Inwoners met herkomst Sub-Sahara Afrika

2. Onderwijs

Dit hoofdstuk beschrijft de onderwijspositie van personen van Sub-Saharaanse herkomst, en vergelijkt hun positie met het gemiddelde van de totale Nederlandse bevolking en met personen van overige Buiten-Europese herkomst. Waar mogelijk worden van de buitenlandse herkomstgroepen cijfers van zowel personen geboren in Nederland (de tweede generatie) en personen geboren in het buitenland (migranten) getoond. Verschillende fases van het onderwijs worden belicht. Voor leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs wordt beschreven welk aandeel havo of vwo-onderwijs volgt. De positie van mbo-studenten van Sub-Saharaanse herkomst wordt beschreven aan de hand van het niveau en de studierichting die zij volgen, en het aandeel dat voortijdig het mbo verlaat. Tenslotte wordt voor de Sub-Saharaanse tweede generatie het behaalde onderwijsniveau beschreven. Dit hoofdstuk eindigt met een decompositieanalyse waarin wordt uitgediept welke achtergrondkenmerken een rol spelen in het verschil in het aandeel leerlingen op havo of vwo.

Tweede generatie vaker havo of vwo

In het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs hebben de meeste leerlingen hun definitieve keuze voor de te volgen onderwijssoort gemaakt. In schooljaar 2021/’22 volgde 49,4 procent van alle leerlingen in het derde leerjaar havo- of vwo-onderwijs. Onder leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika was dit aandeel bijna de helft kleiner, 25,2 procent. Dit aandeel is ook lager dan onder leerlingen geboren in overig Buiten-Europese landen. Van hen volgde 43,9 procent in het derde leerjaar havo of vwo. 

Van derdejaars leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie volgde 43,9 procent havo of vwo. Dat is bijna 19 procentpunten meer dan migranten met dezelfde herkomst, en verschilt daarmee minder van het gemiddelde van alle derdejaars leerlingen. Leerlingen van de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst volgen ongeveer even vaak havo- of vwo-onderwijs als de Sub-Saharaanse tweede generatie.

Uit de decompositieanalyse (zie einde van dit hoofdstuk) blijkt dat de ondervertegenwoordiging van leerlingen van Sub-Saharaanse herkomst op havo en vwo met name samenhangt met huishoudinkomen en gezinsstructuur. 

2.1 Havo/vwo1) naar herkomst, 2021/'22
HerkomstregioGeboortelandPercentage (% van leerlingen in leerjaar 3 voortgezet onderwijs2))
Totale bevolking 49,4
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland25,2
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland43,9
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland43,9
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland42,7
1)Havo/vwo incl. algemeen leerjaar 3. 2) Voortgezet onderwijs excl. praktijkonderwijs.

Mbo’ers van tweede generatie volgen vaker niveau 4

Van de mbo-studenten die in Sub-Sahara Afrika geboren zijn volgde 60,7 procent mbo-1 of mbo-2 in studiejaar 2021/’22. Dat is meer dan driemaal zoveel als het gemiddelde van alle mbo-studenten. Met name binnen mbo-1 zijn zij sterk oververtegenwoordigd: 22,9 procent van de mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika volgde mbo-1 tegenover 3,1 procent gemiddeld. Mbo-1 is een zogenaamde entreeopleiding, die op maat wordt ingericht voor personen zonder middelbare schooldiploma, waarna zij kunnen doorstromen naar mbo-2. Binnen mbo-4 zijn studenten geboren in Sub-Sahara Afrika juist ondervertegenwoordigd. 23,6 procent van hen volgde mbo-4 ten opzichte van 59,3 procent gemiddeld. Het verschil met het gemiddelde is groter dan voor migranten uit overig Buiten-Europese landen. Van de mbo-studenten die in overig Buiten-Europa geboren zijn volgde 40,1 procent mbo-1 of mbo-2. Dat is tweemaal zo vaak als gemiddeld, maar wel minder vaak dan migranten van Sub-Saharaanse herkomst.

