Haalbaarheidsstudie toeslagenaffaire-onderzoek

Bijlage 4. Operationalisering mogelijk relevante achtergrondkenmerken

Demografische kenmerken

Geslacht aanvrager
Dit kenmerk wordt ingedeeld in de categorieën man en vrouw, zoals dat te vinden is in de BRP.

Leeftijd aanvrager
Hiervoor worden de volgende categorieën gebruikt: 

  1. Jonger dan 30 jaar
  2. Tussen de 30 en 40 jaar
  3. Tussen de 40 en 50 jaar
  4. 50 jaar en ouder

Hiervoor is gekeken naar de leeftijd op 31 december in het jaar voor dupering/selectie. 

Leeftijd bij geboorte eerste kind
Er wordt gekeken naar de leeftijd waarop de aanvrager van de kinderopvangtoeslag voor het eerst ouder is geworden van een juridisch kind. Hiervoor worden in dit onderzoek de volgende categorieën onderscheiden: 

  1. Tussen 10 en 25 jaar
  2. Tussen de 25 en 35 jaar
  3. Tussen de 35 en 55 jaar
  4. Aanvrager heeft geen juridisch kind of onbekend

De leeftijdscategorieën zijn gebaseerd op de gemiddelde leeftijd waarop personen in Nederland voor het eerst een kind krijgen.51)

Burgerlijke staat van aanvrager
Dit betreft de burgerlijke staat zoals afgeleid uit verbintenisgegevens in de BRP. De volgende categorieën worden onderscheiden:

  1. Gehuwd of partnerschap: Wettelijke verbintenis tot het samenleven van twee personen of burgerlijke staat die ontstaat na het aangaan van een geregistreerd partnerschap52)
  2. Ongehuwd: Burgerlijke staat die aangeeft dat een persoon nog nooit een huwelijk heeft gesloten of een geregistreerd partnerschap is aangegaan. 
  3. Overig: Hieronder valt onder andere verweduwd (burgerlijke staat die ontstaat na ontbinding van een wettig huwelijk of geregistreerd partnerschap door overlijden van de partner) en gescheiden (burgerlijke staat die ontstaat na ontbinding van een huwelijk door echtscheiding of na ontbinding van een geregistreerd partnerschap anders dan door het overlijden van de partner. Exclusief personen die gescheiden zijn van tafel en bed want zij blijven formeel gehuwd/geregistreerd partner).

Het gaat hierbij om de burgerlijke staat van de aanvrager op 31 december in het jaar voor dupering/selectie. 

Herkomst en herkomstland aanvrager53)
Om herkomst in kaart te brengen wordt gebruik gemaakt van de nieuwe CBS-indeling.54) Hierbij wordt eerst gekeken of iemand zelf in Nederland of in het buitenland geboren is en vervolgens waar de ouders geboren zijn. Dit resulteert in de volgende categorieën: 

  • In Nederland geboren:
    • beide ouders in Nederland geboren
    • één ouder in buitenland geboren 
    • twee ouders in buitenland geboren
  • Niet in Nederland geboren:
    • beide ouders in Nederland geboren
    • één ouder in buitenland geboren 
    • twee ouders in buitenland geboren 

Vervolgens wordt het herkomstland bepaald. Bij personen die in het buitenland zijn geboren, is het herkomstland hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, is het herkomstland bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend in het bepalen van de herkomst. De geboortegegevens van de moeder zijn namelijk vaker bekend dan die van de vader. Wanneer de moeder in Nederland is geboren of het geboorteland van de moeder onbekend is, dan wordt het geboorteland van de vader gebruikt. Voor herkomstland worden in lijn met de nieuwe CBS-indeling de volgende categorieën onderscheiden: Nederland, Europa (exclusief Nederland), Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Cariben en Overig Buiten-Europa. 

Woonprovincie
Om regionale spreiding van gedupeerdheid in kaart te brengen wordt gekeken naar de provincie waarin de aanvragers (volgens de BRP) op 31 december in het jaar voor dupering/selectie woonden:

  1. Drenthe
  2. Flevoland 
  3. Friesland
  4. Gelderland
  5. Groningen
  6. Limburg
  7. Noord-Brabant 
  8. Noord-Holland 
  9. Overijssel
  10. Utrecht
  11. Zeeland
  12. Zuid-Holland.

