4. Risico- en beschermende factoren
Kennis over persoonsgebonden risico- en beschermende factoren kan helpen om het welzijn van jongeren te bevorderen en stress te verminderen. Onderzoeken van het Trimbos-instituut (Kleinjan, Pieper, Stevens, Van de Klundert, Rombouts, Boer en Lammers, 2020) en van de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd en Gezin Centraal (Doornwaard, Peeters, Leijerzapf, de Haas, Efat en Kleinjan, 2021) laten zien dat onder meer het ervaren van prestatiedruk en een hoge mate van sociale vergelijking een negatieve invloed op het mentale welbevinden van jongeren hebben, terwijl kenmerken als veerkracht, een sterke eigenwaarde en sociale steun juist een positieve uitwerking hierop hebben. Uit onderzoek van het RIVM, Trimbos-instituut en GGD GHOR Nederland (2021) blijkt dat meer stress en prestatiedruk samenhangen met een mindere mate van mentaal welbevinden en een hogere kans op het hebben van psychische klachten onder studenten in het hoger onderwijs. Dit geldt eveneens voor het niet of beperkt ontvangen van sociale steun uit de omgeving. Met het Trimbos-onderzoek (Kleinjan et al., 2021) zijn voor het eerst landelijk representatieve cijfers over onder andere stress, prestatiedruk en sociale vergelijking bij jongeren tussen de 12 en 17 jaar in het voortgezet onderwijs beschikbaar gekomen. In het onderzoek Belevingen 2021 is opnieuw naar deze risico- en beschermende factoren van mentaal welbevinden gekeken, maar dan voor een grotere groep: jongeren tussen de 12 en 25 jaar. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten beschreven, waaronder ook verschillen naar leeftijd, geslacht en niveau van onderwijs dat men volgt. Eerst komen de risicofactoren aan bod, daarna de beschermende factoren. Ook de ervaren gezondheid is van belang voor het welbevinden van jongeren (Beuningen en De Witt, 2016). Hiermee wordt afgesloten in paragraaf 4.7.
4.1 Prestatiedruk
Helft jongeren ervaart vaak of regelmatig druk om aan eigen verwachtingen te voldoen
In hoofdstuk 3 bleek dat het streven naar goede cijfers of studieresultaten voor 56 procent van de leerlingen en studenten een reden is dat zij weleens school- of studiestress hebben. Ruim een kwart van de jongeren met betaald werk noemt te hoge eigen verwachtingen als reden voor werkstress. Het ervaren van prestatiedruk vergroot de kans op stress, wat ook blijkt uit ander onderzoek (EenVandaag, 2014).
Een kwart van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar ervaart vaak druk om aan de eigen verwachtingen te voldoen, ruim een kwart ervaart deze druk regelmatig.
Hoe ouder, hoe meer interne prestatiedruk
Jongvolwassenen stellen hogere eisen aan zichzelf dan tieners, en bij tieners loopt dit sterk op met de leeftijd. Zo ervaart 27 procent van de 12- en 13-jarigen vaak of regelmatig druk om aan de eigen verwachtingen te voldoen. Dit loopt op 60 procent bij de 18- tot 21-jarigen en 63 procent bij de 21- tot 25-jarigen.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 25,0 | 27,2 | 36,1 | 11,7 |
12 en 13 jaar | 7,9 | 19,3 | 49,0 | 23,8 |
14 en 15 jaar | 14,9 | 22,7 | 47,1 | 15,3 |
16 en 17 jaar | 22,9 | 26,4 | 37,4 | 13,3 |
18 tot 21 jaar | 30,3 | 30,1 | 31,8 | 7,9 |
21 tot 25 jaar | 32,9 | 30,4 | 29,1 | 7,5 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 15,7 | 23,0 | 44,1 | 17,2 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 31,8 | 30,3 | 30,3 | 7,6 |
Tienerjongens | 10,4 | 18,9 | 48,5 | 22,3 |
Tienermeisjes | 21,2 | 27,3 | 39,6 | 11,9 |
Jonge mannen | 25,8 | 29,2 | 34,2 | 10,9 |
Jonge vrouwen | 38,1 | 31,4 | 26,2 | 4,3 |
4 op de 10 jongeren voelen frequent druk om aan de verwachtingen van anderen te voldoen