Onder mbo-studenten van de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst verschilt de verdeling over de mbo-niveaus nauwelijks van het gemiddelde van alle mbo-studenten. Zij volgden iets vaker dan gemiddeld mbo-2 en minder vaak dan gemiddeld mbo-3. Ten opzichte van het gemiddelde van alle mbo-studenten volgde de tweede generatie relatief vaak het hoogste mbo niveau: 64,4 procent volgde mbo-4 tegenover 59,3 procent gemiddeld. Hiermee verschillen zij sterk van migranten van dezelfde herkomst. De verdeling over de verschillende mbo niveaus is vrijwel gelijk voor de Sub-Saharaanse tweede generatie en de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst. 

Gecontroleerd voor geslacht en huishoudinkomen neemt de ondervertegenwoordiging van migranten op mbo-4 voor een klein deel af. Voor de tweede generatie neemt het verschil met het gemiddelde juist iets toe. Dat wil zeggen, wanneer rekening wordt gehouden met hun gemiddeld lagere huishoudinkomen zijn zij nog sterker oververtegenwoordigd op mbo-4.

2.2 Mbo-niveau naar herkomst, 2021/'22
HerkomstregioGeboortelandNiveau 1 (% van mbo-studenten1))Niveau 2 (% van mbo-studenten1))Niveau 3 (% van mbo-studenten1))Niveau 4 (% van mbo-studenten1))
Totale bevolking 3,116,221,459,3
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland22,937,815,823,6
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland3,018,214,464,4
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland12,627,519,540,4
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland3,218,615,163,1
1)Incl. extranei.

Mbo’ers tweede generatie kozen vaakst Economie

Mannelijke mbo-studenten kozen het vaakst voor een opleiding in de sector Techniek. Dat geldt ook voor mannelijke mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika: 34,0 procent volgde in studiejaar 2021/’22 een opleiding in deze richting, iets minder dan gemiddeld. Verder volgden zij vaker dan gemiddeld een opleiding in de categorie Overig. Dit komt mogelijk doordat studenten die in het buitenland geboren zijn vaker dan gemiddeld een entreeopleiding (mbo-1) volgen. Entreeopleidingen combineren vaak een aantal sectoren en vallen hierdoor in de categorie Overig. Onder mannelijke mbo-studenten geboren in overig Buiten-Europese landen is er een vergelijkbare verdeling. Wel volgde een groter aandeel een opleiding in de sector Economie en is een opleiding in de categorie Overig minder gebruikelijk.

Mannelijke mbo-studenten van de Sub-Saharaanse tweede generatie kozen vaker voor een opleiding in de sector Economie. 51,0 procent volgde een opleiding in deze richting. Dat is meer dan gemiddeld onder mannelijke mbo-studenten en ook meer dan de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst. Ten opzichte van het gemiddelde volgden mannelijke mbo-studenten van de tweede generatie minder vaak een opleiding in de sector Techniek.

Vrouwelijke mbo-studenten volgden het vaakst een opleiding in de sector Zorg en Welzijn (57,7 procent). Dat geldt ook voor zowel migranten als de tweede generatie van Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese herkomst. Net als mannelijke Sub-Saharaanse migranten volgden vrouwelijke mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika relatief vaak een opleiding in de categorie Overig. Daarnaast volgde de vrouwelijke tweede generatie, net als de mannelijke tweede generatie, vaker dan gemiddeld een opleiding in de sector Economie. 

De verschillen ten opzichte van het gemiddelde hangen niet samen met verschillen in huishoudinkomen; gecontroleerd voor huishoudinkomen blijven de verschillen in de verdeling over studierichtingen vrijwel gelijk. 

2.3a Mbo-richting naar herkomst, mannen, 2021/'22
HerkomstregioGeboortelandEconomie (% van mbo-studenten1))Techniek (% van mbo-studenten1))Zorg en welzijn (% van mbo-studenten1))Overig (% van mbo-studenten1))
Totale bevolking 35,340,816,87,1
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland25,134,014,426,5
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland51,022,720,65,7
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland33,730,919,416,0
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland46,927,520,35,4
1)Incl. extranei.

2.3b Mbo-richting naar herkomst, vrouwen, 2021/'22
HerkomstregioGeboortelandEconomie (% van mbo-studenten1))Techniek (% van mbo-studenten1))Zorg en welzijn (% van mbo-studenten1))Overig (% van mbo-studenten1))
Totale bevolking 23,610,757,78,0
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland15,73,058,223,1
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland31,010,554,04,5
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland22,37,457,113,2
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland28,27,959,64,3
1)Incl. extranei.