Stedelijkheidsgraad woongemeente van huishouden
Als laatste demografisch kenmerk wordt gekeken naar de stedelijkheid van de gemeente waarin personen in het jaar voor dupering/selectie woonden. De indeling van gemeenten naar stedelijkheid is gebaseerd op de omgevingsadressendichtheid van de gemeente.55) Allereerst is voor ieder adres binnen een gemeente de adressendichtheid vastgesteld van een gebied met een straal van 1 km rondom dat adres. De omgevings-adressendichtheid van een gemeente is de gemiddelde waarde hiervan voor alle adressen binnen die gemeente. De volgende klassen worden onderscheiden:

  1. Zeer sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 2 500 of meer);
  2. Sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1 500 tot 2 500);
  3. Matig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1 000 tot 1 500);
  4. Weinig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1 000);
  5. Niet-stedelijk (omgevingsadressendichtheid van minder dan 500).

Huishoudsituatie 

Huishoudtype
Dit is een typering van een huishouden op basis van de onderlinge relaties van de personen binnen een huishouden. Dit is gebaseerd op de basisregistratie personen (BRP). Er is gekeken naar het huishouden van aanvragers op 31 december in het jaar voorafgaand aan dupering/selectie. In dit onderzoek worden onderstaande categorieën onderscheiden:

  1. Paar met kinderen: Twee personen die één of meer thuiswonende kinderen hebben. Dit kunnen gehuwde paren (twee personen die met elkaar gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben gesloten) en ongehuwde paren (hebben een samenwoonrelatie, maar zijn niet met elkaar gehuwd of hebben geen partnerschapsregistratie gesloten) zijn. Ook een overig lid (persoon die anders dan als partner of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden) kan tot deze huishoudensvorm behoren, bijvoorbeeld een inwonende oma. 
  2. Eenouderhuishouden: Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen. Ook een overig lid (persoon die anders dan als ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden) kan tot deze huishoudensvorm behoren. 
  3. Overig huishouden: Particulier huishouden dat uitsluitend bestaat uit overige leden (personen die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaken van een particulier huishouden). Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan twee broers die samen één huishouden vormen. Ook personen wiens huishouden onbekend is, vallen in deze categorie. Ook eenpersoonshuishouden (particulier huishouden bestaande uit één persoon), paren zonder kinderen (twee personen die een samenwoonrelatie hebben en geen thuiswonende kinderen hebben op het peilmoment) zijn voor dit onderzoek in deze categorie ingedeeld.

Aantal kinderen in het huishouden
Voor dit kenmerk is gekeken naar het huishouden waar personen wonen volgens de BRP. Om het aantal kinderen in het huishouden af te leiden wordt gekeken naar alle minderjarige kinderen in het huishouden waar de aanvrager woont (kinderen tot 18 jaar). Dit zijn niet enkel juridische kinderen van de aanvrager, maar kunnen bijvoorbeeld ook kinderen van de (nieuwe) partner zijn. In dit onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen 0, 1, 2, 3 en 4 of meer kinderen in het huishouden. Ook hier gaat het om het de huishoudsituatie op 31 december in het jaar voor dupering/selectie. Hierdoor kan het aantal kinderen op dat specifieke moment 0 zijn (ondanks dat de personen eerder wel kinderopvangtoeslag ontvangen hebben en dus kinderen in het huishouden gehad hebben of co-ouder zijn geweest waarbij het kind bij de andere ouder stond ingeschreven in de BRP). 

