Welzijn en stress bij jongeren in coronatijd
Over deze publicatie
In deze publicatie staat centraal hoe gelukkig en tevreden jongeren zijn en de mate waarin zij stress ervaren op verschillende terreinen. Daarbij is ook aandacht voor de invloed die de coronacrisis hierop heeft gehad. De bevindingen zijn gebaseerd op de CBS-enquête Belevingen die in 2021 geheel aan dit thema was gewijd. In totaal hebben 8.154 jongeren tussen de 12 en 25 jaar aan het onderzoek deelgenomen.
Samenvatting
In deze publicatie Welzijn en stress bij jongeren in coronatijd staat centraal hoe gelukkig en tevreden jongeren zijn en de mate waarin zij stress ervaren op verschillende terreinen. Daarbij is ook aandacht voor de invloed die de coronacrisis hierop heeft gehad. De bevindingen zijn gebaseerd op de CBS-enquête Belevingen die in 2021 geheel aan dit thema was gewijd. In totaal hebben 8.154 jongeren tussen de 12 en 25 jaar aan het onderzoek deelgenomen.
Welzijn (hoofdstuk 2)
Driekwart van de jongeren in de leeftijd van 12 tot 25 jaar is gelukkig, 6 procent is ongelukkig. Bijna 70 procent van hen is tevreden met het leven, 9 procent is ontevreden hierover. Met een rapportcijfer van 7,9 zijn jongeren het meest tevreden over hun vrienden. Ook voor werk of bijbaan (7,5) en school of opleiding (7,2) is de waardering relatief hoog, evenals die over het uiterlijk (7,2). Iets lager is de tevredenheid over de hoeveelheid geld voor persoonlijke dingen zoals kleding, uitgaan of een smartphone (7,0) en de hoeveelheid vrije tijd (6,9). Het minst tevreden zijn jongeren over de tijd die ze met hun vrienden doorbrengen (6,0). Uit analyse van de onderzoeksdata komt naar voren dat van de onderzochte terreinen de tevredenheid over onderwijs of werk, over het uiterlijk en over de tijd met vrienden het meest samenhangt met de tevredenheid met het leven in het algemeen.
Het geluk en de tevredenheid verschillen naar leeftijd. Tieners, dat wil zeggen 12- tot 18-jarigen, zijn gelukkiger en tevredener met het leven dan jongvolwassenen (18- tot 25-jarigen). Op bijna alle onderzochte specifieke terreinen bestaat dit verschil in tevredenheid tussen tieners en jongvolwassenen, behalve bij school of opleiding, bij werk of bijbaan, en bij het uiterlijk. Binnen de tienergroep nemen geluk en tevredenheid af met het ouder worden: 12- en 13-jarigen zijn het meest gelukkig en tevreden, 16- en 17-jarigen het minst. Binnen de groep jongvolwassenen zijn de leeftijdsverschillen minder groot. Ook zijn er verschillen naar geslacht. Tienerjongens zijn gelukkiger en tevredener dan tienermeisjes. Bij de jongvolwassenen is er geen verschil naar geslacht.
Het (niveau van het) onderwijs dat jongeren volgen speelt een minder onderscheidende rol in hun geluk en tevredenheid, maar op sommige terreinen zijn er wel wat verschillen. Zo zijn hbo’ers en wo’ers tevredener over hun studie dan mbo’ers, en in het voorgezet onderwijs zijn vooral vmbo’ers die basis-/kaderberoepsonderwijs volgen tevreden over de hoeveelheid vrije tijd die ze hebben. Deze tevredenheid over de hoeveelheid vrije tijd verschilt ook naar de manier waarop jongeren die vrije tijd invullen: de tevredenheid is hoger naarmate meer tijd wordt besteed aan omgang met vrienden en aan sporten, en juist lager naarmate meer tijd opgaat aan sociale media. Jongeren die onderwijs op een hoger niveau volgen zijn tevredener over de hoeveelheid geld die ze voor persoonlijke dingen zoals uitgaan, kleding of een smartphone ter beschikking hebben.
Stress (hoofdstuk 3)
Jongeren hebben het meest stress over hun drukke leven, over school of studie, en over hun toekomst. Grofweg 40 procent van alle jongeren zegt hier vaak of regelmatig gestrest over te zijn. Daarna hebben ze met ongeveer 20 procent relatief vaak stress over het uiterlijk en over geldzaken. Andere zaken zoals de relatie met hun ouders, werk of bijbaan, vrienden, sociale media, en het zoeken naar werk leveren minder spanning op: ongeveer 10 procent of minder van de jongeren zegt hierover vaak of regelmatig stress te hebben. De meest genoemde reden voor stress over school of studie is de wil om goede cijfers/studieresultaten te behalen (genoemd door meer dan de helft van de leerlingen/studenten) en ook te veel huiswerk of lesstof (door ruim een op de drie genoemd). Stress over de toekomst maken de meesten zich door onzekerheid over hun werk en baankansen (ruim 40 procent van de jongvolwassenen) en door onzekerheid over hun woonsituatie of het vinden van een (koop)woning (bijna 40 procent).
Het hebben van stress hoeft niet per se te betekenen dat je er ook last van hebt: 31 procent zegt weinig of geen last te hebben van de stress die ze ervaren, 28 procent zegt er juist (heel) veel last van te hebben. De meesten (42 procent) geven aan dat de stress hen niet veel, maar ook niet weinig belast. Stress kan tot klachten leiden. Ongeveer twee derde van de jongeren die weleens stress hebben geven aan dat ze dan gaan piekeren of dat ze sneller geïrriteerd, chagrijnig of boos zijn. Ongeveer de helft heeft door de stress moeite met zich te concentreren of kan hierdoor slechter slapen.
Net als geluk en tevredenheid verschilt ook stress naar leeftijd en geslacht. Tieners zijn op veel terreinen minder gestrest dan jongvolwassenen. Alleen bij stress over vrienden, over sociale media en over het uiterlijk zijn er nagenoeg geen verschillen tussen beide groepen. Tienerjongens zijn doorgaans het minst gestrest, jonge vrouwen het meest. Zij hebben er ook de meeste last van.
Stress verschilt ook naar het niveau van het onderwijs dat jongeren volgen. Zowel in het voortgezet onderwijs als in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs hebben scholieren/studenten op hogere opleidingsniveaus vaker school- of studiestress. Ook hebben zij vaker stress over vrienden en over een te druk leven. Stress over de toekomst neemt toe naarmate studenten verder in hun opleiding komen. Zo heeft 40 procent van de 19-jarige wo-studenten weleens stress over hun toekomstige baan en 23 procent over hun toekomstige woonsituatie. Bij de 23-jarige wo-studenten is dit respectievelijk 68 en 50 procent.
Risico- en beschermende factoren (hoofdstuk 4)
Kennis over persoonsgebonden risico- en beschermende factoren kan helpen om het welzijn van jongeren te bevorderen en stress te verminderen. Onderzoek van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020) laat zien dat onder meer het ervaren van prestatiedruk en een hoge mate van sociale vergelijking een negatieve invloed op het mentale welbevinden van jongeren hebben, terwijl kenmerken als veerkracht, een sterke eigenwaarde en sociale steun juist een positieve uitwerking hierop hebben.
Prestatiedruk
De helft van de jongeren ervaart vaak of regelmatig druk om aan eigen verwachtingen te voldoen. Deze druk neemt toe met het ouder worden: van de 12- en 13-jarigen ervaart 27 procent interne prestatiedruk, bij de 21- tot 25-jarigen is dat 63 procent. Vier op de tien jongeren voelen frequent druk om aan de verwachtingen van anderen te voldoen. Ook deze externe prestatiedruk stijgt met de leeftijd. De meeste prestatiedruk komt van de ouders en vanuit de maatschappij: ongeveer 30 procent van de jongeren zegt dat de druk die ze voelen daar vandaan komt. Meisjes en jonge vrouwen ervaren meer prestatiedruk dan jongens en jonge mannen. Hoe hoger het onderwijsniveau, hoe hoger de druk om aan de eigen verwachtingen te voldoen.
Sociale vergelijking en zelfbeeld
Voor 6 op de 10 jongeren is wat anderen van hen vinden (mede)bepalend voor hun zelfbeeld. Een vergelijkbaar deel zegt dat zichzelf vaak vergelijken met anderen. Tienermeisjes en vooral jonge vrouwen vergelijken zich het meest met anderen. Naarmate tieners ouder worden, gaan ze zich meer met anderen vergelijken en laten ze hun zelfbeeld vaker afhangen van wat anderen van hen vinden. Bij de jongvolwassenen speelt dit leeftijdseffect niet. Zowel in het voortgezet onderwijs als in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs vergelijken scholieren/studenten op hogere onderwijsniveaus zich vaker met anderen dan die op lagere niveaus.
Veerkracht
Ruim de helft van de jongeren geeft aan lang over een vervelende gebeurtenis te blijven nadenken of piekeren. Ongeveer 3 op de 10 kunnen zich moeilijk door stressvolle gebeurtenissen heenslaan, en zeggen veel tijd nodig te hebben om over tegenslagen heen te komen. Jongvolwassenen zijn minder veerkrachtig dan tieners. Vooral jonge vrouwen hebben minder veerkracht: zo geeft ruim 70 procent van hen aan lang te blijven nadenken of piekeren na een vervelende gebeurtenis, tegen 60 procent van de tienermeisjes, 50 procent van de jonge mannen en 35 procent van de tienerjongens. Jongeren die onderwijs op een hoger niveau volgen piekeren vaker bij een vervelende gebeurtenis. Bij het omgaan met tegenslagen in het leven en bij het doorstaan van stressvolle gebeurtenissen bestaan geen grote verschillen naar onderwijsniveau.
Eigenwaarde
Bij eigenwaarde staan concepten als autonomie, zelfvertrouwen en zelfacceptatie centraal. Ongeveer driekwart van de jongeren zegt dat het zeker waar is dat ze eigen keuzes in het leven kunnen maken, dat ze zelf bepalen waar ze hun vrije tijd aan besteden, en dat ze zichzelf kunnen zijn. Tegelijkertijd zegt ongeveer 30 procent dat ze makkelijk keuzes kunnen maken en ongeveer 40 procent dat ze veel zelfvertrouwen hebben, dat ze zich gemakkelijk kunnen ontspannen, en dat ze fouten van zichzelf mogen maken. Het gevoel van eigenwaarde is het laagst bij jonge vrouwen. Ook naar onderwijsniveau bestaan verschillen in de mate van autonomie, zelfvertrouwen en zelfacceptatie. Zo geven vmbo’ers vaker aan dat ze gemakkelijk keuzes kunnen maken dan vwo’ers, en mbo-studenten zeggen dit vaker dan wo-studenten.
Sociale steun
Het leeuwendeel van de jongeren is positief over de steun die ze ervaren vanuit hun omgeving. Ruim 9 op de 10 zeggen iemand te hebben die ze vertrouwen, en geven aan dat hun ouder(s) of verzorger(s) voor hen klaar staan als zij hen nodig hebben. Ongeveer 85 procent heeft iemand met wie ze kunnen praten als ze het moeilijk hebben en een vergelijkbaar deel zegt vrienden te hebben die altijd voor hen klaar staan. De sociale steun verschilt weinig naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau. Wel geven tieners iets vaker dan jongvolwassenen aan dat hun ouders voor hen klaar staan als zij hen nodig hebben. Vooral tienerjongens zeggen vaak dat ze kunnen terugvallen op hun ouders.
Welzijn, stress en risico- en beschermende factoren in samenhang (hoofdstuk 5)
Door middel van logistische regressieanalyse is nagegaan in welke mate geluk en tevredenheid met het leven, en het ervaren van stress samenhangen met de onderzochte risico- en beschermingsfactoren, rekening houdend met verschillen in leeftijd en geslacht. Behalve deze risico- en beschermingsfactoren is ook onderzocht in welke mate de algemene gezondheidsbeleving hierbij een rol speelt. Ten slotte is bekeken welke rol stress speelt bij het ervaren van geluk en tevredenheid, en omgekeerd.
Samenhang geluk en andere kenmerken
In lijn met eerder onderzoek (Van Beuningen en Kloosterman, 2011) blijkt dat de ervaren algemene gezondheid sterk samenhangt met geluk. Jongeren die hun gezondheid als (zeer) goed beoordelen, zijn ruim drie keer zo vaak gelukkig als jongeren die deze met ‘het gaat wel’ of (zeer) slecht beoordelen. Van de onderzochte beschermende factoren is eigenwaarde het sterkst gerelateerd aan het al dan niet gelukkig zijn, vooral bij de jongvolwassenen. Ook sociale steun en veerkracht spelen een rol, zij het minder. Zelfopgelegde prestatiedruk hangt negatief samen met geluk, vooral bij de 18- tot 25-jarigen.
Het ervaren van stress is eveneens negatief gerelateerd aan geluk: jongeren die op ten minste een van de terreinen vaak stress hebben zijn minder vaak gelukkig dan jongeren die dat niet hebben.
Samenhang tevredenheid met leven en andere kenmerken
Net als bij geluk hangt ook de tevredenheid met het leven sterk samen met de ervaren gezondheid. En ook hier is eigenwaarde van de onderzochte beschermende factoren het sterkst gerelateerd, vooral bij de jongvolwassenen. Van de onderzochte risicofactoren is dat zelfopgelegde prestatiedruk, ook weer bij de jongvolwassenen. Verder is sociale vergelijking bij tieners een risicofactor die samenhangt met hun tevredenheid met het leven, terwijl dit bij de jongvolwassenen niet het geval is. Ten slotte geldt ook hier dat stress negatief gerelateerd is aan het welbevinden.
Samenhang stress en andere kenmerken
Van de onderzochte beschermende factoren hangt eigenwaarde het meest samen met de kans op al dan geen stress hebben: jongeren met een hogere eigenwaarde hebben een kleinere kans om op een bepaald terrein vaak stress te ervaren. Alle onderzochte risicofactoren hangen in vrijwel gelijke mate samen met de kans op al dan geen stress; een hogere prestatiedruk en het zichzelf vergelijken met anderen zijn gerelateerd aan een groter risico op vaak stress op een bepaald terrein. Verder gaan geluk, tevredenheid met het leven en een goede ervaren gezondheid gepaard met een kleinere kans op stress.
Coronacrisis en jongeren (hoofdstuk 6)
Het onderzoek Belevingen heeft plaatsgevonden van begin februari tot midden april 2021, tijdens de derde golf van de coronapandemie. Aan de jongeren is gevraagd in welke mate de coronacrisis hun leven beïnvloed heeft, zowel in algemene zin als op een aantal specifieke terreinen zoals contacten met familie of vrienden, onderwijs, werk, en vrijetijdsbesteding. Ook is onderzocht hoe geluk en tevredenheid van jongeren samenhangen met de invloed van de coronacrisis en of ze door de crisis vaker stress zijn gaan ervaren dan ervoor, of juist minder vaak.
Bijna de helft van de jongeren (47 procent) geeft aan dat de coronacrisis hun leven in het algemeen (heel) negatief beïnvloed heeft. Een vergelijkbaar deel (43 procent) zegt dat de crisis zowel een positieve als negatieve invloed heeft gehad. Zes procent heeft de crisis als (heel) positief ervaren, en vier procent geeft aan dat de crisis hun leven niet heeft beïnvloed.
Jongvolwassenen zijn negatiever over de invloed van de coronacrisis dan tieners. Van de 18- tot 25-jarigen geeft 53 procent aan dat de coronacrisis hun leven (heel) negatief beïnvloed heeft, terwijl 38 procent van de 12- tot 18-jarigen dit zegt. Jonge mannen zeggen vaker dat de crisis een negatieve invloed op hun leven heeft (gehad) dan jonge vrouwen. Bij de tieners is er op dit punt geen verschil naar geslacht.
Twee derde van de jongeren heeft het heel erg gemist dat zij door de coronacrisis niet of maar beperkt leuke dingen buitenshuis konden doen zoals uitgaan, uit eten of naar de bioscoop gaan. 6 op de 10 jongeren hebben het thuis met familie of vrienden afspreken heel erg gemist, bijvoorbeeld om te gamen of voor een etentje of feestje. Bijna de helft (47 procent) heeft het heel erg gemist om naar grote evenementen zoals festivals, sportevenementen en concerten te gaan. Een vergelijkbaar deel miste sporten of hobby’s uitoefenen bij een club of vereniging heel erg. Van de jongeren die onderwijs volgen geeft 28 procent aan dat zij het heel erg gemist hebben om naar hun school of universiteit te gaan. Dit percentage stijgt naarmate het onderwijsniveau toeneemt, vooral in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs. Zo zegt een kwart van de mbo-studenten het naar school gaan tijdens de coronacrisis heel erg te hebben gemist; van de wo-studenten heeft de helft de universiteit gemist.
Voor de meeste onderzochte behoeften geldt dat jongvolwassenen, en vooral jonge vrouwen, vaker dan tieners vinden dat ze dingen heel erg hebben moeten missen door de crisis. Het grootst is het verschil bij het naar grote evenementen gaan (ruim de helft van de jongvolwassenen tegen ruim een derde van de tieners).
Er bestaat een samenhang tussen de invloed van de coronacrisis die jongeren op hun leven hebben ervaren en hun welzijn. Jongeren die de invloed van de crisis als (heel) negatief hebben ervaren, zijn minder gelukkig en ook minder tevreden dan jongeren die de crisis als (heel) positief hebben beleefd: van de eerste groep is respectievelijk 65 en 57 procent gelukkig en tevreden met het leven, van de tweede groep is dit 82 en 79 procent. Een vergelijkbaar verschil is er bij de tevredenheid over de tijd die met vrienden doorgebracht kan worden (38 tegen 60 procent). Op de andere terreinen zijn de verschillen in tevredenheid minder groot of vrijwel afwezig.
De coronacrisis en bijbehorende maatregelen hebben ook impact gehad op de school- en studiestress van jongeren. Bijna de helft van de leerlingen en studenten zegt door de coronacrisis vaker stress te hebben (gehad) dan ervoor. Een kwart heeft even vaak stress en 17 procent minder vaak.
Een kwart van de werkende jongeren tussen de 15 en 25 jaar geeft aan door de coronacrisis vaker werkstress te hebben (gehad) dan ervoor. Bijna drie op de tien hadden even vaak werkstress en ruim een op de tien had hier juist minder last van dan voor de coronacrisis.
Ruim 40 procent van alle jongeren, en met name tieners (bijna 2 op de 3) zeggen dat de vraag over de invloed van de coronacrisis op stress over geld op hen niet van toepassing is, bijvoorbeeld omdat ze hier überhaupt nooit stress over hebben. Voor jongvolwassenen ligt dit anders: bijna een kwart van hen heeft vaker stress over geldzaken gehad dan voor de coronacrisis, ruim een kwart ervaart even vaak stress, en bij 16 procent is deze stress juist verminderd.
1. Inleiding
Gemiddeld genomen scoort de Nederlandse jeugd hoog op levenstevredenheid en geluk. Zo bleek uit het CBS-onderzoek Belevingen 2015 – het meest recente CBS-onderzoek waarin deze aspecten van welbevinden voor 12- tot 25-jarigen in beeld zijn gebracht – dat ongeveer 9 op de 10 jongeren gelukkig zijn en tevreden zijn met het leven dat ze leiden (Van Beuningen en De Witt, 2016).
De laatste jaren echter zijn er signalen dat het minder goed gaat. Zo constateert UNICEF Nederland dat het mentale welbevinden van jongeren in Nederland onder druk lijkt te staan, mogelijk als gevolg van sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen en een complexe samenleving die veel vraagt van kinderen en jongeren (Kleinjan, Pieper, Stevens, Van de Klundert, Rombouts, Boer en Lammers, 2020).
In de Volksgezondheid Toekomstverkenning 2018 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wordt gesteld dat veel jongeren en jongvolwassenen druk ervaren om te presteren en dat dit lijkt toe te nemen (RIVM, 2018). Uit onderzoek van het Trimbos instituut, RIVM en Amsterdam UMC blijkt inderdaad dat de ervaren druk met betrekking tot schoolwerk onder scholieren is toegenomen en dat er ook bij studenten eerste voorzichtige aanwijzingen zijn dat de prestatiedruk stijgt (Schoemaker, Kleinjan, Van der Borg, Busch, Muntinga, Nuijen en Dedding, 2019). Hierbij wordt aangetekend dat de ervaren prestatiedruk maar een deel is van een veel breder verhaal over stress bij jongeren.
Uit het CBS-onderzoek Sociale samenhang en Welzijn onder de 18-plus bevolking komt naar voren dat jongvolwassenen (18- tot 25-jarigen) de enige leeftijdsgroep zijn die in de periode 2015-2020 een substantiële daling in tevredenheid met het leven en vooral in geluk laten zien (CBS StatLine, 2021a).
De coronacrisis begin 2020 trof de jeugd hard (Reep en Hupkens, 2021). Tussen het eerste kwartaal van 2020 en het tweede kwartaal van 2021 verdubbelde het aandeel personen met psychische gezondheidsklachten (het gaat dan om kenmerken als somberheid, in de put zitten, zenuwachtigheid, onrust en ongelukkig zijn) onder 12- tot 18-jarigen van 6 naar 13 procent en onder 18- tot 25-jarigen van 12 naar 24 procent. Een toename in psychische gezondheidsklachten die beduidend sterker is dan bij de volwassenen. Desgevraagd gaven in de tweede helft van 2020 een op de vijf 12- tot 18-jarigen en bijna een op de drie 18- tot 25-jarigen aan tijdens de coronacrisis vaker gestrest te zijn dan in de periode ervoor. Toch had de coronacrisis niet op alle jongeren een negatieve impact: 10 á 15 procent zei zich tijdens de coronacrisis minder vaak gestrest te voelen dan voorheen. Ook ander onderzoek, overzichtelijk bijeengebracht door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi, 2021), laat zien dat de coronacrisis heeft geleid tot toegenomen angst, somberheid, eenzaamheid, verminderde schoolresultaten en sociale contacten bij jongeren. Het algemene beeld is dat het mentaal vooral slechter gaat met jongeren in Nederland als gevolg van de coronacrisis (zie ook De Klerk, Olsthoorn, Plaisier, Schaper en Wagemans, 2021; I&O Research, 2020; Jansen, Bolt, Hooiveld, Hendriksen, Korevaar, 2021; OpenUp, 2020; NOS, 2021; RIVM, 2021; RIVM, Trimbos-instituut en GGD GHOR Nederland, 2021).
Het CBS-onderzoek Belevingen 2021 was geheel aan het onderwerp welzijn en stress van jongeren gewijd. Hoe gelukkig en tevreden zijn jongeren anno 2021? Hoe gestrest zijn ze en waardoor wordt die stress veroorzaakt? Ervaren ze prestatiedruk? Ervaren ze steun van mensen om zich heen? Welke verschillen bestaan er op deze punten tussen tieners en jongvolwassenen? Tussen jongens en meisjes? En tussen leerlingen en studenten op verschillende onderwijsniveaus? En welke invloed heeft de coronacrisis naar eigen zeggen op hun welbevinden en stress gehad? Deze en meer vragen worden in dit rapport beantwoord.
Eerst wordt in de hoofdstukken 2 en 3 een beeld geschetst van achtereenvolgens het welzijn van de Nederlandse jongeren en de stress die ze ervaren. In hoofdstuk 4 staan risico- en beschermende factoren centraal die volgens onderzoek van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020) van invloed zijn op het mentale welbevinden van jongeren, zoals prestatiedruk, sociale vergelijking en zelfbeeld, veerkracht, eigenwaarde en sociale steun. In hoofdstuk 5 worden de resultaten van dit onderzoek in samenhang beschreven. Afgesloten wordt met hoofdstuk 6 waarin is weergeven wat de door jongeren ervaren invloed van de coronacrisis op hun leven in het algemeen, op een aantal specifieke behoeften, op hun welzijn en stressgevoelens is geweest. In deze hoofdstukken zijn uitsplitsingen opgenomen naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau. Bij de uitsplitsing naar onderwijsniveau gaat het expliciet om de onderwijsvolgenden.
De bijlagen bevatten tabellen met de belangrijkste cijfers van deze publicatie, de onderzoeksverantwoording, literatuurreferenties en een tijdlijn van de maatregelen die zijn getroffen ter bestrijding van corona. Meer gedetailleerde cijfers met ook uitsplitsingen naar groepen jongeren zijn in maatwerktabellen beschikbaar.
Deze publicatie is uitgebracht als webpublicatie en is beschikbaar via de website van het CBS.
2. Welzijn
In dit hoofdstuk worden op basis van Belevingen 2021 nieuwe, gedetailleerde cijfers over het welzijn van jongeren tussen 12 en 25 jaar in Nederland gepresenteerd. Hoe gelukkig en tevreden met hun leven zijn jongeren anno 2021? In hoeverre verschilt hun tevredenheid naar school/studie, werk, vrijetijdsbesteding, sociale relaties en uiterlijk? En welke verschillen bestaan er binnen de groep jongeren, bijvoorbeeld tussen tieners en jongvolwassenen, en tussen meisjes/jonge vrouwen en jongens/jonge mannen? En maakt het onderwijsniveau dat ze volgen verschil in hun welzijn?
2.1. Geluk
Driekwart jongeren is gelukkig
Jongeren tussen de 12 en 25 jaar geven gemiddeld een 7,3 als rapportcijfer op de vraag in welke mate zij zichzelf een gelukkig mens vinden. Driekwart van alle jongeren is gelukkig (rapportcijfer 7 of hoger) en 6 procent ongelukkig (rapportcijfer 4 of lager)1). De overige 19 procent is gelukkig noch ongelukkig (rapportcijfer 5 of 6)2).
De geluksgevoelens verschillen naar leeftijd. Het percentage jongeren dat zichzelf een gelukkig mens vindt daalt tot de leeftijd van ongeveer 18 jaar en stabiliseert dan. Met ruim 90 procent zijn 12- en 13-jarigen het vaakst gelukkig; het minst vaak gelukkig zijn 18- tot 21-jarigen (69 procent).
Tienerjongens vaker gelukkig dan tienermeisjes
Bij de tieners is er een vrij groot verschil in geluk tussen jongens en meisjes: van de jongens is 85 procent gelukkig, tegen 76 procent van de meisjes. Bij de jongvolwassenen bestaat er nagenoeg geen verschil tussen jonge mannen en jonge vrouwen.
Gelukkig (% jongeren) | Niet gelukkig, niet ongelukkig (% jongeren) | Ongelukkig (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 75,2 | 18,9 | 5,9 |
12 en 13 jaar | 91,2 | 7,2 | 1,6 |
14 en 15 jaar | 81,5 | 14,4 | 4,2 |
16 en 17 jaar | 71,7 | 22,1 | 6,3 |
18 tot 21 jaar | 68,7 | 23,7 | 7,6 |
21 tot 25 jaar | 72,5 | 20,4 | 7,1 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 80,9 | 15,0 | 4,1 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 71,0 | 21,8 | 7,2 |
Tienerjongens | 85,3 | 11,4 | 3,3 |
Tienermeisjes | 76,2 | 18,8 | 5,0 |
Jonge mannen | 72,1 | 20,8 | 7,2 |
Jonge vrouwen | 69,9 | 22,9 | 7,2 |
Een hogere opleiding geeft in het latere leven een betere positie op de arbeidsmarkt, een hoger inkomen en bijvoorbeeld ook een andere patroon van vrijetijdsbesteding (CPB, 2016; Van der Werfhorst, 2015). Volwassenen met een hoger opleidingsniveau zijn ook vaker gelukkig en vaker tevreden met het leven (CBS StatLine, 2021b; Van Beuningen en Moonen, 2019). Hoe zit dat bij jongeren die nog met hun school of studie bezig zijn?
Weinig verschil in geluk naar opleiding die men volgt
Het niveau van het onderwijs maakt weinig verschil in het geluksgevoel van jongeren. Onder de 12- tot 17-jarigen3) op het voorgezet onderwijs neemt het percentage gelukkigen weliswaar af naarmate het onderwijsniveau stijgt, maar het verschil in geluk is alleen significant tussen vmbo-leerlingen die de basisberoeps- of kaderberoepsgerichte leerweg volgen en vwo’ers. Onder de 18- tot 22-jarigen in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs bestaan geen verschillen in geluk naar onderwijsniveau.
Gelukkig (% leerlingen / studenten) | Niet gelukkig, niet ongelukkig (% leerlingen / studenten) | Ongelukkig (% leerlingen / studenten) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 86,3 | 10,5 | 3,2 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 84,0 | 13,4 | 2,6 |
12 tot 17 jaar | Havo | 81,3 | 14,0 | 4,7 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 78,2 | 18,4 | 3,4 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||
18 tot 22 jaar | Mbo | 68,8 | 23,9 | 7,3 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 69,2 | 25,1 | 5,7 |
18 tot 22 jaar | Wo | 68,5 | 23,5 | 7,9 |
2.2.Tevredenheid met het leven
Bijna 7 op de 10 jongeren tevreden met het leven
Behalve naar hun geluksgevoel is jongeren ook gevraagd naar hun tevredenheid met het leven. De concepten geluk en tevredenheid meten elk iets anders (CBS, 2015). Bij geluk gaat het meer om een affectieve evaluatie, een gevoelsmatige afweging of iemand zichzelf een gelukkig mens vindt, terwijl het bij tevredenheid meer gaat om een cognitieve evaluatie, een verstandelijke afweging over het leven dat men in het hier en nu leidt (Diener, Suh, Lucas en Smith, 1999; CBS, 2015). Gemiddeld geven jongeren een 7,1 aan het leven dat ze leiden, tegen de 7,3 voor geluk. Van hen is 69 procent tevreden met het leven (rapportcijfer 7 of hoger), 9 procent is ontevreden (rapportcijfer 4 of lager), en 22 procent is tevreden noch ontevreden (rapportcijfer 5 of 6).
