist bijvoorbeeld enorme hoeveelheden water om het kopererts te verwerken via flotatie en andere scheidingsprocessen. Dit leidt tot conflicten met landbouw en lokale gemeenschappen in droge regio’s zoals de Atacamawoestijn (Akchurin, 2025). Ook de goudmijnbouw in Zuid-Afrika en Australië gebruikt grote volumes water voor het extraheren en raffineren van goud, wat resulteert in een verhoogde vraag naar water en potentiële vervuiling van waterlichamen door cyanide en zware metalen (Khomo et al., 2024; Mudd, 2010). Daarnaast vergt lithiumwinning – essentieel voor batterijen in de elektrische mobiliteit – in landen als Argentinië en Bolivia grote hoeveelheden water om het lithium uit zoutvlaktes te winnen. Dit watergebruik heeft invloed op de kwetsbare ecosystemen en traditionele watergebruikers in deze droge gebieden (Flexer et al., 2018). Het waterverbruik binnen de metaalwinning kan sterk variëren afhankelijk van het type metaal en het gebruikte winning- en verwerkingsproces (Meissner, 2021). Watergebruik is en blijft een van de belangrijkste milieu-uitdagingen binnen de sector (ICMM, 2021).
Naast het hoge waterverbruik produceert de metaal-mijnindustrie ook grote hoeveelheden afvalwater die vaak schadelijke stoffen bevatten. Dit afvalwater ontstaat tijdens verschillende processtappen, zoals het wassen van erts, het gebruik van chemicaliën bij het scheiden van metalen, en de afvoer van restmateriaal uit mijnen. Het kan onder andere zware metalen (zoals lood, cadmium en arseen), cyanide, zuren en andere toxische stoffen bevatten die, wanneer ze onbehandeld in het milieu terechtkomen, ernstige vervuiling van oppervlakte- en grondwater veroorzaken (Haghighizadeh et al., 2024).
Het kwantificeren van de exacte hoeveelheid afvalwater en het meten van de mate van vervuiling in de metaal-mijnindustrie is complex, mede door de diversiteit aan mijnbouwactiviteiten, processen en regionale verschillen (Macklin et al., 2023). Daarom beperkt dit onderzoek zich tot het oppervlakte- en grondwatergebruik van de metaal-mijnbouw. Watergebruik wordt gemeten in (miljoenen) m3 H2O-equivalenten.
Daarnaast is de metaalwinning- en metaalproductiesector een van de meest energie-intensieve sectoren ter wereld. Van het delven van erts diep onder de grond of in open mijnen tot het raffineren en smelten van metalen, energieverbruik speelt een cruciale rol in elke productiefase. Deze energievraag is voornamelijk afkomstig van elektriciteit, fossiele brandstoffen en in toenemende mate hernieuwbare bronnen. Efficiënt energiebeheer in deze sector is cruciaal, niet alleen om de operationele kosten te verlagen, maar ook om de milieueffecten, zoals de uitstoot van broeikasgassen, te minimaliseren. Dit maakt duurzame productie een steeds belangrijker aandachtspunt voor metaalproducenten wereldwijd (IEA, 2020; 2021).
Energie- en watervoetafdruk metaalsectoren ten behoeve van de Nederlandse consumptie
De water- en energievoetafdruk van de Nederlandse consumptie hangen af van hoeveel productie uiteindelijk in Nederland belandt én van het water- en energiegebruik van de leverende sectoren. Het watergebruik verschilt sterk tussen verschillende metaalsectoren. Deze variatie wordt beïnvloed door factoren zoals het type metaal, de gebruikte mijnbouwmethoden, de kwaliteit van het erts en de mate van verwerking die vereist is. Zo vereisen bijvoorbeeld metalen zoals goud en aluminium doorgaans aanzienlijk meer water dan bijvoorbeeld ijzererts. Ook het energieverbruik verschilt tussen de productie van verschillende metalen, met name de ertskwaliteit beïnvloedt het energieverbruik (Aramendia et al., 2023).