Druk om aan de verwachtingen van anderen te voldoen wordt iets minder vaak ervaren: 18 procent van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar ervaart deze druk vaak en 22 procent regelmatig. Ook de ervaren druk van anderen loopt op met de leeftijd, zij het minder sterk. Een derde van de tieners ervaart vaak of regelmatig druk om aan de verwachtingen van anderen te voldoen, tegen 45 procent van de jongvolwassenen.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 17,7 | 22,4 | 39,3 | 20,7 |
12 en 13 jaar | 8,7 | 14,4 | 41,7 | 35,2 |
14 en 15 jaar | 14,5 | 20,8 | 38,6 | 26,1 |
16 en 17 jaar | 16,5 | 22,8 | 39,5 | 21,3 |
18 tot 21 jaar | 19,3 | 23,3 | 38,5 | 18,9 |
21 tot 25 jaar | 21,7 | 25,2 | 39,2 | 13,9 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 13,4 | 19,5 | 39,9 | 27,1 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 20,7 | 24,4 | 38,9 | 16,0 |
Tienerjongens | 7,7 | 17,4 | 42,5 | 32,5 |
Tienermeisjes | 19,4 | 21,8 | 37,3 | 21,6 |
Jonge mannen | 15,9 | 22,1 | 42,5 | 19,4 |
Jonge vrouwen | 25,6 | 26,8 | 35,1 | 12,4 |
Meisjes ervaren meer prestatiedruk dan jongens
Meisjes ervaren meer druk om aan eigen of andermans verwachtingen te voldoen dan jongens. Dit geldt zowel voor tieners als voor jongvolwassenen. Vooral jonge vrouwen ervaren prestatiedruk. Zo zegt 38 procent van hen zichzelf vaak druk op te leggen, tegen 26 procent van de jonge mannen, 21 procent van de tienermeisjes en 10 procent van de tienerjongens. Bij het ervaren van druk door anderen is een vrijwel vergelijkbaar beeld zichtbaar.
Hoe hoger het onderwijsniveau, hoe meer druk om aan eigen verwachtingen te voldoen
Ook het onderwijsniveau12) is van belang voor de druk die jongeren zichzelf opleggen. Op de hogere niveaus stellen jongeren meer eisen aan zichzelf, zowel in het voortgezet onderwijs als in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs. De druk die van anderen wordt ervaren daarentegen hangt minder sterk samen met het onderwijsniveau (zie maatwerktabel).
In het Peilstationsonderzoek 2019 van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020), dat voorafgaand aan de coronacrisis is uitgevoerd, gaf 30 procent van de 12- tot 17-jarigen in het voortgezet onderwijs aan vaak of regelmatig druk te voelen om aan eigen verwachtingen te voldoen en 27 procent voelde vaak of regelmatig druk om aan andermans verwachtingen te voldoen. In het onderzoek Belevingen 2021 gaat het om respectievelijk 36 en 32 procent.13) 14)
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | ||
---|---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | ||||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 8,1 | 17,9 | 47,7 | 26,2 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 11,5 | 24,4 | 47,7 | 16,3 |
12 tot 17 jaar | Havo | 17,9 | 23,3 | 45,4 | 13,4 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 18,5 | 27,2 | 41,4 | 12,8 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | ||||
18 tot 22 jaar | Mbo | 21,2 | 31,1 | 36,8 | 11,0 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 36,9 | 30,9 | 26,6 | 5,7 |
18 tot 22 jaar | Wo | 43,1 | 30,0 | 23,8 | 3,1 |
Meeste prestatiedruk van ouders en maatschappij
Jongeren ervaren het vaakst prestatiedruk van ouders en de maatschappij. Beide worden door 31 procent genoemd15). Ruim een kwart (26 procent) ervaart druk van leraren of docenten.
Er zijn verschillen naar leeftijd. Ruim een derde van de tieners (35 procent) ervaart prestatiedruk van leraren. Ook ouders worden door deze groep met 30 procent relatief vaak genoemd. Bij jongvolwassenen komt de druk voornamelijk vanuit de maatschappij: 41 procent geeft dit aan. Verder ervaart, net als bij de tieners, een substantieel deel (32 procent) druk van ouders. Het maakt hierbij niet uit of ze thuis- of uitwonend zijn.