Tieners van 12 en 13 jaar het vaakst tevreden en jongens vaker tevreden dan meisjes
Bij de tevredenheid met het leven zijn de verschillen naar leeftijd en geslacht vergelijkbaar met die bij geluk (zie maatwerktabel). Met 87 procent zijn 12- en 13-jarigen het vaakst tevreden; het minst vaak tevreden zijn 18- tot 21-jarigen (61 procent). Van de tienerjongens is 82 procent tevreden, tegen 70 procent van de tienermeisjes. Bij de jongvolwassenen bestaat er weinig verschil in tevredenheid tussen jonge mannen en jonge vrouwen.
Tevreden (% jongeren) | Niet tevreden, niet ontevreden (% jongeren) | Ontevreden (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 69,0 | 21,6 | 9,4 |
12 en 13 jaar | 86,5 | 10,8 | 2,7 |
14 en 15 jaar | 76,7 | 17,1 | 6,2 |
16 en 17 jaar | 67,3 | 22,9 | 9,8 |
18 tot 21 jaar | 61,1 | 26,5 | 12,3 |
21 tot 25 jaar | 65,3 | 23,5 | 11,2 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 76,3 | 17,3 | 6,4 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 63,6 | 24,8 | 11,6 |
Tienerjongens | 81,9 | 13,3 | 4,8 |
Tienermeisjes | 70,5 | 21,4 | 8,2 |
Jonge mannen | 64,7 | 23,8 | 11,5 |
Jonge vrouwen | 62,5 | 25,7 | 11,7 |
2.3 Tevredenheid over onderdelen van het leven
Behalve naar geluk en de tevredenheid met het leven in het algemeen is jongeren ook gevraagd naar hun tevredenheid over een aantal concrete zaken in hun leven. Eerst wordt in paragraaf 2.3.1 beschreven op welke levensterreinen jongeren het meest en minst tevreden zijn. Daarna komt de tevredenheid over specifieke onderdelen aan de orde, te weten: school/studie (paragraaf 2.3.2), werk (2.3.3), vrijetijdsbesteding (2.3.4), vrienden (2.3.5), geldzaken (2.3.6), en uiterlijk (2.3.7). Evenals bij geluk en tevredenheid met het leven wordt bij de onderscheiden levensterreinen - naast het rapportcijfer - ook onderscheid gemaakt tussen jongeren die tevreden zijn (rapportcijfer 7 of hoger), ontevreden zijn (rapportcijfer 4 of lager) en niet tevreden, niet ontevreden zijn (rapportcijfer 5 of 6).
2.3.1. Waarover zijn jongeren het meest en minst tevreden?
Jongeren meest tevreden over vrienden, minst tevreden over de tijd die ze met hen doorbrengen
Met een rapportcijfer van 7,9 zijn jongeren het meest tevreden over hun vrienden. Ook voor werk of bijbaan (7,5) en school of opleiding (7,2) is de waardering relatief hoog, evenals die over uiterlijk (7,2)4). Iets lager is de tevredenheid over de hoeveelheid geld voor persoonlijke dingen zoals kleding, uitgaan of een smartphone (7,0) en de hoeveelheid vrije tijd (6,9).
Waar jongeren het meest tevreden zijn over hun vrienden, zijn ze het minst tevreden over de tijd die ze met hen kunnen doorbrengen. Met een 6,0 als rapportcijfer waarderen ze dit wel nog steeds als voldoende.
Tieners tevredener dan jongvolwassen over vrije tijd, (tijd voor) vrienden, en geld
Jongeren tussen de 12 en 18 jaar zijn tevredener dan 18- tot 25-jarigen over de hoeveelheid vrije tijd die ze hebben, hun vrienden, de tijd die ze met hen doorbrengen en geld voor persoonlijke dingen. Tieners en jongvolwassen verschillen niet wezenlijk in hun tevredenheid over school of opleiding, werk of bijbaan, en uiterlijk.
Tienerjongens tevredener dan tienermeisjes over vrije tijd, (tijd voor) vrienden en uiterlijk
Over zaken als vrije tijd, vrienden en tijd voor vrienden, en uiterlijk zijn jongens in de leeftijd van 12 tot 18 jaar tevredener dan meisjes van die leeftijd. Wanneer het gaat om school, werk/bijbaan en geld voor persoonlijke dingen is er weinig verschil.
Jonge vrouwen ontevredener over uiterlijk dan jonge mannen
18- tot 25-jarige vrouwen waarderen hun uiterlijk met een 6,9 gemiddeld. Dit is lager dan bij mannen van dezelfde leeftijd (7,3). Ook als het gaat om de tevredenheid over de hoeveelheid geld voor persoonlijke dingen en de tevredenheid over de hoeveelheid vrije tijd oordelen jonge mannen positiever dan jonge vrouwen. Op de andere levensterreinen is er geen wezenlijk verschil in tevredenheid tussen jonge mannen en jonge vrouwen.
categorie | Tienerjongens | Tienermeisjes | Jonge mannen | Jonge vrouwen |
---|---|---|---|---|
Tevredenheid over school of opleiding¹⁾ | 7,3 | 7,2 | 7,1 | 7,3 |
Tevredenheid over werk of bijbaan²⁾ | 7,6 | 7,5 | 7,5 | 7,3 |
Tevredenheid over uiterlijk | 7,6 | 6,9 | 7,3 | 6,9 |
Tevredenheid over hoeveelheid vrije tijd | 7,5 | 6,9 | 6,9 | 6,6 |
Tevredenheid over vrienden | 8,4 | 8,1 | 7,8 | 7,7 |
Tevredenheid over hoeveelheid tijd doorgebracht met vrienden | 6,9 | 6,4 | 5,6 | 5,5 |
Tevredenheid over hoeveelheid geld voor persoonlijke dingen | 7,6 | 7,4 | 6,9 | 6,5 |
1)Het gaat hier om leerlingen en studenten. 2)Het gaat hier om jongeren met betaald werk tussen de 15 en 25 jaar. |
2.3.2 Tevredenheid over onderwijs
Driekwart leerlingen en studenten tevreden over onderwijs
Van alle leerlingen en studenten5) is 72 procent tevreden over het onderwijs dat ze krijgen. Onder 12- en 13-jarigen is die tevredenheid met 84 procent het grootst en onder 16- en 17-jarigen met 64 procent het laagst. Van de jongeren vanaf 18 jaar is ongeveer 70 procent hierover tevreden. De tevredenheid over het onderwijs verschilt niet naar geslacht, noch bij de tieners noch bij de jongvolwassenen.
Tevreden (% leerlingen / studenten) | Niet tevreden, niet ontevreden (% leerlingen / studenten) | Ontevreden (% leerlingen / studenten) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 71,7 | 20,9 | 7,4 |
12 en 13 jaar | 84,5 | 11,6 | 4,0 |
14 en 15 jaar | 69,3 | 23,8 | 6,9 |
16 en 17 jaar | 64,4 | 26,6 | 9,0 |
18 tot 21 jaar | 69,6 | 22,4 | 8,0 |
21 tot 25 jaar | 72,9 | 18,9 | 8,2 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 72,2 | 21,0 | 6,7 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 71,1 | 20,8 | 8,0 |
Tienerjongens | 73,8 | 19,4 | 6,8 |
Tienermeisjes | 70,6 | 22,7 | 6,7 |
Jonge mannen | 69,7 | 20,9 | 9,4 |
Jonge vrouwen | 72,6 | 20,7 | 6,6 |
Hbo’ers en wo’ers tevredener over hun onderwijs dan mbo’ers
Jongeren die een hbo-opleiding volgen of die aan de universiteit studeren zijn met respectievelijk 74 en 81 procent vaker tevreden over het onderwijs dat ze volgen dan leeftijdsgenoten in het mbo (65 procent). In het voortgezet onderwijs bestaat geen verschil in tevredenheid hierover naar onderwijsniveau.
Tevreden (% leerlingen / studenten) | Niet tevreden, niet ontevreden (% leerlingen / studenten) | Ontevreden (% leerlingen / studenten) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 72,6 | 22,0 | 5,5 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 69,1 | 25,2 | 5,7 |
12 tot 17 jaar | Havo | 67,0 | 23,8 | 9,2 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 69,5 | 23,3 | 7,2 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||
18 tot 22 jaar | Mbo | 65,2 | 24,9 | 9,9 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 73,9 | 20,3 | 5,8 |
18 tot 22 jaar | Wo | 80,8 | 15,1 | 4,1 |
2.3.3 Tevredenheid over werk of bijbaan
8 op de 10 werkende jongeren tevreden over hun werk
78 procent van de jongeren met betaald werk geeft aan tevreden te zijn over hun werk of bijbaan. Deze tevredenheid verschilt vrijwel niet naar leeftijd en geslacht.
Tevreden (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Niet tevreden, niet ontevreden (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Ontevreden (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (15 tot 25 jaar) | 78,1 | 17 | 4,9 |
15 jaar | 81,9 | 15,6 | 2,5 |
16 en 17 jaar | 80,2 | 16,3 | 3,6 |
18 tot 21 jaar | 75,9 | 18,9 | 5,3 |
21 tot 25 jaar | 78,3 | 16,3 | 5,5 |
Tieners (15 tot 18 jaar) | 80,6 | 16,1 | 3,3 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 77,4 | 17,3 | 5,4 |
Tienerjongens | 81,2 | 15,9 | 2,9 |
Tienermeisjes | 80 | 16,3 | 3,7 |
Jonge mannen | 79,3 | 16 | 4,7 |
Jonge vrouwen | 75,4 | 18,6 | 6 |
Weinig verschil in tevredenheid tussen jonge werknemers en jongeren met bijbaan
Van de jongeren die werknemer zijn (en veelal ook geen onderwijs meer volgen) is 80 procent tevreden over hun werk, en van de jongeren die als freelancer of zelfstandige werken is dit ruim driekwart (zie maatwerktabel). Van de jongeren die nog onderwijs volgen en daarnaast een bijbaan hebben is eveneens ruim driekwart tevreden over hun werk. Deze percentages liggen in lijn met onderzoek op basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (CBS, 2021b).
De tevredenheid over het werk is lager bij werk waarbij slechts een paar uur per week gewerkt wordt (het gaat dan veelal om bijbaantjes). Van de jongeren die 4 uur of minder per week werken is 69 procent tevreden over hun werk, tegen ongeveer 80 procent van de jongeren die meer uren in de week werken.
Tevredenheid werk hoger bij vast contract en vaste uren
Van de jongeren met een vast contract is 83 procent tevreden over hun werk, tegen 76 procent van de jongeren met een tijdelijk contract. Als jongeren een vast of tijdelijk contract hebben, zijn ze het vaakst tevreden over hun werk als daarin een vast aantal contracturen is opgenomen (83 procent). Als slechts voor een deel vaste werkuren contractueel vaststaan (zoals in een min/max-contract) is 76 procent tevreden en als er contractueel helemaal geen uren zijn vastgelegd (zoals in een oproep- of 0-uren-contract) is 75 procent tevreden over het werk.
Tevreden met werk (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | ||
---|---|---|
Aantal arbeidsuren per week | 4 uur of minder | 69 |
Aantal arbeidsuren per week | 5 tot en met 11 uur | 77,4 |
Aantal arbeidsuren per week | 12 tot en met 29 uur | 77,9 |
Aantal arbeidsuren per week | 30 uur of meer | 82,9 |
Soort contract | Vast (voor onbepaalde tijd) | 82,7 |
Soort contract | Tijdelijk (voor bepaalde tijd) | 75,8 |
Soort contract | Ander soort contract, bijv. voor opdracht of project | 74,3 |
Soort contract | Geen contract | 80,6 |
Soort contract | Weet ik niet | 71,5 |
Contracturen (mits contract) | Vast | 82,5 |
Contracturen (mits contract) | Deels vast, bijv. min/max contract | 76,1 |
Contracturen (mits contract) | Wisselend, bijv. oproep- of 0-uren contract | 74,5 |
Contracturen (mits contract) | Weet niet | 69,8 |
2.3.4 Tevredenheid over vrije tijd
Twee op de drie jongeren tevreden over hoeveelheid vrije tijd
Bijna twee derde van de jongeren tussen 12 en 25 jaar (65 procent) is tevreden over de hoeveelheid vrije tijd die ze hebben. 12- en 13-jarige tieners zijn hierover met 80 procent duidelijk tevredener dan oudere tieners (ongeveer 65 procent) en vooral jongvolwassenen (ongeveer 60 procent). Tienerjongens zijn tevredener over de hoeveelheid vrije tijd dan tienermeisjes, en jonge mannen zijn dit meer dan jonge vrouwen.
Tevreden (% jongeren) | Niet tevreden, niet ontevreden (% jongeren) | Ontevreden (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 64,7 | 23,4 | 11,9 |
12 en 13 jaar | 79,7 | 15,5 | 4,8 |
14 en 15 jaar | 67,6 | 23,9 | 8,5 |
16 en 17 jaar | 64,1 | 23,5 | 12,5 |
18 tot 21 jaar | 62,2 | 24,3 | 13,6 |
21 tot 25 jaar | 59,8 | 25,5 | 14,7 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 70,1 | 21,1 | 8,8 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 60,8 | 25,1 | 14,1 |
Tienerjongens | 76,7 | 17,8 | 5,5 |
Tienermeisjes | 63,1 | 24,5 | 12,3 |
Jonge mannen | 64,6 | 22,4 | 12,9 |
Jonge vrouwen | 56,9 | 27,8 | 15,3 |
In voortgezet onderwijs tevredenheid over vrije tijd hoogst in vmbo basis/kader
Van de jongeren die vmbo basis-/kaderberoepsonderwijs volgen is 80 procent tevreden over de hoeveelheid vrije tijd die ze hebben. Bij jongeren op een ander niveau in het voortgezet onderwijs is dit minder dan 70 procent. In het vervolgonderwijs zijn er geen verschillen in tevredenheid over de hoeveelheid vrije tijd tussen jongeren op het mbo, hbo of de universiteit.
Tevreden (% jongeren) | Niet tevreden, niet ontevreden (% jongeren) | Ontevreden (% jongeren) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 79,9 | 15,1 | 5,0 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 68,9 | 22,6 | 8,5 |
12 tot 17 jaar | Havo | 65,7 | 24,7 | 9,7 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 63,6 | 25,9 | 10,5 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||
18 tot 22 jaar | Mbo | 59,0 | 25,6 | 15,4 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 60,0 | 27,1 | 13,0 |
18 tot 22 jaar | Wo | 58,8 | 23,6 | 17,6 |
Van jongeren met veel huiswerk minder dan helft tevreden over hoeveelheid vrije tijd
Van de jongeren die 15 uur of meer per week aan huiswerk of studie besteden is 49 procent tevreden over de hoeveelheid vrije tijd die ze hebben. Deze tevredenheid over de vrije tijd neemt toe naarmate het aantal uren besteed aan huiswerk of studie afneemt: 60 procent is tevreden bij 8 tot 15 uur huiswerk, 70 procent bij 4 tot 8 uur, en 75 procent bij minder dan 4 uur per week.
De tevredenheid over de hoeveelheid vrije tijd hangt nagenoeg niet samen met het aantal lesuren (zie maatwerktabel). Deze tevredenheid over de hoeveelheid vrije tijd hangt ook niet samen met het aantal uren dat jongeren per week werken.
Tevreden met hoeveelheid vrije tijd (% leerlingen / studenten) | ||
---|---|---|
Uren les/college per week | Minder dan 10 uur | 63,6 |
Uren les/college per week | 10 tot 20 uur | 64,8 |
Uren les/college per week | 20 tot 30 uur | 66,8 |
Uren les/college per week | 30 uur of meer | 60,7 |
Uren huiswerk/studeren per week | Minder dan 4 uur | 75,4 |
Uren huiswerk/studeren per week | 4 tot 8 uur | 69,9 |
Uren huiswerk/studeren per week | 8 tot 15 uur | 59,9 |
Uren huiswerk/studeren per week | 15 uur of meer | 49,1 |
Waar het voor de hand ligt dat meer tijdsbesteding aan onderwijs samengaat met een lagere tevredenheid over de hoeveelheid vrije tijd, is het aannemelijk dat deze tevredenheid juist toeneemt naarmate er meer tijd besteed kan worden aan dingen die jongeren leuk vinden. Onderzocht zijn: het samenzijn met vrienden, sporten, gebruik van YouTube, en gebruik van sociale media.
Meer tijd voor vrienden en sport leidt tot hogere tevredenheid over hoeveelheid vrije tijd
Jongeren die meer tijd besteden aan vrienden en aan sport zijn vaker tevreden over de hoeveelheid vrije tijd. Van de jongeren die minder dan 2 uur per week aan vrienden besteden is 58 procent tevreden over de hoeveelheid vrije tijd, tegen 74 procent van degenen die dit 10 uur of meer per week doen. Bij de jongeren die niet sporten gaat het om 60 procent, tegen 68 procent bij de jongeren die 3 uur of meer per week aan sport doen. Ook jongeren die meer tijd doorbrengen op YouTube zijn vaker tevreden over de hoeveelheid vrije tijd.
Hoe meer tijd op sociale media, hoe minder tevreden
Het gebruik van sociale media laat een ander verband zien: de tevredenheid over de hoeveelheid vrije tijd neemt af naarmate de tijdsbesteding op sociale media toeneemt. Van de jongeren die 0 of 1 uur per dag op sociale media zitten is 68 procent tevreden over hun hoeveelheid vrije tijd; van de jongeren die dit 5 uur of meer per dag doen is 61 procent tevreden.
Tevredenheid met hoeveelheid vrije tijd (% jongeren) | ||
---|---|---|
Uren met vrienden per week | Minder dan 2 uur | 57,6 |
Uren met vrienden per week | 2 tot 5 uur | 59,8 |
Uren met vrienden per week | 5 tot 10 uur | 65,3 |
Uren met vrienden per week | 10 uur of meer | 73,5 |
Uren sport per week | 0 uur | 59,6 |
Uren sport per week | 1 of 2 uur | 62,3 |
Uren sport per week | 3 of 4 uur | 67,6 |
Uren sport per week | 5 uur of meer | 68,8 |
Uren YouTube per dag | 0 uur | 59,5 |
Uren YouTube per dag | 1 uur | 63,5 |
Uren YouTube per dag | 2 of 3 uur | 67,0 |
Uren YouTube per dag | 4 uur of meer | 67,4 |
Uren sociale media per dag | 0 of 1 uur | 68,2 |
Uren sociale media per dag | 2 uur | 65,2 |
Uren sociale media per dag | 3 of 4 uur | 63,5 |
Uren sociale media per dag | 5 uur of meer | 61,2 |
2.3.5 Tevredenheid over (tijd met) vrienden
Ruim acht op de tien tevreden over hun vrienden
Van de jongeren tussen 12 en 25 jaar is 82 procent tevreden over de vrienden die ze hebben. Tieners zijn hierover tevredener dan jongvolwassenen (86 tegen 80 procent). De tevredenheid over vrienden onder tieners daalt naarmate ze ouder worden. Tienerjongens zijn tevredener over hun vrienden dan tienermeisjes. Tussen jonge mannen en jonge vrouwen bestaat weinig verschil hierin.
Tevreden (% jongeren) | Niet tevreden, niet ontevreden (% jongeren) | Ontevreden (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 82,3 | 11,4 | 6,2 |
12 en 13 jaar | 89,0 | 7,1 | 3,9 |
14 en 15 jaar | 86,1 | 9,2 | 4,7 |
16 en 17 jaar | 83,3 | 11,1 | 5,6 |
18 tot 21 jaar | 79,9 | 12,3 | 7,8 |
21 tot 25 jaar | 79,3 | 13,5 | 7,3 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 86,0 | 9,2 | 4,8 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 79,7 | 13,0 | 7,3 |
Tienerjongens | 87,7 | 8,2 | 4,0 |
Tienermeisjes | 84,1 | 10,3 | 5,6 |
Jonge mannen | 80,4 | 12,1 | 7,5 |
Jonge vrouwen | 79,0 | 14,0 | 7,0 |
Minder dan de helft jongeren tevreden over de tijd die ze met vrienden doorbrengen
De tevredenheid van jongeren over de tijd die ze met vrienden doorbrengen is duidelijk lager dan de tevredenheid over hun vrienden, te weten 47 tegen 82 procent. Dit tevredenheidspercentage is lager dan dat van alle andere onderzochte levensterreinen (zie ook paragraaf 2.3.1). Een mogelijke verklaring voor deze lage tevredenheid over de tijd die met vrienden wordt doorgebracht ligt in het moment van het onderzoek, een periode waarin als gevolg van de coronapandemie en bijbehorende maatregelen ontmoetingen met vrienden in beperkte mate mogelijk waren (zie ook hoofdstuk 6 en bijlage E).
Hoe ouder, hoe ontevredener over tijd met vrienden
Bij de uitsplitsing van de cijfers over de tijd met vrienden naar leeftijd valt op dat er sprake is van een continu dalende lijn in het percentage dat hierover tevreden is, namelijk van 68 procent van de 12- en 13-jarigen tot 36 procent van de 21- tot 25-jarigen. Op de andere levensterreinen is er doorgaans ergens tussen de 17 en 21 jaar sprake van een stagnatie in de daling van tevredenheid of neemt deze juist toe.
Verder zijn tienerjongens tevredener over de tijd die ze met vrienden doorbrengen dan tienermeisjes (64 tegen 55 procent). Jonge mannen en jonge vrouwen zijn hierover vrijwel even vaak tevreden.
Tevreden (% jongeren) | Niet tevreden, niet ontevreden (% jongeren) | Ontevreden (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 46,8 | 26,9 | 26,3 |
12 en 13 jaar | 67,8 | 21,2 | 10,9 |
14 en 15 jaar | 60,5 | 24,6 | 15 |
16 en 17 jaar | 51,4 | 24,8 | 23,8 |
18 tot 21 jaar | 40,3 | 29,2 | 30,6 |
21 tot 25 jaar | 35,7 | 29,2 | 35,1 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 59,5 | 23,6 | 16,9 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 37,6 | 29,3 | 33,1 |
Tienerjongens | 63,6 | 22,2 | 14,2 |
Tienermeisjes | 55,1 | 25,1 | 19,8 |
Jonge mannen | 39,5 | 27,0 | 33,5 |
Jonge vrouwen | 35,6 | 31,7 | 32,6 |
Tevredenheid over (tijd doorbrengen met) vrienden verschilt nauwelijks naar onderwijsniveau
Het onderwijs dat jongeren volgen hangt vrijwel niet samen met de tevredenheid over hun vrienden en de hoeveel tijd die ze met vrienden doorbrengen (zie maatwerktabel). Alleen hbo’ers zijn minder vaak dan mbo’ers tevreden over de hoeveelheid tijd die ze met vrienden doorbrengen (34 tegen 42 procent).
2.3.6 Tevredenheid over geld
Twee op de drie jongeren tevreden over geld voor persoonlijke dingen
Van de jongeren tussen 12 en 25 jaar is 67 procent tevreden over de hoeveelheid geld die ze hebben voor persoonlijke dingen zoals kleding, uitgaan of een smartphone. 12- en 13-jarigen zijn het meest tevreden hierover (80 procent). In de volgende leeftijdsgroepen neemt de tevredenheid af, waarna deze rond de leeftijd van 18 jaar stagneert op een niveau van ruim 60 procent. Tienerjongens en tienermeisjes zijn even vaak tevreden over geld voor persoonlijke dingen. Jonge vrouwen zijn hierover minder vaak tevreden dan jonge mannen (59 tegen 64 procent).
Tevreden (% jongeren) | Niet tevreden, niet ontevreden (% jongeren) | Ontevreden (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 66,8 | 18,4 | 14,8 |
12 en 13 jaar | 80,0 | 12,1 | 7,9 |
14 en 15 jaar | 74,8 | 16,6 | 8,6 |
16 en 17 jaar | 69,0 | 19,0 | 12,0 |
18 tot 21 jaar | 62,4 | 19,4 | 18,2 |
21 tot 25 jaar | 60,6 | 20,6 | 18,8 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 74,2 | 16,1 | 9,7 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 61,6 | 19,9 | 18,5 |
Tienerjongens | 75,4 | 15,7 | 8,9 |
Tienermeisjes | 73,0 | 16,5 | 10,5 |
Jonge mannen | 64,5 | 19,0 | 16,6 |
Jonge vrouwen | 58,6 | 20,9 | 20,5 |
Tevredenheid over geld neemt toe met niveau van onderwijs
In het voortgezet onderwijs zijn vwo’ers vaker tevreden over het geld dat ze hebben voor persoonlijke dingen dan vmbo’ers. In het vervolgonderwijs zijn wo’ers tevredener hierover dan hbo’ers en mbo’ers.
Tevreden (% jongeren) | Niet tevreden, niet ontevreden (% jongeren) | Ontevreden (% jongeren) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 65,4 | 21,6 | 13,0 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 72,9 | 16,6 | 10,5 |
12 tot 17 jaar | Havo | 77,5 | 15,4 | 7,1 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 82,5 | 13,6 | 3,9 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||
18 tot 22 jaar | Mbo | 55,4 | 21,3 | 23,3 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 62,1 | 19,8 | 18,1 |
18 tot 22 jaar | Wo | 70,7 | 18,1 | 11,2 |
Thuiswonende jongeren tevredener over financiën dan uitwonende
Van de jongeren die bij hun ouder(s) of verzorger(s) wonen is 70 procent tevreden over de hoeveelheid geld die ze kunnen besteden aan persoonlijke dingen (zie maatwerktabel). Dat is meer dan het percentage jongeren in een studentenhuis/op kamers (58 procent) of op zichzelf wonend (48 procent) dat hierover tevreden is.
2.3.7 Tevredenheid over uiterlijk
Ruim zeven op de tien jongeren tevreden over uiterlijk
Van alle jongeren tussen 12 en 25 jaar is 72 procent tevreden over hun uiterlijk; 8 procent is dat niet. Bij de tieners neemt de tevredenheid over het uiterlijk af van 78 procent onder de 12- en 13-jarigen tot 69 procent onder de 16- en 17-jarigen, waarna vanaf 18 jaar een stabilisatie en daarna lichte stijging in tevredenheid optreedt. Tienerjongens zijn duidelijk tevredener over hun uiterlijk dan tienermeisjes (80 tegen 64 procent) en jonge mannen zijn tevredener hierover dan jonge vrouwen (76 tegen 67 procent).
Tevreden (% jongeren) | Niet tevreden, niet ontevreden (% jongeren) | Ontevreden (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 71,9 | 20,5 | 7,6 |
12 en 13 jaar | 78,5 | 16,7 | 4,8 |
14 en 15 jaar | 70,6 | 21,3 | 8,1 |
16 en 17 jaar | 68,7 | 22,6 | 8,7 |
18 tot 21 jaar | 69,1 | 22,5 | 8,4 |
21 tot 25 jaar | 72,8 | 19,4 | 7,8 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 72,3 | 20,4 | 7,3 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 71,5 | 20,6 | 7,9 |
Tienerjongens | 80,1 | 16,0 | 3,9 |
Tienermeisjes | 64,2 | 24,9 | 10,8 |
Jonge mannen | 76,0 | 17,9 | 6,1 |
Jonge vrouwen | 66,9 | 23,4 | 9,6 |
Jongeren met een relatie tevredener over uiterlijk
De tevredenheid over het uiterlijk hangt niet samen met het niveau van het onderwijs dat jongeren volgen (zie maatwerktabel). Deze tevredenheid is wel gerelateerd aan het al dan niet hebben van een partner. Van de jongeren met een relatie is 76 procent tevreden over het uiterlijk, tegen 70 procent van de jongeren zonder relatie.
2.4 Tevredenheid met leven en tevredenheid op specifieke onderdelen in samenhang
Op welke specifieke levensterreinen hangt de tevredenheid van jongeren het sterkst samen met hun algemene tevredenheid met het leven? Dit is nagegaan door middel van logistische regressieanalyse (zie Onderzoeksverantwoording voor meer informatie hierover).
Voor tieners uiterlijk het belangrijkst, voor jongvolwassenen school of werk
Bij tieners is hun tevredenheid over het uiterlijk het sterkst gerelateerd aan hun algemene tevredenheid met het leven en is ook tevredenheid met onderwijs of werk belangrijk. Bij jongvolwassenen hangt de tevredenheid met het leven vooral samen met de tevredenheid over onderwijs of werk6).
Totaal | 12 tot 18 | 18 tot 25 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Wald | Odds ratio | Wald | Odds ratio | Wald | ||
Tevreden met… | ||||||
School/universiteit of werk1) (0-1) | 2,7** | 270,5 | 2,6** | 111,4 | 2,6** | 135,7 |
Hoeveelheid vrije tijd (0-1) | 1,5** | 51,9 | 1,7** | 31,9 | 1,4** | 18,2 |
Vrienden (0-1) | 1,7** | 55,7 | 1,9** | 29,0 | 1,7** | 28,6 |
Hoeveelheid tijd met vrienden (0-1) | 1,9** | 115,3 | 1,9** | 48,2 | 1,9** | 57,0 |
Hoeveelheid geld voor persoonlijke dingen (0-1) | 1,6** | 58,8 | 1,3** | 8,7 | 1,8** | 57,2 |
Uiterlijk (0-1) | 2,3** | 184,1 | 2,8** | 132,5 | 1,8** | 54,9 |
Achtergrondkenmerken | ||||||
Leeftijd | 0,9** | 59,1 | 0,8** | 42,1 | 1,1** | 12,9 |
Geslacht, vrouw (ref = man) | 0,9* | 5,8 | 0,7** | 18,2 | 1,1 | 1,0 |
Constante | 0,7 | 3,4 | 5,4** | 13,4 | 0,0** | 57,9 |
Modeleigenschappen | ||||||
Aantal respondenten | 7 587 | 3 815 | 3 772 | |||
Verklaarde variantie (Nagelkerke R²) | 25,2% | 29,6% | 20,6% | |||
** p<0,01; * p<0,05. 1) Voor onderwijsvolgenden is gekeken naar tevredenheid met school/universiteit. Voor diegenen die geen onderwijs volgen is tevredenheid met werk/bijbaan genomen. |
2) Zie Van Beuningen, Van der Houwen en Moonen (2014) voor meer details over deze indeling.
