Haalbaarheidsstudie toeslagenaffaire-onderzoek

Samenvatting

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft de afgelopen periode vanuit verschillende departementen vragen gekregen over mogelijke gevolgen van de toeslagenaffaire. De directeur-generaal van het CBS heeft daarop besloten een haalbaarheidsonderzoek te verrichten naar de mogelijkheden tot het uitvoeren van statistisch onderzoek. Het ging daarbij in eerste instantie om vragen met betrekking tot mogelijke gevolgen (hierna ook aangeduid als uitkomsten) voor gedupeerde ouders én hun kinderen. In de loop van de studie is besloten om enkel te focussen op uitkomsten voor gedupeerde ouders. De mogelijkheden voor toekomstig onderzoek rondom de kinderen worden in een nog uit te voeren haalbaarheidsstudie onderzocht.

Het doel van deze studie is om:

  • in kaart te brengen welke vragen er kunnen spelen rondom mogelijke gevolgen van de toeslagenaffaire voor gedupeerde ouders;
  • óf het CBS data heeft om statistische informatie te kunnen leveren rond die verschillende vragen;
  • en of het op basis van de beschikbare data methodologisch verantwoord is om dit onderzoek uit te voeren.

De uitkomst van deze studie:
Voor tien van de onderzochte uitkomsten is toekomstig onderzoek technisch mogelijk gebleken. Voor een aantal uitkomsten is onderzoek wellicht1) mogelijk, en voor een aantal uitkomsten acht het CBS onderzoek niet mogelijk. Voor de uitkomsten waarvoor onderzoek mogelijk is gebleken en de uitkomsten waarvoor dat wellicht mogelijk is, geeft het CBS aanbevelingen mee.

Het rapport is technisch van aard. Deze samenvatting is geschreven om de conclusies van de haalbaarheidsstudie toegankelijker te maken voor een breder publiek.

Aanpak van de haalbaarheidsstudie

Om te bepalen wat de mogelijkheden zijn voor toekomstig onderzoek naar gevolgen van de toeslagenaffaire voor gedupeerden, zijn op hoofdlijnen drie stappen gezet. Het gaat hierbij om onderzoek op basis van registerdata van het CBS en data over de gedupeerdengroep van Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT).

In de eerste stap is in kaart gebracht welke mogelijke gevolgen (uitkomsten) van de toeslagenaffaire potentieel onderzocht kunnen worden. Hiervoor is een lijst samengesteld met mogelijke gevolgen voor gedupeerden. Vervolgens is bekeken of een eenduidig mechanisme van dupering te verwachten is: is te verwachten dat dupering enkel in positieve of enkel in negatieve zin samenhangt met de uitkomst? Daarna is in kaart gebracht welke van de geselecteerde uitkomsten op een goede manier te meten zijn middels de bij het CBS beschikbare data. Tot slot is per uitkomst bekeken van hoeveel gedupeerden deze ook voorafgaand aan dupering kon worden gemeten. Hier is naar gekeken om te bepalen of de aantallen toereikend zijn om onderzoek te doen.

In de tweede stap is in kaart gebracht of het mogelijk is om een geschikte vergelijkingsgroep samen te stellen. Uit eerder onderzoek is namelijk bekend dat gedupeerde ouders niet representatief zijn voor alle ouders die kinderopvangtoeslag (KOT) ontvangen. Gemiddeld genomen hebben zij bijvoorbeeld vaker een niet-Nederlandse herkomst, zijn zij lager opgeleid, hebben zij een lager inkomen en zijn zij vaker alleenstaande ouder dan niet-gedupeerden.2) Om een zinvolle vergelijking te kunnen maken tussen de situatie van gedupeerde en niet-gedupeerde ouders is het daarom van belang om een vergelijkbare groep met niet-gedupeerde ouders samen te stellen. Dit noemen we de smalle vergelijkingsgroep. Voor de smalle vergelijkingsgroep worden ouders geselecteerd uit een groep van alle ouders die KOT hebben ontvangen in een bepaalde periode. Als het mogelijk blijkt om een vergelijkbare groep met niet-gedupeerde ouders samen te stellen (de smalle vergelijkingsgroep) kunnen in toekomstig onderzoek wellicht uitspraken gedaan worden over gevolgen van dupering. Hierbij moet worden opgemerkt dat causale uitspraken niet mogelijk zijn.