Leeftijd van kinderen in het huishouden/leeftijd jongste kind/leeftijd oudste kind
Van bovenstaande kinderen (personen tot 18 jaar die in hetzelfde huishouden wonen als de aanvrager in het jaar voor dupering/selectie) is ook naar de leeftijd gekeken. De volgende leeftijdscategorieën worden onderscheiden:

  1. 0 tot 4 jaar
  2. 4 tot 8 jaar 
  3. 8 tot 12 jaar
  4. 12 tot 18 jaar
  5. Onbekend

Dit kenmerk wordt zowel aangemaakt voor de leeftijd van het jongste kind als voor de leeftijd van het oudste kind in het huishouden. Het peilmoment hiervoor is 31 december in het jaar voor dupering/selectie. Het gaat hierbij om de leeftijd van kinderen die in het huishouden van de aanvrager woonden ongeacht of hier wel of geen kinderopvangtoeslag voor is ontvangen. 

Aanvraag voor niet-juridisch kind
Er is in het onderzoek ook gekeken of het kind waar kinderopvangtoeslag voor ontvangen is een juridisch kind van de aanvrager is. Voor een vrouw is er sprake van een juridisch kind als het kind uit de vrouw geboren is of als de vrouw het kind officieel geadopteerd heeft. Voor mannen is sprake van een juridisch kind als de man bij de geboorte met de moeder is gehuwd, of wanneer hij het kind of de ongeboren vrucht heeft erkend, of wanneer het vaderschap door een rechter is vastgesteld of wanneer hij het kind geadopteerd heeft.56) Dit kenmerk is op twee manieren geoperationaliseerd, namelijk door enkel te kijken naar het jaar voor dupering/selectie en door te kijken naar de gehele periode van vijf jaar voor dupering.57) Dit kenmerk krijgt de waarde 0 als alle kinderen voor wie een aanvrager kinderopvangtoeslag heeft ontvangen zijn/haar juridische kinderen zijn. Als minimaal één kind niet een juridisch kind is van de aanvrager dan heeft de aanvrager een 1 op dit kenmerk. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij zogenaamde samengestelde gezinnen. 

Aantal jaar aanvraag kinderopvangtoeslag
Zoals in hoofdstuk 5 aangegeven, is gekeken naar personen die in de periode van vijf jaar voor dupering/selectie kinderopvangtoeslag ontvangen hebben (dus voor 2012 is gekeken naar ontvangers van kinderopvangtoeslag van 2007 tot en met 2012). Vervolgens is gekeken in welke jaren personen binnen deze periode kinderopvangtoeslag ontvangen hebben. De minimale waarde is één (want iedereen die geselecteerd is voor deze analyse heeft minimaal één keer kinderopvangtoeslag ontvangen in deze periode) en de maximale waarde is zes (een persoon heeft elk jaar in de periode van vijf jaar voor dupering/selectie kinderopvangtoeslag ontvangen).

Verhuisbewegingen van het huishouden
In het onderzoek is ook gekeken of aanvragers verhuisd zijn. Hiervoor wordt gekeken naar het adres van de aanvrager (wederom volgens de BRP) op 31 december in het jaar voor dupering/selectie en wordt gekeken of dit adres in de twee jaren daarvoor hetzelfde is geweest (ja of nee).

Wisseling van partner
Ook is bekeken of er wisselingen van partners zijn geweest, indien een partner aanwezig was in het jaar voor dupering/selectie. Hiervoor wordt gekeken of er een partner is het jaar voor dupering (op 31 december) en zo ja, of deze partner dezelfde is twee jaar én drie jaar voor dupering. Als dat het geval is, dan is in dit onderzoek besloten tot geen wisseling. Als er geen partner is op 31 december van het jaar voor dupering dan is er ook besloten tot geen wisseling. Is er wel een partner op 31 december van het jaar voor dupering en is er in de twee jaar voor dupering en/of drie jaar voor dupering een andere of geen partner dan is besloten tot wisseling. Het gaat hier expliciet over samenwonende partners. Dus partners die op hetzelfde adres wonen. Dit kunnen zowel gehuwde als ongehuwde partners zijn. 

Onderwijs en sociaaleconomische situatie

Hoogste opleidingsniveau aanvrager
Hiervoor wordt naar het hoogst behaalde opleidingsniveau van de aanvrager gekeken. Hierbij is gekeken naar het opleidingsniveau in het jaar voor dupering/selectie. De volgende categorieën worden onderscheiden: 

  • Laag: Dit omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste drie leerjaren van havo/vwo en de entreeopleiding, de voormalige assistentenopleiding (mbo1). 
  • Middelbaar: Dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo2), de vakopleiding (mbo3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo4). 
  • Hoog: Dit omvat onderwijs op het niveau van hbo of wo. 
  • Onbekend: Het opleidingsniveau is niet voor iedereen beschikbaar: naarmate personen ouder zijn neemt de dekkingsgraad van de bronbestanden af.