3) Vanwege de samenhang tussen onderwijsniveau en leeftijd (hoe ouder, hoe verder in de schoolloopbaan) is ervoor gekozen om bij de uitsplitsing naar onderwijsniveau selecte leeftijdsgroepen te bekijken, bestaande uit leeftijden die op elk van de onderwijsniveaus regulier voorkomen. Bij het voortgezet onderwijs gaat het om 12- tot 17-jarigen en bij middelbaarberoeps- en hoger onderwijs om 18- tot 22-jarigen. Daarmee wijkt de leeftijdsindeling af van de standaardindeling in deze publicatie (12- tot 18-jarigen en 18- tot 25-jarigen). Zie de onderzoeksverantwoording voor meer uitleg over deze leeftijdsselectie.
4) Het rapportcijfer voor school of opleiding betreft jongeren die onderwijs volgen en het rapportcijfer voor werk of bijbaan betreft 15- tot 25-jarige jongeren met werk of bijbaan.
5) In het onderzoek Belevingen 2021 geeft 79 procent van de jongeren aan onderwijs te volgen.
6) De weergegeven verbanden blijven bestaan wanneer gecorrigeerd wordt voor onderwijsniveau.
3. Stress
Een veelgehoord geluid in de media en in de samenleving is dat veel jongeren stress hebben. Recent CBS-onderzoek laat zien dat in de afgelopen jaren de ervaren onrust bij jongeren tussen de 12 en 25 jaar vrijwel overeenkomt met die van 25-plussers (Reep en Hupkens, 2021)7). Hoewel het hier gaat om onrustgevoelens en niet direct om stress, kunnen de uitkomsten gezien worden als een indicator hiervoor. Door de coronacrisis is de ervaren onrust toegenomen, en vooral jongvolwassenen lijken hier meer last van te hebben (zie paragraaf 6.4 voor meer informatie).
Onderzoek van het Trimbos-instituut laat zien dat jongeren in het voortgezet onderwijs (tussen de 12 en 16 jaar) duidelijk de meeste stress van huiswerk of school ervaren (Kleinjan, Pieper, Stevens, Van de Klundert, Rombouts, Boer en Lammers, 2020). Ook een meerderheid van de studenten in het hoger onderwijs geeft aan veel of heel veel stress te ervaren. Ook hier blijkt de belangrijkste stressbron de studie zelf (RIVM, Trimbos-instituut en GGD GHOR Nederland, 2021). Landelijke cijfers over de achtergronden van stress onder jongeren zijn verder beperkt, zeker als het gaat om jongvolwassenen. In dit hoofdstuk worden meer cijfers hierover gepresenteerd. Eerst wordt in paragraaf 3.1 beschreven van welke van de onderzochte stressoren (school/studie, werk, geldzaken, relaties met vrienden en ouders, omgang met sociale media, toekomstverwachtingen, et cetera) jongeren vaker of minder vaak stress hebben. Daarna worden de afzonderlijke stressoren in detail beschreven, met uitsplitsingen naar onder andere leeftijd, geslacht en het niveau van het onderwijs dat men volgt (paragrafen 3.2 tot en met 3.14). Afgesloten wordt met een totaalbeeld van de stress bij jongeren (3.15) en een paragraaf over de last en klachten die jongeren hebben van hun stressgevoelens (3.16).
3.1 Stress bij jongeren
Druk leven, school en toekomst belangrijkste stressoren
Jongeren tussen de 12 en 25 jaar ervaren het vaakst stress van hun drukke leven en van hun school of studie8). Ook over hun toekomst maken veel jongeren zich weleens druk. Tieners hebben naar verhouding vaker stress van school of studie, jongvolwassenen vaker van een te druk leven en hun toekomst. Het zoeken naar werk maar bijvoorbeeld ook sociale media zijn voor jongeren minder belangrijke stressoren.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Te veel dingen die ik moet doen / druk leven | 18,7 | 21,7 | 47,0 | 12,5 |
School of studie | 20,1 | 19,9 | 30,4 | 29,7 |
Mijn toekomst | 17,3 | 19,1 | 37,2 | 26,4 |
Mijn uiterlijk | 7,9 | 11,4 | 38,6 | 42,2 |
Geldzaken | 9,9 | 8,6 | 23,7 | 57,7 |
Relatie met mijn ouder(s)/verzorger(s) | 4,4 | 7,1 | 25,4 | 63,0 |
Mijn werk of bijbaan | 3,8 | 6,8 | 21,7 | 67,8 |
Vrienden | 2,8 | 7,5 | 35,0 | 54,8 |
Social media | 2,8 | 5,4 | 23,1 | 68,6 |
Het zoeken naar werk | 2,4 | 1,8 | 3,0 | 92,8 |
3.2 Stress over school of studie
School of studie belangrijke stressfactor voor jongeren
Een kwart van de leerlingen en studenten tussen de 12 en 25 jaar heeft vaak stress door school of studie. Eveneens een kwart heeft deze stress regelmatig. Oudere leerlingen en studenten geven dit vaker aan dan jongere. Vooral jonge vrouwen hebben relatief vaak studie- of schoolstress. Ook het Peilstationsonderzoek 2019 van het Trimbos-instituut liet zien dat school en huiswerk een belangrijke stressor vormen voor jongeren; 27 procent van de 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs gaf aan hier altijd of vaak stress van te ervaren (Kleinjan et al., 2020).
Vaak (% leerlingen / studenten) | Regelmatig (% leerlingen / studenten) | Soms (% leerlingen / studenten) | Nooit (% leerlingen / studenten) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 25,4 | 25,2 | 38,4 | 11,0 |
12 en 13 jaar | 12,3 | 17,0 | 50,8 | 19,9 |
14 en 15 jaar | 23,8 | 26,2 | 40,0 | 10,0 |
16 en 17 jaar | 27,8 | 24,6 | 36,6 | 11,0 |
18 tot 21 jaar | 26,7 | 27,3 | 37,0 | 9,0 |
21 tot 25 jaar | 32,9 | 28,5 | 31,2 | 7,4 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 21,7 | 22,8 | 42,1 | 13,4 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 29,5 | 27,9 | 34,3 | 8,2 |
Tienerjongens | 14,2 | 20,1 | 49,1 | 16,5 |
Tienermeisjes | 29,4 | 25,6 | 34,8 | 10,2 |
Jonge mannen | 23,1 | 27,7 | 37,3 | 11,9 |
Jonge vrouwen | 36,4 | 28,1 | 31,2 | 4,3 |
Vaker school- of studiestress op hogere onderwijsniveaus
Het percentage dat vaak of regelmatig school- of studiestress heeft is groter op de hogere onderwijsniveaus9). Dit geldt zowel in het voortgezet onderwijs als in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs. Deze verschillen in stress naar onderwijsniveau blijven bestaan wanneer rekening gehouden wordt met leeftijdsverschillen tussen scholieren/studenten van deze onderwijsniveaus.
Vaak (% leerlingen / studenten) | Regelmatig (% leerlingen / studenten) | Soms (% leerlingen / studenten) | Nooit (% leerlingen / studenten) | ||
---|---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | ||||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 13,8 | 20,5 | 47,7 | 18 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 23,3 | 20,3 | 44,6 | 11,8 |
12 tot 17 jaar | Havo | 29,7 | 27,2 | 36,8 | 6,2 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 24,8 | 28,8 | 38,7 | 7,7 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | ||||
18 tot 22 jaar | Mbo | 18,7 | 26,3 | 40,9 | 14 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 30,1 | 28,5 | 36,3 | 5 |
18 tot 22 jaar | Wo | 32,2 | 29,3 | 33,7 | 4,9 |
Hoe meer tijd besteed aan huiswerk of studie, hoe meer stress
Jongeren die gemiddeld meer uren per week aan huiswerk en studie besteden, geven relatief vaak aan school- of studiestress te hebben. Bijna 40 procent van de jongeren die 15 uur per week of meer in de week aan huiswerk of studie spenderen, zegt vaak stress over school of studie te hebben, tegen 17 procent van de jongeren die hier minder dan 4 uur in de week mee bezig zijn (zie maatwerktabel). Op basis van dit onderzoek kan niet worden vastgesteld of jongeren door de hoeveelheid huiswerk meer stress krijgen of dat zij meer tijd aan huiswerk gaan besteden als zij veel stress hebben.
Streven naar goede cijfers belangrijke reden voor school- of studiestress
Goede cijfers of studieresultaten willen halen, is voor 56 procent van de leerlingen en studenten reden dat zij weleens school- of studiestress ervaren. Ook te veel huiswerk of lesstof wordt door een substantieel deel (35 procent) genoemd als reden voor school- of studiestress. Een kwart geeft aan weleens stress te hebben door achterstand op school of studievertraging en bij 21 procent spelen moeilijke vakken een rol.
Totaal (% leerlingen / studenten) | |
---|---|
Goede cijfers / studieresultaten willen halen | 55,6 |
Te veel huiswerk of lesstof | 35,4 |
Achterstand op school / studievertraging | 24,5 |
Sommige vakken te moeilijk | 21,2 |
Twijfel over studiekeuze | 16,6 |
Iets anders | 12,4 |
Mijn ouders verwachten te veel van me | 8,2 |
Gepest | 0,7 |
Geen antwoord | 3,8 |
*Er waren bij deze vraag meerdere antwoorden mogelijk. |
Er bestaan duidelijke verschillen naar onderwijsniveau. Vooral het streven naar goede cijfers en te veel huiswerk of lesstof zijn voor havisten en vwo’ers vaker stressredenen dan voor vmbo’ers.
Ook in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs is het streven naar goede cijfers of studieresultaten een belangrijke reden voor school- of studiestress, vooral op de universiteit en het hbo. Te veel lesstof of huiswerk is voor wo-studenten relatief vaak een reden voor studiestress, terwijl studievertraging hen juist minder vaak stress bezorgt.
Goede cijfers / studieresultaten willen halen (% leerlingen / studenten) | Te veel huiswerk of lesstof (% leerlingen / studenten) | Achterstand op school / studievertraging (% leerlingen / studenten) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 45,4 | 27,7 | 14,7 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 52,8 | 43,7 | 21,6 |
12 tot 17 jaar | Havo | 64,5 | 55,1 | 30,4 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 60,7 | 56,2 | 25,5 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||
18 tot 22 jaar | Mbo | 44,9 | 21,7 | 25,6 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 63,8 | 32,0 | 26,8 |
18 tot 22 jaar | Wo | 70,5 | 41,6 | 17,6 |
* Er waren bij deze vraag meerdere antwoorden mogelijk. |
3.3 Stress over werk of bijbaan
Minder werkstress bij jongeren met bijbaan
Zeven procent van de 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk heeft vaak stress over hun werk of bijbaan; 13 procent ervaart deze stress regelmatig10).
Of het om werk of een bijbaan gaat, maakt verschil voor het ervaren van stress. Van de jongeren die onderwijs volgen en daarnaast een bijbaan hebben, geeft 4 procent aan vaak werkstress te hebben. Bij de jongeren die hun werk niet als bijbaan bestempelen en veelal ook geen onderwijs volgen, ligt dit percentage met 12 procent drie keer zo hoog. Dit is in lijn met de bevindingen van het Jaarrapport van de Jeugdmonitor 2021 (CBS, 2021b) waarin staat dat jonge werknemers die geen onderwijs volgen in 2020 dubbel zo vaak last hadden van psychische vermoeidheidsklachten door het werk als scholieren of studenten: respectievelijk 20 tegen 10 procent. Ook gaven zij vaker aan een hoge werkdruk te ervaren. In het Peilstationsonderzoek 2019 (Kleinjan et al, 2020) zei 3 procent van de jongeren met een bijbaan hier altijd of vaak stress over te hebben. Het ging hier om 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs.
Vaak (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Regelmatig (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Soms (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Nooit (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 7,4 | 13,1 | 42,2 | 37,3 |
Werk is geen bijbaan | 11,5 | 19,4 | 46,6 | 22,5 |
Werk is een bijbaan | 3,7 | 7,4 | 38,1 | 50,9 |
Hoe meer uren werk, hoe meer stress
Het aantal uren dat gewerkt wordt is ook van belang voor de mate van werkstress: jongeren die meer uren werken hebben meer stress (zie maatwerktabel). De bevindingen uit andere publicaties zijn in lijn hiermee. Zo blijkt uit studies op de basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden dat werkgerelateerde vermoeidheid samenhangt met de arbeidsduur (CBS, 2021b; Bierings en Mol, 2012). Of jongeren een tijdelijk of vast contract hebben maakt nagenoeg geen verschil. Verder hebben jongeren met een contract voor een vast aantal uren relatief vaak werkstress. De werkstress is ook groter onder jongeren die op zoek zijn naar ander werk.
Werkstress vooral door te hoge eigen verwachtingen en angst om fouten te maken
Te hoge eigen verwachtingen en de angst om fouten te maken worden door jongeren met betaald werk met respectievelijk 27 en 24 procent het vaakst genoemd als reden voor werkstress. Vijftien procent zegt weleens werkstress te hebben als gevolg van hoge werkdruk door te veel of te moeilijk werk. Angst om de baan te verliezen, te hoge verwachtingen van de leidinggevende, en het niet goed kunnen vinden met de leidinggevende en/of sommige collega’s zijn voor ongeveer 5 procent weleens reden voor werkstress. Vrijwel niemand noemt pesten. Ruim 10 procent zegt dat er (nog) andere redenen zijn voor werkstress.
Totaal (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Werk is geen bijbaan (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Werk is een bijbaan (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | |
---|---|---|---|
Verwacht te veel van mezelf | 26,6 | 36,5 | 17,5 |
Bang om fouten te maken | 23,9 | 28,6 | 19,6 |
Hoge werkdruk door te veel of te moeilijk werk | 14,6 | 23,1 | 6,8 |
Bang om baan te verliezen | 5,7 | 7,5 | 4,0 |
Leidinggevende verwacht te veel van me | 4,9 | 5,4 | 4,4 |
Kan het niet goed vinden met leidinggevende / sommige collega's | 4,8 | 5,6 | 4,0 |
Word gepest | 0,0 | 0,1 | 0,0 |
Iets anders | 13,1 | 14,2 | 12,1 |
*Er waren bij deze vraag meerdere antwoorden mogelijk. |
7 procent jongeren met tijdelijk contract heeft stress uit angst voor baanverlies
De angst om het werk te verliezen is vaker een stressreden voor jongeren met een tijdelijk contract dan voor jongeren met een vast contract, namelijk 8 tegen 4 procent (zie maatwerktabel). Te hoge eigen verwachtingen, hoge werkdruk, de angst om fouten te maken, en de angst om het werk te verliezen worden vaker als reden voor werkstress genoemd door jongeren voor wie het werk geen bijbaan is en door jongeren met meer arbeidsuren. Jongeren met een vaste dienstrelatie zeggen vaker dat hoge werkdruk weleens voor werkstress zorgt dan jongeren met een tijdelijk dienstverband (19 tegen 13 procent). Verder is het percentage dat werkstress ervaart door hoge werkdruk, hoge eigen verwachtingen of de angst om fouten te maken groter bij jongeren met een vast aantal contracturen dan bij jongeren die deels vaste uren of een wisselend contract hebben.
3.4 Stress door het zoeken naar betaald werk
De zoektocht naar betaald werk levert ruim een kwart (27 procent) van de 15- tot 25-jarige jongeren die actief op zoek zijn naar (ander) werk vaak stress op; 21 procent heeft hier regelmatig stress van. Of jongeren nog onderwijs volgen maakt hierbij verschil: van de onderwijsvolgende jongeren zegt 23 procent dat de zoektocht naar betaald werk vaak stress oplevert, tegen 37 procent van de jongeren die geen onderwijs meer volgen.
Vaak (% 15- tot 25-jarige jongeren die actief op zoek zijn naar (ander) werk) | Regelmatig (% 15- tot 25-jarige jongeren die actief op zoek zijn naar (ander) werk) | Soms (% 15- tot 25-jarige jongeren die actief op zoek zijn naar (ander) werk) | Nooit (% 15- tot 25-jarige jongeren die actief op zoek zijn naar (ander) werk) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 27,0 | 21,0 | 33,6 | 18,4 |
Volgt geen onderwijs | 37,3 | 22,8 | 29,3 | 10,6 |
Volgt onderwijs | 22,7 | 20,2 | 35,5 | 21,7 |
Jongeren tussen de 18 en 25 jaar zeggen twee keer zo vaak dan 12- tot 18-jarigen dat het zoeken naar (ander) betaald werk hen vaak stress oplevert, namelijk 31 tegen 15 procent. Tienermeisjes en jonge vrouwen hebben deze stress vaker dan tienerjongens en jonge mannen (33 tegen 21 procent) (zie maatwerktabel).
3.5 Stress over geldzaken
Jonge vrouwen vaker stress over geldzaken
Tien procent van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar geeft aan vaak stress te hebben over geldzaken, zoals te weinig geld of (studie)schuld. Een vergelijkbaar deel (9 procent) heeft deze stress regelmatig. De stress over geldzaken neemt toe met leeftijd. Het percentage dat vaak stress hierover heeft is onder jongvolwassenen duidelijk hoger dan onder tieners (15 tegen 2 procent). Vooral jonge vrouwen hebben vaak stress over geldzaken (18 procent).
Ook de woonsituatie speelt een rol: jongeren die bij hun ouders wonen hebben minder vaak stress over geld dan jongeren die uit huis zijn. En ook jongeren met betaald werk ervaren deze stress minder vaak. Het onderwijsniveau van jongeren speelt nauwelijks een rol (zie maatwerktabel).
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 9,9 | 8,6 | 23,7 | 57,7 |
12 en 13 jaar | 0,3 | 1,9 | 7,5 | 90,3 |
14 en 15 jaar | 2,2 | 2,1 | 14 | 81,7 |
16 en 17 jaar | 4,4 | 5,1 | 20,5 | 69,9 |
18 tot 21 jaar | 10,7 | 11,4 | 30 | 47,8 |
21 tot 25 jaar | 18,5 | 13,3 | 30,6 | 37,7 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 2,5 | 3,2 | 14,5 | 79,9 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 15,2 | 12,5 | 30,4 | 41,9 |
Tienerjongens | 2,2 | 3,0 | 12,7 | 82,2 |
Tienermeisjes | 2,8 | 3,4 | 16,3 | 77,5 |
Jonge mannen | 12,2 | 10,8 | 28,6 | 48,4 |
Jonge vrouwen | 18,3 | 14,3 | 32,2 | 35,3 |
Vooral jongvolwassenen stress over te weinig geld en schulden
Een vijfde van de jongeren geeft aan weleens stress te hebben door te weinig geld voor persoonlijke dingen zoals kleding, uitgaan of smartphone. Jongvolwassenen zeggen dit vaker dan tieners, namelijk 26 tegen 11 procent. Ook te weinig geld hebben voor vaste uitgaven, een studieschuld of een andere lening of geldschuld is voor hen vaker reden voor stress.
Totaal (% jongeren) | 12 tot 18 jaar (% jongeren) | 18 tot 25 jaar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Te weinig geld voor persoonlijke uitgaven | 20,0 | 11,5 | 26,1 |
Studieschuld | 12,4 | 0,5 | 20,9 |
Te weinig geld voor vaste uitgaven | 7,6 | 1,0 | 12,4 |
Andere lening of geldschuld | 2,7 | 0,5 | 4,2 |
Iets anders | 11,0 | 6,1 | 14,6 |
*Er waren bij deze vraag meerdere antwoorden mogelijk. |
Bijna een derde van de mbo’ers zegt weleens stress te hebben over geldzaken door te weinig geld voor persoonlijke zaken, tegen 19 procent van de wo’ers (zie maatwerktabel). Wo’ers hebben relatief vaak weleens stress vanwege hun studieschuld; 31 procent van hen geeft dit aan tegen 23 procent van de hbo’ers en 9 procent van de mbo’ers.
3.6 Stress over vrienden
Een op de tien jongeren vaak of regelmatig stress over vrienden
Ruim 10 procent van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar heeft vaak (3 procent) of regelmatig (8 procent) stress over vrienden. Jongvolwassenen hebben hier in vrijwel gelijke mate vaak last van als tieners. Tienermeisjes ervaren deze stress vaker dan tienerjongens. Bij de jongvolwassenen is het verschil naar geslacht minder groot.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 2,8 | 7,5 | 35,0 | 54,8 |
12 en 13 jaar | 2,0 | 5,4 | 26,5 | 66,0 |
14 en 15 jaar | 3,2 | 5,9 | 35,0 | 55,9 |
16 en 17 jaar | 2,2 | 8,8 | 33,7 | 55,3 |
18 tot 21 jaar | 3,5 | 7,4 | 38,0 | 51,0 |
21 tot 25 jaar | 2,6 | 8,4 | 36,7 | 52,3 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 2,5 | 6,8 | 31,9 | 58,8 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 3,0 | 8,0 | 37,2 | 51,8 |
Tienerjongens | 1,3 | 4,3 | 24,9 | 69,5 |
Tienermeisjes | 3,7 | 9,5 | 39,2 | 47,7 |
Jonge mannen | 2,7 | 7,4 | 32,9 | 57,0 |
Jonge vrouwen | 3,2 | 8,7 | 41,7 | 46,4 |
Vooral jongeren op hogere onderwijsniveaus stress over vrienden
In het voortgezet onderwijs geven vwo’ers het meest aan weleens stress te hebben over vrienden. In het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs zijn het de wo’ers die dit het meest aangeven.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | ||
---|---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | ||||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 3,0 | 6,0 | 28,8 | 62,2 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 1,9 | 5,8 | 29,9 | 62,5 |
12 tot 17 jaar | Havo | 2,6 | 5,2 | 32,5 | 59,7 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 2,7 | 7,8 | 35,1 | 54,5 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | ||||
18 tot 22 jaar | Mbo | 3,9 | 6,0 | 35,4 | 54,7 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 3,8 | 7,8 | 38,2 | 50,2 |
18 tot 22 jaar | Wo | 2,8 | 11,4 | 42,3 | 43,5 |
Stress over vrienden vooral door het weinig zien of spreken
Bijna een kwart van de jongeren zegt weleens stress te hebben doordat zij vrienden weinig zien of spreken. Hierbij zullen de coronacrisis en de getroffen maatregelen wellicht een rol spelen.
Jongvolwassenen noemen het weinig zien of spreken van vrienden vaker als stressreden dan tieners (28 tegen 18 procent); met name jonge vrouwen noemen deze reden vaak (32 procent). Ook het hebben van weinig goede vrienden wordt door jongvolwassenen vaker genoemd. Voor tieners daarentegen is ruzie met vrienden vaker een reden voor stress, vooral voor tienermeisjes (8 procent). Ook geven tienermeisjes relatief vaak aan weleens stress over vrienden te hebben doordat zij zich buitengesloten voelen (9 procent) (zie maatwerktabel).
Totaal (% jongeren) | 12 tot 18 jaar (% jongeren) | 18 tot 25 jaar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Spreek of zie mijn vrienden weinig | 23,6 | 17,6 | 28,1 |
Geen of weinig goede vrienden | 8,1 | 7,1 | 8,9 |
Voel me buitengesloten | 5,3 | 5,7 | 5,1 |
Geen of weinig vrienden | 5,1 | 4,3 | 5,7 |
Ruzie met vrienden | 4,0 | 5,7 | 2,8 |
Iets anders | 11,0 | 11,5 | 10,7 |
*Er waren bij deze vraag meerdere antwoorden mogelijk. |
3.7 Stress over relatie met ouder(s) of verzorger(s)
Jonge vrouwen vaakst stress over relatie met ouders
Net als bij stress over vrienden zegt ruim 10 procent van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar stress te hebben over de relatie met hun ouder(s) of verzorger(s); 4 procent heeft deze stress vaak en 7 procent regelmatig. Jongvolwassenen geven vaker aan stress over de relatie met hun ouders te hebben dan tieners. Vooral vrouwen tussen de 18 en 25 jaar zeggen dit relatief vaak.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 4,4 | 7,1 | 25,4 | 63,0 |
12 en 13 jaar | 2,0 | 3,6 | 20,9 | 73,5 |
14 en 15 jaar | 3,1 | 6,0 | 25,1 | 65,8 |
16 en 17 jaar | 4,7 | 7,5 | 25,4 | 62,4 |
18 tot 21 jaar | 5,8 | 7,9 | 26,2 | 60,2 |
21 tot 25 jaar | 4,7 | 8,3 | 26,9 | 60,1 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 3,4 | 5,8 | 23,9 | 66,9 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 5,2 | 8,1 | 26,6 | 60,2 |
Tienerjongens | 2,0 | 4,2 | 22,9 | 70,8 |
Tienermeisjes | 4,7 | 7,5 | 24,9 | 62,9 |
Jonge mannen | 4,2 | 6,9 | 23,6 | 65,3 |
Jonge vrouwen | 6,1 | 9,4 | 29,7 | 54,8 |
Het onderwijsniveau van de leerlingen en studenten speelt geen rol in het ervaren van stress over ouders/verzorgenden, noch in het voortgezet onderwijs noch in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs (zie maatwerktabel).
De woonsituatie speelt wel een rol. Het percentage dat vaak of regelmatig stress heeft over de relatie met hun ouders is twee keer zo hoog bij jongeren die alleen wonen als bij jongeren die bij hun ouders wonen (22 tegen 11 procent). Ook jongeren die met een partner wonen of jongeren op kamers hebben minder vaak stress over de relatie met hun ouders dan alleenwonende jongeren. Deze verschillen blijven bestaan na controle voor leeftijdsverschillen tussen de groepen.
3.8 Stress over verkering of relatie
Van de jongeren met verkering of een relatie zegt 3 procent vaak en 7 procent regelmatig stress hierover te hebben (zie maatwerktabel). Van de jongeren zonder verkering of relatie heeft 4 procent vaak en 5 procent regelmatig stress over het krijgen van verkering of een relatie. Een nuancering hierbij is dat een relatief groot deel van de jongeren zonder relatie (12 procent) geen antwoord heeft gegeven op de vraag of zij weleens stress hebben op relatiegebied. Het percentage dat vaak stress heeft over het krijgen van verkering of een relatie neemt toe met de leeftijd, waarbij geslacht geen verschil maakt.
3.9 Stress over sociale media
Sociale media spelen een belangrijke rol in het leven van jongeren (Kloosterman en Van Beuningen, 2015; Van Beuningen en Kloosterman, 2018). Een belangrijke reden hiervoor is dat ze zo op een gemakkelijke manier in contact komen en blijven met anderen. Toch hebben sociale media ook negatieve kanten. Zo kunnen gebruikers bang zijn om belangrijke of leuke informatie op sociale media te missen waardoor zij zich buitengesloten voelen, ook wel ‘fear of missing out’ (FoMO) genoemd. Jongeren kunnen druk ervaren om regelmatig hun sociale media te controleren.
Meisjes en jonge vrouwen ervaren het vaakst stress van sociale media
Toch lijken de meeste jongeren deze druk van sociale media niet zo te voelen: 3 procent geeft aan vaak stress te ervaren van sociale media en 5 procent heeft deze stress regelmatig. Meisjes en jonge vrouwen zeggen het vaakst weleens stress te hebben van sociale media, gevolgd door jonge mannen. Tienerjongens ervaren deze stress het minst. Er zijn nagenoeg geen verschillen naar het niveau van onderwijs dat men volgt (zie maatwerktabel). In het Peilstationsonderzoek 2019 van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al, 2019) gaf 2 procent van de 12- tot 17-jarige jongeren aan altijd of vaak stress te hebben door sociale media.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 2,8 | 5,4 | 23,1 | 68,6 |
12 en 13 jaar | 2,1 | 3,8 | 19,1 | 75,0 |
14 en 15 jaar | 2,6 | 3,5 | 24,7 | 69,2 |
16 en 17 jaar | 2,8 | 5,7 | 22,2 | 69,3 |
18 tot 21 jaar | 2,8 | 6,5 | 24,9 | 65,7 |
21 tot 25 jaar | 3,2 | 5,9 | 23,2 | 67,7 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 2,5 | 4,4 | 22,0 | 71,1 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 3,0 | 6,2 | 23,9 | 66,9 |
Tienerjongens | 1,3 | 2,2 | 15,8 | 80,6 |
Tienermeisjes | 3,8 | 6,6 | 28,5 | 61,1 |
Jonge mannen | 2,4 | 5,0 | 17,5 | 75,1 |
Jonge vrouwen | 3,7 | 7,4 | 30,5 | 58,4 |
Hoe meer uren op sociale media, hoe meer stress
Het percentage jongeren dat aangeeft weleens stress van sociale media te ervaren, neemt toe met de tijd die ze hieraan besteden (zie maatwerktabel). Zo zegt 12 procent van de jongeren die zich 5 uur of meer per dag met sociale media bezighouden hier vaak of regelmatig stress van te ervaren, tegen 5 procent van de jongeren die dit minder dan 1 uur per dag doen. Het gaat hierbij om samenhang en niet om causaliteit: op basis van dit onderzoek is het niet mogelijk om vast te stellen of meer uren op sociale media tot meer stress leiden, of dat stress uit angst om dingen op sociale media te missen (‘fear of missing out’) ertoe leidt dat jongeren meer uren op sociale media doorbrengen.
Een op de vijf jongeren bang om dingen te missen zonder sociale media
Door middel van stellingen is meer inzicht verkregen in de druk die jongeren ervaren door sociale media. Ruim 20 procent van de 12- tot 25-jarigen vindt het vervelend als zij ergens zijn waar ze niet online kunnen zijn, en een vergelijkbaar percentage is angstig om dingen te missen als zij geen gebruik maken van sociale media. Bijna 20 procent is onrustig als er een bericht binnenkomt en zij het niet direct kunnen bekijken. Een veel kleiner deel daarentegen, 3 procent, voelt druk om veel te posten op sociale media.
Een substantieel deel van de jongeren (43 procent) geeft aan een goed gevoel te krijgen als mensen dingen van hen liken, sharen of reageren op posts. Het hebben van veel vrienden of volgers op sociale media bezorgt een kleinere groep (19 procent) een goed gevoel.