Totaal (% jongeren) | 12 tot 18 jaar (% jongeren) | 18 tot 25 jaar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ouders | 31,4 | 30 | 32,4 |
Maatschappij of samenleving | 30,7 | 16,8 | 40,9 |
Leraren / docenten | 26 | 35,4 | 19,1 |
Vrienden / vriendinnen | 18,6 | 17,8 | 19,2 |
Collega's / leidinggevende | 16,5 | 5,2 | 24,8 |
Andere familieleden | 8,4 | 6 | 10,2 |
Partner / verkering | 5,6 | 1,2 | 8,8 |
Sportcoach / -trainer | 3,3 | 4,5 | 2,5 |
Geen antwoord | 10,4 | 12,4 | 8,9 |
De bovenstaande percentages hebben betrekking op alle jongeren tussen de 12 en 25 jaar. Wanneer bij de actoren leraren/docenten, collega’s/leidinggevende en partner/verkering gekeken wordt naar de groepen jongeren die het aangaat (respectievelijk scholieren/studenten, jongeren die werken (geen bijbaan) en jongeren met partner) zijn de percentages achtereenvolgens 33, 36 en 18 procent (zie maatwerktabel).
Tienerjongens ervaren minst vaak druk van ouders
Jongeren in de leeftijd van 16 tot 21 jaar geven het vaakst aan druk van ouders te ervaren, 12- en 13-jarigen het minst vaak. Tienermeisjes ervaren vaker druk van hun ouders dan tienerjongens. Bij jongvolwassenen is er geen verschil naar geslacht. Jongeren op hogere onderwijsniveaus lijken vaker druk van ouders te ervaren dan jongeren op lagere onderwijsniveaus. Vanwege de betrouwbaarheidsmarges van de uitkomsten zijn de meeste van deze onderwijsverschillen echter niet significant (zie maatwerktabel)16).
Druk van ouders (% jongeren) | |
---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 31,4 |
12 en 13 jaar | 22,3 |
14 en 15 jaar | 31,8 |
16 en 17 jaar | 35 |
18 tot 21 jaar | 34,9 |
21 tot 25 jaar | 30,6 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 30 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 32,4 |
Tienerjongens | 27,5 |
Tienermeisjes | 32,6 |
Jonge mannen | 32,4 |
Jonge vrouwen | 32,4 |
4.2 Sociale vergelijking en zelfbeeld
Voor 6 op de 10 is de mening van anderen (mede)bepalend voor zelfbeeld
Ook het zich vergelijken met anderen is een risicofactor die druk en stress met zich mee kan brengen (Kleinjan et al., 2020; Reoveme, 2021). Tevens kan het zorgen voor gevoelens van ontevredenheid en minderwaardigheid (Lyubomirsky, King en Diener, 2005), wat ten koste kan gaan van het algemene gevoel van welbevinden.
Tien procent van de jongeren zegt dat het zeker waar is dat hun zelfbeeld afhangt van wat anderen van hun vinden, bijna de helft (48 procent) geeft aan dat dit een beetje waar is. Eveneens een meerderheid van de jongeren vergelijkt zichzelf weleens met anderen: op de stelling ‘Ik vergelijk mezelf vaak met anderen’ antwoordt 22 procent dat dit zeker waar is, 42 procent zegt dat dit een beetje waar is. Verder heeft 19 procent ‘zeker’ het gevoel perfect te moeten zijn, 29 procent heeft dit gevoel een beetje.
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ik vergelijk mezelf vaak met anderen | 21,5 | 41,6 | 36,8 |
Mijn zelfbeeld hangt af van wat anderen van me vinden | 10,2 | 47,7 | 42,1 |
Ik heb het gevoel dat ik perfect moet zijn | 18,6 | 29,4 | 52,0 |
Hoe ouder de tieners, hoe meer ze zich vergelijken met anderen
Het percentage dat zich vaak vergelijkt met anderen neemt bij tieners toe met de leeftijd. Van de 12- en 13-jarigen vergelijkt 12 procent zich vaak met anderen, tegen 20 procent van de 14- en 15-jarigen en 25 procent van de 16- en 17-jarigen. Bij de 18- tot 25-jarigen is dit ruim 20 procent. Binnen de groep jongvolwassenen verschillen de 18- tot 21-jarigen en de 21- tot 25-jarigen hierin niet van elkaar. Ook bij het laten bepalen van het zelfbeeld door anderen en bij het gevoel perfect te moeten zijn is een vergelijkbaar patroon zichtbaar waarbij deze vormen van sociale vergelijking bij tieners toenemen naarmate ze ouder worden en bij jongvolwassenen niet naar leeftijd verschillen (zie maatwerktabel).