Kinderen in het huishouden die voortijdig schoolverlater zijn
Hierbij is bekeken of iemand niet studeert op 1 oktober van het betreffende jaar en als opleidingsniveau laag heeft. Er wordt gekeken naar kinderen in het huishouden voor dupering/selectie en van deze kinderen wordt in kaart gebracht of er bij minimaal één kind in het jaar voor dupering/selectie sprake was van voortijdig schoolverlaten (ja of nee). Voor dit kenmerk is er gekeken naar kinderen in de leeftijd van 12 tot en met 23 jaar. 

Opleidingsniveau voortgezet onderwijs van de kinderen in het huishouden
Er is gekeken naar kinderen in het huishouden voor dupering/selectie die voortgezet onderwijs volgde en van deze kinderen is het onderwijsniveau in kaart gebracht in het jaar voor dupering/selectie. Dit opleidingsniveau is ingedeeld in de volgende zes categorieën:

  1. algemene leerjaren 1-2 of algemeen leerjaar 3 (vmbo-gt/havo/vwo) 
  2. Vmbo-bk leerjaar 3-4.
  3. Vmbo-gt leejaar 3-4, incl. vrije school leerjaar 5 
  4. Havo leerjaar 3-5.
  5. Vwo leerjaar 3-6
  6. Overig of volgt geen voortgezet onderwijs.

Vervolgens is per huishouden het hoogste en laagste aanwezige opleidingsniveau berekend. 

Speciaal onderwijs van de kinderen in het huishouden
Hierbij wordt gekeken naar kinderen in het huishouden voor dupering/selectie en van deze kinderen wordt in kaart gebracht of er minimaal één kind in het jaar voor dupering/selectie, speciaal (basis) onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs volgde (ja/nee). 

Verblijfsduur
Hiervoor wordt gekeken naar de verblijfsduur in Nederland het jaar voor dupering/selectie van de moeder in het huishouden. Als er geen moeder in het huishouden aanwezig is, dan is de verblijfsduur van de vader genomen, als ook deze niet aanwezig is dan is gekeken naar de verblijfsduur van de overige leden in het huishouden. De verblijfsduur is bepaald door het verschil te berekenen op 31 december van het jaar voor dupering/selectie en de vroegste immigratiedatum van de desbetreffende persoon. Vervolgens is de verblijfsduur ingedeeld in de volgende vier categorieën: 

  1. 0-5 jaar
  2. 5-10 jaar
  3. 10+jaar
  4. Geen immigratie

Koop- of huurwoning (wel/geen huurtoeslag)
Verder is in het onderzoek gekeken of de aanvrager op 31 december in het jaar voor dupering/selectie in een eigen woning of huurwoning woont en als hij/zij in een huurwoning woont of er wel of geen huurtoeslag ontvangen wordt. Meer specifiek worden de volgende categorieën onderscheiden:

  1. Eigen woning
  2. Huurwoning met huurtoeslag
  3. Huurwoning zonder huurtoeslag
  4. Institutioneel of onbekend huishouden

Huishoudinkomen
Een ander kenmerk dat iets zegt over de sociaaleconomische situatie, is het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen in het jaar voor dupering/selectie. Dit is onderverdeeld in 5 kwintielen.58) De kwintielen zijn de laagste 20 procent (of onbekend inkomen), de tweede 20 procent, de derde 20 procent, de vierde 20 procent en de hoogste 20 procent. Daarnaast is  het gemiddelde gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen in de periode drie jaar voor dupering bekeken. Dit is onderverdeeld in kwartielen.59) Het besteedbaar inkomen van een huishouden bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met betaalde inkomensoverdrachten zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e), premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en nabestaanden, premies ziektekostenverzekeringen, en belastingen op inkomen en vermogen. Om een zinvolle vergelijking te maken tussen verschillende soorten huishoudens wordt gekeken naar het gestandaardiseerde huishoudinkomen. Dit betekent dat inkomens van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling vergelijkbaar gemaakt worden. Hiervoor worden equivalentiefactoren gebruikt die rekening houden met het aantal volwassenen en kinderen (naar leeftijd) in een huishouden. In het model van de propensity score matching is het gemiddelde gestandaardiseerde huishoudinkomen gebruikt over de periode 3 jaar voor dupering, met een indeling in kwartielen.60)61) 