Basismetaalindustrie gebruikt meer water dan metaalwinning
De energie- en watervoetafdruk van de Nederlandse consumptie splitsen we op naar gebruik door de metaalsectoren en door overige sectoren. Uit tabel 8.8 blijkt dat het grootste deel van zowel de watervoetafdruk als de energievoetafdruk van de Nederlandse consumptie niet plaatsvindt in metaalsectoren. In 2021 verbruikten de metaalsectoren 663 Petajoule aan energie ten behoeve van de Nederlandse consumptie, ter vergelijking: het energiegebruik in Nederland was dat jaar 3022 Petajoule (CLO, 2025a). De metaalsectoren veroorzaakten in 2021 de bijna een zesde van de energievoetafdruk van de Nederlandse consumptie, een aanzienlijk groter deel dan van de watervoetafdruk.
| Energievoetafdruk | Watervoetafdruk | |||
|---|---|---|---|---|
| Bedrijfstak | Gebruik totaal (PJ) | Aandeel (%) | Gebruik (m3 H2O-eq.) | Aandeel (%) |
| Metaalsectoren | 663 | 14% | 120 | 3% |
| w.v. Basismetalen | 1) | 83 | 2% | |
| w.v. Metaalwinning | 1) | 37 | 1% | |
| Overige sectoren | 3858 | 86% | 3301 | 97% |
| Bron: CBS, Lenzen et al. (2021) 1) Wanneer deze uitsplitsing wordt gemaakt kunnen dubbeltellingen niet voorkomen worden, daarom is deze uitsplitsing hier weggelaten. | ||||
In figuur 8.9 staat de watervoetafdruk van de metaalsectoren uitgesplitst naar het metaal dat geproduceerd wordt. Binnen de metaalwinning vallen vooral koper en goud op: de winning van deze twee metalen samen veroorzaakten in 2021 94 procent van het waterverbruik van de metaalwinning. Bij koper komt dat door de relatief hoge watergebruik-intensiteit van deze bedrijfstak. Het hoge watergebruik bij de winning van goud wordt veroorzaakt door hoge watergebruik-intensiteit in sommige regio’s; kleinschalige hydraulische placer-mijnbouw in Rusland verbruikt bijvoorbeeld aanzienlijk meer water dan gemiddeld (ADCM, 2021; Chalov, 2014). Hiervan kan de totale watervoetafdruk per locatie al snel oplopen tot tientallen tot honderden kubieke meters per dag, wat veel meer is dan het minimale gebruik van gerecycled water bij grote industriële bedrijven. Over het algemeen genomen is het watergebruik minder hoog in goudmijnen dan in kopermijnen. Bij de basismetaalsectoren zit het grootste watergebruik in de productie van ijzer en staal, gevolgd door aluminium.
| groep | Bauxiet/Aluminium (m3 H2O-equivalent) | Goud (m3 H2O-equivalent) | IJzer/Staal (m3 H2O-equivalent) | Koper (m3 H2O-equivalent) | Lood, Zink, Zilver (m3 H2O-equivalent) | Nikkel (m3 H2O-equivalent) | Overig (m3 H2O-equivalent) |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Basismetalen | 3,36 | 0,628 | 74,039 | 2,087 | 2,154 | 0,15 | 0,631 |
| Metaalwinning | 0,111 | 15,386 | 0,413 | 19,373 | 0,66 | 0,226 | 0,333 |
| Bron: CBS, GLORIA (2024) | |||||||
Het verschil tussen bijvoorbeeld koper (veel water bij winning, minder bij de basismetaalindustrie) en ijzer en staal (weinig water bij winning, veel bij de basismetaalindustrie) ligt met name aan waar de verwerkingsprocessen geschaard worden. Het koper uit het kopererts halen wordt meestal bij de metaalwinning gerekend. Kopererts bevat slechts een klein percentage koper en het erts is dus niet direct bruikbaar. IJzererts bevat een veel hoger percentage ijzer en kan soms zelfs direct gebruikt worden: ijzererts gewonnen in Australië of Brazilië heeft bijvoorbeeld meer dan 65 procent ijzer (Tuck et al., 2022). Het winnen van ijzer uit ijzererts wordt vaak in hoogovens gedaan, als onderdeel van de basismetaalindustrie. Met name ijzer en staal uit China draagt veel bij aan het watergebruik in de basismetaalindustrie. Naast dat er veel ijzer en staal door China geproduceerd wordt, is het waterintensiteit, de hoeveelheid water gebruikt per eenheid productie, van de staalindustrie in China hoger dan in andere landen zoals bijvoorbeeld Canada. Dit komt doordat er in China relatief meer hoogovens gebruikt worden (BF-BOF methode) dan elektrische vlamboogovens (EAF-methode) (Hasanbeigie, 2025) en de BF-BOF methode is water intensiever dan de EAF-methode (WSA, 2011).