Tienermeisjes en vooral jonge vrouwen vergelijken zich het meest met anderen
Sociale vergelijking en zelfbeeld verschillen zowel bij tieners als jongvolwassenen duidelijk naar geslacht. Tienermeisjes en vooral jonge vrouwen geven vaker aan zichzelf te vergelijken met anderen en hun zelfbeeld te laten afhangen van wat anderen van hen vinden. Jonge vrouwen hebben het vaakst het gevoel perfect te moeten zijn (zie maatwerktabel).
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 21,5 | 41,6 | 36,8 |
12 en 13 jaar | 12,0 | 35,1 | 52,9 |
14 en 15 jaar | 19,8 | 38,5 | 41,7 |
16 en 17 jaar | 24,9 | 38,1 | 37,0 |
18 tot 21 jaar | 22,3 | 45,1 | 32,6 |
21 tot 25 jaar | 23,8 | 44,6 | 31,6 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 19,2 | 37,3 | 43,4 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 23,2 | 44,8 | 32,0 |
Tienerjongens | 11,8 | 35,7 | 52,5 |
Tienermeisjes | 27,0 | 39,0 | 34,0 |
Jonge mannen | 18,4 | 43,9 | 37,7 |
Jonge vrouwen | 28,1 | 45,8 | 26,2 |
Meer sociale vergelijking bij jongeren op hogere onderwijsniveaus
Jongeren die op een hoger niveau onderwijs volgen geven relatief vaak aan zichzelf met anderen te vergelijken en zich iets aan te trekken van de mening van anderen (zie maatwerktabel). Dit geldt zowel voor het voortgezet onderwijs als voor het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs. Het onderwijsniveau is minder onderscheidend als het gaat om het gevoel perfect te moeten zijn.
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 12,4 | 30,4 | 57,1 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 16,4 | 38,9 | 44,7 |
12 tot 17 jaar | Havo | 25,0 | 38,0 | 37,0 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 23,8 | 42,8 | 33,3 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||
18 tot 22 jaar | Mbo | 17,9 | 42,1 | 40,0 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 24,9 | 46,9 | 28,1 |
18 tot 22 jaar | Wo | 31,1 | 48,9 | 20,0 |
Het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020) laat zien dat 14 procent van de 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs hun eigenwaarde laat afhangen van de goedkeuring van anderen of van hoe zij het doen in vergelijking tot anderen17). In het onderzoek Belevingen 2021 zegt 18 procent van deze groep dat het zeker waar is dat zij zichzelf vaak met anderen vergelijken, 8 procent laat het zelfbeeld afhangen van wat anderen van hem of haar vinden, en 12 procent heeft het gevoel perfect te moeten zijn. Deze percentages liggen in dezelfde orde van grootte als het percentage gevonden door het Trimbos-Instituut.
4.3 Veerkracht
Het hebben van veerkracht is een beschermende factor voor het omgaan met stress. Met veerkracht wordt bedoeld de mogelijkheid om terug te veren bij tegenslag, of met andere woorden het goed kunnen omgaan met moeilijkheden, tegenslagen, veranderingen en stress (Kleinjan et al., 2020). In het onderzoek Belevingen 2021 is het concept veerkracht gemeten met drie indicatoren: 1) het doorstaan van stressvolle gebeurtenissen, 2) het herstel na tegenslagen en 3) het kunnen loslaten van vervelende gebeurtenissen.
Ruim de helft kan vervelende gebeurtenissen moeilijk loslaten
55 procent van de jongeren van 12 tot 25 jaar geeft aan lang over een vervelende gebeurtenis te blijven nadenken of piekeren. 34 procent kan zich moeilijk door stressvolle gebeurtenissen heenslaan, en 30 procent zegt veel tijd nodig te hebben om over tegenslagen heen te komen.
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Als er iets vervelends gebeurt, blijf ik daar lang over nadenken of piekeren | 55,2 | 27,0 | 17,7 |
Ik vind het moeilijk om me door stressvolle gebeurtenissen heen te slaan | 34,3 | 29,5 | 36,2 |
Ik heb veel tijd nodig om over tegenslagen in mijn leven heen te komen | 30,3 | 29,8 | 39,9 |
Jongvolwassenen minder veerkrachtig dan tieners
Van de jongvolwassenen geeft 61 procent aan lang te blijven nadenken of piekeren na een vervelende gebeurtenis, tegen 47 procent van de tieners. Bij het veel tijd nodig hebben om over tegenslagen in het leven heen te komen (34 tegen 25 procent) en vooral bij het moeilijk vinden om zich door stressvolle gebeurtenissen heen te slaan (36 tegen 32 procent) zijn de verschillen tussen jongvolwassenen en tieners duidelijk kleiner (zie maatwerktabel).