Tijdens de derde stap is per uitkomst bekeken hoeveel gedupeerden daarmee te maken hebben gehad na dupering. Het gaat hier bijvoorbeeld om het aantal gedupeerden dat in de ziektewet is geraakt. De uitkomsten die betrekking hebben op de periode na dupering worden niet gepresenteerd. De reden hiervoor is dat het huidige onderzoek een domein overstijgende haalbaarheidsstudie betreft. Bij daadwerkelijke uitvoering van een onderzoek op één van de domeinen dient fijnmaziger en nauwkeuriger (gericht op het betreffende domein) gekeken te worden naar achtergrondkenmerken die belangrijk zijn voor het betreffende domein. 

Op basis van deze drie stappen is per potentiële uitkomst een conclusie geformuleerd met betrekking tot de mogelijkheden voor toekomstig onderzoek.

Resultaten

In Hoofdstuk 7 van dit rapport is een overzicht opgenomen van de conclusies van deze haalbaarheidsstudie.
Op basis van de eerste stap is een aantal uitkomsten uitgesloten voor deze haalbaarheidsstudie, omdat hiervoor naar verwachting geen eenduidig mechanisme speelt. Een aantal andere uitkomsten zijn voor deze haalbaarheidsstudie uitgesloten vanwege beperkingen aan de data. Tot slot blijkt voor een aantal uitkomsten dat toekomstig onderzoek op basis van de bij het CBS aanwezige registerdata niet mogelijk is. Dit kan zijn omdat er geen registerdata bij het CBS beschikbaar is of omdat er sprake is van dusdanige beperkingen aan de beschikbare data dat toekomstig onderzoek niet mogelijk wordt geacht. Het CBS beschikt bijvoorbeeld niet over data die iets zegt over de kwaliteit van partnerrelaties. Voor uitkomsten zoals huisartsenconsulten gelden zwaarwegende beperkingen aan de data, en acht het CBS toekomstig onderzoek niet mogelijk.

In de eerste stap is ook gekeken naar aantallen voorafgaand aan dupering. Voor medicijngebruik bij verslavingsproblematiek zijn de aantallen dusdanig laag dat het trekken van betrouwbare statistische conclusies in het geding kan komen. Daarom acht het CBS toekomstig onderzoek naar medicijngebruik bij verslavingsproblematiek niet mogelijk.

Na het doorlopen van de eerste stap zijn de volgende tien uitkomsten geselecteerd voor de tweede stap, waarbij is bekeken in hoeverre het mogelijk is een geschikte smalle vergelijkingsgroep samen te stellen:

Domein Financiën en werk:
1. Huishoudinkomen;
2. Werkuren;
3. Vermogen van het huishouden;
4. Wanbetaler van de zorgverzekering;
5. Verandering van woonsituatie;
6. Baanbeëindiging.

Domein Emotionele problemen, gedragsproblemen en zorg:
7. In de ziektewet raken;
8. Medicijngebruik bij psychiatrische aandoeningen en psychologische problemen;
9. Gemaakte GGZ-kosten.

Domein Justitie en veiligheid:
10. Geregistreerd als verdachte van een misdrijf.3)

Voor de bovenstaande tien uitkomsten blijkt het mogelijk om een geschikte smalle vergelijkingsgroep samen te stellen.
In de derde stap is voor de tien uitkomsten in kaart gebracht of de aantallen na dupering ook toereikend zijn om onderzoek te doen. Dit blijkt voor alle tien de uitkomsten het geval. De conclusie is dan ook dat het technisch mogelijk is om met registerdata van het CBS, in combinatie met data over de gedupeerdengroep van UHT, onderzoek te doen naar de tien hierboven opgesomde uitkomsten. 

Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek

Het CBS heeft een aantal aanbevelingen voor vervolgonderzoek: 1) voor uitkomsten die in deze haalbaarheidsstudie zijn afgevallen omdat hiervoor naar verwachting geen eenduidig mechanisme speelt: onderbouw dit theoretisch op een goede manier en breng de mogelijke mechanismen nauwkeurig in kaart. Dit is nodig om de resultaten goed te kunnen interpreteren; 2) voor de uitkomsten die zijn afgevallen omdat er beperkingen zijn aan de data die niet zwaarwegend genoeg zijn om toekomstig onderzoek af te raden: controleer of met deze beperkingen rekening moet worden gehouden.

Tot slot doet het CBS voor toekomstig onderzoek naar mogelijke gevolgen van de toeslagenaffaire in het algemeen een aantal methodologische aanbevelingen: 1) stel een geschikte vergelijkingsgroep samen, waarmee de gedupeerdengroep vergeleken kan worden. Dit is belangrijk, omdat bekend is dat het een zeer specifieke groep betreft, die zich niet goed laat vergelijken met een bredere populatie, zoals alle KOT-ontvangers; 2) het is het raadzaam om in toekomstige analyses ook informatie over het stempel Opzet/Grove Schuld4) mee te nemen. Het is aannemelijk dat de groep gedupeerden die dit stempel heeft gekregen van de Belastingdienst de meeste nadelige gevolgen ondervindt; 3) ook is het raadzaam om informatie over de hoogte van de terugvordering mee te nemen in toekomstig onderzoek. Voor de hoogte van de terugvordering geldt immers eveneens dat het aannemelijk is dat gedupeerden met hogere terugvorderingen meer nadelige gevolgen ondervinden.

De overige aanbevelingen voor toekomstig onderzoek zijn te vinden in het conclusiehoofdstuk van dit rapport (zie Paragraaf 7.2).

1) Onderzoek is wellicht mogelijk, maar naar verwachting is het mechanisme van dupering niet eenduidig te interpreteren, of er zijn beperkingen aan de data die niet substantieel genoeg zijn om onderzoek af te raden.
2) Jeugdbescherming en de toeslagenaffaire (cbs.nl)
3) Deze uitkomst is bekeken in de haalbaarheidsstudie omdat op basis van onder andere het Family Stress Model (Conger et al., 2002; Falconier, & Jackson, 2020; Masarik & Conger, 2017) de verwachting is dat er door financiële zorgen die ontstaan door dupering, ook gedragsproblemen kunnen ontstaan. Deze zouden in extreme gevallen kunnen resulteren in een registratie als verdachte van een misdrijf.
4) Indien de Belastingdienst het aannemelijk achtte dat de burger opzettelijk onjuiste informatie had doorgegeven kon het stempel Opzet/Grove Schuld worden toegekend. Echter, in een memo uit 2016 staat dat ouders die meer dan 3 000 euro aan kinderopvangtoeslag terug moesten betalen, automatisch het etiket 'Opzet Grove Schuld’ zouden moeten krijgen (Nieuwe kindertoeslagmemo opgedoken: automatisch fraudeur bij 3000 euro schuld (nos.nl)). In hoeverre deze memo daadwerkelijk is uitgevoerd is onduidelijk. Wel bleek uit het rapport Ongekend Onrecht dat in 94% van de gevallen waarin het stempel Opzet/Grove Schuld is afgegeven, deze kwalificatie als onterecht kan worden bestempeld, omdat de reden niet goed is vastgelegd, er niet evident sprake is van opzet of grove schuld of omdat de kwalificatie niet goed is gemotiveerd richting de betrokken ouders (20201217_eindverslag_parlementaire_ondervragingscommissie_kinderopvangtoeslag.pdf (tweedekamer.nl)).