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | Niet van toepassing (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Als mensen dingen van mij liken, sharen of reageren op posts geeft me dat een goed gevoel | 42,7 | 23,4 | 25 | 8,9 |
Als ik ergens ben waar ik niet online kan, vind ik dat vervelend | 24,9 | 23,5 | 48,2 | 3,5 |
Ik ben bang dat ik dingen mis als ik geen gebruik maak van social media | 22,9 | 19,9 | 53,8 | 3,4 |
Het hebben van veel vrienden of volgers op social media geeft me een goed gevoel | 19,2 | 24,7 | 46,6 | 9,5 |
Ik voel mij onrustig als er een bericht binnenkomt en ik het niet direct kan bekijken | 16,6 | 20,2 | 59,6 | 3,7 |
Ik voel de druk om veel te posten op social media | 3,4 | 6,1 | 83,3 | 7,2 |
Veel vrienden op sociale media belangrijker voor tieners dan voor jongvolwassenen
Tieners zeggen vaker dan jongvolwassenen dat veel vrienden of volgers op sociale media hen een goed gevoel bezorgen, namelijk 23 tegen 16 procent (zie maatwerktabel). Ook vinden tieners het vaker vervelend ergens te zijn waar ze niet online kunnen dan jongvolwassenen (28 procent tegen 23 procent).
Jongvolwassenen daarentegen zijn juist wat vaker bang om dingen te missen als ze geen gebruik maken van sociale media: 24 procent van hen geeft dit aan tegen 21 procent van de tieners, waarbij vooral tienerjongens minder angstig zijn (16 procent). Tienermeisjes en jonge vrouwen hebben deze fear of missing out met ruim 25 procent duidelijk vaker. Ook het percentage dat een goed gevoel krijgt als mensen dingen van hen liken, sharen of reageren op posts is bij jongvolwassenen hoger dan bij tieners. Jonge vrouwen zeggen dit met 53 procent het vaakst.
Er bestaat geen leeftijdsverschil in de percentages die zeggen zich onrustig te voelen als er een bericht binnenkomt dat niet direct kan worden bekeken, of druk voelen om veel te posten op sociale media. Meisjes en jonge vrouwen voelen zich vaker onrustig als een binnengekomen bericht niet direct bekeken kan worden dan jongens en jonge mannen.
Studenten hoger onderwijs gevoeliger voor reacties op sociale media
In het voortgezet onderwijs is het onderwijsniveau over het algemeen niet wezenlijk van belang voor de onrust die jongeren ervaren van sociale media (zie maatwerktabel). Wel zeggen vmbo’ers wat vaker dan havisten en vwo’ers een goed gevoel te krijgen van veel vrienden of volgers op sociale media. Ook in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs bestaat grosso modo weinig verschil naar onderwijsniveau, op enkele uitzonderingen na. Zo zijn wo- en hbo-studenten het meest gevoelig voor reacties van anderen op sociale media: likes, shares en reacties op posts geven ongeveer de helft van hen een goed gevoel, tegen 39 procent van de mbo-studenten. Bijna een kwart van de wo’ers zegt zich onrustig te voelen als er een bericht binnenkomt dat zij niet direct kunnen bekijken, tegen ongeveer 15 procent van de mbo’ers en hbo’ers.
3.10 Stress over uiterlijk
Jonge vrouwen hebben het vaakst stress over hun uiterlijk
Acht procent van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar heeft vaak stress over het uiterlijk, 11 procent heeft deze stress regelmatig. Het percentage dat vaak of regelmatig stress hierover heeft is met ongeveer 28 procent het hoogst bij jonge vrouwen en tienermeisjes. Jonge mannen (13 procent) en vooral tienerjongens (9 procent) maken zich duidelijk minder vaak druk over hun uiterlijk. Het niveau van het onderwijs dat men volgt maakt geen verschil (zie maatwerktabel).
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 7,9 | 11,4 | 38,6 | 42,2 |
12 en 13 jaar | 5,3 | 8,1 | 26,0 | 60,7 |
14 en 15 jaar | 8,0 | 10,2 | 36,6 | 45,2 |
16 en 17 jaar | 9,2 | 12,8 | 35,7 | 42,3 |
18 tot 21 jaar | 8,2 | 13,2 | 42,2 | 36,5 |
21 tot 25 jaar | 8,0 | 11,1 | 43,0 | 37,9 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 7,6 | 10,5 | 33,0 | 48,9 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 8,1 | 12,0 | 42,6 | 37,3 |
Tienerjongens | 3,3 | 5,7 | 28,2 | 62,8 |
Tienermeisjes | 12,1 | 15,6 | 38,0 | 34,3 |
Jonge mannen | 4,9 | 8,0 | 37,8 | 49,2 |
Jonge vrouwen | 11,3 | 16,1 | 47,6 | 25,0 |
3.11 Stress over te veel dingen te doen/druk leven
Een op de vijf jongeren vaak stress over hun drukke leven
Een substantieel van de 12- tot 25-jarigen zegt er stress van te hebben dat zij te veel dingen moeten doen en een druk leven hebben; 19 procent heeft dit vaak en 22 procent regelmatig. Jongvolwassenen hebben deze stress vaker dan tieners: van de 18- tot 25-jarigen heeft 22 procent vaak stress over een druk leven, tegen 14 procent van de 12- tot 18-jarigen. Jonge vrouwen hebben met 29 procent het vaakst stress hierover. In het Peilstationsonderzoek 2019 van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020) gaf 20 procent van de 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs aan altijd of vaak stress te hebben door hun drukke leven.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 18,7 | 21,7 | 47,0 | 12,5 |
12 en 13 jaar | 5,7 | 16,0 | 58,2 | 20,1 |
14 en 15 jaar | 13,2 | 21,6 | 52,0 | 13,2 |
16 en 17 jaar | 20,7 | 19,9 | 46,8 | 12,6 |
18 tot 21 jaar | 21,4 | 24,8 | 44,9 | 8,9 |
21 tot 25 jaar | 23,3 | 22,7 | 42,3 | 11,7 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 13,6 | 19,2 | 52,0 | 15,1 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 22,5 | 23,6 | 43,4 | 10,5 |
Tienerjongens | 7,5 | 15,8 | 57,3 | 19,4 |
Tienermeisjes | 20,0 | 22,8 | 46,5 | 10,7 |
Jonge mannen | 16,0 | 20,9 | 48,3 | 14,8 |
Jonge vrouwen | 29,2 | 26,3 | 38,3 | 6,1 |
Meer stress over druk leven op hogere onderwijsniveaus
Ook het onderwijsniveau maakt verschil. Het percentage dat vaak stress heeft over een druk leven is bij vwo’ers (18 procent) en havisten (17 procent) hoger dan bij vmbo’ers (ongeveer 10 procent; zie maatwerktabel). In het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs geven wo’ers met 30 procent en hbo’ers met 25 procent vaker aan stress te hebben over alle dingen die zij moeten doen dan mbo’ers (18 procent).
3.12 Stress over eigen toekomst
Kwart jonge vrouwen vaak stress over eigen toekomst
De toekomst is voor 17 procent van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar vaak een stressfactor; 19 procent heeft regelmatig stress hiervan. Het percentage dat vaak stress ervaart over de eigen toekomst is bij jongvolwassenen hoger dan bij tieners, namelijk 21 procent tegen 12 procent. Met 26 procent maken vooral jonge vrouwen zich hier vaak druk over. De stress over de eigen toekomst verschilt nagenoeg niet naar het onderwijsniveau dat de jongeren volgen. Dit geldt zowel voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs als de studenten in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs (zie maatwerktabel).
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 17,3 | 19,1 | 37,2 | 26,4 |
12 en 13 jaar | 5,1 | 10,1 | 32,0 | 52,8 |
14 en 15 jaar | 11,8 | 15,9 | 37,8 | 34,5 |
16 en 17 jaar | 17,1 | 19,9 | 37,1 | 26,0 |
18 tot 21 jaar | 21,0 | 21,3 | 38,4 | 19,3 |
21 tot 25 jaar | 21,7 | 22,0 | 38,2 | 18,1 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 11,7 | 15,6 | 35,7 | 37,0 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 21,4 | 21,7 | 38,3 | 18,6 |
Tienerjongens | 8,1 | 12,8 | 36,1 | 43,0 |
Tienermeisjes | 15,4 | 18,5 | 35,4 | 30,8 |
Jonge mannen | 17,4 | 19,7 | 41,6 | 21,4 |
Jonge vrouwen | 25,6 | 23,8 | 34,8 | 15,7 |
Vier op de tien jongvolwassenen stress over toekomstige onzekerheid werk en wonen
43 procent van de jongeren tussen de 18 en 25 jaar heeft weleens stress over hun toekomst door onzekerheid over werk, baankansen of het krijgen van een vast contract. Onzekerheid over de woonsituatie of moeilijk aan een (koop)woning komen levert 37 procent van de jongvolwassenen weleens stress op, vooral 21- tot 25-jarigen (met 43 procent tegen 29 procent van de 18- tot 21-jarigen). Bijna 30 procent van de jongvolwassenen heeft weleens stress over financiële onzekerheid in de toekomst. Ook dit speelt meer bij 21- tot 25-jarigen dan bij 18- tot 21-jarigen (31 tegen 25 procent). 16 procent van de jongvolwassenen heeft weleens stress over het vinden van een partner11) of over klimaatverandering.
Het percentage dat weleens stress ervaart over deze toekomstige onzekerheden is groter bij jonge vrouwen dan bij jonge mannen (zie maatwerktabel). Tieners hebben hier nog duidelijk minder vaak stress van. Tieners, met name meisjes, zeggen wel relatief vaak dat ze stress hebben over iets anders in de toekomst.
Totaal (% jongeren) | 12 tot 18 jaar (% jongeren) | 18 tot 25 jaar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Onzekerheid over werk, baankansen of het krijgen van een vast contract | 35,9 | 26,6 | 42,6 |
Onzekerheid over woonsituatie / moeilijk om een (koop)woning te vinden | 26,2 | 10,7 | 37,5 |
Financiele onzekerheid | 21,1 | 10,5 | 28,9 |
Onzekerheid over het vinden van een partner** | 15,6 | 9,7 | 19,8 |
De verandering van het klimaat | 15,6 | 10,7 | 19,1 |
Iets anders | 20,1 | 21,9 | 18,7 |
*Er waren bij deze vraag meerdere antwoorden mogelijk. **Deze antwoordoptie is alleen voorgelegd aan jongeren zonder partner. |
De toekomstige onzekerheden op het gebied van werken, wonen en financiën nemen toe naarmate studenten verder komen in hun opleiding. Zo geeft 40 procent van de 19-jarige wo-studenten aan weleens stress te hebben over de toekomst door onzekerheid over werk en 23 procent heeft stress over hun toekomstige woonsituatie. Van de 23-jarige wo-studenten zegt dit respectievelijk 68 en 50 procent.
Onzekerheid over werk (% jongeren) | Onzekerheid over woonsituatie (% jongeren) | Financiele onzekerheid (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Mbo | |||
16 jaar | 28,3 | 18,0 | 11,7 |
17 jaar | 37,7 | 14,3 | 18,6 |
18 jaar | 39,6 | 19,3 | 23,8 |
19 jaar | 48,0 | 31,6 | 27,2 |
20 jaar | 43,1 | 31,8 | 30,1 |
Hbo | |||
18 jaar | 46,1 | 30,6 | 22,9 |
19 jaar | 36,5 | 23,1 | 20,1 |
20 jaar | 45,5 | 39,5 | 32,5 |
21 jaar | 49,7 | 47,0 | 38,3 |
22 jaar | 38,4 | 40,3 | 30,4 |
23 jaar | 57,9 | 58,5 | 49,5 |
Wo | |||
19 jaar | 40,4 | 22,9 | 18,0 |
20 jaar | 43,6 | 32,2 | 27,3 |
21 jaar | 49,1 | 34,2 | 25,2 |
22 jaar | 63,6 | 50,9 | 33,9 |
23 jaar | 67,9 | 49,8 | 44,3 |
3.13 Stress over andere zaken
Zeven procent van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar geeft aan vaak stress te ervaren over iets anders dan de hiervoor genoemde zaken; 9 procent zegt dat dit regelmatig het geval is (zie maatwerktabel). Een aanzienlijk deel, bijna een kwart, heeft geen antwoord heeft gegeven op de vraag of er nog andere zorgen zijn die hen stress bezorgen. Jonge vrouwen zeggen het vaakst dat zij nog stress over andere zaken hebben, tienerjongens het minst vaak.
3.14 Totaalbeeld ervaren stress
Ruim vier op de tien jongeren heeft vaak stress op minstens één terrein
44 procent van de jongeren heeft vaak stress op minstens één terrein. Dit percentage loopt op met de leeftijd: ruim de helft van de jongvolwassenen heeft vaak stress op minstens één gebied, tegen ruim een derde van de tieners. Bij jonge vrouwen is dit percentage het hoogst (59 procent) en bij tienerjongens het laagst (25 procent).
Vooral in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs hebben jongeren op de hogere onderwijsniveaus vaker stress op minstens één terrein (zie maatwerktabel).
Vaak stress (% jongeren) | |
---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 44,4 |
12 en 13 jaar | 21,4 |
14 en 15 jaar | 35,9 |
16 en 17 jaar | 45,7 |
18 tot 21 jaar | 49,6 |
21 tot 25 jaar | 52,5 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 35,0 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 51,3 |
Tienerjongens | 24,9 |
Tienermeisjes | 45,5 |
Jonge mannen | 43,6 |
Jonge vrouwen | 59,3 |
3.15 Ervaren last van stress
Ruim kwart jongeren met stress heeft er (heel) veel last van
Vijf procent van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar die weleens stress hebben geeft aan heel veel last hiervan te ervaren; 22 procent heeft hier veel last van. De meesten (42 procent) zeggen niet veel, maar ook niet weinig last van hun stressgevoelens te hebben. Weinig last heeft 27 procent en 3 procent zegt geen enkele hinder van de stress te hebben.
Net als de stress zelf neemt ook de hinder die jongeren ervan ervaren toe met de leeftijd: bijna een op de drie jongvolwassenen ervaart veel of heel veel last van de stress die ze hebben, tegen een op de vijf tieners. Vooral jonge vrouwen hebben vaak last van hun stress.
De ervaren last van stress verschilt nagenoeg niet naar het niveau van het onderwijs dat jongeren volgen (zie maatwerktabel).
Heel veel last (% jongeren die weleens stress hebben) | Veel last (% jongeren die weleens stress hebben) | Niet veel, niet weinig last (% jongeren die weleens stress hebben) | Weinig last (% jongeren die weleens stress hebben) | Geen last (% jongeren die weleens stress hebben) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 5,2 | 22,3 | 41,6 | 27,4 | 3,5 |
12 en 13 jaar | 1,7 | 10,9 | 41,8 | 40,2 | 5,4 |
14 en 15 jaar | 4,0 | 16,2 | 46,8 | 28,3 | 4,6 |
16 en 17 jaar | 5,7 | 22,2 | 40,7 | 26,9 | 4,5 |
18 tot 21 jaar | 5,0 | 25,1 | 42,4 | 24,8 | 2,6 |
21 tot 25 jaar | 6,9 | 27,1 | 39,2 | 24,4 | 2,5 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 4,0 | 16,8 | 43,0 | 31,4 | 4,8 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 6,1 | 26,2 | 40,6 | 24,6 | 2,6 |
Tienerjongens | 1,3 | 10,5 | 41,2 | 40,0 | 7,0 |
Tienermeisjes | 6,7 | 23,3 | 44,9 | 22,6 | 2,5 |
Jonge mannen | 4,2 | 20,3 | 39,9 | 31,6 | 4,1 |
Jonge vrouwen | 8,0 | 32,3 | 41,2 | 17,5 | 1,0 |
Piekeren en sneller geïrriteerd zijn meest genoemde stressklachten
Ongeveer twee derde van de jongeren die weleens stress hebben geven aan dat zij gaan piekeren (66 procent) of sneller geïrriteerd, chagrijnig of boos zijn (64 procent). Ongeveer de helft heeft door de stress moeite met zich te concentreren (53 procent) of kan hierdoor slechter slapen (48 procent). Ruim een kwart gaat bij stress meer of minder eten (28 procent), heeft last van huilbuien (26 procent) of van hoofdpijn, buikpuin of spierpijn (eveneens 26 procent). Klachten als moeilijk ademhalen, hartkloppingen, duizeligheid, en paniekaanvallen worden elk door ruim 10 procent genoemd. Deze percentages blijven nagenoeg gelijk wanneer ze gerelateerd worden aan de groep jongeren die last van hun stress hebben.
Over het algemeen zeggen vrouwen vaker deze stressklachten te hebben dan mannen (zie maatwerktabel). Jongvolwassenen rapporteren ze vaker dan tieners. Het vaakst last van de onderzochte stressklachten hebben jonge vrouwen. Alleen bij paniekaanvallen en huilbuien is er geen verschil tussen hen en tienermeisjes, en concentratieproblemen worden iets vaker door tienermeisjes genoemd.
Totaal (% jongeren die weleens stress hebben) | 12 tot 18 jaar (% jongeren die weleens stress hebben) | 18 tot 25 jaar (% jongeren die weleens stress hebben) | |
---|---|---|---|
Piekeren / er constant aan denken | 66,0 | 56,7 | 72,7 |
Sneller geirriteerd, chagrijnig of boos zijn | 64,2 | 61,5 | 66,1 |
Moeite met concentreren | 52,8 | 54,9 | 51,3 |
Slechter slapen | 48,4 | 39,6 | 54,6 |
Meer of minder eten | 27,8 | 20,9 | 32,7 |
Huilen | 26,2 | 25,9 | 26,4 |
Hoofdpijn, buikpijn of spierpijn | 25,7 | 22,6 | 27,9 |
Moeilijk ademhalen, hartkloppingen of duizeligheid | 12,7 | 9,9 | 14,6 |
Paniekaanval | 10,8 | 9,4 | 11,8 |
Iets anders | 6,2 | 6,2 | 6,2 |
Geen antwoord | 3,1 | 3,9 | 2,5 |
8) Om vast te kunnen stellen welke zaken jongeren de meeste stress bezorgen, zijn enkele stressoren omgerekend naar de hele populatie jongeren van 12 tot 25 jaar. Bij ‘stress over school/studie’ zijn jongeren die geen onderwijs volgen ondergebracht bij de (antwoord)categorie ‘nee, nooit’ (stress). Bij ‘stress over werk’ zijn jongeren zonder betaald werk en 12- tot 15-jarigen gerekend tot de categorie ‘nee, nooit’. Bij ‘stress vanwege het zoeken naar werk’ is dit gedaan voor jongeren die niet (actief) op zoek zijn naar (ander) betaald werk en voor de 12- tot 15-jarigen.
Verder zijn ‘stress over verkering of relatie’ en ‘stress over iets anders’ bij deze vergelijking niet meegenomen vanwege het hoge percentage missende waarden. Negen procent van de jongeren heeft geen antwoord gegeven op de vraag of ‘verkering of relatie’ hen weleens stress bezorgt. Dit zijn voornamelijk jongeren zonder verkering of relatie (12 procent). Van de jongeren met verkering of relatie gaat het om 1 procent. Op de vraag of er nog iets anders is dat weleens stress oplevert, heeft 23 procent van de jongeren geen antwoord gegeven. Bij de overige stressoren is het percentage missende waarden laag en in de analyses buiten beschouwing gelaten.
9) Vanwege de samenhang tussen onderwijsniveau en leeftijd (hoe ouder, hoe verder in de schoolloopbaan) is er voor gekozen om bij de uitsplitsing naar onderwijsniveau selecte leeftijdsgroepen te bekijken, bestaande uit leeftijden die op elk van de onderwijsniveaus regulier voorkomen. Bij het voortgezet onderwijs gaat het om 12- tot 17-jarigen en bij middelbaarberoeps- en hoger onderwijs om 18- tot 22-jarigen. Daarmee wijkt de leeftijdsindeling af van de standaardindeling in deze publicatie (12- tot 18-jarigen en 18- tot 25-jarigen). Zie de onderzoeksverantwoording voor meer uitleg over deze leeftijdsselectie.
10) Langdurige blootstelling aan werkstress kan leiden tot burn-outklachten (Arboportaal, 2021)). Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (CBS StatLine, 2021c) blijkt dat in 2020 11 procent van de werknemers tussen de 15 en 25 jaar zich minstens een paar keer per maand psychisch vermoeid voelde door het werk (burn-outklachten). Zich leeg voelen aan het einde van de werkdag is de meest voorkomende klacht. Maar het kan bijvoorbeeld ook gaan om moeheid ’s ochtends als ze geconfronteerd worden met werk, of om emotionele of complete uitputting door het werk.
11) De antwoordmogelijkheid ‘Onzekerheid over het vinden van een partner’ is alleen voorgelegd aan jongeren zonder partner. In Belevingen 2021 geeft 69 procent van de jongeren aan geen partner, verkering of vaste relatie te hebben.
4. Risico- en beschermende factoren
Kennis over persoonsgebonden risico- en beschermende factoren kan helpen om het welzijn van jongeren te bevorderen en stress te verminderen. Onderzoeken van het Trimbos-instituut (Kleinjan, Pieper, Stevens, Van de Klundert, Rombouts, Boer en Lammers, 2020) en van de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd en Gezin Centraal (Doornwaard, Peeters, Leijerzapf, de Haas, Efat en Kleinjan, 2021) laten zien dat onder meer het ervaren van prestatiedruk en een hoge mate van sociale vergelijking een negatieve invloed op het mentale welbevinden van jongeren hebben, terwijl kenmerken als veerkracht, een sterke eigenwaarde en sociale steun juist een positieve uitwerking hierop hebben. Uit onderzoek van het RIVM, Trimbos-instituut en GGD GHOR Nederland (2021) blijkt dat meer stress en prestatiedruk samenhangen met een mindere mate van mentaal welbevinden en een hogere kans op het hebben van psychische klachten onder studenten in het hoger onderwijs. Dit geldt eveneens voor het niet of beperkt ontvangen van sociale steun uit de omgeving. Met het Trimbos-onderzoek (Kleinjan et al., 2021) zijn voor het eerst landelijk representatieve cijfers over onder andere stress, prestatiedruk en sociale vergelijking bij jongeren tussen de 12 en 17 jaar in het voortgezet onderwijs beschikbaar gekomen. In het onderzoek Belevingen 2021 is opnieuw naar deze risico- en beschermende factoren van mentaal welbevinden gekeken, maar dan voor een grotere groep: jongeren tussen de 12 en 25 jaar. In dit hoofdstuk worden de uitkomsten beschreven, waaronder ook verschillen naar leeftijd, geslacht en niveau van onderwijs dat men volgt. Eerst komen de risicofactoren aan bod, daarna de beschermende factoren. Ook de ervaren gezondheid is van belang voor het welbevinden van jongeren (Beuningen en De Witt, 2016). Hiermee wordt afgesloten in paragraaf 4.7.
4.1 Prestatiedruk
Helft jongeren ervaart vaak of regelmatig druk om aan eigen verwachtingen te voldoen
In hoofdstuk 3 bleek dat het streven naar goede cijfers of studieresultaten voor 56 procent van de leerlingen en studenten een reden is dat zij weleens school- of studiestress hebben. Ruim een kwart van de jongeren met betaald werk noemt te hoge eigen verwachtingen als reden voor werkstress. Het ervaren van prestatiedruk vergroot de kans op stress, wat ook blijkt uit ander onderzoek (EenVandaag, 2014).
Een kwart van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar ervaart vaak druk om aan de eigen verwachtingen te voldoen, ruim een kwart ervaart deze druk regelmatig.
Hoe ouder, hoe meer interne prestatiedruk
Jongvolwassenen stellen hogere eisen aan zichzelf dan tieners, en bij tieners loopt dit sterk op met de leeftijd. Zo ervaart 27 procent van de 12- en 13-jarigen vaak of regelmatig druk om aan de eigen verwachtingen te voldoen. Dit loopt op 60 procent bij de 18- tot 21-jarigen en 63 procent bij de 21- tot 25-jarigen.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 25,0 | 27,2 | 36,1 | 11,7 |
12 en 13 jaar | 7,9 | 19,3 | 49,0 | 23,8 |
14 en 15 jaar | 14,9 | 22,7 | 47,1 | 15,3 |
16 en 17 jaar | 22,9 | 26,4 | 37,4 | 13,3 |
18 tot 21 jaar | 30,3 | 30,1 | 31,8 | 7,9 |
21 tot 25 jaar | 32,9 | 30,4 | 29,1 | 7,5 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 15,7 | 23,0 | 44,1 | 17,2 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 31,8 | 30,3 | 30,3 | 7,6 |
Tienerjongens | 10,4 | 18,9 | 48,5 | 22,3 |
Tienermeisjes | 21,2 | 27,3 | 39,6 | 11,9 |
Jonge mannen | 25,8 | 29,2 | 34,2 | 10,9 |
Jonge vrouwen | 38,1 | 31,4 | 26,2 | 4,3 |
4 op de 10 jongeren voelen frequent druk om aan de verwachtingen van anderen te voldoen
Druk om aan de verwachtingen van anderen te voldoen wordt iets minder vaak ervaren: 18 procent van de jongeren tussen de 12 en 25 jaar ervaart deze druk vaak en 22 procent regelmatig. Ook de ervaren druk van anderen loopt op met de leeftijd, zij het minder sterk. Een derde van de tieners ervaart vaak of regelmatig druk om aan de verwachtingen van anderen te voldoen, tegen 45 procent van de jongvolwassenen.
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 17,7 | 22,4 | 39,3 | 20,7 |
12 en 13 jaar | 8,7 | 14,4 | 41,7 | 35,2 |
14 en 15 jaar | 14,5 | 20,8 | 38,6 | 26,1 |
16 en 17 jaar | 16,5 | 22,8 | 39,5 | 21,3 |
18 tot 21 jaar | 19,3 | 23,3 | 38,5 | 18,9 |
21 tot 25 jaar | 21,7 | 25,2 | 39,2 | 13,9 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 13,4 | 19,5 | 39,9 | 27,1 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 20,7 | 24,4 | 38,9 | 16,0 |
Tienerjongens | 7,7 | 17,4 | 42,5 | 32,5 |
Tienermeisjes | 19,4 | 21,8 | 37,3 | 21,6 |
Jonge mannen | 15,9 | 22,1 | 42,5 | 19,4 |
Jonge vrouwen | 25,6 | 26,8 | 35,1 | 12,4 |
Meisjes ervaren meer prestatiedruk dan jongens
Meisjes ervaren meer druk om aan eigen of andermans verwachtingen te voldoen dan jongens. Dit geldt zowel voor tieners als voor jongvolwassenen. Vooral jonge vrouwen ervaren prestatiedruk. Zo zegt 38 procent van hen zichzelf vaak druk op te leggen, tegen 26 procent van de jonge mannen, 21 procent van de tienermeisjes en 10 procent van de tienerjongens. Bij het ervaren van druk door anderen is een vrijwel vergelijkbaar beeld zichtbaar.
Hoe hoger het onderwijsniveau, hoe meer druk om aan eigen verwachtingen te voldoen
Ook het onderwijsniveau12) is van belang voor de druk die jongeren zichzelf opleggen. Op de hogere niveaus stellen jongeren meer eisen aan zichzelf, zowel in het voortgezet onderwijs als in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs. De druk die van anderen wordt ervaren daarentegen hangt minder sterk samen met het onderwijsniveau (zie maatwerktabel).
In het Peilstationsonderzoek 2019 van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020), dat voorafgaand aan de coronacrisis is uitgevoerd, gaf 30 procent van de 12- tot 17-jarigen in het voortgezet onderwijs aan vaak of regelmatig druk te voelen om aan eigen verwachtingen te voldoen en 27 procent voelde vaak of regelmatig druk om aan andermans verwachtingen te voldoen. In het onderzoek Belevingen 2021 gaat het om respectievelijk 36 en 32 procent.13) 14)
Vaak (% jongeren) | Regelmatig (% jongeren) | Soms (% jongeren) | Nooit (% jongeren) | ||
---|---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | ||||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 8,1 | 17,9 | 47,7 | 26,2 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 11,5 | 24,4 | 47,7 | 16,3 |
12 tot 17 jaar | Havo | 17,9 | 23,3 | 45,4 | 13,4 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 18,5 | 27,2 | 41,4 | 12,8 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | ||||
18 tot 22 jaar | Mbo | 21,2 | 31,1 | 36,8 | 11,0 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 36,9 | 30,9 | 26,6 | 5,7 |
18 tot 22 jaar | Wo | 43,1 | 30,0 | 23,8 | 3,1 |
Meeste prestatiedruk van ouders en maatschappij
Jongeren ervaren het vaakst prestatiedruk van ouders en de maatschappij. Beide worden door 31 procent genoemd15). Ruim een kwart (26 procent) ervaart druk van leraren of docenten.
Er zijn verschillen naar leeftijd. Ruim een derde van de tieners (35 procent) ervaart prestatiedruk van leraren. Ook ouders worden door deze groep met 30 procent relatief vaak genoemd. Bij jongvolwassenen komt de druk voornamelijk vanuit de maatschappij: 41 procent geeft dit aan. Verder ervaart, net als bij de tieners, een substantieel deel (32 procent) druk van ouders. Het maakt hierbij niet uit of ze thuis- of uitwonend zijn.
Totaal (% jongeren) | 12 tot 18 jaar (% jongeren) | 18 tot 25 jaar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ouders | 31,4 | 30 | 32,4 |
Maatschappij of samenleving | 30,7 | 16,8 | 40,9 |
Leraren / docenten | 26 | 35,4 | 19,1 |
Vrienden / vriendinnen | 18,6 | 17,8 | 19,2 |
Collega's / leidinggevende | 16,5 | 5,2 | 24,8 |
Andere familieleden | 8,4 | 6 | 10,2 |
Partner / verkering | 5,6 | 1,2 | 8,8 |
Sportcoach / -trainer | 3,3 | 4,5 | 2,5 |
Geen antwoord | 10,4 | 12,4 | 8,9 |
De bovenstaande percentages hebben betrekking op alle jongeren tussen de 12 en 25 jaar. Wanneer bij de actoren leraren/docenten, collega’s/leidinggevende en partner/verkering gekeken wordt naar de groepen jongeren die het aangaat (respectievelijk scholieren/studenten, jongeren die werken (geen bijbaan) en jongeren met partner) zijn de percentages achtereenvolgens 33, 36 en 18 procent (zie maatwerktabel).