Vooral jonge vrouwen hebben minder veerkracht
Tienermeisjes en vooral jonge vrouwen zijn minder veerkrachtig dan jonge mannen en vooral tienerjongens. Zo geeft 72 procent van de jonge vrouwen aan lang te blijven nadenken of piekeren na een vervelende gebeurtenis, tegen 60 procent van de tienermeisjes, 50 procent van de jonge mannen en 35 procent van de tienerjongens. Leeftijd speelt een minder onderscheidende rol als het gaat om het doorstaan van stressvolle gebeurtenissen (zie maatwerktabel).
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 55,2 | 27,0 | 17,7 |
12 en 13 jaar | 40,2 | 35,3 | 24,6 |
14 en 15 jaar | 48,7 | 32,0 | 19,3 |
16 en 17 jaar | 51,5 | 29,1 | 19,4 |
18 tot 21 jaar | 59,2 | 25,2 | 15,7 |
21 tot 25 jaar | 62,6 | 22,2 | 15,2 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 47,1 | 31,9 | 21,0 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 61,2 | 23,4 | 15,4 |
Tienerjongens | 34,9 | 36,3 | 28,8 |
Tienermeisjes | 59,8 | 27,4 | 12,8 |
Jonge mannen | 50,3 | 27,4 | 22,3 |
Jonge vrouwen | 72,3 | 19,4 | 8,3 |
Hoe hoger het onderwijsniveau, hoe meer er gepiekerd wordt bij een vervelende gebeurtenis
Zowel in het voortgezet onderwijs als in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs piekeren jongeren die onderwijs op een hoger niveau volgen vaker bij een vervelende gebeurtenis. Bij het omgaan met tegenslagen in het leven en bij het doorstaan van stressvolle gebeurtenissen bestaan geen grote verschillen naar onderwijsniveau (zie maatwerktabel).
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 43,3 | 31,1 | 25,7 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 39,3 | 40,6 | 20,1 |
12 tot 17 jaar | Havo | 49,2 | 31,5 | 19,3 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 53,3 | 29,9 | 16,8 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||
18 tot 22 jaar | Mbo | 52,1 | 29,3 | 18,6 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 65,2 | 19,5 | 15,3 |
18 tot 22 jaar | Wo | 66,6 | 21,6 | 11,7 |
4.4 Eigenwaarde
4 op de 10 jongeren hebben naar eigen zeggen veel zelfvertrouwen
In het Peilstationsonderzoek 2019 van het Trimbos-instituut zijn 12 stellingen over autonomie, zelfvertrouwen en zelfacceptatie opgenomen waarmee inzicht wordt verkregen in de eigenwaarde van jongeren (Kleinjan et al., 2020). Dezelfde stellingen zijn opgenomen in het onderzoek Belevingen 2021 (zie figuur 4.4.1). Het vaakst geven jongeren tussen de 12 en 25 jaar aan dat zij hun eigen keuzes in het leven kunnen maken: 77 procent zegt dat dit zeker waar is. Tegelijkertijd zeggen ze het minst vaak dat ze makkelijk keuzes kunnen maken (31 procent). Ook het percentage dat naar eigen zeggen veel zelfvertrouwen heeft, zich gemakkelijk kan ontspannen en fouten van zichzelf mag maken is relatief laag. Ongeveer 40 procent vindt dat dit zeker voor hen geldt.
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ik kan mijn eigen keuzes maken in het leven | 76,8 | 21,9 | 1,3 |
Ik bepaal zelf waar ik mijn vrije tijd aan besteed | 75,2 | 22,3 | 2,5 |
Ik kan mezelf zijn | 74,3 | 22,9 | 2,9 |
Ik ben tevreden met wat ik heb | 72,1 | 24,5 | 3,4 |
Ik accepteer mezelf zoals ik ben | 63,1 | 30,4 | 6,5 |
Anderen accepteren het als ik fouten maak | 57,7 | 38,4 | 3,9 |
Ik durf te zeggen wat ik denk | 57,7 | 35,5 | 6,8 |
Ik heb genoeg tijd voor mezelf | 53,9 | 37,3 | 8,8 |
Ik mag fouten maken van mezelf | 44,0 | 44,1 | 11,9 |
Ik kan gemakkelijk ontspannen | 41,4 | 40,8 | 17,8 |
Ik heb veel zelfvertrouwen | 38,6 | 45,3 | 16,0 |
Ik kan makkelijk keuzes maken | 31,0 | 47,4 | 21,5 |
Eigenwaarde laagst bij jonge vrouwen
Over het algemeen oordelen vrouwen minder positief over hun autonomie, zelfvertrouwen en zelfacceptatie dan mannen, en jongvolwassenen minder positief dan tieners (zie maatwerktabel). Jonge vrouwen geven het minst vaak aan dat de stellingen over het hebben van een sterke eigenwaarde op deze punten voor hen waar zijn.