Sub-Saharaanse migranten verlieten vaker voortijdig mbo

Onder mbo-studenten (22 jaar of jonger) met Sub-Saharaanse herkomst is het aandeel voortijdig schoolverlaters hoger dan gemiddeld, vooral onder migranten en mannen. In schooljaar 2020/’21 verliet 14,8 procent van de mannelijke mbo-studenten geboren in Sub-Sahara Afrika voortijdig het onderwijs. Dat is twee keer zoveel als gemiddeld onder mannelijke mbo-studenten. Onder vrouwelijke migranten uit Sub-Sahara Afrika bedroeg het aandeel voortijdig schoolverlaters vanuit mbo 5,9 procent. Dat is de helft groter dan gemiddeld onder vrouwelijke mbo-studenten, een betrekkelijk kleiner verschil dan onder mannen. 

Onder mannelijke mbo-studenten van de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst is het aandeel voortijdig schoolverlaters aanzienlijk lager dan onder migranten met dezelfde herkomst. 8,2 procent van hen verliet voortijdig het onderwijs. Dit is wel hoger dan gemiddeld onder mannelijke mbo-studenten. Onder vrouwen van de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst is het aandeel voortijdig schoolverlaters gelijk aan het gemiddelde onder vrouwelijke mbo-studenten. In vergelijking met personen van overig Buiten-Europese herkomst is het aandeel voortijdig schoolverlaters vanuit het mbo relatief hoog onder Sub-Saharaanse migranten, maar relatief laag onder de Sub-Saharaanse tweede generatie. Dat geldt voor zowel mannen als vrouwen.

Gecontroleerd voor huishoudinkomen verschillen mannelijke mbo-studenten van Sub-Saharaanse en overig Buiten-Europese herkomst minder sterk van het gemiddelde. Wel blijven zij oververtegenwoordigd onder de voortijdig schoolverlaters, behalve de Sub-Saharaanse tweede generatie waarvoor er na correctie geen verschil is met het gemiddelde. De verschillen tussen vrouwelijke mbo-studenten van verschillende herkomstgroepen verdwijnen wanneer wordt gecontroleerd voor huishoudinkomen.

2.4 Voortijdig schoolverlaters vanuit mbo naar herkomst, 2020/'21
HerkomstregioGeboortelandMannen (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)Vrouwen (% van mbo-studenten1) 22 jaar of jonger)
Totale bevolking7,03,9
Sub-Sahara AfrikaGeboren in het buitenland14,85,9
Sub-Sahara AfrikaGeboren in Nederland8,23,9
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in het buitenland13,15,3
Buiten-Europa (excl. SSA)Geboren in Nederland10,24,3
1)Incl. extranei

Vrouwen Sub-Saharaanse tweede generatie relatief vaak hoogopgeleid

Onder mannen van de Sub-Saharaanse tweede generatie (tussen 25 en 45 jaar) is de groep hoogopgeleiden kleiner dan gemiddeld onder de in Nederland geboren mannelijke bevolking in deze leeftijdsgroep: 34,5 procent was hoogopgeleid tegenover 42,9 procent gemiddeld. Het aandeel laag- en middelbaar opgeleiden was juist groter dan gemiddeld. Het opleidingsniveau van vrouwen met een of twee ouders geboren in Sub-Sahara Afrika wijkt nauwelijks af van het gemiddelde. In vergelijking met de tweede generatie van overig Buiten-Europese herkomst zijn de vrouwen van de Sub-Saharaanse tweede generatie gemiddeld hoger opgeleid. Onder mannen is er nauwelijks verschil. 

Van de hoogopgeleide mannen en vrouwen heeft iets meer dan een derde een master diploma (hbo of wo), de rest heeft een bachelor diploma. Dat geldt voor alle getoonde herkomstgroepen.

2.5 Opleidingsniveau1) naar herkomst en geslacht, geboren in Nederland, 1 oktober 2021
HerkomstregioGeslachtLaag (% van 25- tot 45-jarigen)Middelbaar (% van 25- tot 45-jarigen)Hoog (% van 25- tot 45-jarigen)
Totale bevolkingMannen12,644,442,9
Totale bevolkingVrouwen9,238,752,1
Sub-Sahara AfrikaMannen18,846,734,5
Sub-Sahara AfrikaVrouwen9,539,950,6
Buiten-Europa (excl. SSA)Mannen20,546,033,5
Buiten-Europa (excl. SSA)Vrouwen12,243,844,0
Noot:1)Excl. onderwijsvolgenden.
 