Vermogen van het huishouden
Het vermogen van een huishouden is het saldo van de bezittingen en de schulden in het jaar voor dupering/selectie. Voor bezittingen van het huishouden wordt gekeken naar de totale waarde aan bank- en spaartegoeden en effecten, obligaties en aandelen, de eigen woning, ondernemingsvermogen en de overige bezittingen van een huishouden. De schulden betreffen de hypotheekschuld van de eigen woning, studieschulden en overige schulden zoals voor consumptieve doeleinden, de financieringen van aandelen, obligaties of rechten op periodieke uitkeringen, schulden voor de financiering van de tweede woning of ander onroerend goed. In dit onderzoek worden de volgende categorieën62) onderscheiden: 

  1. Minder dan 0 euro (meer schulden dan bezittingen)
  2. 0 tot 50 duizend euro
  3. 50 duizend euro of meer
  4. Onbekend 

Belangrijkste inkomensbron van het huishouden
Hiervoor wordt gekeken naar de bron waaruit een huishouden het meeste inkomen ontvangen heeft in het jaar voor dupering/selectie. Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden: 

  1. Loon als werknemer
  2. Inkomen uit eigen onderneming
  3. Bijstandsuitkering en/of uitkering overige sociale voorzieningen63)
  4. Werkloosheidsuitkering
  5. Arbeidsongeschiktheid-/ziektewetuitkering64)
  6. Onbekend inkomen of overig inkomen (inkomen uit vermogen, studiefinanciering of pensioenuitkering). 

Wanbetaler zorgverzekeringswet in het huishouden
Per 1 september 2009 is de Wet structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering in werking getreden. In het kader van deze wet worden wanbetalers opgespoord. Hiervoor doen zorgverzekeraars opgave aan het CAK (tot 2016 was dit aan het Zorginstituut Nederland) van hun verzekerden met een premieachterstand van ten minste zes maanden. Het CAK int vervolgens een bestuursrechtelijke premie (dat wil zeggen een verhoogde premie) door middel van inhouding op loon of uitkering (bronheffing). Als bronheffing niet (geheel) mogelijk is, wordt de premie met behulp van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) geïncasseerd. Wanbetalers van de zorgverzekeringswet zijn personen die minimaal 6 maanden geen premie voor hun basisverzekering betaald hebben, op peildatum in de Basisregistratie personen (BRP) staan ingeschreven, aangemeld zijn bij het CAK, in het bestuursrechtelijke premieregime zitten en 18 jaar of ouder zijn. Voor dit onderzoek is gekeken of de aanvrager zelf en/of zijn/haar huishoudleden in het jaar voor dupering/selectie geregistreerd stonden als wanbetaler van de zorgverzekeringswet (ja of nee).65) 

WSNP-traject
Hiervoor wordt gekeken of personen al dan niet een traject in het kader van Wet Schuldsanering Natuurlijk Persoon (WSNP) in het huishouden hadden lopen. Dit zijn door de rechter uitgesproken trajecten van schuldsanering die personen met een problematische schuldsituatie de mogelijkheid bieden om schuldenvrij te worden. Tijdens het schuldsaneringstraject betaalt de schuldenaar onder toezicht van een bewindvoerder en volgens een strikt regime, zoveel mogelijk van de schulden af. Daarbij wordt de medewerking van schuldeisers afgedwongen. Er zijn meerdere voorwaarden. Zo mogen er geen nieuwe schulden gemaakt worden. Als de schuldenaar zich aan de afspraken heeft gehouden kan de rechter na drie jaar een zogeheten schone lei verlenen waarna restschulden niet meer opeisbaar zijn. Er wordt gekeken of iemand in het huishouden van de aanvrager (inclusief de aanvrager zelf) wel of niet een dergelijk traject had lopen in het jaar voor dupering/selectie.