Tienerjongens ervaren minst vaak druk van ouders
Jongeren in de leeftijd van 16 tot 21 jaar geven het vaakst aan druk van ouders te ervaren, 12- en 13-jarigen het minst vaak. Tienermeisjes ervaren vaker druk van hun ouders dan tienerjongens. Bij jongvolwassenen is er geen verschil naar geslacht. Jongeren op hogere onderwijsniveaus lijken vaker druk van ouders te ervaren dan jongeren op lagere onderwijsniveaus. Vanwege de betrouwbaarheidsmarges van de uitkomsten zijn de meeste van deze onderwijsverschillen echter niet significant (zie maatwerktabel)16).
Druk van ouders (% jongeren) | |
---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 31,4 |
12 en 13 jaar | 22,3 |
14 en 15 jaar | 31,8 |
16 en 17 jaar | 35 |
18 tot 21 jaar | 34,9 |
21 tot 25 jaar | 30,6 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 30 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 32,4 |
Tienerjongens | 27,5 |
Tienermeisjes | 32,6 |
Jonge mannen | 32,4 |
Jonge vrouwen | 32,4 |
4.2 Sociale vergelijking en zelfbeeld
Voor 6 op de 10 is de mening van anderen (mede)bepalend voor zelfbeeld
Ook het zich vergelijken met anderen is een risicofactor die druk en stress met zich mee kan brengen (Kleinjan et al., 2020; Reoveme, 2021). Tevens kan het zorgen voor gevoelens van ontevredenheid en minderwaardigheid (Lyubomirsky, King en Diener, 2005), wat ten koste kan gaan van het algemene gevoel van welbevinden.
Tien procent van de jongeren zegt dat het zeker waar is dat hun zelfbeeld afhangt van wat anderen van hun vinden, bijna de helft (48 procent) geeft aan dat dit een beetje waar is. Eveneens een meerderheid van de jongeren vergelijkt zichzelf weleens met anderen: op de stelling ‘Ik vergelijk mezelf vaak met anderen’ antwoordt 22 procent dat dit zeker waar is, 42 procent zegt dat dit een beetje waar is. Verder heeft 19 procent ‘zeker’ het gevoel perfect te moeten zijn, 29 procent heeft dit gevoel een beetje.
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ik vergelijk mezelf vaak met anderen | 21,5 | 41,6 | 36,8 |
Mijn zelfbeeld hangt af van wat anderen van me vinden | 10,2 | 47,7 | 42,1 |
Ik heb het gevoel dat ik perfect moet zijn | 18,6 | 29,4 | 52,0 |
Hoe ouder de tieners, hoe meer ze zich vergelijken met anderen
Het percentage dat zich vaak vergelijkt met anderen neemt bij tieners toe met de leeftijd. Van de 12- en 13-jarigen vergelijkt 12 procent zich vaak met anderen, tegen 20 procent van de 14- en 15-jarigen en 25 procent van de 16- en 17-jarigen. Bij de 18- tot 25-jarigen is dit ruim 20 procent. Binnen de groep jongvolwassenen verschillen de 18- tot 21-jarigen en de 21- tot 25-jarigen hierin niet van elkaar. Ook bij het laten bepalen van het zelfbeeld door anderen en bij het gevoel perfect te moeten zijn is een vergelijkbaar patroon zichtbaar waarbij deze vormen van sociale vergelijking bij tieners toenemen naarmate ze ouder worden en bij jongvolwassenen niet naar leeftijd verschillen (zie maatwerktabel).
Tienermeisjes en vooral jonge vrouwen vergelijken zich het meest met anderen
Sociale vergelijking en zelfbeeld verschillen zowel bij tieners als jongvolwassenen duidelijk naar geslacht. Tienermeisjes en vooral jonge vrouwen geven vaker aan zichzelf te vergelijken met anderen en hun zelfbeeld te laten afhangen van wat anderen van hen vinden. Jonge vrouwen hebben het vaakst het gevoel perfect te moeten zijn (zie maatwerktabel).
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 21,5 | 41,6 | 36,8 |
12 en 13 jaar | 12,0 | 35,1 | 52,9 |
14 en 15 jaar | 19,8 | 38,5 | 41,7 |
16 en 17 jaar | 24,9 | 38,1 | 37,0 |
18 tot 21 jaar | 22,3 | 45,1 | 32,6 |
21 tot 25 jaar | 23,8 | 44,6 | 31,6 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 19,2 | 37,3 | 43,4 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 23,2 | 44,8 | 32,0 |
Tienerjongens | 11,8 | 35,7 | 52,5 |
Tienermeisjes | 27,0 | 39,0 | 34,0 |
Jonge mannen | 18,4 | 43,9 | 37,7 |
Jonge vrouwen | 28,1 | 45,8 | 26,2 |
Meer sociale vergelijking bij jongeren op hogere onderwijsniveaus
Jongeren die op een hoger niveau onderwijs volgen geven relatief vaak aan zichzelf met anderen te vergelijken en zich iets aan te trekken van de mening van anderen (zie maatwerktabel). Dit geldt zowel voor het voortgezet onderwijs als voor het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs. Het onderwijsniveau is minder onderscheidend als het gaat om het gevoel perfect te moeten zijn.
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 12,4 | 30,4 | 57,1 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 16,4 | 38,9 | 44,7 |
12 tot 17 jaar | Havo | 25,0 | 38,0 | 37,0 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 23,8 | 42,8 | 33,3 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||
18 tot 22 jaar | Mbo | 17,9 | 42,1 | 40,0 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 24,9 | 46,9 | 28,1 |
18 tot 22 jaar | Wo | 31,1 | 48,9 | 20,0 |
Het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020) laat zien dat 14 procent van de 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs hun eigenwaarde laat afhangen van de goedkeuring van anderen of van hoe zij het doen in vergelijking tot anderen17). In het onderzoek Belevingen 2021 zegt 18 procent van deze groep dat het zeker waar is dat zij zichzelf vaak met anderen vergelijken, 8 procent laat het zelfbeeld afhangen van wat anderen van hem of haar vinden, en 12 procent heeft het gevoel perfect te moeten zijn. Deze percentages liggen in dezelfde orde van grootte als het percentage gevonden door het Trimbos-Instituut.
4.3 Veerkracht
Het hebben van veerkracht is een beschermende factor voor het omgaan met stress. Met veerkracht wordt bedoeld de mogelijkheid om terug te veren bij tegenslag, of met andere woorden het goed kunnen omgaan met moeilijkheden, tegenslagen, veranderingen en stress (Kleinjan et al., 2020). In het onderzoek Belevingen 2021 is het concept veerkracht gemeten met drie indicatoren: 1) het doorstaan van stressvolle gebeurtenissen, 2) het herstel na tegenslagen en 3) het kunnen loslaten van vervelende gebeurtenissen.
Ruim de helft kan vervelende gebeurtenissen moeilijk loslaten
55 procent van de jongeren van 12 tot 25 jaar geeft aan lang over een vervelende gebeurtenis te blijven nadenken of piekeren. 34 procent kan zich moeilijk door stressvolle gebeurtenissen heenslaan, en 30 procent zegt veel tijd nodig te hebben om over tegenslagen heen te komen.
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Als er iets vervelends gebeurt, blijf ik daar lang over nadenken of piekeren | 55,2 | 27,0 | 17,7 |
Ik vind het moeilijk om me door stressvolle gebeurtenissen heen te slaan | 34,3 | 29,5 | 36,2 |
Ik heb veel tijd nodig om over tegenslagen in mijn leven heen te komen | 30,3 | 29,8 | 39,9 |
Jongvolwassenen minder veerkrachtig dan tieners
Van de jongvolwassenen geeft 61 procent aan lang te blijven nadenken of piekeren na een vervelende gebeurtenis, tegen 47 procent van de tieners. Bij het veel tijd nodig hebben om over tegenslagen in het leven heen te komen (34 tegen 25 procent) en vooral bij het moeilijk vinden om zich door stressvolle gebeurtenissen heen te slaan (36 tegen 32 procent) zijn de verschillen tussen jongvolwassenen en tieners duidelijk kleiner (zie maatwerktabel).
Vooral jonge vrouwen hebben minder veerkracht
Tienermeisjes en vooral jonge vrouwen zijn minder veerkrachtig dan jonge mannen en vooral tienerjongens. Zo geeft 72 procent van de jonge vrouwen aan lang te blijven nadenken of piekeren na een vervelende gebeurtenis, tegen 60 procent van de tienermeisjes, 50 procent van de jonge mannen en 35 procent van de tienerjongens. Leeftijd speelt een minder onderscheidende rol als het gaat om het doorstaan van stressvolle gebeurtenissen (zie maatwerktabel).
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 55,2 | 27,0 | 17,7 |
12 en 13 jaar | 40,2 | 35,3 | 24,6 |
14 en 15 jaar | 48,7 | 32,0 | 19,3 |
16 en 17 jaar | 51,5 | 29,1 | 19,4 |
18 tot 21 jaar | 59,2 | 25,2 | 15,7 |
21 tot 25 jaar | 62,6 | 22,2 | 15,2 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 47,1 | 31,9 | 21,0 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 61,2 | 23,4 | 15,4 |
Tienerjongens | 34,9 | 36,3 | 28,8 |
Tienermeisjes | 59,8 | 27,4 | 12,8 |
Jonge mannen | 50,3 | 27,4 | 22,3 |
Jonge vrouwen | 72,3 | 19,4 | 8,3 |
Hoe hoger het onderwijsniveau, hoe meer er gepiekerd wordt bij een vervelende gebeurtenis
Zowel in het voortgezet onderwijs als in het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs piekeren jongeren die onderwijs op een hoger niveau volgen vaker bij een vervelende gebeurtenis. Bij het omgaan met tegenslagen in het leven en bij het doorstaan van stressvolle gebeurtenissen bestaan geen grote verschillen naar onderwijsniveau (zie maatwerktabel).
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | ||
---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 43,3 | 31,1 | 25,7 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 39,3 | 40,6 | 20,1 |
12 tot 17 jaar | Havo | 49,2 | 31,5 | 19,3 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 53,3 | 29,9 | 16,8 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||
18 tot 22 jaar | Mbo | 52,1 | 29,3 | 18,6 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 65,2 | 19,5 | 15,3 |
18 tot 22 jaar | Wo | 66,6 | 21,6 | 11,7 |
4.4 Eigenwaarde
4 op de 10 jongeren hebben naar eigen zeggen veel zelfvertrouwen
In het Peilstationsonderzoek 2019 van het Trimbos-instituut zijn 12 stellingen over autonomie, zelfvertrouwen en zelfacceptatie opgenomen waarmee inzicht wordt verkregen in de eigenwaarde van jongeren (Kleinjan et al., 2020). Dezelfde stellingen zijn opgenomen in het onderzoek Belevingen 2021 (zie figuur 4.4.1). Het vaakst geven jongeren tussen de 12 en 25 jaar aan dat zij hun eigen keuzes in het leven kunnen maken: 77 procent zegt dat dit zeker waar is. Tegelijkertijd zeggen ze het minst vaak dat ze makkelijk keuzes kunnen maken (31 procent). Ook het percentage dat naar eigen zeggen veel zelfvertrouwen heeft, zich gemakkelijk kan ontspannen en fouten van zichzelf mag maken is relatief laag. Ongeveer 40 procent vindt dat dit zeker voor hen geldt.
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ik kan mijn eigen keuzes maken in het leven | 76,8 | 21,9 | 1,3 |
Ik bepaal zelf waar ik mijn vrije tijd aan besteed | 75,2 | 22,3 | 2,5 |
Ik kan mezelf zijn | 74,3 | 22,9 | 2,9 |
Ik ben tevreden met wat ik heb | 72,1 | 24,5 | 3,4 |
Ik accepteer mezelf zoals ik ben | 63,1 | 30,4 | 6,5 |
Anderen accepteren het als ik fouten maak | 57,7 | 38,4 | 3,9 |
Ik durf te zeggen wat ik denk | 57,7 | 35,5 | 6,8 |
Ik heb genoeg tijd voor mezelf | 53,9 | 37,3 | 8,8 |
Ik mag fouten maken van mezelf | 44,0 | 44,1 | 11,9 |
Ik kan gemakkelijk ontspannen | 41,4 | 40,8 | 17,8 |
Ik heb veel zelfvertrouwen | 38,6 | 45,3 | 16,0 |
Ik kan makkelijk keuzes maken | 31,0 | 47,4 | 21,5 |
Eigenwaarde laagst bij jonge vrouwen
Over het algemeen oordelen vrouwen minder positief over hun autonomie, zelfvertrouwen en zelfacceptatie dan mannen, en jongvolwassenen minder positief dan tieners (zie maatwerktabel). Jonge vrouwen geven het minst vaak aan dat de stellingen over het hebben van een sterke eigenwaarde op deze punten voor hen waar zijn.
Zeker waar (% jongeren) | Beetje waar (% jongeren) | Niet waar (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ik mag fouten maken van mezelf | |||
Tienerjongens | 54,8 | 38,3 | 6,9 |
Tienermeisjes | 42,6 | 44,7 | 12,6 |
Jonge mannen | 48,6 | 41,5 | 9,9 |
Jonge vrouwen | 32,1 | 50,7 | 17,1 |
Ik heb veel zelfvertrouwen | |||
Tienerjongens | 53,9 | 38,4 | 7,7 |
Tienermeisjes | 28,3 | 49,3 | 22,3 |
Jonge mannen | 46,3 | 43,1 | 10,6 |
Jonge vrouwen | 26,6 | 50,1 | 23,4 |
Ik accepteer mezelf zoals ik ben | |||
Tienerjongens | 80,7 | 15,6 | 3,6 |
Tienermeisjes | 55,8 | 35,9 | 8,3 |
Jonge mannen | 68 | 26,6 | 5,4 |
Jonge vrouwen | 50 | 41,6 | 8,4 |
Ik kan gemakkelijk ontspannen | |||
Tienerjongens | 54,3 | 36,1 | 9,6 |
Tienermeisjes | 35,3 | 42,6 | 22,1 |
Jonge mannen | 49,2 | 37,1 | 13,7 |
Jonge vrouwen | 27,9 | 47 | 25,1 |
Jongeren op lagere onderwijsniveaus maken gemakkelijker keuzes
Ook naar onderwijsniveau bestaan verschillen in de mate van autonomie, zelfacceptatie en zelfvertrouwen (zie maatwerktabel). Zo geven vmbo’ers vaker aan dat ze gemakkelijk keuzes kunnen maken dan vwo’ers, en mbo-studenten zeggen dit vaker dan wo-studenten. Een vergelijkbaar patroon is zichtbaar als het gaat om het percentage dat zeker fouten mag maken van zichzelf. Verder zeggen vmbo’ers die basis-/kaderberoepsonderwijs volgen vaker dat dat ze genoeg tijd hebben voor zichzelf dan vwo’ers, en geven wo-studenten vaker aan dat anderen het accepteren als zij fouten maken dan mbo-studenten.
Uitkomsten Belevingenonderzoek 2021 grotendeels in lijn met die van Peilstationsonderzoek 2019
De cijfers van het Peilstationsonderzoek 2019 van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020) over autonomie, zelfvertrouwen en zelfacceptatie bij 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs sluiten goed aan op de cijfers van Belevingen 2021 voor deze groep. Er zijn een paar afwijkingen. Het percentage dat aangeeft dat het zeker waar is dat zij genoeg tijd hebben voor zichzelf ligt in het Belevingenonderzoek bijna 10 procentpunten hoger dan in het Peilstationsonderzoek. Hierbij speelt mogelijk mee dat Belevingen in tijden van corona is uitgevoerd. Het percentage dat aangeeft zeker gemakkelijk keuzes te kunnen maken, ligt juist in het Peilstationsonderzoek bijna 10 procentpunten hoger. Verder zegt 61 procent in Belevingen dat anderen het zeker accepteren als zij fouten maken, tegen 53 procent in het Peilstationsonderzoek.
Zeker waar (% 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs) | Beetje waar (% 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs) | Niet waar (% 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs) | |
---|---|---|---|
Ik ben tevreden met wat ik heb | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 74,5 | 21,2 | 4,3 |
Belevingen 2021 | 80,8 | 17,7 | 1,4 |
Ik kan mezelf zijn | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 73,3 | 22 | 4,7 |
Belevingen 2021 | 76,5 | 21,2 | 2,3 |
Ik bepaal zelf waar ik mijn vrije tijd aan besteed | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 70,1 | 25,9 | 4 |
Belevingen 2021 | 74,4 | 23,5 | 2 |
Ik accepteer mezelf zoals ik ben | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 68 | 24,4 | 7,6 |
Belevingen 2021 | 69 | 25,8 | 5,2 |
Ik kan mijn eigen keuzes maken in het leven | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 68 | 28,9 | 3,2 |
Belevingen 2021 | 70 | 28,2 | 1,8 |
Ik durf te zeggen wat ik denk | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 58,5 | 33,5 | 8 |
Belevingen 2021 | 54,5 | 39,1 | 6,5 |
Ik mag fouten maken van mezelf | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 54,6 | 34,4 | 11 |
Belevingen 2021 | 50 | 41 | 9 |
Anderen accepteren het als ik fouten maak | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 52,6 | 41,9 | 5,5 |
Belevingen 2021 | 60,8 | 35,7 | 3,4 |
Ik heb genoeg tijd voor mezelf | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 49,9 | 39,6 | 10,5 |
Belevingen 2021 | 59,3 | 35,2 | 5,6 |
Ik kan gemakkelijk ontspannen | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 47,3 | 39,2 | 13,5 |
Belevingen 2021 | 46,3 | 39,4 | 14,3 |
Ik heb veel zelfvertrouwen | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 44,7 | 39,6 | 15,7 |
Belevingen 2021 | 41,7 | 44,3 | 13,9 |
Ik kan makkelijk keuzes maken | |||
Peilstationsonderzoek 2019 | 40,1 | 44,3 | 15,6 |
Belevingen 2021 | 31,5 | 50,8 | 17,7 |
4.5 Steun van anderen
9 op de 10 jongeren kunnen op steun van anderen rekenen
Steun van mensen om je heen kan helpen bij het tegengaan van stress en de negatieve effecten ervan (Dijkstra, 2018). Het leeuwendeel van de jongeren is positief over de steun die ze ervaren vanuit hun omgeving. Ruim 9 op de 10 jongeren tussen de 12 en 25 jaar zeggen iemand te hebben die ze vertrouwen (92 procent) en geven aan dat hun ouder(s) of verzorger(s) voor hen klaar staan als zij hen nodig hebben (91 procent). 86 procent heeft iemand met wie ze kunnen praten als ze het moeilijk hebben en een vergelijkbaar deel (85 procent) zegt vrienden te hebben die voor hen klaar staan.
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Ik heb iemand die ik vertrouw | 92,4 | 4,7 | 2,9 |
Mijn ouder(s) / verzorger(s) staan voor me klaar als ik ze nodig heb | 91,5 | 5,9 | 2,7 |
Ik heb iemand met wie ik kan praten als ik het moeilijk heb | 86,3 | 8,0 | 5,7 |
Mijn vrienden staan voor me klaar als ik ze nodig heb | 84,7 | 11,5 | 3,8 |
Vooral tienerjongens zeggen dat hun ouders altijd voor hen klaar staan
De sociale steun verschilt weinig naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau (zie maatwerktabel). Wel geven tieners vaker dan jongvolwassenen aan dat hun ouders voor hen klaar staan als zij hen nodig hebben (94 tegen 90 procent). Vooral tienerjongens zeggen vaak dat ze kunnen terugvallen op hun ouders.
(Helemaal) eens (% jongeren) | Niet eens, niet oneens (% jongeren) | (Helemaal) oneens (% jongeren) | |
---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 91,5 | 5,9 | 2,7 |
12 en 13 jaar | 96,2 | 3,3 | 0,5 |
14 en 15 jaar | 94,0 | 4,1 | 1,9 |
16 en 17 jaar | 91,0 | 6,2 | 2,9 |
18 tot 21 jaar | 90,3 | 6,7 | 3,0 |
21 tot 25 jaar | 89,7 | 6,9 | 3,5 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 93,6 | 4,6 | 1,8 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 89,9 | 6,8 | 3,3 |
Tienerjongens | 94,9 | 3,4 | 1,7 |
Tienermeisjes | 92,1 | 6,0 | 1,9 |
Jonge mannen | 90,9 | 6,3 | 2,9 |
Jonge vrouwen | 88,9 | 7,4 | 3,7 |
Volgens het Peilstationsonderzoek van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020) ervaart 80 procent van de 12- tot 17-jarige jongeren in het voortgezet onderwijs sociale steun vanuit hun omgeving. Dit is lager dan in Belevingen 2021 waar dit ongeveer 90 procent is. Verschil in vraagformulering, veldwerkperiode en andere methodologische verschillen tussen beide onderzoeken kunnen hierbij een rol spelen.
4.6 Totaalbeeld risico- en beschermende factoren van welzijn en stress
Vooral jonge vrouwen hebben minder eigenwaarde en veerkracht. Bovendien ervaren ze het vaakst druk om aan de eigen verwachtingen en om aan de verwachtingen van anderen te voldoen, en vergelijken ze zich het meest met anderen. Tienerjongens scoren het gunstigst op de meeste factoren. De ervaren sociale steun verschilt niet tussen de groepen.
categorie | Tienerjongens | Jonge mannen | Tienermeisjes | Jonge vrouwen |
---|---|---|---|---|
Eigenwaarde (+) | 8,2 | 7,9 | 7,4 | 7,2 |
Veerkracht (+) | 6,4 | 5,6 | 4,5 | 4,1 |
Sociale steun (+) | 9,4 | 9,2 | 9,3 | 9,4 |
Sociale vergelijking (-) | 3,3 | 4,2 | 4,5 | 5,0 |
Druk eigen verwachtingen (-) | 4,5 | 6,1 | 5,7 | 7,1 |
Druk andermans verwachtingen (-) | 4,0 | 5,0 | 5,2 | 6,0 |
+ : Een hoge score is gunstig. - : Een hoge score is ongunstig. |
4.7 Ervaren gezondheid
Ruime meerderheid positief over eigen gezondheid
Naast bovengenoemde risico- en beschermende factoren die afkomstig zijn uit onderzoek van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al.,2020) laat eerder onderzoek zien dat ook gezondheid sterk samenhangt met het welbevinden (Van Beuningen en Kloosterman, 2011). Op basis van het onderzoek Belevingen 202118) blijkt dat een ruime meerderheid van de jongeren (84 procent) de eigen gezondheid als ‘goed’ of ‘zeer goed’ beoordeelt. Tieners zijn hier wat positiever over dan jongvolwassenen (88 tegen 81 procent). Tienerjongens vinden de eigen gezondheid het vaakst goed of zeer goed (91 procent), jonge vrouwen zeggen dit het minst vaak (79 procent). De ervaren gezondheid verschilt nagenoeg niet naar onderwijsniveau.
(Zeer) gezond (% jongeren) | |
---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 84,0 |
12 en 13 jaar | 92,1 |
14 en 15 jaar | 87,4 |
16 en 17 jaar | 84,1 |
18 tot 21 jaar | 80,7 |
21 tot 25 jaar | 81,9 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 87,6 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 81,4 |
Tienerjongens | 91,4 |
Tienermeisjes | 83,8 |
Jonge mannen | 83,8 |
Jonge vrouwen | 78,9 |
12) Vanwege de samenhang tussen onderwijsniveau en leeftijd (hoe ouder, hoe verder in de schoolloopbaan) is ervoor gekozen om bij de uitsplitsing naar onderwijsniveau selecte leeftijdsgroepen te bekijken, bestaande uit leeftijden die op elk van de onderwijsniveaus regulier voorkomen. Bij het voortgezet onderwijs gaat het om 12- tot 17-jarigen en bij middelbaarberoeps- en hoger onderwijs om 18- tot 22-jarigen. Daarmee wijkt de leeftijdsindeling af van de standaardindeling in deze publicatie (12- tot 18-jarigen en 18- tot 25-jarigen). Zie de onderzoeksverantwoording voor meer uitleg over deze leeftijdsselectie.
13) Bij de vergelijking van uitkomsten tussen het Peilstationsonderzoek 2019 en het Belevingenonderzoek 2021 in dit hoofdstuk is uitgegaan van dezelfde onderzoekspopulatie, namelijk 12- tot 17 jarigen in het voortgezet onderwijs.
14) Verschil in vraagformulering, veldwerkperiode en andere methodologische verschillen tussen beide onderzoeken kunnen een rol spelen bij gevonden verschillen.
15) Bij het vaststellen van wie jongeren druk ervaren zijn respondenten die aangeven nooit druk van anderen te ervaren steeds toegevoegd aan de groep die zeggen geen druk te ervaren van de betreffende actor.
16) Behalve over ervaren druk door ouders bevat de maatwerktabel ook cijfers over ervaren druk door andere actoren uitgesplitst naar achtergrondkenmerken van de respondent.
17) Het door het Trimbos-instituut gevonden percentage (14 procent) heeft betrekking op de groep die ‘zeker waar’ heeft geantwoord op de stelling ‘Wanneer anderen me afkeuren of niet mogen, voel ik me minder dan een ander’ of op de stelling ‘Om te beoordelen of ik een waardevol persoon ben, vergelijk ik me met anderen’.
18) De reguliere CBS-cijfers over ervaren gezondheid zijn afkomstig uit de Gezondheidsenquête (CBS StatLine, 2021d). In 2020 beoordeelde ongeveer 90 procent van de 12- tot 25-jarigen in dit onderzoek de eigen gezondheid als ‘goed’ of ‘zeer goed’.
5. Welzijn, stress, risico- en beschermende factoren in samenhang
In hoofdstuk 2 is het welzijn – geluk en tevredenheid met het leven - van jongeren tussen de 12 en 25 jaar beschreven en in hoofdstuk 3 de stress die zij ervaren. In dit hoofdstuk zal worden gekeken naar de samenhang tussen enerzijds de verschillende risico- en beschermingsfactoren (die beschreven zijn in hoofdstuk 4) en anderzijds welzijn en stress bij jongeren. Het Trimbos-instituut liet eerder voor jongeren van 12 tot 17 jaar in het voortgezet onderwijs zien (Kleinjan et al., 2020) dat het ervaren van prestatiedruk en het zich vergelijken met anderen een negatieve uitwerking op het mentale welbevinden hebben, terwijl veerkracht, een sterke eigenwaarde en sociale steun juist positief hieraan bijdragen.
Door middel van logistische regressieanalyse is nagegaan in welke mate geluk en tevredenheid met het leven, en het ervaren van stress samenhangen met de onderzochte risico- en beschermingsfactoren, rekening houdend met verschillen in leeftijd en geslacht19). Daarnaast is onderzocht in welke mate de algemene gezondheidsbeleving hierbij een rol speelt. Ten slotte is bekeken welke rol stress speelt bij het ervaren van geluk en tevredenheid, en omgekeerd.
In de paragrafen 5.1 tot en met 5.3 zijn de analyse-uitkomsten voor achtereenvolgens geluk, tevredenheid met het leven en stress beschreven voor het totaal van de jongeren in de leeftijd van 12 tot 25 jaar en afzonderlijk voor de tieners (12 tot 18 jaar) en jongvolwassenen (18 tot 25 jaar). De modellen bevatten zowel de (niet voor de andere kenmerken gecorrigeerde) bivariate uitkomsten als de (voor de andere kenmerken gecorrigeerde) multivariate uitkomsten. In de multivariate analyses zijn alleen de kenmerken meegenomen die bivariaat significant bleken samen te hangen met de betreffende doelvariabele (respectievelijk geluk, tevredenheid met leven, vaak stress op minstens één terrein).
5.1. Geluk
Gezondheid sterk gerelateerd aan geluk
In lijn met eerder onderzoek (Van Beuningen en Kloosterman, 2011) blijkt de ervaren algemene gezondheid sterk samen te hangen met geluk. Jongeren die hun gezondheid als (zeer) goed beoordelen, zijn ruim drie keer zo vaak gelukkig als jongeren die deze met ‘het gaat wel’ of (zeer) slecht beoordelen.
Eigenwaarde belangrijkste beschermende factor voor geluk
Van de onderzochte beschermende factoren veerkracht, eigenwaarde en sociale steun is eigenwaarde het sterkst gerelateerd aan het al dan niet gelukkig zijn. Ook sociale steun en veerkracht hangen samen met geluk, zij het minder.
Het ervaren van druk om aan de eigen verwachtingen te voldoen hangt negatief samen met het al dan niet gelukkig zijn, vooral bij de 18- tot 25-jarigen. Het ervaren van druk om aan de verwachtingen van anderen te voldoen daarentegen is na correctie voor de andere kenmerken niet of minder van belang20). Ook het ervaren van stress is negatief gerelateerd aan geluk: jongeren die op tenminste één van de terreinen vaak stress hebben zijn minder vaak gelukkig dan jongeren die dat niet hebben.