Verschillen in aandeel leerlingen op havo of vwo verklaard

Leerlingen van Sub-Saharaanse herkomst volgen minder vaak havo of vwo in het derde leerjaar dan gemiddeld. De vraag is in hoeverre dit kan worden toegeschreven aan verschillen in achtergrondkenmerken tussen leerlingen van Sub-Saharaanse herkomst en de rest van de leerlingen. Aan de hand van decompositieanalyse (Kitagawa-Oaxaca-Blinder-decompositie) kan worden vastgesteld welke kenmerken een rol spelen, en zo ja, hoe groot het aandeel van het verschil is dat elk kenmerk verklaart. Voor beide generaties (leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika en leerlingen geboren in Nederland met een of beide ouder(s) geboren in Sub-Sahara Afrika) is een aparte decompositieanalyse uitgevoerd waarin zij vergeleken werden met de rest van de leerlingen. In de analyse is gekeken naar de rol van geslacht (man, vrouw), huishoudinkomen (kwintielgroepen 1, 2, 3, 4, 5, onbekend), gezinsstructuur (woont met beide ouders of niet), leeftijd van de moeder bij geboorte van de leerling (jonger dan 25 jaar, 25-34 jaar, 35 jaar of ouder), en stedelijkheid van de woongemeente (zeer sterk, sterk, matig, weinig, niet stedelijk).

2.6 Verschil in aandeel op havo/vwo1), leerlingen van Sub-Saharaanse herkomst ten opzichte van overige leerlingen2), 2021/'22
VerschilFeitelijk (procentpunt)Gecorrigeerd (procentpunt)
Geboren in het buitenland-25,0-10,8
Geboren in Nederland-5,51,1
1)Havo/vwo incl. algemeen leerjaar 3. 2)In leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs excl. praktijkonderwijs.

Helft verschil aandeel havo/vwo migranten toe te schrijven aan achtergrondkenmerken

Van de derdejaars leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika volgde 24,7 procent havo of vwo onderwijs in 2021. Dat is 25,0 procentpunten minder dan de rest van de derdejaars leerlingen. Van dit verschil wordt 56,7 procent verklaard door verschillen in bovengenoemde achtergrondkenmerken. Met andere woorden, als de leerlingen die geboren zijn in Sub-Sahara Afrika dezelfde achtergrondkenmerken zouden hebben als de rest van de leerlingen, dan zou 38,9 procent op havo of vwo zitten in plaats van de feitelijke 24,7 procent. Dat aandeel is daarmee nog altijd 10,8 procentpunten kleiner dan gemiddeld onder de rest van de derdejaars leerlingen. 

Huishoudinkomen grootste rol in verschil aandeel havo/vwo migranten

Van de achtergrondkenmerken in de analyse verklaart huishoudinkomen het grootste deel van het verschil. Personen met Sub-Saharaanse herkomst hebben een lager huishoudinkomen dan gemiddeld; ze zijn minder vaak werkzaam, hebben vaker een uitkering, en een lager uurloon (zie hoofdstuk 3). Het is bekend dat leerlingen uit welvarende gezinnen gemiddeld een hoger schooladvies krijgen dan kinderen uit gezinnen die het minder breed hebben (Hartgers, Traag & Wielenga, 2021). Als leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika hetzelfde gemiddelde huishoudinkomen zouden hebben als de rest van de leerlingen dan zou het aandeel op havo of vwo 9,4 procentpunten groter zijn. Ook de leeftijd van de moeder bij geboorte speelt een rol. Leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika hebben relatief jonge moeders. Het is bekend dat kinderen met een relatief jonge moeder gemiddeld een lager opleidingsniveau bereiken (Van der Veer, Van Gaalen & Linder, 2021). Als de moeders van leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika dezelfde gemiddelde leeftijd zouden hebben als de moeders van de rest van de leerlingen, dan zou het aandeel op havo of vwo 3,6 procentpunten hoger zijn. Het feit dat leerlingen geboren in Sub-Sahara Afrika minder vaak met hun beide ouders wonen dan gemiddeld verklaart ook een klein deel van het verschil. Geslacht en stedelijkheid van de woongemeente spelen geen verklarende rol.