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ik mag fouten maken van mezelf | |||
Tienerjongens | 54,8 | 38,3 | 6,9 |
Tienermeisjes | 42,6 | 44,7 | 12,6 |
Jonge mannen | 48,6 | 41,5 | 9,9 |
Jonge vrouwen | 32,1 | 50,7 | 17,1 |
Ik heb veel zelfvertrouwen | |||
Tienerjongens | 53,9 | 38,4 | 7,7 |
Tienermeisjes | 28,3 | 49,3 | 22,3 |
Jonge mannen | 46,3 | 43,1 | 10,6 |
Jonge vrouwen | 26,6 | 50,1 | 23,4 |
Ik accepteer mezelf zoals ik ben | |||
Tienerjongens | 80,7 | 15,6 | 3,6 |
Tienermeisjes | 55,8 | 35,9 | 8,3 |
Jonge mannen | 68 | 26,6 | 5,4 |
Jonge vrouwen | 50 | 41,6 | 8,4 |
Ik kan gemakkelijk ontspannen | |||
Tienerjongens | 54,3 | 36,1 | 9,6 |
Tienermeisjes | 35,3 | 42,6 | 22,1 |
Jonge mannen | 49,2 | 37,1 | 13,7 |
Jonge vrouwen | 27,9 | 47 | 25,1 |
Jongeren op lagere onderwijsniveaus maken gemakkelijker keuzes
Ook naar onderwijsniveau bestaan verschillen in de mate van autonomie, zelfacceptatie en zelfvertrouwen (zie maatwerktabel). Zo geven vmbo’ers vaker aan dat ze gemakkelijk keuzes kunnen maken dan vwo’ers, en mbo-studenten zeggen dit vaker dan wo-studenten. Een vergelijkbaar patroon is zichtbaar als het gaat om het percentage dat zeker fouten mag maken van zichzelf. Verder zeggen vmbo’ers die basis-/kaderberoepsonderwijs volgen vaker dat dat ze genoeg tijd hebben voor zichzelf dan vwo’ers, en geven wo-studenten vaker aan dat anderen het accepteren als zij fouten maken dan mbo-studenten.
Uitkomsten Belevingenonderzoek 2021 grotendeels in lijn met die van Peilstationsonderzoek 2019
De cijfers van het Peilstationsonderzoek 2019 van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020) over autonomie, zelfvertrouwen en zelfacceptatie bij 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs sluiten goed aan op de cijfers van Belevingen 2021 voor deze groep. Er zijn een paar afwijkingen. Het percentage dat aangeeft dat het zeker waar is dat zij genoeg tijd hebben voor zichzelf ligt in het Belevingenonderzoek bijna 10 procentpunten hoger dan in het Peilstationsonderzoek. Hierbij speelt mogelijk mee dat Belevingen in tijden van corona is uitgevoerd. Het percentage dat aangeeft zeker gemakkelijk keuzes te kunnen maken, ligt juist in het Peilstationsonderzoek bijna 10 procentpunten hoger. Verder zegt 61 procent in Belevingen dat anderen het zeker accepteren als zij fouten maken, tegen 53 procent in het Peilstationsonderzoek.