Totaal | 12 tot 18 | 18 tot 25 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bivariaat | Multivariaat | Bivariaat | Multivariaat | Bivariaat | Multivariaat | ||||
Odds ratio | Odds ratio | Wald | Odds ratio | Odds ratio | Wald | Odds ratio | Odds ratio | Wald | |
Beschermingsfactoren (1-10) | |||||||||
Eigenwaarde | 2,0** | 1,5** | 202,8 | 2,2** | 1,4** | 67,6 | 1,9** | 1,6** | 147,8 |
Veerkracht | 1,3** | 1,1** | 29,7 | 1,4** | 1,1** | 15,5 | 1,3** | 1,1** | 16,7 |
Sociale steun | 1,5** | 1,3** | 114,5 | 1,6** | 1,3** | 55,0 | 1,5** | 1,2** | 49,9 |
Risicofactoren (1-10) | |||||||||
Prestatiedruk eigen | 0,8** | 0,9** | 20,1 | 0,7** | 1,0* | 5,1 | 0,8** | 0,9** | 8,5 |
Prestatiedruk ander | 0,8** | 1,0 | 0,0 | 0,8** | 1,0* | 4,0 | 0,9** | 1,0 | 2,8 |
Sociale vergelijking | 0,8* | 1,0 | 1,7 | 0,7** | 1,0 | 0,5 | 0,8** | 1,1** | 7,4 |
Stress | |||||||||
Vaak stress | 0,2** | 0,4** | 117,0 | 0,1** | 0,4** | 48,3 | 0,2** | 0,5** | 53,4 |
   (ref = nooit 'vaak stress') | |||||||||
Ervaren gezondheid | |||||||||
Gezondheid (zeer) goed | 7,0** | 3,2** | 232,7 | 8,0** | 3,2** | 89,8 | 6,1** | 3,1** | 127,4 |
   (ref = gaat wel / (zeer) slecht) | |||||||||
Achtergrondkenmerken | |||||||||
Leeftijd | 0,9** | 1,0** | 22,4 | 0,7** | 0,8** | 57,6 | 1,1** | 1,1** | 14,0 |
Geslacht, vrouw (ref = man) | 0,7** | 1,5** | 39,1 | 0,6** | 1,4** | 9,1 | 0,9 | 1,7** | 35,4 |
Constante | 0,0** | 222,1 | 0,2** | 6,7 | 0,0** | 183,6 | |||
Modeleigenschappen | |||||||||
Aantal respondenten | 7 834 | 3 890 | 3 944 | ||||||
Verklaarde variantie (Nagelkerke R²) | 38,2% | 43,6% | 34,6% | ||||||
** p<0,01; * p<0,05. |
5.2. Tevredenheid met het leven
Net als geluk hangt ook de tevredenheid met het leven sterk samen met de ervaren gezondheid. En ook hier is eigenwaarde van de onderzochte beschermende factoren het sterkst gerelateerd, vooral bij de jongvolwassenen. Van de onderzochte risicofactoren is dat zelfopgelegde prestatiedruk, ook weer bij de jongvolwassenen. Verder is sociale vergelijking bij tieners een risicofactor die samenhangt met hun tevredenheid met het leven, terwijl dit bij de jongvolwassenen niet het geval is. Ten slotte geldt ook hier dat stress negatief gerelateerd is aan het welbevinden.
Totaal | 12 tot 18 jaar | 18 tot 25 jaar | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bivariaat | Multivariaat | Bivariaat | Multivariaat | Bivariaat | Multivariaat | ||||
Odds ratio | Odds ratio | Wald | Odds ratio | Odds ratio | Wald | Odds ratio | Odds ratio | Wald | |
Beschermingsfactoren (1-10) | |||||||||
Eigenwaarde | 1,7** | 1,3** | 89,6 | 1,8** | 1,2** | 20,7 | 1,7** | 1,4** | 82,7 |
Veerkracht | 1,3** | 1,1** | 24,1 | 1,3** | 1,1** | 11,6 | 1,2** | 1,1** | 14,0 |
Sociale steun | 1,4** | 1,2** | 55,8 | 1,5** | 1,2** | 35,3 | 1,3** | 1,1** | 17,5 |
Risicofactoren (1-10) | |||||||||
Prestatiedruk eigen | 0,8** | 0,9** | 19,2 | 0,8** | 1,0 | 2,9 | 0,8** | 0,9** | 11,4 |
Prestatiedruk ander | 0,8** | 1,0 | 0,1 | 0,8** | 1,0 | 0,7 | 0,9** | 1,0 | 0,7 |
Sociale vergelijking | 0,8** | 1,0 | 3,4 | 0,8** | 0,9** | 9,8 | 0,9** | 1,0 | 0,6 |
Stress | |||||||||
Vaak stress | 0,2** | 0,5** | 95,0 | 0,2** | 0,5** | 40,1 | 0,3** | 0,6** | 42,3 |
   (ref = nooit 'vaak stress') | |||||||||
Ervaren gezondheid | |||||||||
Gezondheid (zeer) goed | 5,1** | 2,5** | 155,9 | 6,0** | 2,7** | 72,5 | 4,2** | 2,3** | 71,9 |
   (ref = gaat wel / (zeer) slecht) | |||||||||
Achtergrondkenmerken | |||||||||
Leeftijd | 0,9** | 0,9** | 46,9 | 0,8** | 0,8** | 47,0 | 1,1** | 1,1** | 15,9 |
Geslacht, vrouw (ref = man) | 0,7** | 1,2** | 10,7 | 0,5** | 1,0 | 0,2 | 0,9 | 1,5** | 25,5 |
Constante | 0,1** | 78,0 | 0,8 | 0,2 | 0,0** | 118,4 | |||
Modeleigenschappen | |||||||||
Aantal respondenten | 7 832 | 3 890 | 3 942 | ||||||
Verklaarde variantie (Nagelkerke R²) | 28,0% | 31,8% | 23,8% | ||||||
** p<0,01; * p<0,05. |
5.3. Stress
Jongeren met hogere eigenwaarde kleinere kans op stress
Van de onderzochte beschermende factoren hangt eigenwaarde het meest samen met de kans op al dan geen stress hebben: jongeren met een hogere eigenwaarde hebben een kleinere kans om op een bepaald terrein vaak stress te ervaren. Alle onderzochte risicofactoren hangen in vrijwel gelijke mate samen met de kans op al dan geen stress: een hogere prestatiedruk en het zichzelf vergelijken met anderen is gerelateerd aan een groter risico op vaak stress op een bepaald terrein21). Verder gaan geluk, tevredenheid met het leven en een goede ervaren gezondheid gepaard met een kleinere kans op stress.
Totaal | 12 tot 18 jaar | 18 tot 25 jaar | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bivariaat | Multivariaat | Bivariaat | Multivariaat | Bivariaat | Multivariaat | ||||
Odds ratio | Odds ratio | Wald | Odds ratio | Odds ratio | Wald | Odds ratio | Odds ratio | Wald | |
Beschermingsfactoren (1-10) | |||||||||
Eigenwaarde | 0,4** | 0,7** | 128,5 | 0,4** | 0,7** | 52,8 | 0,5** | 0,7** | 82,0 |
Veerkracht | 0,7** | 0,9** | 86,2 | 0,7* | 0,9** | 26,3 | 0,7** | 0,9** | 62,2 |
Sociale steun | 0,7** | 0,9** | 10,3 | 0,7** | 0,9* | 4,9 | 0,8** | 0,9* | 4,2 |
Risicofactoren (1-10) | |||||||||
Prestatiedruk eigen | 1,5** | 1,2** | 260,2 | 1,5** | 1,2** | 108,2 | 1,4** | 1,2** | 140,9 |
Prestatiedruk ander | 1,4** | 1,1** | 56,9 | 1,5** | 1,1** | 41,2 | 1,3** | 1,1** | 17,5 |
Sociale vergelijking | 1,4** | 1,1** | 14,1 | 1,5** | 1,1** | 6,7 | 1,4** | 1,0* | 5,9 |
Welzijn | |||||||||
Geluk | 0,2** | 0,6** | 48,0 | 0,1** | 0,6** | 18,2 | 0,2** | 0,6** | 23,6 |
   (ref = niet gelukkig) | |||||||||
Tevredenheid met het leven | 0,2** | 0,7** | 32,9 | 0,2** | 0,6** | 15,4 | 0,3** | 0,7** | 13,7 |
   (ref = niet tevreden) | |||||||||
Ervaren gezondheid | |||||||||
Gezondheid (zeer) goed | 0,2** | 0,5** | 57,5 | 0,1** | 0,4** | 46,8 | 0,2** | 0,6** | 15,2 |
   (ref = gaat wel / (zeer) slecht) | |||||||||
Achtergrondkenmerken | |||||||||
Leeftijd | 1,1** | 1,1** | 48,1 | 1,3** | 1,2** | 58,2 | 1,0 | 1,0 | 2,2 |
Geslacht, vrouw (ref = man) | 2,2** | 1,3** | 15,4 | 2,6** | 1,4** | 13,3 | 2,0** | 1,2* | 3,9 |
Constante | 8,6** | 35,7 | 1,0** | 0,0 | 14,7** | 19,1 | |||
Modeleigenschappen | |||||||||
Aantal respondenten | 7 823 | 3 883 | 3 940 | ||||||
Verklaarde variantie (Nagelkerke R²) | 49,7% | 53,4% | 43,5% | ||||||
** p<0,01; * p<0,05. |
20) De in de modellen voor geluk (5.2.1) en tevredenheid met het leven (5.2.2) weergegeven verbanden blijven grotendeels bestaan wanneer gecorrigeerd wordt voor het niveau van onderwijs dat jongeren volgen, met uitzondering van het verband met zelfopgelegde prestatiedruk. De samenhang van deze risicofactor met geluk en tevredenheid neemt af wanneer rekening wordt gehouden met onderwijsniveau.
21) De in het model voor stress (5.3.1) weergegeven verbanden blijven grotendeels bestaan wanneer gecorrigeerd wordt voor het niveau van onderwijs dat jongeren volgen, met uitzondering van het verband met sociale vergelijking bij de 12- tot 18-jarigen. Wanneer rekening wordt gehouden met het onderwijsniveau is dit voor deze leeftijdsgroep geen significante risicofactor voor stress.
6. Coronacrisis en jongeren
De coronacrisis heeft met de angst voor het virus, de opgelegde beperkingen en de bijbehorende maatregelen grote invloed gehad op het mentale welbevinden van de Nederlandse bevolking (De Klerk et al., 2021; Reep en Hupkens, 2021; RIVM, 2021; RIVM, Trimbos-instituut, GGD GHOR Nederland, 2021). In 2020 en 2021 zijn er verschillende coronagolven en perioden van ‘lockdown’ geweest waarin mensen zoveel mogelijk thuis moesten blijven om contacten te beperken. Scholen en universiteiten waren een tijd gesloten, en het onderwijs vond grotendeels online plaats. Er moest zoveel mogelijk thuis worden gewerkt. Er gold een negatief reisadvies en het gebruik van het openbaar vervoer werd afgeraden. Eet- en drinkgelegenheden, sportclubs en uitgaansgelegenheden waren grotendeels gesloten.
Enkele weken na de start van het onderzoek Belevingen begin februari 2021 vond de derde coronagolf plaats. Veel jongeren volgden in deze periode (deels) thuisonderwijs omdat scholen en universiteiten nog voor een deel gesloten waren, het thuiswerkadvies gold nog steeds, er waren beperkingen om thuis bezoek te ontvangen, en de avondklok was van kracht. Tegelijkertijd vonden er voorzichtige versoepelingen plaats: middelbare scholen en het mbo gingen gedeeltelijk weer open, buitensporten voor met name jongeren werd weer beperkt mogelijk, de avondklok ging iets later in (zie bijlage E voor de tijdlijn van de coronamaatregelen).
Uit recent CBS-onderzoek, gebaseerd op de Gezondheidsenquête, is gebleken dat vooral jongvolwassenen (18- tot 25-jarigen) meer dan andere leeftijdsgroepen een negatieve invloed van de coronacrisis op hun mentale gezondheid hebben ervaren (Reep en Hupkens, 2021). In de tweede helft van 2020 zei bijna de helft van hen zich tijdens de coronacrisis vaker eenzaam te voelen dan ervoor, en ongeveer een op de drie voelde zich vaker somber. Tegelijkertijd bleek dat ook het omgekeerde het vaakst bij jongvolwassenen het geval was: het percentage dat aangaf tijdens de coronacrisis juist minder vaak last te hebben van negatieve gevoelens was iets hoger dan bij andere leeftijdsgroepen. Zo voelde een kleine 10 procent van de jongvolwassenen zich minder vaak eenzaam.
Ook in Belevingen 2021 is onderzocht welke invloed het coronavirus en de opgelegde maatregelen op jongeren hebben (gehad). Eerst is aan hen gevraagd hoe de coronacrisis het leven in algemene zin heeft beïnvloed (zie paragraaf 6.1). Vervolgens is voor een aantal specifieke terreinen (bijvoorbeeld contacten met familie of met vrienden, onderwijs, werk, vrijetijdsbesteding) gevraagd in welke mate ze deze door de coronacrisis missen of gemist hebben (paragraaf 6.2). Voor welzijn, het eerste hoofdthema van deze publicatie, is onderzocht in welke mate er een samenhang bestaat tussen geluk en tevredenheid van jongeren en de invloed die ze van de coronacrisis op hun leven hebben ervaren (paragraaf 6.3). Ten slotte is voor stress, het tweede hoofdthema, gevraagd in welke mate jongeren op een aantal terreinen (school/studie, werk/bijbaan, geldzaken) door de coronacrisis vaker of juist minder vaak stress zijn gaan ervaren dan ervoor. De uitkomsten worden in paragraaf 6.4 beschreven.
6.1 Invloed coronacrisis op leven in algemeen
Bijna de helft van de jongeren (47 procent) geeft aan dat de coronacrisis hun leven in het algemeen (heel) negatief beïnvloed heeft. Een vergelijkbaar deel (43 procent) zegt dat de crisis zowel een positieve als negatieve invloed heeft gehad. Zes procent ervaart de crisis als (heel) positief en 4 procent geeft aan dat de crisis hun leven niet heeft beïnvloed.
(Heel) positief (% jongeren) | Zowel positief als negatief (% jongeren) | (Heel) negatief (% jongeren) | Geen invloed (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|
Totaal jongeren (12 tot 25 jaar) | 6,0 | 42,9 | 46,7 | 4,5 |
12 en 13 jaar | 8,4 | 56,3 | 29,3 | 6,0 |
14 en 15 jaar | 9,5 | 47,4 | 37,4 | 5,8 |
16 en 17 jaar | 6,5 | 43,4 | 45,9 | 4,2 |
18 tot 21 jaar | 4,5 | 38,7 | 53,4 | 3,5 |
21 tot 25 jaar | 4,4 | 38,6 | 52,7 | 4,2 |
Tieners (12 tot 18 jaar) | 8,0 | 48,6 | 38,1 | 5,3 |
Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) | 4,4 | 38,7 | 53,0 | 3,9 |
Tienerjongens | 9,0 | 46,8 | 37,7 | 6,4 |
Tienermeisjes | 7,0 | 50,5 | 38,4 | 4,1 |
Jonge mannen | 4,9 | 34,1 | 56,0 | 5,0 |
Jonge vrouwen | 4,0 | 43,3 | 49,9 | 2,8 |
Jongvolwassenen negatiever over invloed coronacrisis dan tieners
Van de 18- tot 25-jarigen geeft 53 procent aan dat de coronacrisis hun leven (heel) negatief beïnvloed heeft, terwijl 38 procent van de 12- tot 18-jarigen dit zegt. Dat de crisis hun leven (heel) positief beïnvloed heeft zeggen 8 procent van de tieners en 4 procent van de jongvolwassenen. Jonge mannen geven vaker aan dat de coronacrisis een (heel) negatieve invloed op hun leven heeft (gehad) dan jonge vrouwen (56 tegen 50 procent). Bij de tieners maakt geslacht geen verschil.
Te weinig contact vrienden meest genoemde reden voor negatieve beleving coronacrisis
De beantwoording van de vraag over de invloed van de coronacrisis op het leven in het algemeen kon door de respondent in een ‘open’ antwoord worden toegelicht. Jongeren die de invloed negatief ervaren vullen het vaakst in sociale contacten met vrienden te missen. Ook geven ze aan dat het thuiszitten, niet naar school kunnen en online les volgen, en niet kunnen sporten hebben bijgedragen aan hun negatieve ervaring. Jongeren die zeggen dat corona hun leven positief heeft beïnvloed, zeggen vaak dat dit komt doordat ze meer vrije tijd en meer tijd voor zichzelf hebben.
6.2 Gemis als gevolg van de coronacrisis
Behalve naar de invloed van de coronacrisis op het leven in het algemeen is de jongeren ook gevraagd in welke mate ze een aantal specifieke dingen missen of gemist hebben die door de coronacrisis niet of maar beperkt mogelijk waren. Het gaat dan om het ontmoeten van zieke of oudere familieleden, met familie of vrienden thuis afspreken, buitenshuis leuke dingen doen, naar grote evenementen gaan, sporten of hobby’s uitoefenen, naar het werk gaan, naar school of de universiteit gaan, en lichamelijke contacten met mensen buiten het eigen huishouden zoals handen schudden of knuffelen.
Vooral buitenshuis leuke dingen doen en thuis afspreken met vrienden of familie gemist in coronatijd
Twee derde (67 procent) van de jongeren heeft het heel erg gemist dat zij door de coronacrisis niet of maar beperkt leuke dingen buitenshuis konden doen zoals uitgaan, uiteten of naar de bioscoop gaan. 60 procent heeft het thuis met familie of vrienden afspreken heel erg gemist, bijvoorbeeld om te gamen of voor een etentje of feestje. Bijna de helft (47 procent) heeft het heel erg gemist om naar grote evenementen te gaan, zoals festivals, sportevenementen en concerten. Een vergelijkbaar deel miste sporten of hobby’s uitoefenen bij een club of vereniging heel erg. Lichamelijk contact met personen buiten het huishouden is door 37 procent heel erg gemist, en het bezoek aan zieke of oudere familieleden door 24 procent.
Van de jongeren die onderwijs volgen geeft 28 procent aan dat zij het heel erg gemist hebben om naar hun school of universiteit te gaan. Van de jongeren met betaald werk zegt 11 procent het niet naar werk kunnen gaan heel erg te hebben gemist. De helft van hen geeft aan dat gemis van naar het werk gaan niet van toepassing is. Mogelijk konden zij tijdens de coronacrisis gewoon blijven doorwerken op hun werkplek.
Heel erg (% jongeren) | Redelijk (% jongeren) | Niet (% jongeren) | Helemaal niet (% jongeren) | Weet niet (% jongeren) | Niet van toepassing (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|---|---|
Buitenshuis leuke dingen doen | 66,6 | 23,7 | 5,8 | 1,9 | 0,7 | 1,4 |
Met een groep vrienden / familie thuis afspreken | 60,2 | 26,7 | 6,4 | 2,5 | 1 | 3,2 |
Naar grote evenementen gaan | 46,9 | 18,8 | 14,7 | 8,7 | 1,3 | 9,7 |
Sporten of hobby's uitoefenen bij een club of vereniging | 44,2 | 23,5 | 13,7 | 6 | 1,1 | 11,5 |
Lichamelijk contact met mensen buiten het huishouden | 36,8 | 28,5 | 20,7 | 9,8 | 1,1 | 3,2 |
Naar school / universiteit gaan* | 28,4 | 39,8 | 18,1 | 8,3 | 1,2 | 4,2 |
Zieke of oudere familieleden ontmoeten | 23,8 | 34 | 15,8 | 5,8 | 3 | 17,7 |
Naar werk gaan** | 11,3 | 15,6 | 12,6 | 9,6 | 1 | 49,9 |
* Het gaat hier om leerlingen en studenten. ** Het gaat hier om jongeren met betaald werk tussen de 15 en 25 jaar. |
Jongvolwassenen vinden vaker dan tieners dat ze dingen heel erg hebben moeten missen
Voor de meeste onderzochte behoeften geldt dat jongvolwassenen vaker dan tieners vinden dat ze dingen heel erg hebben moeten missen door de coronacrisis. Het grootst is het verschil bij het naar grote evenementen gaan (55 procent van de jongvolwassenen tegen 35 procent van de tieners). Bij het bezoeken van zieke of oudere familieleden is er geen verschil in het gemis tussen jongvolwassenen en tieners.
Heel erg (% jongeren) | ||
---|---|---|
Buitenshuis leuke dingen doen | Tieners | 58,1 |
Buitenshuis leuke dingen doen | Jongvolwassenen | 72,8 |
Met een groep vrienden / familie thuis afspreken | Tieners | 51,2 |
Met een groep vrienden / familie thuis afspreken | Jongvolwassenen | 66,8 |
Naar grote evenementen gaan | Tieners | 35,0 |
Naar grote evenementen gaan | Jongvolwassenen | 55,4 |
Sporten of hobby's uitoefenen bij een club of vereniging | Tieners | 37,9 |
Sporten of hobby's uitoefenen bij een club of vereniging | Jongvolwassenen | 48,8 |
Lichamelijk contact met mensen buiten het huishouden | Tieners | 30,0 |
Lichamelijk contact met mensen buiten het huishouden | Jongvolwassenen | 41,7 |
Naar school / universiteit gaan* | Tieners | 22,1 |
Naar school / universiteit gaan* | Jongvolwassenen | 35,3 |
Zieke of oudere familieleden ontmoeten | Tieners | 22,7 |
Zieke of oudere familieleden ontmoeten | Jongvolwassenen | 24,6 |
Naar werk gaan** | Tieners | 5,8 |
Naar werk gaan** | Jongvolwassenen | 13,0 |
* Het gaat hier om leerlingen en studenten. ** Het gaat hier om jongeren met betaald werk tussen de 15 en 25 jaar. |
Gemis door coronacrisis grootst onder jonge vrouwen
Vooral jonge vrouwen geven relatief vaak aan dat zij dingen die door de coronacrisis niet of maar beperkt mogelijk waren, heel erg hebben gemist. Zo heeft 79 procent van hen het heel erg gemist om buitenshuis leuke dingen te doen, tegen 67 procent van de jonge mannen, 65 procent van de tienermeisjes en 51 procent van de tienerjongens. Als het gaat om naar grote evenementen gaan, het sporten en hobby’s uitoefenen in clubverband, en naar het werk gaan zijn er geen verschillen tussen jonge vrouwen en jonge mannen (zie maatwerktabel).
Hoe hoger het niveau van het onderwijs, hoe hoger het gemis van school of universiteit
Met het stijgen van het onderwijsniveau22) stijgt het percentage dat het naar school of universiteit gaan heel erg heeft gemist in coronatijd. Dit geldt vooral voor het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs. Van de wo-studenten zegt 52 procent hun universiteit heel erg te hebben gemist toen zij daar vanwege de coronacrisis niet naartoe konden. Van de hbo-studenten heeft 40 procent het naar school gaan heel erg gemist en van de mbo-studenten 26 procent.
Bij de andere dingen die gemist zijn door de coronacrisis bestaan geen eenduidige verschillen naar onderwijsniveau (zie maatwerktabel).
Heel erg (% leerlingen / studenten) | Redelijk (% leerlingen / studenten) | Niet (% leerlingen / studenten) | Helemaal niet (% leerlingen / studenten) | Weet niet (% leerlingen / studenten) | Niet van toepassing (% leerlingen / studenten) | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | ||||||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 12,7 | 34,2 | 28,2 | 14,8 | 2,8 | 7,2 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 13,7 | 39,5 | 26,2 | 12,9 | 3,0 | 4,7 |
12 tot 17 jaar | Havo | 13,4 | 45,2 | 21,7 | 14,5 | 2,0 | 3,2 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 19,1 | 47,1 | 23,7 | 9,5 | 0,3 | 0,3 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | ||||||
18 tot 22 jaar | Mbo | 25,5 | 41,9 | 18,8 | 7,4 | 0,9 | 5,5 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 40,4 | 43,0 | 11,0 | 3,3 | 0,6 | 1,7 |
18 tot 22 jaar | Wo | 51,5 | 30,9 | 9,2 | 3,7 | 2,2 | 2,4 |
6.3 Coronacrisis en welzijn jongeren
Er zijn sterke aanwijzingen dat de geluks- en tevredenheidsgevoelens tijdens de coronacrisis verslechterd zijn, met name bij jongeren. De Gezondheidsenquête (gehouden onder de 12-plus bevolking) laat zien dat tussen het eerste kwartaal van 2020 (toen de crisis uitbrak) en het eerste kwartaal van 2021 het percentage 12- tot 18-jarigen dat zich ongelukkig voelde steeg van 11 naar 16 procent en het percentage 18- tot 25-jarigen dat zich ongelukkig voelde van 18 naar 27 procent23). In de totale (12-plus) bevolking veranderde het percentage ongelukkigen nauwelijks (van 19 naar 21 procent) (Reep en Hupkens, 2021).
Uit het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn (gehouden onder de 18-plus bevolking) blijkt dat het percentage 18- tot 25-jarigen dat gelukkig is tussen 2019 en 2020 afnam van 88 naar 84 procent en het percentage dat tevreden met het leven is afnam van 86 naar 81 procent. Ook volgens dit onderzoek daalden de geluks- en tevredenheidspercentages in de totale bevolking minder (voor geluk van 89 naar 87 procent en voor tevredenheid met het leven van 87 naar 85 procent) (CBS StatLine, 2021a).
Op basis van data uit het onderzoek Belevingen 2021 is het mogelijk meer informatie te verschaffen over de relatie tussen het welzijn van jongeren en de impact die ze van de coronacrisis hebben ervaren. Figuur 6.3.1 laat zien hoe het welzijn van jongeren en met name hun geluk en tevredenheid samenhangen met de invloed die ze van de coronacrisis op hun dagelijks leven hebben ervaren. Hierbij moet opgemerkt worden dat het niet om een causaal verband gaat. Het kan zo zijn dat bijvoorbeeld de jongeren die de invloed van de coronacrisis op hun leven als negatief hebben ervaren minder gelukkig en tevreden zijn (geworden). Maar omgekeerd is het ook mogelijk dat jongeren die minder gelukkig of tevreden zijn eerder een negatieve invloed van de coronacrisis op hun leven ervaren.
Negatieve invloed van corona, minder welzijn; positieve invloed corona, meer welzijn
Jongeren die een (heel) positieve invloed van de coronacrisis op hun leven hebben ervaren, zijn gelukkiger en ook tevredener dan jongeren die de crisis als (heel) negatief hebben beleefd: het percentage dat gelukkig is bedraagt 82 tegen 65 procent en het percentage dat tevreden is met het leven 79 tegen 57 procent. Een vergelijkbaar verschil in de tevredenheid is er over de tijd met vrienden (60 tegen 38 procent). Op de andere terreinen zijn de verschillen minder groot of vrijwel afwezig.
(Heel) positieve invloed corona (% jongeren) | (Heel) negatieve invloed corona (% jongeren) | |
---|---|---|
Gelukkig | 81,9 | 65,2 |
Tevreden met het leven | 78,5 | 56,8 |
Tevreden over school of opleiding* | 76,6 | 66,5 |
Tevreden over werk of bijbaan** | 80,3 | 74,5 |
Tevreden over hoeveelheid vrije tijd | 68,4 | 58,1 |
Tevreden over vrienden | 81,3 | 80,1 |
Tevreden over hoeveelheid tijd met vrienden | 59,5 | 38,1 |
Tevreden over hoeveelheid geld voor persoonlijke dingen | 68,7 | 60,2 |
Tevreden over uiterlijk | 77,1 | 69,3 |
*Het gaat hier om leerlingen en studenten. **Het gaat hier om jongeren met betaald werk tussen de 15 en 25 jaar. |
De (kleinere) groep jongeren die een positieve invloed van corona heeft ervaren, heeft een andere samenstelling dan de (grotere) groep die een negatieve invloed heeft ervaren. Daarom is in een (logistische regressie-)analyse gecontroleerd of de samenhangen in figuur 6.3.1 blijven bestaan wanneer gecorrigeerd wordt voor verschillen tussen beide groepen naar achtergrondkenmerken (leeftijd, geslacht en ervaren gezondheid) en naar risico- en beschermende factoren (prestatiedruk, sociale vergelijking en zelfbeeld, veerkracht, eigenwaarde en sociale steun). Ook na correctie blijven de gevonden verschillen tussen beide groepen bestaan.
6.4 Coronacrisis en stress jongeren
Ook de stressgevoelens van jongeren en met name van jongvolwassenen hebben zich tijdens de coronacrisis en dan vooral in de eerste helft van 2021 ongunstig ontwikkeld. Reep en Hupkens (2021) hebben met behulp van de Mental Health Inventory-5 vragenset in de Gezondheidsenquête in beeld gebracht hoe de mentale gezondheid van de Nederlandse bevolking zich ontwikkelt. De MHI bestaat uit 5 vragen over hoe men zich in de afgelopen 4 weken heeft gevoeld, waaronder de vraag ‘Voelde u zich kalm en rustig?’ met als antwoordopties: voortdurend, meestal, vaak, soms, zelden of nooit. Hoewel hiermee dus onrustgevoelens en niet rechtstreeks stress gemeten worden, kunnen de uitkomsten gezien worden als een indicator hiervoor. De kwartaalcijfers van de afgelopen jaren laten zien – rekening houdend met eventuele seizoensinvloeden waarbij naar hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar is gekeken – dat het percentage dat onrustgevoelens ervaart in de eerste kwartalen van 2021 hoger ligt dan daarvoor, met name bij jongvolwassenen.
Totaal (%) | 12 tot 18 jaar (%) | 18 tot 25 jaar (%) | 25 jaar of ouder (%) | |
---|---|---|---|---|
2019 kwartaal 1 | 18 | 20,2 | 12,6 | 18,4 |
2019 kwartaal 2 | 18 | 15,7 | 17,9 | 18,3 |
2019 kwartaal 3 | 16,7 | 16,2 | 16,9 | 16,7 |
2019 kwartaal 4 | 18,1 | 18,6 | 15,4 | 18,4 |
2020 kwartaal 1 | 19 | 16,8 | 18,1 | 19,4 |
2020 kwartaal 2 | 18,5 | 18,2 | 18,2 | 18,6 |
2020 kwartaal 3 | 15,4 | 13,6 | 17,9 | 15,3 |
2020 kwartaal 4 | 18,9 | 22,1 | 17,3 | 18,8 |
2021 kwartaal 1** | 18,1 | 19,7 | 25,7 | 17,1 |
2021 kwartaal 2** | 21,9 | 23,9 | 28 | 20,9 |
*Het betreft het percentage dat zich in de afgelopen 4 weken soms, zelden of nooit kalm en rustig voelde. ** Voorlopige cijfers |
In de Gezondheidsenquête is in de tweede helft van 2020 ook gevraagd of men zich tijdens de coronacrisis vaker of minder vaak gestrest voelde dan ervoor. Jongvolwassenen zeiden het vaakst dat zij tijdens de coronacrisis meer stress zijn gaan ervaren: ruim 30 procent van de 18- tot 25-jarigen gaven aan dat ze zich tijdens de coronacrisis vaker gestrest voelden dan voorheen; dit is meer dan de meeste andere leeftijdsgroepen. Een kleinere groep van ruim 10 procent daarentegen rapporteerde juist minder stressgevoelens.