Recent arbeidsverleden
Het recent arbeidsverleden is bepaald voor de aanvrager over de periode 4 jaar voor dupering. Iemand heeft een betaald werk als deze, volgens de SECM66) geclassificeerd is als werknemer, directeur-grootaandeelhouder, zelfstandig ondernemer, overige zelfstandige of meewerkend gezinslid. Vervolgens is het recent arbeidsverleden ingedeeld in zeven categorieën:

  1. Voortdurend werkzaam
  2. Gedeeltelijk werkzaam; meer dan 3 jaar
  3. Gedeeltelijk werkzaam; tussen 2 en 3 jaar
  4. Gedeeltelijk werkzaam; tussen 1 en 2 jaar
  5. Gedeeltelijk werkzaam; tussen 1 maand en 1 jaar
  6. Niet werkzaam
  7. Niet 48 maanden in Nederland

Banenstapelaar
Voor de aanvrager is het aantal banen bepaald op basis van de Polis67) in het jaar voor dupering. Dit kenmerk is vervolgens ingedeeld in drie categorieën: 

  1. één baan
  2. twee banen
  3. drie of meer banen

Contractsoort
Voor de aanvrager is het type contract voor de hoofdbaan bepaald in het jaar voor dupering. De hoofdbaan is de baan van een persoon waaraan deze de meeste tijd besteedt. Dit kenmerk is onderverdeeld in drie categorieën:

  1. Onbepaalde tijd
  2. Bepaalde tijd
  3. Geen contract of onbekend

Werkuren
Reguliere uren zijn verloonde uren minus overwerkuren en minus verlofuren. Deze zijn bepaald voor alle banen op basis van de Polis68) van de aanvrager, in het jaar voor dupering/selectie. Dit kenmerk is ingedeeld in vier kwartielen en een andere categorie die niet voorkomt in de Polis. Deze laatste groep heeft geen baan volgens de Polis. Dit kenmerk is ook geoperationaliseerd op basis van de basis werkuren in plaats van de reguliere werkuren. Basisuren zijn verloonde uren minus de overwerkuren.

Zorggebruik 

Gemaakte GGZ-kosten
Hierbij is gekeken of personen binnen het huishouden voor één of meer vormen van curatieve (geneeskundige) geestelijke gezondheidszorg (GGZ) kosten hebben gedeclareerd binnen de basisverzekering in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw).69) Krijgt de verzekerde een voorschrift mee voor bijvoorbeeld een geneesmiddel, dan valt deze zorg buiten de GGZ maar onder de farmaceutische zorg. Voor dit onderzoek is gekeken naar de aanvrager en naar eventuele huishoudleden die in het jaar voor dupering/selectie in het huishouden van de aanvrager zaten. Van deze personen (aanvrager plus eventuele overige huishoudleden) is in kaart gebracht of zij in de drie jaar voor dupering/selectie70) al dan niet GGZ-kosten hebben gemaakt. 

Gebruik psychofarmaca door huishoudleden
Om meer zicht te krijgen op het geestelijk welbevinden van personen (en de aanwezigheid van eventuele problemen op dit gebied in het huishouden) wordt gekeken naar gebruik van psychofarmaca. Psychofarmaca zijn medicijnen die ingezet worden bij de behandeling van psychiatrische aandoeningen en psychologische problemen. Meer specifiek wordt gekeken of personen de volgende medicijnen gebruiken (of in ieder geval voorgeschreven en vergoed hebben gekregen): Antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en sedativa, antidepressiva en psychostimulantia (middelen voor ADHD en nootropica). Er wordt gekeken of deze medicijnen in de drie jaar voor dupering/selectie zijn verstrekt aan huishoudleden die in het jaar voor dupering/selectie in het huishouden van de aanvrager zaten en/of de aanvrager zelf (ja of nee). Dit kenmerk is ook geoperationaliseerd door enkel het jaar vóór dupering/selectie te bekijken.