Zeker waar (% 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs) | Beetje waar (% 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs) | Niet waar (% 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs) | |
---|---|---|---|
Ik ben tevreden met wat ik heb | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 74,5 | 21,2 | 4,3 |
Belevingen 2021 | 80,8 | 17,7 | 1,4 |
Ik kan mezelf zijn | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 73,3 | 22 | 4,7 |
Belevingen 2021 | 76,5 | 21,2 | 2,3 |
Ik bepaal zelf waar ik mijn vrije tijd aan besteed | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 70,1 | 25,9 | 4 |
Belevingen 2021 | 74,4 | 23,5 | 2 |
Ik accepteer mezelf zoals ik ben | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 68 | 24,4 | 7,6 |
Belevingen 2021 | 69 | 25,8 | 5,2 |
Ik kan mijn eigen keuzes maken in het leven | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 68 | 28,9 | 3,2 |
Belevingen 2021 | 70 | 28,2 | 1,8 |
Ik durf te zeggen wat ik denk | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 58,5 | 33,5 | 8 |
Belevingen 2021 | 54,5 | 39,1 | 6,5 |
Ik mag fouten maken van mezelf | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 54,6 | 34,4 | 11 |
Belevingen 2021 | 50 | 41 | 9 |
Anderen accepteren het als ik fouten maak | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 52,6 | 41,9 | 5,5 |
Belevingen 2021 | 60,8 | 35,7 | 3,4 |
Ik heb genoeg tijd voor mezelf | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 49,9 | 39,6 | 10,5 |
Belevingen 2021 | 59,3 | 35,2 | 5,6 |
Ik kan gemakkelijk ontspannen | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 47,3 | 39,2 | 13,5 |
Belevingen 2021 | 46,3 | 39,4 | 14,3 |
Ik heb veel zelfvertrouwen | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 44,7 | 39,6 | 15,7 |
Belevingen 2021 | 41,7 | 44,3 | 13,9 |
Ik kan makkelijk keuzes maken | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 40,1 | 44,3 | 15,6 |
Belevingen 2021 | 31,5 | 50,8 | 17,7 |
4.5 Steun van anderen
9 op de 10 jongeren kunnen op steun van anderen rekenen
Steun van mensen om je heen kan helpen bij het tegengaan van stress en de negatieve effecten ervan (Dijkstra, 2018). Het leeuwendeel van de jongeren is positief over de steun die ze ervaren vanuit hun omgeving. Ruim 9 op de 10 jongeren tussen de 12 en 25 jaar zeggen iemand te hebben die ze vertrouwen (92 procent) en geven aan dat hun ouder(s) of verzorger(s) voor hen klaar staan als zij hen nodig hebben (91 procent). 86 procent heeft iemand met wie ze kunnen praten als ze het moeilijk hebben en een vergelijkbaar deel (85 procent) zegt vrienden te hebben die voor hen klaar staan.
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ik heb iemand die ik vertrouw | 92,4 | 4,7 | 2,9 |
Mijn ouder(s) / verzorger(s) staan voor me klaar als ik ze nodig heb | 91,5 | 5,9 | 2,7 |
Ik heb iemand met wie ik kan praten als ik het moeilijk heb | 86,3 | 8,0 | 5,7 |
Mijn vrienden staan voor me klaar als ik ze nodig heb | 84,7 | 11,5 | 3,8 |
Vooral tienerjongens zeggen dat hun ouders altijd voor hen klaar staan
De sociale steun verschilt weinig naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau (zie maatwerktabel). Wel geven tieners vaker dan jongvolwassenen aan dat hun ouders voor hen klaar staan als zij hen nodig hebben (94 tegen 90 procent). Vooral tienerjongens zeggen vaak dat ze kunnen terugvallen op hun ouders.
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 91,5 | 5,9 | 2,7 |
12 en 13 jaar | 96,2 | 3,3 | 0,5 |
14 en 15 jaar | 94,0 | 4,1 | 1,9 |
16 en 17 jaar | 91,0 | 6,2 | 2,9 |
18 tot 21 jaar | 90,3 | 6,7 | 3,0 |
21 tot 25 jaar | 89,7 | 6,9 | 3,5 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 93,6 | 4,6 | 1,8 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 89,9 | 6,8 | 3,3 |
Tienerjongens | 94,9 | 3,4 | 1,7 |
Tienermeisjes | 92,1 | 6,0 | 1,9 |
Jonge mannen | 90,9 | 6,3 | 2,9 |
Jonge vrouwen | 88,9 | 7,4 | 3,7 |
Volgens het Peilstationsonderzoek van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020) ervaart 80 procent van de 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs sociale steun vanuit hun omgeving. Dit is lager dan in Belevingen 2021 waar dit ongeveer 90 procent is. Verschil in vraagformulering, veldwerkperiode en andere methodologische verschillen tussen beide onderzoeken kunnen hierbij een rol spelen.