In het onderzoek Belevingen 2021 is jongeren ook gevraagd of ze door de coronacrisis vaker of minder vaak stress zijn gaan ervaren dan ervoor, maar dan voor een drietal specifieke terreinen: stress over school/studie, stress over werk/bijbaan, en stress over geldzaken.
Bijna de helft heeft meer school- of studiestress door coronacrisis
Om coronabesmettingen tegen te gaan moesten scholen en universiteiten tijdelijk hun deuren sluiten. Veel leerlingen en studenten kregen digitaal onderwijs en toetsen werden vaak online afgenomen. De coronacrisis en bijbehorende maatregelen hebben impact gehad op de school- en studiestress van jongeren. Bijna de helft van de leerlingen en studenten (48 procent) geeft aan door de coronacrisis vaker stress te hebben (gehad) dan ervoor (zie maatwerktabel). Een kwart heeft even vaak stress en 17 procent minder vaak. Zeven procent zegt dat de vraag over de invloed van de coronacrisis voor hen niet van toepassing is en 3 procent van de leerlingen en studenten heeft geen antwoord gegeven op deze vraag.
In het voortgezet onderwijs geven havisten relatief vaak aan dat zij door de coronacrisis vaker stress over school hebben dan ervoor. In het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs geven mbo- en hbo-studenten dit vaker aan dan wo-studenten.
Vaker dan ervoor (% leerlingen / studenten) | Even vaak (% leerlingen / studenten) | Minder vaak dan ervoor (% leerlingen / studenten) | Niet van toepassing / nooit stress over school of studie (% leerlingen / studenten) | Geen antwoord (% leerlingen / studenten) | ||
---|---|---|---|---|---|---|
12 tot 17 jaar | Voortgezet onderwijs | |||||
12 tot 17 jaar | Vmbo basis-/ kaderberoeps | 37,4 | 24,7 | 19,2 | 14,0 | 4,8 |
12 tot 17 jaar | Vmbo gemengd/ theoretisch | 47,0 | 22,2 | 20,4 | 8,2 | 2,3 |
12 tot 17 jaar | Havo | 51,0 | 21,3 | 22,7 | 3,9 | 1,0 |
12 tot 17 jaar | Vwo | 43,1 | 27,5 | 22,8 | 4,6 | 2,0 |
18 tot 22 jaar | Middelbaarberoeps- of hoger onderwijs | |||||
18 tot 22 jaar | Mbo | 50,9 | 24,2 | 13,5 | 7,9 | 3,5 |
18 tot 22 jaar | Hbo | 53,7 | 28,3 | 12,4 | 3,6 | 2,0 |
18 tot 22 jaar | Wo | 42,2 | 34,9 | 18,0 | 1,9 | 2,9 |
Kwart werkende jongeren meer werkstress door coronacrisis
Door de coronacrisis werd thuiswerken de norm, tenzij dit niet kon, en kregen veel branches harde klappen te verwerken. Een kwart (24 procent) van de werkende jongeren tussen de 15 en 25 jaar geeft aan door de coronacrisis vaker werkstress te hebben (gehad) dan ervoor (zie maatwerktabel)24). Bijna drie op de tien jongeren (29 procent) had even vaak werkstress en ruim een op de tien (13 procent) had hier juist minder last van dan voor de coronacrisis. Ruim een kwart van de jongeren (27 procent) geeft aan dat de vraag over de impact van de coronacrisis op hen niet van toepassing is bijvoorbeeld omdat zij nooit werkstress hebben. De rest heeft geen antwoord gegeven op deze vraag.
Vaker dan ervoor (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Even vaak (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Minder vaak dan ervoor (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Niet van toepassing / nooit stress over werk of bijbaan (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | Geen antwoord (% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 23,9 | 29,2 | 13,1 | 26,9 | 6,9 |
Werk is geen bijbaan | 31,7 | 32,2 | 12,7 | 15,9 | 7,5 |
Werk is een bijbaan | 16,6 | 26,4 | 13,5 | 37,1 | 6,4 |
Het percentage dat aangeeft dat de werkstress is toegenomen door de coronacrisis is bijna twee keer zo groot bij jongeren met betaald werk als bij jongeren met een bijbaan (32 tegen 17 procent). De impact van de coronacrisis op de werkstress is ook groter voor jongeren die meer uren werken. Ook jongeren met een vast urencontract en jongeren die op zoek zijn naar ander werk geven vaker aan meer stress door de coronacrisis te ervaren (zie maatwerktabel).
Kwart jongvolwassenen vaker stress over geld door coronacrisis
Van alle jongeren zegt 16 procent vaker stress over geld te hebben (gehad) door de coronacrisis. 22 procent geeft aan dat dit even vaak voorkwam en 13 procent dat het minder vaak voorkwam dan voor de crisis. Ruim 40 procent van hen, en met name de tieners (63 procent) zeggen dat de vraag over de invloed van de coronacrisis op stress over geld op hen niet van toepassing is, bijvoorbeeld omdat ze hier (überhaupt) nooit stress over hebben. Voor de jongvolwassenen ligt dit anders: bijna een kwart (24 procent) van hen heeft vaker stress over geldzaken (gehad) dan voor de coronacrisis, ruim een kwart (28 procent) ervaart even vaak stress, en bij 16 procent is deze stress juist verminderd. De groep die aangeeft dat de vraag op hen niet van toepassing is, is hier met ruim een kwart duidelijk kleiner.
Vaker dan ervoor (% jongeren) | Even vaak (% jongeren) | Minder vaak dan ervoor (% jongeren) | Niet van toepassing / nooit stress over geldzaken (% jongeren) | Geen antwoord (% jongeren) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 16,4 | 22 | 13 | 42,3 | 6,3 |
12 tot 18 jaar | 5,7 | 13,3 | 9,2 | 63,5 | 8,3 |
18 tot 25 jaar | 24,3 | 28,3 | 15,7 | 26,8 | 4,9 |
23) In de Gezondheidsenquête is met behulp van de Mental Health Inventory-5 vragenset onder andere gevraagd in welke mate men zich in de afgelopen vier weken gelukkig voelde. Respondenten konden kiezen uit de volgende 6 antwoordcategorieën: voortdurend, meestal, vaak, soms, zelden of nooit. Weergegeven is hier het percentage dat aangaf zich soms, zelden of nooit gelukkig te voelen.
24) Uitkomsten op basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (CBS, 2021b) laten vooralsnog niet zien dat tijdens de coronacrisis (eind 2020) meer jongen psychisch vermoeid waren door het werk dan voor de coronacrisis (eind 2019).
Bijlage A. Tabellen
Deze bijlage bevat een achttal tabellen met de belangrijkste totaalcijfers uit deze publicatie. Alle tabellen zijn gebaseerd op het onderzoek Belevingen 2021.
2. Welzijn
Rapportcijfer (1-10) | Schatting | Ondergrens | Bovengrens | |
---|---|---|---|---|
gemiddelde | % jongeren | |||
Geluk | 7,3 | |||
Gelukkig | 75,2 | 74,2 | 76,2 | |
Niet gelukkig, niet ongelukkig | 18,9 | 18,0 | 19,9 | |
Ongelukkig | 5,9 | 5,4 | 6,5 | |
Tevredenheid met het leven | 7,1 | |||
Tevreden | 69,0 | 67,9 | 70,1 | |
Niet tevreden, niet ontevreden | 21,6 | 20,7 | 22,6 | |
Ontevreden | 9,4 | 8,7 | 10,1 | |
Tevredenheid over hoeveelheid vrije tijd | 6,9 | |||
Tevreden | 64,7 | 63,6 | 65,9 | |
Niet tevreden, niet ontevreden | 23,4 | 22,4 | 24,4 | |
Ontevreden | 11,9 | 11,1 | 12,7 | |
Tevredenheid over vrienden | 7,9 | |||
Tevreden | 82,3 | 81,4 | 83,2 | |
Niet tevreden, niet ontevreden | 11,4 | 10,7 | 12,2 | |
Ontevreden | 6,2 | 5,7 | 6,9 | |
Tevredenheid over hoeveelheid tijd met vrienden | 6,0 | |||
Tevreden | 46,8 | 45,7 | 48,0 | |
Niet tevreden, niet ontevreden | 26,9 | 25,9 | 28,0 | |
Ontevreden | 26,3 | 25,2 | 27,3 | |
Tevredenheid over hoeveelheid geld voor persoonlijke dingen | 7,0 | |||
Tevreden | 66,8 | 65,7 | 67,9 | |
Niet tevreden, niet ontevreden | 18,4 | 17,4 | 19,3 | |
Ontevreden | 14,8 | 14,0 | 15,7 | |
Tevredenheid over uiterlijk | 7,2 | |||
Tevreden | 71,9 | 70,8 | 72,9 | |
Niet tevreden, niet ontevreden | 20,5 | 19,6 | 21,4 | |
Ontevreden | 7,6 | 7,0 | 8,3 | |
% leerlingen/ studenten | ||||
Tevredenheid over school of opleiding | 7,2 | |||
Tevreden | 71,7 | 70,6 | 72,8 | |
Niet tevreden, niet ontevreden | 20,9 | 19,9 | 22,0 | |
Ontevreden | 7,4 | 6,7 | 8,0 | |
% 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk | ||||
Tevredenheid over werk of bijbaan | 7,5 | |||
Tevreden | 78,1 | 76,7 | 79,5 | |
Niet tevreden, niet ontevreden | 17,0 | 15,8 | 18,3 | |
Ontevreden | 4,9 | 4,2 | 5,7 | |
3. Stress
Schatting | Ondergrens | Bovengrens | |
---|---|---|---|
Stress over school of studie | % leerlingen en studenten | ||
Nooit | 11,0 | 10,2 | 11,8 |
Soms | 38,4 | 37,2 | 39,7 |
Regelmatig | 25,2 | 24,1 | 26,3 |
Vaak | 25,4 | 24,3 | 26,5 |
Stress over mijn werk of bijbaan | % 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk | ||
Nooit | 37,3 | 35,7 | 38,9 |
Soms | 42,2 | 40,5 | 43,8 |
Regelmatig | 13,1 | 12,0 | 14,4 |
Vaak | 7,4 | 6,5 | 8,4 |
Stress over het zoeken naar werk | % 15- tot 25-jarige jongeren die actief op zoek zijn naar (ander) betaald werk | ||
Nooit | 18,4 | 15,5 | 21,7 |
Soms | 33,6 | 29,8 | 37,7 |
Regelmatig | 21,0 | 17,7 | 24,6 |
Vaak | 27,0 | 23,4 | 31,0 |
Stress over verkering of relatie | % jongeren met verkering of een relatie | ||
Nooit | 50,1 | 48,0 | 52,3 |
Soms | 39,2 | 37,1 | 41,4 |
Regelmatig | 6,7 | 5,7 | 7,9 |
Vaak | 2,8 | 2,2 | 3,7 |
Geen antwoord | 1,1 | 0,7 | 1,7 |
Stress over verkering of relatie | % jongeren zonder verkering of een relatie | ||
Nooit | 61,0 | 59,7 | 62,3 |
Soms | 17,5 | 16,4 | 18,5 |
Regelmatig | 5,3 | 4,7 | 6,0 |
Vaak | 3,9 | 3,4 | 4,5 |
Geen antwoord | 12,3 | 11,5 | 13,3 |
Stress over geldzaken | % jongeren | ||
Nooit | 57,7 | 56,6 | 58,9 |
Soms | 23,7 | 22,7 | 24,8 |
Regelmatig | 8,6 | 8,0 | 9,3 |
Vaak | 9,9 | 9,2 | 10,7 |
Stress over vrienden | |||
Nooit | 54,8 | 53,6 | 55,9 |
Soms | 35,0 | 33,9 | 36,1 |
Regelmatig | 7,5 | 6,9 | 8,1 |
Vaak | 2,8 | 2,4 | 3,2 |
Stress over relatie met ouder(s)/verzorger(s) | |||
Nooit | 63,0 | 61,9 | 64,1 |
Soms | 25,4 | 24,4 | 26,5 |
Regelmatig | 7,1 | 6,5 | 7,8 |
Vaak | 4,4 | 3,9 | 4,9 |
Stress over social media | |||
Nooit | 68,6 | 67,5 | 69,7 |
Soms | 23,1 | 22,2 | 24,1 |
Regelmatig | 5,4 | 4,9 | 6,0 |
Vaak | 2,8 | 2,5 | 3,3 |
Stress over mijn toekomst | |||
Nooit | 26,4 | 25,4 | 27,4 |
Soms | 37,2 | 36,1 | 38,3 |
Regelmatig | 19,1 | 18,2 | 20,0 |
Vaak | 17,3 | 16,4 | 18,2 |
Stress over mijn uiterlijk | |||
Nooit | 42,2 | 41,0 | 43,3 |
Soms | 38,6 | 37,5 | 39,7 |
Regelmatig | 11,4 | 10,6 | 12,1 |
Vaak | 7,9 | 7,3 | 8,5 |
Stress over teveel dingen te doen/druk leven | |||
Nooit | 12,5 | 11,7 | 13,3 |
Soms | 47,0 | 45,9 | 48,2 |
Regelmatig | 21,7 | 20,8 | 22,7 |
Vaak | 18,7 | 17,9 | 19,7 |
Stress over iets anders | |||
Nooit | 38,2 | 37,1 | 39,3 |
Soms | 22,2 | 21,3 | 23,2 |
Regelmatig | 8,9 | 8,3 | 9,6 |
Vaak | 7,4 | 6,8 | 8,1 |
Geen antwoord | 23,2 | 22,2 | 24,2 |
Schatting | Ondergrens | Bovengrens | |
---|---|---|---|
Weleens stress over school of studie vanwege… | % leerlingen en studenten | ||
Ik wil goede cijfers/studieresultaten halen | 55,6 | 54,3 | 56,8 |
Te veel huiswerk of lesstof | 35,4 | 34,2 | 36,5 |
Mijn ouders verwachten te veel van me | 8,2 | 7,5 | 8,9 |
Achterstand op school of studievertraging | 24,5 | 23,4 | 25,6 |
Ik vind sommige vakken te moeilijk | 21,2 | 20,3 | 22,3 |
Twijfel over studiekeuze | 16,6 | 15,7 | 17,6 |
Ik word gepest | 0,7 | 0,5 | 0,9 |
Iets anders | 12,4 | 11,5 | 13,2 |
Weleens stress over werk of bijbaan vanwege… | % 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk | ||
Hoge werkdruk door te veel of te moeilijk werk | 14,6 | 13,4 | 15,9 |
Ik verwacht te veel van mezelf | 26,6 | 25,2 | 28,2 |
Mijn leidinggevende verwacht te veel van me | 4,9 | 4,2 | 5,6 |
Ik ben bang om fouten te maken | 23,9 | 22,5 | 25,4 |
Ik kan het niet goed vinden met leidinggevende en/of sommige collega’s | 4,8 | 4,1 | 5,6 |
Ik ben bang om mijn baan te verliezen | 5,7 | 4,9 | 6,6 |
Ik word gepest | 0,0 | 0,0 | 0,3 |
Iets anders | 13,1 | 12,0 | 14,3 |
Weleens stress over geldzaken vanwege… | % jongeren | ||
Te weinig geld voor vaste uitgaven | 7,6 | 7,0 | 8,4 |
Te weinig geld voor persoonlijke dingen | 20,0 | 19,1 | 21,0 |
Studieschuld | 12,4 | 11,7 | 13,3 |
Andere lening / geldschuld | 2,7 | 2,3 | 3,2 |
Iets anders | 11,0 | 10,3 | 11,8 |
Weleens stress over vrienden vanwege… | |||
Ik heb geen of weinig vrienden | 5,1 | 4,6 | 5,7 |
Ik heb geen of weinig goede vrienden | 8,1 | 7,5 | 8,8 |
Ruzie met vrienden | 4,0 | 3,6 | 4,5 |
Ik spreek of zie mijn vrienden weinig | 23,6 | 22,7 | 24,6 |
Ik voel me buitengesloten | 5,3 | 4,8 | 5,9 |
Iets anders | 11,0 | 10,3 | 11,8 |
Weleens stress over eigen toekomst vanwege… | |||
Onzekerheid over werk, baankansen of het krijgen van een vast contract | 35,9 | 34,8 | 37,0 |
Onzekerheid over woonsituatie / moeilijk om een (koop)woning te vinden | 26,2 | 25,2 | 27,3 |
Onzekerheid over het vinden van een partner | 15,6 | 14,7 | 16,4 |
Financiële onzekerheid | 21,1 | 20,2 | 22,1 |
De verandering van het klimaat | 15,6 | 14,7 | 16,4 |
Iets anders | 20,1 | 19,2 | 21,0 |
4. Risico- en beschermende factoren
Schatting | Ondergrens | Bovengrens | |
---|---|---|---|
Prestatiedruk | % jongeren | ||
Hoe vaak druk om aan eigen verwachtingen te voldoen | |||
Vaak | 25,0 | 24,0 | 26,1 |
Regelmatig | 27,2 | 26,2 | 28,3 |
Soms | 36,1 | 35,0 | 37,2 |
Nooit | 11,7 | 10,9 | 12,4 |
Hoe vaak druk om aan andermans verwachtingen te voldoen | |||
Vaak | 17,7 | 16,8 | 18,6 |
Regelmatig | 22,4 | 21,4 | 23,4 |
Soms | 39,3 | 38,2 | 40,5 |
Nooit | 20,7 | 19,7 | 21,6 |
Sociale vergelijking en zelfbeeld | |||
Mijn zelfbeeld hangt af van wat anderen van me vinden | |||
Niet waar | 42,1 | 41,0 | 43,3 |
Beetje waar | 47,7 | 46,5 | 48,8 |
Zeker waar | 10,2 | 9,5 | 10,9 |
Ik vergelijk mezelf vaak met anderen | |||
Niet waar | 36,8 | 35,7 | 38,0 |
Beetje waar | 41,6 | 40,5 | 42,8 |
Zeker waar | 21,5 | 20,6 | 22,5 |
Ik heb het gevoel dat ik perfect moet zijn | |||
Niet waar | 52,0 | 50,8 | 53,2 |
Beetje waar | 29,4 | 28,4 | 30,5 |
Zeker waar | 18,6 | 17,7 | 19,5 |
Schatting | Ondergrens | Bovengrens | |
---|---|---|---|
Ik kan mijn eigen keuzes maken in het leven | % jongeren | ||
Niet waar | 1,3 | 1,1 | 1,6 |
Beetje waar | 21,9 | 21,0 | 22,9 |
Zeker waar | 76,8 | 75,8 | 77,8 |
Ik mag fouten maken van mezelf | |||
Niet waar | 11,9 | 11,2 | 12,7 |
Beetje waar | 44,1 | 43,0 | 45,3 |
Zeker waar | 44,0 | 42,9 | 45,2 |
Anderen accepteren het als ik fouten maak | |||
Niet waar | 3,9 | 3,4 | 4,4 |
Beetje waar | 38,4 | 37,3 | 39,6 |
Zeker waar | 57,7 | 56,6 | 58,9 |
Ik accepteer mezelf zoals ik ben | |||
Niet waar | 6,5 | 5,9 | 7,1 |
Beetje waar | 30,4 | 29,4 | 31,5 |
Zeker waar | 63,1 | 62,0 | 64,2 |
Ik kan mezelf zijn | |||
Niet waar | 2,9 | 2,5 | 3,3 |
Beetje waar | 22,9 | 21,9 | 23,9 |
Zeker waar | 74,3 | 73,2 | 75,3 |
Ik heb veel zelfvertrouwen | |||
Niet waar | 16,0 | 15,2 | 16,9 |
Beetje waar | 45,3 | 44,2 | 46,5 |
Zeker waar | 38,6 | 37,5 | 39,8 |
Ik ben tevreden met wat ik heb | |||
Niet waar | 3,4 | 3,0 | 3,9 |
Beetje waar | 24,5 | 23,5 | 25,5 |
Zeker waar | 72,1 | 71,0 | 73,1 |
Ik durf te zeggen wat ik denk | |||
Niet waar | 6,8 | 6,2 | 7,4 |
Beetje waar | 35,5 | 34,4 | 36,6 |
Zeker waar | 57,7 | 56,6 | 58,9 |
Ik kan gemakkelijk ontspannen | |||
Niet waar | 17,8 | 16,9 | 18,7 |
Beetje waar | 40,8 | 39,7 | 42,0 |
Zeker waar | 41,4 | 40,2 | 42,5 |
Ik bepaal zelf waar ik mijn vrije tijd aan besteed | |||
Niet waar | 2,5 | 2,1 | 2,9 |
Beetje waar | 22,3 | 21,3 | 23,3 |
Zeker waar | 75,2 | 74,2 | 76,2 |
Ik heb genoeg tijd voor mezelf | |||
Niet waar | 8,8 | 8,2 | 9,5 |
Beetje waar | 37,3 | 36,2 | 38,4 |
Zeker waar | 53,9 | 52,7 | 55,1 |
Ik kan makkelijk keuzes maken | |||
Niet waar | 21,5 | 20,6 | 22,5 |
Beetje waar | 47,4 | 46,3 | 48,6 |
Zeker waar | 31,0 | 29,9 | 32,1 |
Schatting | Ondergrens | Bovengrens | |
---|---|---|---|
Veerkracht | % jongeren | ||
Als er iets vervelends gebeurt, blijf ik daar lang over nadenken of piekeren | |||
(Helemaal) eens | 55,2 | 54,1 | 56,4 |
Niet eens, niet oneens | 27,0 | 26,0 | 28,1 |
(Helemaal) oneens | 17,7 | 16,9 | 18,7 |
Ik heb veel tijd nodig om over tegenslagen in mijn leven heen te komen | |||
(Helemaal) eens | 30,3 | 29,2 | 31,4 |
Niet eens, niet oneens | 29,8 | 28,8 | 30,9 |
(Helemaal) oneens | 39,9 | 38,7 | 41,0 |
Ik vind het moeilijk om me door stressvolle gebeurtenissen heen te slaan | |||
(Helemaal) eens | 34,3 | 33,2 | 35,4 |
Niet eens, niet oneens | 29,5 | 28,4 | 30,6 |
(Helemaal) oneens | 36,2 | 35,1 | 37,3 |
Sociale steun | |||
Ik heb iemand met wie ik kan praten als ik het moeilijk heb | |||
(Helemaal) eens | 86,3 | 85,5 | 87,1 |
Niet eens, niet oneens | 8,0 | 7,4 | 8,6 |
(Helemaal) oneens | 5,7 | 5,1 | 6,3 |
Ik heb iemand die ik vertrouw | |||
(Helemaal) eens | 92,4 | 91,8 | 93,0 |
Niet eens, niet oneens | 4,7 | 4,2 | 5,2 |
(Helemaal) oneens | 2,9 | 2,5 | 3,4 |
Mijn vrienden staan voor me klaar als ik ze nodig heb | |||
(Helemaal) eens | 84,7 | 83,8 | 85,6 |
Niet eens, niet oneens | 11,5 | 10,8 | 12,3 |
(Helemaal) oneens | 3,8 | 3,3 | 4,3 |
Mijn ouder(s)/ verzorger(s) staan voor me klaar als ik ze nodig heb | |||
(Helemaal) eens | 91,5 | 90,7 | 92,1 |
Niet eens, niet oneens | 5,9 | 5,3 | 6,5 |
(Helemaal) oneens | 2,7 | 2,3 | 3,1 |
6. Coronacrisis
Schatting | Ondergrens | Bovengrens | |
---|---|---|---|
Ervaren invloed coronacrisis op dagelijks leven | % jongeren | ||
(Heel) positief | 6,0 | 5,4 | 6,5 |
Positief en negatief | 42,9 | 41,7 | 44,0 |
(Heel) negatief | 46,7 | 45,5 | 47,8 |
Geen invloed | 4,5 | 4,0 | 5,0 |
Invloed coronacrisis op stress over werk/bijbaan | % 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk | ||
Vaker dan ervoor | 23,9 | 22,4 | 25,3 |
Even vaak | 29,2 | 27,7 | 30,7 |
Minder vaak dan ervoor | 13,1 | 12,0 | 14,3 |
Niet van toepassing | 26,9 | 25,5 | 28,4 |
Geen antwoord | 6,9 | 6,1 | 7,8 |
Invloed coronacrisis op stress over school/studie | % leerlingen/ studenten | ||
Vaker dan ervoor | 47,6 | 46,4 | 48,8 |
Even vaak | 25,2 | 24,2 | 26,3 |
Minder vaak dan ervoor | 17,1 | 16,2 | 18,0 |
Niet van toepassing | 6,9 | 6,2 | 7,5 |
Geen antwoord | 3,2 | 2,8 | 3,7 |
Invloed coronacrisis op stress over geldzaken | % jongeren | ||
Vaker dan ervoor | 16,4 | 15,5 | 17,3 |
Even vaak | 22,0 | 21,0 | 23,0 |
Minder vaak dan ervoor | 13,0 | 12,2 | 13,8 |
Niet van toepassing | 42,3 | 41,2 | 43,4 |
Geen antwoord | 6,3 | 5,8 | 6,9 |
Schatting | Ondergrens | Bovengrens | |
---|---|---|---|
Zieke of oudere familieleden ontmoeten | % jongeren | ||
Heel erg | 23,8 | 22,8 | 24,8 |
Redelijk | 34,0 | 32,9 | 35,1 |
Niet | 15,8 | 14,9 | 16,6 |
Helemaal niet | 5,8 | 5,2 | 6,4 |
Weet niet | 3,0 | 2,6 | 3,4 |
Niet van toepassing | 17,7 | 16,8 | 18,6 |
Met een groep vrienden/familie thuis afspreken | |||
Heel erg | 60,2 | 59,1 | 61,4 |
Redelijk | 26,7 | 25,7 | 27,7 |
Niet | 6,4 | 5,9 | 7,0 |
Helemaal niet | 2,5 | 2,2 | 2,9 |
Weet niet | 1,0 | 0,8 | 1,3 |
Niet van toepassing | 3,2 | 2,8 | 3,6 |
Buitenshuis leuke dingen te doen | |||
Heel erg | 66,6 | 65,5 | 67,7 |
Redelijk | 23,7 | 22,8 | 24,7 |
Niet | 5,8 | 5,3 | 6,3 |
Helemaal niet | 1,9 | 1,6 | 2,2 |
Weet niet | 0,7 | 0,5 | 0,9 |
Niet van toepassing | 1,4 | 1,1 | 1,7 |
Naar grote evenementen gaan | |||
Heel erg | 31,3 | 28,7 | 33,9 |
Redelijk | 20,7 | 18,5 | 23,1 |
Niet | 18,7 | 16,6 | 21,0 |
Helemaal niet | 11,5 | 9,8 | 13,4 |
Weet niet | 1,6 | 1,1 | 2,5 |
Niet van toepassing | 16,2 | 14,2 | 18,4 |
Sporten of hobby’s uitoefenen bij een club of vereniging | |||
Heel erg | 44,2 | 43,1 | 45,4 |
Redelijk | 23,5 | 22,6 | 24,5 |
Niet | 13,7 | 12,9 | 14,5 |
Helemaal niet | 6,0 | 5,5 | 6,6 |
Weet niet | 1,1 | 0,8 | 1,3 |
Niet van toepassing | 11,5 | 10,8 | 12,2 |
Lichamelijk contact met mensen buiten het huishouden | |||
Heel erg | 36,8 | 35,7 | 37,9 |
Redelijk | 28,5 | 27,5 | 29,6 |
Niet | 20,7 | 19,7 | 21,6 |
Helemaal niet | 9,8 | 9,1 | 10,5 |
Weet niet | 1,1 | 0,9 | 1,4 |
Niet van toepassing | 3,2 | 2,8 | 3,6 |
Naar het werk gaan | % 15- tot 25-jarige jongeren met betaald werk | ||
Heel erg | 11,3 | 10,2 | 12,5 |
Redelijk | 15,6 | 14,4 | 16,9 |
Niet | 12,6 | 11,5 | 13,8 |
Helemaal niet | 9,6 | 8,7 | 10,6 |
Weet niet | 1,0 | 0,7 | 1,4 |
Niet van toepassing | 49,9 | 48,2 | 51,6 |
Naar school of universiteit gaan | % leerlingen/ studenten | ||
Heel erg | 28,4 | 27,2 | 29,5 |
Redelijk | 39,8 | 38,6 | 41,1 |
Niet | 18,1 | 17,2 | 19,1 |
Helemaal niet | 8,3 | 7,7 | 9,0 |
Weet niet | 1,2 | 1,0 | 1,5 |
Niet van toepassing | 4,2 | 3,7 | 4,7 |
Voor meer cijfers inclusief boven- en ondergrenzen zie de Maatwerktabellen.
Bijlage B. Meer cijfers
Bijlage C. Onderzoeksverantwoording
In deze onderzoeksverantwoording worden de opzet en uitvoering van het onderzoek Belevingen 2021 beknopt beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- Dataverzameling
- Vragenlijst
- Aandachtspunten bij onderzoeksresultaten
- Analysemethoden
- Gebruikte achtergrondkenmerken.
1. Dataverzameling
Doel en doelpopulatie
Doel van het onderzoek Belevingen is om aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van inwoners van Nederland een beter beeld te krijgen van gevoelens en standpunten in de samenleving. De inhoud van Belevingen verandert jaarlijks. In 2021 was het onderzoek gericht op jongeren tussen 12 en 25 jaar en werden ze bevraagd over thema’s als welzijn, stress, eigenwaarde, veerkracht, zelfbeeld, en de coronacrisis. Ook zijn vragen gesteld over straatintimidatie. De doelpopulatie bestaat uit alle in Nederland woonachtige jongeren die op 1 januari 2021 tussen de 12 en 25 jaar oud zijn, die geregistreerd zijn als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) en deel uitmaken van particuliere huishoudens. De institutionele bevolking – dat zijn personen in inrichtingen, instellingen of tehuizen – is voor dit onderzoek niet benaderd.