Gebruik medicijnen bij verslavingen door huishoudleden
Als laatste indicator van medicijngebruik is bekeken of personen in het huishouden al dan niet gebruik maken van medicijnen die samenhangen met verslavingen (middelen bij alcoholverslaving en opioïdeverslaving). Ook hier wordt gekeken of personen die in het jaar voor dupering/selectie in hetzelfde huishouden woonden als de aanvrager en/of de aanvrager zelf deze medicijnen verstrekt hebben gekregen in de drie jaar voor dupering/selectie (ja of nee). Ook kenmerk is geoperationaliseerd door enkel het jaar vóór dupering/selectie te bekijken. 

Justitie en veiligheid

Registratie als verdachte binnen het huishouden
Tot slot is gekeken of huishoudleden die in het jaar voor dupering/selectie in het huishouden van de aanvrager zitten (inclusief de aanvrager zelf) ergens in de drie jaar voor dupering/selectie geregistreerd zijn geweest als verdachte van het plegen van een misdrijf (ja of nee). Het betreft personen die geregistreerd zijn in het registratiesysteem Basis Voorziening Handhaving van de politie. Een persoon wordt door de politie geregistreerd als verdachte als er een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf bestaat.

51) Zie voor de gemiddelde leeftijd waarop personen in Nederland een eerste kind krijgen: Kinderen krijgen (cbs.nl). In uitzonderlijke gevallen is de leeftijd waarop iemand een kind heeft gekregen onwaarschijnlijk volgens de gebruikte administratieve bronnen (bijvoorbeeld jonger dan 10 jaar of ouder dan 55 jaar). Deze personen zijn bij onbekend ingedeeld. 
52) Een op het huwelijk lijkende relatie tussen twee personen vastgelegd in een akte van de Burgerlijke Stand.
53) Het CBS hanteert een afwegingskader om te bepalen of herkomst meegenomen kan worden in onderzoeken. Dit kan enkel als er inhoudelijke en methodologische overwegingen zijn om dit te doen. Vanwege het gegeven dat nationaliteit een rol gespeeld heeft in de toeslagenaffaire heeft de interne expertgroep gebruik van herkomst voor dit onderzoek toegestaan. 
54) CBS introduceert nieuwe indeling bevolking naar herkomst.
55) De betreffende woongemeente is afgeleid op 31 december van het jaar voorafgaand aan dupering/selectie. Voor zowel de gemeentelijke indeling als voor de mate van stedelijkheid is naar gegevens van 2022 gekeken. 
56) Deels geldt dit ook voor ouders van hetzelfde geslacht. 
57) De data om dit te bepalen is beschikbaar vanaf 2007. Aanvraag voor een niet-juridisch kind in de periode vijf jaar voor dupering/selectie is dus gebaseerd op een verschillend aantal jaren afhankelijk van het dupering/selectiejaar. Voor het 2009 kan er bijvoorbeeld maximaal twee jaar terug worden gekeken vanaf dupering/selectie. Er kan namelijk enkel naar de jaren 2007 en 2008 gekeken worden. Vanaf 2012 kan deze variabele berekend worden over de beoogde periode van vijf jaar voor dupering/selectie.
58) Deze kwintielen zijn gebaseerd op inkomens van de gehele Nederlandse populatie. 
59) Deze kwartielen zijn gebaseerd op de populatie van de gedupeerden en de brede vergelijkingsgroep. 
60) In het matchingsmodel is de groep met een onbekend huishoudinkomen samengevoegd met het eerste kwartiel. Dit was noodzakelijk om het matchingsmodel te kunnen schatten door de lage aantallen in de onbekende groep. In tabel 6.1.4, waarbij er tellingen worden getoond voor belangrijke achtergrondkenmerken, is deze onbekende groep nog wel zichtbaar. 
61) De kwartielgrenzen zijn bepaald op basis van de brede vergelijkingsgroep en de gedupeerdengroep samen zonder de groep met een onbekend huishoudinkomen. 
62) Net als voor het huishoudinkomen is de categorie “onbekend” voor het vermogen van het huishouden  samengevoegd met de laagste categorie (Minder dan 0 euro (meer schulden dan bezittingen) in het matchingsmodel. Hier is voor gekozen vanwege de lage aantallen in de onbekende groep. In tabel 5.1.3, waarbij er tellingen worden getoond voor belangrijke achtergrondkenmerken, is deze onbekende groep wel nog zichtbaar voor het vermogen van het huishouden.
