Prognose 2019-2050: woningbouwveronderstellingen

7. Tot besluit

In het model PEARL waarmee de PBL/CBS Regionale bevolkings- en huishoudensprognose wordt opgesteld, spelen woningbouwveronderstellingen een belangrijke rol. De mate van groei van gemeenten in regio’s met een gespannen woningmarkt wordt in belangrijke mate bepaald door de woningbouw. Gemeenten zijn zich hiervan bewust, aangezien ze in hun beleid vaak bewust sturen op het aantrekken van nieuwe huishoudens of ze proberen jonge huishoudens in hun gemeente vast te houden door het aanbieden van aantrekkelijke woningen. Ook in het nationale en regionale beleid wordt geprobeerd de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland te sturen via de woningbouw. Dit betekent dat in de prognose hiermee rekening moet worden gehouden en het niet voldoende is te kijken naar de autonome huishoudensgroei op basis van puur demografische componenten als buitenlandse migratie, binnenlandse migratie en bepaalde levensloopprocessen zoals het uit-huis-gaan van kinderen, het gaan samenwonen dan wel het uit-elkaar-gaan van stellen. In het model PEARL wordt gebruik gemaakt van expliciete aannamen over de woningbouwaantallen per gemeente. Hierbij wordt verondersteld dat de migratie over korte afstand, dat voor een groot deel voortkomt uit woonmotieven, deels wordt bepaald door de mate van woningbouw. Indien een huishouden door krapte aan woningen in de ene bestemmingsgemeente niet terecht kan, wordt gekeken naar andere (nabijgelegen) gemeenten met een overschot aan woningen.

Het ligt voor de hand dat de verwachte woningbouw zoals opgegeven door de experts van de provincies en gemeenten, wordt afgestemd op de behoefte aan woningen. Daarnaast kunnen beleidsdoelen een rol spelen bij de woningbouwplanning. Voorbeelden zijn het beleid van de gebundelde deconcentratie uit de vorige eeuw, waarbij de verwachte bevolkingsgroei in de grote gemeenten werd gekanaliseerd door veel woningen in groeikernen te bouwen, en het Vinex-beleid uit het begin van deze eeuw, waarbij juist aan de randen van de grote stad uitbreidingswijken werden gebouwd. Wat betreft de toekomst, tracht de rijksoverheid via het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) een metropolitaan stedelijk gebied in de Randstad te creëren, waarbij het wonen in samenhang met werken, voorzieningen, water, recreatie en natuur wordt ontwikkeld. Dit alles leidt tot een kip-ei-situatie: groeit een gemeente door de bouw van woningen of wordt er gebouwd om de verwachte (huishoudens)groei te accommoderen? Er is voor gekozen om de woningbouwveronderstellingen expliciet mee te nemen in de modellering van het model PEARL. Vooral voor gemeenten met een gespannen woningmarkt heeft de woningbouw een sterke invloed op de mate van groei. Indien bijvoorbeeld in een bepaalde gemeente (met een gespannen woningmarkt) veel meer woningen worden gebouwd dan in de buurgemeenten, is de kans groot dat deze gemeente sterker zal groeien. Dit is dan meer bepalend voor de mate van groei dan (verschillen in) autonome huishoudenstrends (tussen deze gemeente en haar buurgemeenten).

In de regionale prognose worden op het niveau van gemeenten veronderstellingen gedaan over de netto woningbouw in de komende decennia. Expert opinion speelt hierbij een belangrijke rol. Aan de provincies en een groep van grotere gemeenten is gevraagd een opgave te geven van de verwachte woningbouw. Daarnaast is gekeken naar statistische gegevens over de woningbouw en woningbouwvergunningen via de databank StatLine van het CBS. Er is getracht al deze brokken van informatie onder een noemer te krijgen. In dit kader is voor de grote steden de veronderstelde woningbouw nader gevalideerd aan diverse analyses, zoals de trends in de binnenlandse en buitenlandse migratie.