Veldwerk en onderzoeksdesign
Het veldwerk heeft plaatsgevonden van begin februari tot half april 2021, de periode van de derde golf van de coronapandemie (zie paragraaf 3 voor meer informatie hierover). De steekproefpersonen ontvingen bij aanvang van de veldwerkperiode een aanschrijfbrief met daarin het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek en de bijbehorende inloggegevens. In de intro van de aanschrijfbrief is ervoor gekozen breed in te steken en niet uitgebreid in te gaan op één specifiek onderwerp om selectie van respondenten zoveel mogelijk tegen te gaan. De intro van de aanschrijfbrief die 16- tot 25-jarigen hebben ontvangen, luidde als volgt:
Jongeren vormen een belangrijke groep in onze samenleving. We willen dan ook graag meer weten over hun leven. Daarom zijn we benieuwd wat jou bezighoudt en wat jij belangrijk vindt. Wat doe je in je vrije tijd? Ervaar je weleens stress? Gebruik je social media? En welke gevolgen heeft de coronacrisis voor jou gehad?
Bij jongeren onder de 16 jaar zijn de ouder(s)/verzorger(s) aangeschreven met de vraag of zij toestemming willen geven voor deelname van hun kind aan het onderzoek. De intro van deze aanschrijfbrief komt overeen met die van de 16- tot 25-jarigen, alleen wordt er gesproken over ‘uw kind‘.
Twee weken na de aanschrijfbrief is aan steekproefpersonen een eerste rappelbrief verstuurd met daarin opnieuw het verzoek om via internet (CAWI) deel te nemen aan het onderzoek. Deze brief is alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan geen respons is ontvangen. Twee weken daarna is een tweede rappelbrief verstuurd aan de steekproefpersonen die op dat moment de internetvragenlijst nog niet hebben ingevuld. Om de respons te verhogen is er volgens CBS-beleid gebruik gemaakt van een incentive (kans om bij deelname een IPad of VVV-bonnen te winnen). De steekproef is uitgezet in twee porties. Dit in verband met risicospreiding bijvoorbeeld door problemen met de postbezorging en/of servers die niet goed werken.
Het veldwerk van Belevingen 2021 heeft – in tegenstelling tot eerdere edities waarvan het veldwerk middels een sequentieel mixed-mode design is uitgevoerd – uitsluitend via internet plaatsgevonden. Besloten is om geen vervolgmodes met interviewers in te zetten, noch telefonisch (CATI) noch face-to-face (CAPI). De redenen hiervoor zijn de specifieke doelgroep (jongeren zijn doorgaans goed vertrouwd met internet), de mogelijke gevoeligheid van sommige vragen (internetwaarneming geeft meer privacy dan waarneming door interviewers) en de onzekerheid over de mogelijkheden van CAPI-waarneming in het voorjaar van 2021 door de coronapandemie (huisbezoeken door interviewers waren een periode niet of beperkt mogelijk).
Doordat het veldwerk plaatsvond in het voorjaar van 2021, gedurende de derde golf van de coronapandemie, hebben de crisis en de getroffen maatregelen invloed gehad op het verloop van het onderzoek en ook op de antwoorden van respondenten. Dit komt meer uitgebreid in paragraaf 3 aan de orde.
Respons
In totaal hebben 8.154 jongeren van 12 tot 25 jaar deelgenomen aan Belevingen 2021, een respons van 43,0 procent. Uit de responsanalyse is gebleken dat er sprake is van een selectieve respons die veelal overeenstemt met de selectiviteit van respons in andere CBS-onderzoeken. Zo zijn meisjes/jonge vrouwen, tieners, jongeren die op een hoger niveau onderwijs volgen, jongeren met een Nederlandse achtergrond, en thuiswonende jongeren oververtegenwoordigd in de respons. Daarentegen hebben jongens/jonge mannen, jongvolwassenen in de leeftijd van 20 tot 25 jaar, jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond, mbo-leerlingen, en alleenstaande jongeren juist iets minder meegedaan. Voor deze selectiviteit in de respons is door weging zodanig gecorrigeerd dat de deelnemers aan het onderzoek een zo representatief mogelijke vertegenwoordiging van de onderzoekspopulatie vormen. Er is gewogen naar geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, opleidingsinschrijving, plaats in huishouden, type huishouden, huishoudgrootte en provincie plus de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht).
2. Vragenlijst
Inhoud
De vragenlijst van Belevingen 2021 richt zich hoofdzakelijk op de thema’s welzijn en stress bij jongeren. Daarnaast zijn vragen gesteld over onderwerpen als eigenwaarde, veerkracht, zelfbeeld, en sociale steun: risico- en beschermende factoren die een rol spelen bij het ervaren van welzijn en stress. Verder komt het thema corona aan de orde en zijn vragen gesteld over achtergrondkenmerken als leeftijd, geslacht, onderwijs/werk, en woonsituatie zodat de onderzoeksresultaten naar specifieke groepen jongeren uitgesplitst kunnen worden (zie paragraaf 5 voor toelichting gebruikte achtergrondkenmerken). Ten slotte zijn vragen gesteld over het ervaren van straatintimidatie door jongeren. Dit thema blijft in dit rapport buiten beschouwing en hierover wordt separaat gepubliceerd.
Kwaliteit
Bij het ontwikkelen van de vragenlijst voor Belevingen 2021 is veel aandacht besteed aan de kwaliteit, betrouwbaarheid en validiteit van de vraagstellingen. Zo is er gestreefd naar neutrale, niet-sturende formulering van vragen en gebalanceerde antwoordschalen. Daarnaast is, net zoals in alle CBS-vragenlijsten, het B1-taalniveau (zoveel mogelijk) gehanteerd.
Door het Vragenlab (afdeling methodologie, CBS) is de (concept-)vragenlijst Belevingen 2021 in een kwalitatief onderzoek in een face-to-face setting getest met proefrespondenten die tot de doelgroep behoren. Onderzocht is hoe de vraagstellingen op verschillende typen respondenten overkomen. Indien een vraagstelling cognitief te belastend bleek te zijn of niet goed begrepen werd, is deze aangepast.
3. Aandachtspunten bij onderzoeksresultaten
Bij het interpreteren van de onderzoeksresultaten in deze publicatie moet met de volgende punten rekening worden gehouden.
Corona
Eind 2019, dus vóór de coronacrisis, is besloten dat het onderzoek Belevingen 2021 zou gaan over jongeren, en dan met name over de thema’s welzijn en stress. De ontwikkeling van de (nieuwe) vragenlijst vond plaats in 2020. Dit traject vergde veel tijd. Op basis van bestaand onderzoek, literatuur en input van experts op dit gebied is geïnventariseerd welke onderwerpen precies aan bod moesten komen, welke vragen wel of niet gesteld moesten worden, en op welke manier de vragen uitgewerkt moesten worden. De Vragenlab-test speelde hierin een belangrijke rol.
De coronacrisis, die in maart 2020 uitbrak, bemoeilijkte het traject van vragenlijstontwikkeling. De oorspronkelijke doelstelling was om uitsluitend de thema’s welzijn en stress bij jongeren te onderzoeken, maar toen duidelijk werd dat de coronacrisis langer zou duren, moest de uitwerking van deze crisis natuurlijk ook bij het onderzoek betrokken worden. Het onvoorspelbare verloop van de crisis en de ongewisheid over de coronasituatie tijdens de veldwerkperiode maakten het lastig om te bepalen welke vragen over de invloed van corona gesteld zouden moeten worden. Uiteindelijk is gekozen voor vragen die in beeld brengen hoe het coronavirus en de maatregelen tegen de verspreiding van dit virus van invloed zijn (geweest) op het dagelijkse leven van jongeren. Het gezondheidsaspect is hierbij buiten beschouwing gelaten omdat dit al uitgebreid aan bod komt in de Gezondheidsenquête. Half oktober 2020 was de definitieve versie van de Belevingen-vragenlijst gereed. Daarna is ze gebouwd en getest.
Enkele weken na de start van het veldwerk begin februari 2021 vond de derde coronagolf plaats. Veel jongeren volgden in deze periode (gedeeltelijk) thuisonderwijs omdat scholen en universiteiten gesloten waren, mensen werd gevraagd om zoveel mogelijk thuis te werken, er golden beperkingen om thuis bezoek te ontvangen en bij anderen op bezoek te gaan, en de avondklok was van kracht. Tegelijkertijd vonden er in de loop van deze periode versoepelingen plaats: middelbare scholen en het mbo gingen gedeeltelijk weer open, buitensporten voor met name jongeren werd weer beperkt mogelijk, en de avondklok ging iets later in (zie ook bijlage E).
Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat de coronacrisis en de bijbehorende maatregelen invloed hebben gehad op het welzijn en de stress die jongeren ervaren. Ander onderzoek toont dit ook aan. Reep en Hupkens bijvoorbeeld laten zien dat relatief veel jongeren in de tweede helft van 2020 aangaven zich tijdens de coronacrisis vaker eenzaam, somber en gestrest te voelen dan in de periode ervoor (zie ook hoofdstuk 6). Tegelijkertijd zei ook een (kleinere) groep jongeren deze gevoelens tijdens corona juist minder vaak te hebben (Reep en Hupkens, 2021).
Belevingen 2021 is het eerste onderzoek dat het CBS integraal gewijd heeft aan het thema welzijn en stress bij jongeren. Er is dus geen vergelijking mogelijk in de tijd, wat ook betekent dat door vergelijking met eerder Belevingenonderzoek niet kan worden vastgesteld wat de impact van de coronacrisis en getroffen maatregelen hierop is geweest. Wel is in Belevingen 2021 gevraagd hoe jongeren de invloed van de coronacrisis op hun dagelijks leven in het algemeen ervaren, en ook meer specifiek op de stress over school/studie, werk en geldzaken, waardoor toch een beeld van de impact van deze crisis is verkregen.
Open vraag over corona
Na de vraag over hoe de coronacrisis het dagelijkse leven van jongeren heeft beïnvloed (positief, negatief, beide of geen invloed) is de respondent in de gelegenheid gesteld om dit antwoord in een zogeheten open vraag in eigen bewoordingen toe te lichten. Geprobeerd is deze antwoorden met behulp van textmining te categoriseren waarbij de door de respondent ingevulde tekst automatisch verwerkt is tot betekenisvolle woordcombinaties. Daarna is gekeken hoe vaak dergelijke combinaties voorkomen.
Doordat respondenten bij de open vraag vaak lange teksten invullen en vaak dezelfde thema’s of een mix van thema’s noemen bleek clustering van antwoorden tot eenduidige categorieën niet goed mogelijk. Bovendien hebben niet alle respondenten de open vraag ingevuld. Om deze redenen zijn de antwoorden op de open vraag niet gecategoriseerd en konden daardoor niet in percentages weergegeven worden. In hoofdstuk 6, paragraaf 1 zijn de antwoorden op de open vraag wel in algemene termen beschreven.
Relatie tussen leeftijd en niveau onderwijs dat men volgt
In deze publicatie wordt weergegeven in welke mate welzijn, stress en aanverwante onderwerpen verschillen naar leeftijd en niveau van onderwijs dat jongeren volgen. Hierbij is sprake van samenhang tussen leeftijd en onderwijsniveau: met het stijgen van de leeftijd neemt het onderwijsniveau toe. De standaardleeftijdsgroepen die in deze publicatie zijn onderscheiden (12- tot 18-jarigen en 18- tot 24-jarigen) zijn niet in alle onderwijsniveaus vertegenwoordigd. Enkele voorbeelden: er zijn (nagenoeg) geen 18-jarige leerlingen op het vmbo, terwijl die er op de havo en het vwo wel zijn. Er zijn geen 17-jarige studenten op de universiteit, terwijl deze er wel op het mbo zijn. En er zijn wel studenten van 22 jaar of ouder op de universiteit terwijl die er op het mbo niet zijn. Hierdoor is het niet mogelijk om een directe vergelijking tussen leerlingen op verschillende onderwijsniveaus te maken, want waardoor worden gevonden verschillen dan veroorzaakt: door het verschil in leeftijd of door het verschil in onderwijsniveau?
Daarom is ervoor gekozen om bij het uitsplitsen van de uitkomsten naar onderwijsniveau te kiezen voor twee afwijkende leeftijdsgroepen die wel in alle onderwijsniveaus vertegenwoordigd zijn. Binnen het voortgezet onderwijs gaat het dan om 12- tot en met 16-jarigen: zowel binnen de leergangen van het vmbo, de havo als het vwo volgen leerlingen van deze leeftijden onderwijs. Binnen het middelbaarberoeps- en hoger onderwijs gaat het om 18- tot en met 21-jarigen: scholieren/studenten van deze leeftijd zijn zowel in het mbo, hbo als wo vertegenwoordigd.
Na het bekijken van de verschillen tussen de onderwijsgroepen, is voor de zekerheid nog gecontroleerd voor de afzonderlijke leeftijdsjaren.
Als gevolg van deze keuze zijn bij bepaalde onderwijsniveaus jongeren die in de laatste fase zitten niet meegenomen. Zo ontbreken leerlingen op 5-vwo en 6-vwo in de analyses, waardoor er geen volledig beeld van het mentale welbevinden op het vwo wordt gegeven. Hiermee dient bij de interpretatie van de bevindingen rekening te worden gehouden.
Betrouwbaarheidsmarges
Belevingen 2021 is gebaseerd op steekproefonderzoek. Dit heeft als gevolg dat de gepresenteerde cijfers schattingen zijn waarvan de werkelijke uitkomsten binnen betrouwbaarheidsmarges (aangegeven met een boven- en ondergrens) liggen. In dit onderzoek is een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent gekozen. Dit betekent dat de werkelijke waarde in 95 van de 100 steekproeven zal liggen tussen de boven- en ondergrens die hoort bij de schatting. De betrouwbaarheidsmarges behorende bij de in deze publicatie gepresenteerde cijfers zijn opgenomen in de Maatwerktabellen die aan de publicatie zijn toegevoegd.
Plausibiliteit – vergelijking met ander onderzoek
Belevingen 2021 is het eerste onderzoek dat het CBS integraal gewijd heeft aan het thema welzijn en stress bij jongeren. Er is dus geen vergelijking mogelijk in de tijd. Om inzicht te krijgen in de plausibiliteit van de resultaten is waar mogelijk een vergelijking gemaakt met ander onderzoek over hetzelfde onderwerp. De bevindingen met betrekking tot het thema welzijn zijn veelal in lijn met die van het CBS-onderzoek ‘Sociale samenhang en Welzijn’ (CBS, 2021b). Exacte uitkomsten zijn lastig te vergelijken door verschillen in onderzoeksdesign, onderzoekspopulatie en waarneemperiode. De bevindingen met betrekking tot de thema’s stress en risico- en beschermende factoren van mentaal welbevinden komen grotendeels overeen met die van het Peilstationsonderzoek van het Trimbos-instituut (Kleinjan et al., 2020; zie ook hoofdstuk 3 en 4), enkele uitzonderingen daargelaten. Ook hier moet het voorbehoud worden gemaakt dat de uitkomsten niet 1-op-1 vergelijkbaar zijn: verschillen in vraagstelling, onderzoeksdesign, onderzoekspopulatie en waarneemperiode beperken de mogelijkheid om de resultaten van de onderzoeken onderling te vergelijken.
4. Analysemethoden
In deze publicatie is gebruik gemaakt van de volgende analysemethoden.
Bivariate analyses
In bivariate analyses is de relatie tussen twee variabelen bekeken, in dit geval de relatie tussen de doelvariabelen over welzijn, stress, eigenwaarde, veerkracht, zelfbeeld, sociale steun, en de coronacrisis enerzijds en de achtergrondkenmerken anderzijds. Met behulp van significantietoetsing is onderzocht of het verband tussen twee variabelen in de populatie statistisch significant is op basis van het steekproefresultaat. De in deze publicatie beschreven verschillen zijn statistisch significant, tenzij anders aangegeven.
Logistische regressieanalyse
In sommige gevallen bestaat er een samenhang tussen de achtergrondkenmerken. Zo is er een verband tussen leeftijd en onderwijsniveau (naarmate de leeftijd toeneemt zijn jongeren verder in hun schoolloopbaan en kunnen ze onderwijs op een hoger niveau volgen) en een verband tussen leeftijd en onderwijsniveau enerzijds en school- of studiestress anderzijds (tieners en jongvolwassenen die onderwijs volgen op een hoger niveau ervaren doorgaans vaker school- of studiestress). Met behulp van multivariate logistische regressieanalyses is gekeken of de verschillen naar achtergrondkenmerken in stand blijven wanneer gecorrigeerd wordt voor deze samenhangen tussen deze kenmerken. De in deze publicatie beschreven verschillen blijven na correctie voor deze samenhangen bestaan, tenzij anders aangegeven.
5. Achtergrondkenmerken
Om weer te geven in welke in welke mate welzijn, stress, eigenwaarde, veerkracht, zelfbeeld, sociale steun en het ervaren van de coronacrisis verschillen tussen groepen jongeren zijn de onderzoeksresultaten uitgesplitst naar achtergrondkenmerken. Deze worden hieronder opgesomd en er wordt kort toegelicht hoe deze kenmerken zijn geoperationaliseerd.
Geslacht
Het geslacht van de respondent is vastgesteld op basis van diens antwoord op de in de vragenlijst opgenomen vraagstelling hierover (en dus niet op basis van het geslacht zoals vastgelegd in de Basisregistratie Personen).
Leeftijd
De leeftijdsgroepen zijn bepaald op basis van de leeftijd van de respondent op het moment van de steekproeftrekking van dit onderzoek. Daarbij wordt in deze publicatie onderscheid gemaakt tussen ‘tieners’ en ‘jongvolwassenen’. Oorspronkelijk hebben tieners een leeftijd tussen de tien en twintig jaar, maar tegenwoordig wordt met deze leeftijdsafbakening minder strikt omgegaan. Ook bij jongvolwassenen varieert de aangehouden leeftijdsgrens. In deze publicatie vormen 12- tot 18-jarigen de tieners, en 18- tot 25-jarigen de jongvolwassenen.
Onderwijsniveau dat jongeren volgen
Het onderwijsniveau dat jongeren volgen is bepaald met behulp van het register “Kenmerken van inschrijvingen in diverse onderwijssoorten, afkomstig uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB). Dit bestand bevat alle inschrijvingen van leerlingen en studenten in het (speciaal) basisonderwijs (s(bo)), het voortgezet onderwijs (vo), het (voortgezet) speciaal onderwijs (v(so)), het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), het hoger onderwijs (ho), waaronder het hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo), en de volwasseneneducatie (VE) in het betreffende school- dan wel studiejaar.
Betaald werk, arbeidsuren en werksituatie
Het al dan niet hebben van betaald werk, het aantal uren dat gemiddeld per week gewerkt wordt, en de werksituatie zijn voor jongeren van 15 jaar of ouder vastgesteld op basis van de vragenlijst.
Het aantal per week gewerkte uren is ingedeeld in de volgende categorieën: 1) 4 uur of minder, 2) 5 tot en met 11 uur, 3) 12 tot en met 29 uur, 4) 30 uur of meer. Ook is door middel van de vragenlijst vastgesteld welk soort contract jongeren hebben en of ze een contract hebben voor een vast aantal uren. Indien jongeren meerdere banen of opdrachtgevers hebben is gevraagd om deze vragen te beantwoorden voor de baan of opdrachtgever waarvoor zij de meeste uren werken. Het gaat bij deze arbeidsvragen expliciet over werk, niet over een eventuele stage of leerwerkplek.
De werksituatie is vastgesteld door werkende jongeren te vragen welke situatie het meest op hen van toepassing is: 1) Ik heb een baan als werknemer, 2) Ik ben zelfstandige of freelancer, 3) Ik werk mee in het bedrijf/praktijk van mijn partner of een familielid, 4) Anders. Jongeren die onderwijs volgen hadden ook nog de antwoordmogelijkheid ‘Ik heb een bijbaan(tje)’. Bij deze vraagstelling over de werksituatie konden meerdere antwoorden worden aangevinkt. Voor de analyses is besloten om jongeren die ‘ik heb een bijbaan(tje)’ antwoorden uitsluitend in te delen in de categorie jongeren met een bijbaan, ook als ze een andere antwoordmogelijkheid hebben aangevinkt. Bij een combinatie van de antwoorden ‘werknemer’ en ‘zelfstandige/freelancer’ is bekeken welk soort contract de jongere heeft. Als het om een vast of tijdelijk contract gaat is de categorie ‘werknemer’ toegekend, bij andere soorten contracten (bijvoorbeeld voor een opdracht of een project) of bij afwezigheid van een contract is gekozen voor ‘zelfstandige/freelancer’. Op deze manier is het kenmerk ‘werksituatie’ ontdubbeld en zijn alle werkende jongeren ingedeeld bij één categorie.
Woonsituatie
De woonsituatie is vastgesteld op basis van de antwoorden in de vragenlijst en kent de volgende categorieën: 1) Ik woon bij mijn ouder(s)/verzorger(s), 2) Ik woon in een studentenhuis/op kamers, 3) Ik woon alleen. Jongeren van 15 jaar of ouder hadden ook nog de volgende antwoordmogelijkheden: 4) Ik woon samen met mijn partner zonder kinderen, 5) Ik woon samen met mijn partner met kinderen.
Bijlage D. Referenties
Arboportaal (2021). Werkdruk en burn-outklachten. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag.
Werkdruk en burn-outklachten | Arboportaal
Beuningen, J. van, K. van der Houwen en L. Moonen (2014). Measuring well-being. An analysis of different response scales. Discussion paper. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Measuring well-being (websm.org)
Beuningen, J. van en S. de Witt (2016). Welzijn van jongeren: Geluk en tevredenheid met het leven onder jongeren van 12 tot 25 jaar. Bevolkingstrends, 2016|7. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Welzijn van jongeren: geluk en tevredenheid met het leven onder jongeren van 12 tot 25 jaar (cbs.nl)
Beuningen, J. van en R. Kloosterman (2011). Subjectief welzijn: welke factoren spelen een rol? Bevolkingstrends. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Subjectief welzijn: welke factoren spelen een rol? (cbs.nl)
Beuningen, J. van en R. Kloosterman (2018). Opvattingen over sociale media. Statistische Trends. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Opvattingen over sociale media (cbs.nl)
Beuningen, J. van en L. Moonen (2019). Trends in geluk en tevredenheid. Statistische Trends. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Trends in geluk en tevredenheid (cbs.nl)
Bierings, H. en M. Mol (2012). Burn-out: de rol van werk en zorg. Sociaaleconomische trends. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Burn-out: de rol van werk en zorg - PDF Free Download (docplayer.nl)
CBS (2015). Welzijn in Nederland. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Welzijn in Nederland (cbs.nl)
CBS (2021a). Belevingen. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Belevingen (cbs.nl)
CBS (2021b). Jeugdmonitor 2021. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Jaarrapport 2021 Landelijke Jeugdmonitor (cbs.nl)
CBS StatLine (2021a). Welzijn; gelukkig en tevreden, persoonskenmerken vanaf 1997. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
StatLine - Welzijn; gelukkig en tevreden, persoonskenmerken vanaf 1997 (cbs.nl)
CBS StatLine (2021b). Welzijn; kerncijfers persoonskenmerken. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
StatLine - Welzijn; kerncijfers, persoonskenmerken (cbs.nl)
CBS StatLine (2021c). Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) werknemers; geslacht en leeftijd. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
StatLine - Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) werknemers; geslacht en leeftijd (cbs.nl)
CBS StatLine (2021d). Gezondheid en zorggebruik; persoonskenmerken. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
StatLine - Gezondheid en zorggebruik; persoonskenmerken (cbs.nl)
CPB (2016). Kansrijk onderwijsbeleid. Centraal Planbureau, Den Haag.
CPB-Boek-25-Kansrijk-Onderwijsbeleid.pdf
Diener, E., E. Suh, R. Lucas en H. Smith (1999). Subjective well-being: three decades of progress. Psychological Bulletin, 125 (2), 276–302.
(PDF) Subjective Well-Being: Three Decades of Progress (researchgate.net)
Dijkstra, P. (2018). Sociale psychologie. Inzicht in sociale relaties en het psychologisch functioneren van mensen. Textcetera, Den Haag.
Sociale psychologie_2edruk.indd (boomhogeronderwijs.nl)
Doornwaard, S., M. Peeters, M. Leijerzapf, J. de Haas, A. Efat en M. Kleinjan (2021). Mentaal kapitaal. Welke factoren spelen een rol bij ongezonde stress, prestatiedruk, schoolverzuim/thuiszitten en schooluitval? Regionale Kenniswerkplaats Jeugd en Gezin Centraal: Utrecht.
Mentaal kapitaal. Welke factoren spelen een rol bij ongezonde stress, prestatiedruk, schoolverzuim/thuiszitten en schooluitval? (jeugdengezincentraal.nl)
Dopmeijer, J., N. Gubbels, R. Kappe, R. Bovens, J. de Jonge, C. van der Heijde, P. Vonk en R. Wiers (2018). Actieplan studentenwelzijn. Netwerk studentenwelzijn.
Actieplan Studentenwelzijn (ecio.nl)
EenVandaag (2014). Onderzoek: veel jongeren stress over school of studie.
Onderzoek: Veel jongeren stressen over school of studie - EenVandaag (avrotros.nl)
I&O Research (2020). Veel jongeren voelen zich nu slechter dan voor coronacrisis. I&O Research, Amsterdam / Enschede.
Veel jongeren voelen zich nu slechter dan voor coronacrisis - I&O Research (ioresearch.nl)
Jansen, T., E. Bolt, M. Hooiveld, J. Hendriksen en J. Korevaar (2021). 20-24 jarigen in tweede lockdown vaker naar de huisarts met depressieve gevoelens en angst. NIVEL: Utrecht.
20-24 jarigen in tweede lockdown vaker naar de huisarts met depressieve gevoelens en angst. | Nivel
Kleinjan, M., I. Pieper, G. Stevens, N. van de Klundert, M. Rombouts, M. Boer en J. Lammers (2020). Geluk onder druk. Onderzoek naar het mentaal welbevinden van jongeren in Nederland. Trimbos-instituut, Stichting Alexander en Universiteit Utrecht.
Trimbos.nl | AF1785: Geluk onder druk
Klerk, M. de, M. Olsthoorn, I. Plaisier, J. Schaper en F. Wagemans (2021). Een jaar met corona. Ontwikkelingen in de maatschappelijke gevolgen van corona. Sociaal en Cultureel Planbureau: Den Haag.
Een jaar met corona | Publicatie | Sociaal en Cultureel Planbureau (scp.nl)
Kloosterman, R. en J. van Beuningen (2015). Jongeren over sociale media. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Jongeren over sociale media (cbs.nl)
Lyubomirsky, S., L. King en E. Diener (2005). The benefits of frequent positive affect: Does happiness lead to success? Psychological Bulletin, 131, 803-855.
bul-1316803.pdf (apa.org)
NJi (2021). Effect van corona op jeugd, gezin en jeugdveld. Een literatuuroverzicht. Nederlands Jeugdinstituut, Utrecht.
Effect van corona op jeugd, gezin en jeugdveld | Nederlands Jeugdinstituut (nji.nl)
Onderzoek naar gevolgen van de coronatijd voor kinderen, jongeren en gezinnen | Nederlands Jeugdinstituut (nji.nl)
NOS (2021). Jongeren somberder door lockdown: ‘Mijn leven is saai en uitzichtloos’. NOS, Hilversum.
Jongeren somber door lockdown: 'Mijn leven is saai en uitzichtloos' | NOS
OpenUp (2020). Mentale gezondheid in de tweede Corona golf. OpenUp, Amsterdam.
onderzoek OpenUp.pdf (rtlnieuws.nl)
Reep, C. en C. Hupkens (2021). Ervaren impact corona op mentale gezondheid en leefstijl. Statistische Trends. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen/ Bonaire.
Ervaren impact corona op mentale gezondheid en leefstijl (cbs.nl)
Ervaren impact coronacrisis op mentale gezondheid en leefstijl (cbs.nl)
RIVM (2018). Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018: Een gezond vooruitzicht. Synthese. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018: Een gezond vooruitzicht. Synthese | RIVM
RIVM (2021). Welbevinden en leefstijl tijdens de coronacrisis. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Welbevinden en leefstijl | RIVM
RIVM, Trimbos-instituut, GGD GHOR Nederland (2021). Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs. Deelrapport I – Mentale gezondheid van studenten in het hoger onderwijs.
Trimbos.nl | AF1955: Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs
Reoveme (2021). De stress van sociale vergelijking.
De stress van sociale vergelijking (reoveme.com)
Schoemaker, C., M. Kleinjan, W. van der Borg, M. Busch, M. Muntinga, J. Nuijen en C. Dedding (2019). Mentale gezondheid van jongeren: enkele cijfers en ervaringen. RIVM, Trimbos-instituut en Amsterdam UMC.
Mentale gezondheid van jongeren: enkele cijfers en ervaringen (rivm.nl)
Stevens, G, S. van Dorsselaer, M. Boer, S. de Roos, E. Duinhof, T. ter Bogt, R. van den Eijnden, L. Kuyper, D. Visser, W. Vollebergh en M. de Looze (2018). HBSC 2017; Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland. Universiteit Utrecht, Trimbos-instituut en Sociaal en Cultureel Planbureau.
HBSC 2017. Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland (uu.nl)
Werfhorst, H. van der (red.) (2015) Een kloof van alle tijden. Verschillen tussen lager en hoger opgeleiden in werk, cultuur en politiek. Amsterdam University Press, Amsterdam.
Een kloof van alle tijden - PDF Free Download (docplayer.nl)
WHO (2020). Spotlight and adolescent health and well-being. Findings from the 2017/2018 Health-Behaviour in School-Aged Children (HBSC) survey in Europe and Canada. International report, volume 1: key findings. WHO Regional Office for Europe: Copenhagen.
WHO/Europe | Spotlight on adolescent health and well-being
Bijlage E. Tijdlijn van maatregelen voor bestrijding COVID-19
Bron: RIVM (laatste wijziging 20-10-2021).