63) Wat betreft bijstand gaat het om een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) (tot 2015) of bijstand in het kader van Participatiewet (vanaf 2015). Tot de sociale voorzieningen overig worden gerekend: 
- uitkeringen Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) 
- uitkeringen Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) 
- uitkering Wet inkomensvoorziening oudere werklozen.
- uitkeringen Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) 
- uitkeringen Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) 
- uitkeringen Wet arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen jonggehandicapten (Wajong) 
- uitkeringen m.b.t. de Toeslagenwet
- oorlogs- en verzetspensioenen.
64) Hier vallen meerdere uitkeringen onder zoals: 
- de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
- de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) 
- de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) 
- de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
65) Wanbetaler informatie is pas beschikbaar vanaf 2010. Dit achtergrondkenmerk kan dus pas berekend worden vanaf het dupering/selectiejaar 2011.
66) SECM is de sociaaleconomische categorie van personen in een bepaalde maand. Van de afzonderlijke inkomensbronnen, die aan de afbakening van SECM ten grondslag liggen, wordt aangegeven of een persoon deze in de betreffende periode heeft. Ook wordt in de component aangegeven of een persoon als scholier/student in de betreffende maand stond ingeschreven.
67) De Polisadministratie bevat gegevens over banen en is gebaseerd op data uit de loonaangiften van de Belastingdienst. De loonaangiften bevatten gegevens over inkomstenverhoudingen (uit de loonadministratie) van werkgevers en andere inhoudingsplichtigen. Het doel van de Polisadministratie is inzicht te krijgen in arbeidscontracten en loon van werknemers.
68) De Polisadministratie bevat gegevens over banen en is gebaseerd op data uit de loonaangiften van de Belastingdienst. De loonaangiften bevatten gegevens over inkomstenverhoudingen (uit de loonadministratie) van werkgevers en andere inhoudingsplichtigen. Het doel van de Polisadministratie is inzicht te krijgen in arbeidscontracten en loon van werknemers.
69) Vanwege een andere indeling van de geestelijke gezondheidszorg zijn voor verschillende jaren verschillende data/metingen gebruikt. Tot en met 2013 is voor operationalisatie van GGZ gekeken naar de kosten die voor een persoon gemaakt en vergoed zijn, in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw), voor de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De kosten voor tweedelijns geestelijke gezondheidszorg omvatten: kosten van diagnosebehandelingcombinaties (DBC's) GGZ met verblijf (al dan niet met behandeling), kosten van DBC's GGZ zonder verblijf (bij instellingen of zelfstandig gevestigden), kosten van persoonsgebonden budgetten (PGB) GGZ en kosten van overige GGZ-zorg. Vanaf 2014 is gekeken naar de kosten voor generalistische basis en gespecialiseerde GGZ die voor een persoon gemaakt en vergoed zijn, in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) waarbij zowel gekeken wordt naar de behandeling van patiënten met lichte tot matige, niet-complexe psychische problemen of personen met stabiele chronische problematiek en naar behandeling plaats van patiënten met ernstige of complexe psychische problemen. Vanaf 1 januari 2015 bevat deze post ook kosten gemaakt in de langdurige GGZ.
70) Data over de gemaakte GGZ-kosten is beschikbaar vanaf 2008. Dit betekent dat deze variabele pas vanaf dupering/selectiejaar 2009 kan worden berekend. Voor dupering/selectiejaar 2009 kunnen gemaakte GGZ-kosten dus enkel bepaald worden over één jaar voor dupering/selectie. Pas vanaf dupering/selectiejaar 2011, kan dit worden berekend over de beoogde drie jaar voorafgaand aan dupering/selectie.