Vertrouwen, maatschappelijk onbehagen en pessimisme

Technische toelichting

Sociaal en institutioneel vertrouwen

De bevindingen over het sociaal en institutioneel vertrouwen zijn gebaseerd op het grootschalige onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (S&W) dat in de periode 2012–2018 onder 53 548 personen van 15 jaar of ouder is uitgevoerd. (zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korteonderzoeksbeschrijvingen/sociale-samenhang-en-welzijn).

Sociaal vertrouwen is vastgesteld met de vraag: ‘Vindt u dat over het algemeen de meeste mensen wel te vertrouwen zijn of vindt u dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met anderen?’. De antwoordcategorieën zijn: ‘wel te vertrouwen’ en ‘je kunt niet voorzichtig genoeg zijn’. In de tabellen zijn de percentages vermeld die vertrouwen hebben uitgedrukt in gemiddelde scores (0-10). Zo komt de score 6,2 overeen met 62 procent vertrouwen.

Het institutioneel vertrouwen heeft betrekking op een aantal maatschappelijke en politieke instituten, instellingen, en organisaties. De vraag waarmee het institutioneel vertrouwen is vastgesteld luidt: ‘Dan nu enkele vragen over uw vertrouwen in diverse organisaties en hun functioneren. Wilt u voor elk van de volgende instellingen aangeven hoeveel vertrouwen u hierin heeft? Kerken, leger, rechters, pers, politie, Tweede Kamer, ambtenaren, banken,grote bedrijven en de Europese Unie. De antwoordmogelijkheden zijn: ‘heel veelvertrouwen’, ‘tamelijk veel vertrouwen’, ‘niet zo veel vertrouwen‘ en ‘helemaal geen vertrouwen’. Voor de beschrijving van de trends (zie Bijlage, Tabel 1) zijn de categorieën‘heel veel vertrouwen’ en ‘tamelijk veel vertrouwen’ samengevoegd, alsook ‘niet zo veelvertrouwen’ en ‘helemaal geen vertrouwen’. De schaalscores over institutioneel vertrouwen lopen van 1 tot 10.

Voor een overzicht van vertrouwensvragen in diverse onderzoeken, inclusief een aantal kanttekeningen, zie Zmerli en Newton (2008), Reeskens en Hooghe (2007), Delhey, Newton en Welzel (2011), Schmeets (2015).

Bij de schaalconstructies zijn de respondenten die op zes of zeven vertrouwensitems van het publieke domein geen antwoord hebben gegeven niet meegenomen. Voor de schaal van het private domein zijn respondenten verwijderd die op beide items geen antwoord hebben gegeven.

Maatschappelijk onbehagen en pessimisme

Het maatschappelijke onbehagen en het pessimisme zijn beide in de ad hoc module van het onderzoek Sociale samenhang & Welzijn van 2018 opgenomen (N= 7 588).

Om het maatschappelijke onbehagen vast te stellen zijn de volgende vragen gesteld met als antwoordopties (1) ‘Helemaal mee eens’, (2) ‘Mee eens’, (3) ‘Niet mee eens, niet mee oneens’,(4) ‘Mee oneens’, (5) ‘Helemaal mee oneens’. Tevens is de optie ‘weet niet’ opgenomen.

— In Nederland kunnen we grote problemen steeds beter oplossen.
— De risico’s van technologische vooruitgang worden onderschat.
— De regering in Nederland heeft een duidelijke visie over waar het met ons land naartoe moet.Nederland heeft te veel macht overgedragen aan Europa.
— In ons land gaan de mensen met steeds minder respect met elkaar om.
— Het wordt in Nederland steeds meer ieder voor zich.
— In ons land is er voldoende aandacht voor mensen die het financieel minder hebben.

Resultaten van een componentenanalyse leren dat at de zeven aspecten van onbehagen voldoende met elkaar samenhangen (ladingen >0,40). De ladingen van de zeven items zijn successievelijk 0,64; 0,42; 0,57; 0,59; 0,66; 0,69 en 0,50. De aanname dat de items behoren tot een factor is gebaseerd op het zogenoemde ‘knik-criterium’: de eigenwaarde van de eerste factor is 2,41, van de tweede 1,19 en van de derde 0,84.

Bij de constructie van de onbehagen schaal zijn antwoorden niet meegenomen van respondenten die op meer dan drie van de zeven items geen antwoord hebben gegeven,ofwel de optie ‘weet niet’ hebben gekozen.

Voorts is gevraagd naar de mate van pessimisme, op basis van de volgende drie stellingen,waarvan de volgende twee met de antwoordopties (1) ‘Helemaal mee eens’, (2) ‘Mee eens’, (3) ‘Niet mee eens, niet mee oneens’, (4) ‘Mee oneens’, (5) ‘Helemaal mee oneens’.Daarnaast is de optie ‘weet niet’ opgenomen.

— Zoals de zaken er nu voor staan ziet de toekomst er hoopvol uit.
— Voor de meeste mensen in Nederland wordt het leven eerder slechter dan beter.
— Hoe vindt u dat het over het algemeen gaat met Nederland?

(1) ‘Duidelijk de goede kant op’; (2) ‘Een beetje de goede kant op’; (3) ‘Een beetje de verkeerde kant op’; (4) ’Duidelijk de verkeerde kant op’. En daarnaast de optie ‘weet niet’.

Voor de constructie van de pessimisme schaal zijn respondenten die op minimaal één vande stellingen hebben geantwoord, meegenomen voor de schaalconstructie. Alle schalen zijn getransformeerd in de verdeling van 1 (= ‘zeer laag’) tot en met 10 (= ‘zeer hoog’).Voor een overzicht van het aandeel dat ‘weet niet’ heeft geantwoord zie Van Beuningen(2020).