4.6 Totaalbeeld risico- en beschermende factoren van welzijn en stress
Vooral jonge vrouwen hebben minder eigenwaarde en veerkracht. Bovendien ervaren ze het vaakst druk om aan de eigen verwachtingen en om aan de verwachtingen van anderen te voldoen, en vergelijken ze zich het meest met anderen. Tienerjongens scoren het gunstigst op de meeste factoren. De ervaren sociale steun verschilt niet tussen de groepen.
categorie | Tienerjongens | Jonge mannen | Tienermeisjes | Jonge vrouwen |
---|---|---|---|---|
Eigenwaarde (+) | 8,2 | 7,9 | 7,4 | 7,2 |
Veerkracht (+) | 6,4 | 5,6 | 4,5 | 4,1 |
Sociale steun (+) | 9,4 | 9,2 | 9,3 | 9,4 |
Sociale vergelijking (-) | 3,3 | 4,2 | 4,5 | 5,0 |
Druk eigen verwachtingen (-) | 4,5 | 6,1 | 5,7 | 7,1 |
Druk andermans verwachtingen (-) | 4,0 | 5,0 | 5,2 | 6,0 |
+ : Een hoge score is gunstig. - : Een hoge score is ongunstig. |
4.7 Ervaren gezondheid
Ruime meerderheid positief over eigen gezondheid
Naast bovengenoemde risico- en beschermende factoren die afkomstig zijn uit onderzoek van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al.,2020) laat eerder onderzoek zien dat ook gezondheid sterk samenhangt met het welbevinden (Van Beuningen en Kloosterman, 2011). Op basis van het onderzoek Belevingen 202118) blijkt dat een ruime meerderheid van de jongeren (84 procent) de eigen gezondheid als ‘goed’ of ‘zeer goed’ beoordeelt. Tieners zijn hier wat positiever over dan jongvolwassenen (88 tegen 81 procent). Tienerjongens vinden de eigen gezondheid het vaakst goed of zeer goed (91 procent), jonge vrouwen zeggen dit het minst vaak (79 procent). De ervaren gezondheid verschilt nagenoeg niet naar onderwijsniveau.
(Zeer) gezond (% jongeren) | |
---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 84,0 |
12 en 13 jaar | 92,1 |
14 en 15 jaar | 87,4 |
16 en 17 jaar | 84,1 |
18 tot 21 jaar | 80,7 |
21 tot 25 jaar | 81,9 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 87,6 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 81,4 |
Tienerjongens | 91,4 |
Tienermeisjes | 83,8 |
Jonge mannen | 83,8 |
Jonge vrouwen | 78,9 |
12) Vanwege de samenhang tussen onderwijsniveau en leeftijd (hoe ouder, hoe verder in de schoolloopbaan) is ervoor gekozen om bij de uitsplitsing naar onderwijsniveau selecte leeftijdsgroepen te bekijken, bestaande uit leeftijden die op elk van de onderwijsniveaus regulier voorkomen. Bij het voortgezet onderwijs gaat het om 12- tot 17-jarigen en bij middelbaarberoeps- en hoger onderwijs om 18- tot 22-jarigen. Daarmee wijkt de leeftijdsindeling af van de standaardindeling in deze publicatie (12- tot 18-jarigen en 18- tot 25-jarigen). Zie de onderzoeksverantwoording voor meer uitleg over deze leeftijdsselectie.
13) Bij de vergelijking van uitkomsten tussen het Peilstationsonderzoek 2019 en het Belevingenonderzoek 2021 in dit hoofdstuk is uitgegaan van dezelfde onderzoekspopulatie, namelijk 12- tot 17 jarigen in het voortgezet onderwijs.
14) Verschil in vraagformulering, veldwerkperiode en andere methodologische verschillen tussen beide onderzoeken kunnen een rol spelen bij gevonden verschillen.
15) Bij het vaststellen van wie jongeren druk ervaren zijn respondenten die aangeven nooit druk van anderen te ervaren steeds toegevoegd aan de groep die zeggen geen druk te ervaren van de betreffende actor.
16) Behalve over ervaren druk door ouders bevat de maatwerktabel ook cijfers over ervaren druk door andere actoren uitgesplitst naar achtergrondkenmerken van de respondent.
17) Het door het Trimbos-instituut gevonden percentage (14 procent) heeft betrekking op de groep die ‘zeker waar’ heeft geantwoord op de stelling ‘Wanneer anderen me afkeuren of niet mogen, voel ik me minder dan een ander’ of op de stelling ‘Om te beoordelen of ik een waardevol persoon ben, vergelijk ik me met anderen’.
18) De reguliere CBS-cijfers over ervaren gezondheid zijn afkomstig uit de Gezondheidsenquête (CBS StatLine, 2021d). In 2020 beoordeelde ongeveer 90 procent van de 12- tot 25-jarigen in dit onderzoek de eigen gezondheid als ‘goed’ of ‘zeer goed’.