Verschil aandeel havo/vwo tweede generatie volledig verklaard

Van de derdejaars leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie volgde 44,1 procent havo of vwo onderwijs in 2021. Dat is 5,5 procentpunten minder dan de rest van de derdejaars leerlingen. Van dit verschil wordt 119,8 procent verklaard door verschillen in bovengenoemde achtergrondkenmerken. Dat betekent dat leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie vaker dan gemiddeld havo of vwo-onderwijs zouden volgen als zij dezelfde achtergrondkenmerken zouden hebben als de rest van de leerlingen; dan zou 50,7 procent op havo of vwo zitten in plaats van de feitelijke 44,1 procent. Dat is 1,1 procentpunt meer dan gemiddeld.

Net als voor Sub-Saharaanse migranten verklaart huishoudinkomen het grootste deel van het verschil tussen de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst en de rest van de leerlingen. Als leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie hetzelfde gemiddelde huishoudinkomen zouden hebben als de rest van de leerlingen dan zou het aandeel op havo of vwo 6,0 procentpunten groter zijn. Ook gezinsstructuur speelt een grote verklarende rol. Leerlingen van de tweede generatie wonen minder vaak met hun beide ouders. Als zij net zo vaak met beide ouders zouden wonen als de rest van de leerlingen zou het aandeel dat havo of vwo volgt in het derde leerjaar 2,3 procentpunten groter zijn. De leeftijd van de moeder bij geboorte verklaart een kleiner gedeelte van het verschil. Stedelijkheid van de woongemeente speelt een negatieve verklarende rol. Dat wil zeggen dat leerlingen van de Sub-Saharaanse tweede generatie minder vaak havo- of vwo-onderwijs zouden volgen als zij in dezelfde mate van stedelijkheid zouden wonen als de gemiddelde andere leerling. De Sub-Saharaanse tweede generatie woont namelijk stedelijker dan gemiddeld (zie hoofdstuk 1), waar leerlingen doorgaans vaker havo of vwo volgen dan in minder stedelijk gebied (CBS, 2022). Het feitelijke aandeel havo- en vwo-leerlingen van de tweede generatie ligt daarom lager dan verwacht zou kunnen worden op basis van de mate van stedelijkheid van hun woongemeente. 

Conclusie

De Sub-Saharaanse tweede generatie heeft een beduidend betere onderwijspositie dan Sub-Saharaanse migranten. Jongeren geboren in Sub-Sahara Afrika volgden minder vaak dan gemiddeld havo of vwo-onderwijs, op het mbo was hun aandeel op niveau 4 kleiner en verlieten zij vaker vroegtijdig het onderwijs dan gemiddeld. Jongeren die in Nederland zijn geboren (met ouders geboren in Sub-Sahara Afrika) verschillen minder sterk van het gemiddelde van de Nederlandse bevolking en volgden vaker havo of vwo, mbo niveau 4 en verlieten het mbo minder vaak voortijdig. Vergeleken met jongeren van overig Buiten-Europese herkomst is het verschil tussen de generaties opvallend. Terwijl Sub-Saharaanse migranten sterker van het gemiddelde verschillen dan migranten van overig Buiten-Europese herkomst, verschilt de Sub-Saharaanse tweede generatie juist minder van het gemiddelde dan de overig Buiten-Europese tweede generatie. Desondanks verschilt de onderwijspositie van de tweede generatie van Sub-Saharaanse herkomst (nog) wel van het gemiddelde. De verklarende analyses laten zien dat deze verschillen bijna volledig wegvallen als er gecorrigeerd wordt voor verschillen in huishoudinkomen. Met andere woorden, als de Sub-Saharaanse tweede generatie thuis dezelfde mate van welvaart zou hebben als de gemiddelde andere Nederlander zou hun onderwijspositie gelijk zijn aan het gemiddelde, en in sommige gevallen zelfs iets beter (bijvoorbeeld het behaalde onderwijsniveau van vrouwen). Ook voor migranten van Sub-Saharaanse migranten speelt het huishoudinkomen en de thuissituatie een rol, maar een aanzienlijk deel van hun verschil ten opzichte van het gemiddelde is niet toe te schrijven aan de beschikbare achtergrondkenmerken. 

Literatuur

Centraal Bureau voor de Statistiek (2022). Landelijke Jeugdmonitor 2022.

Hartgers, M., Traag, T. en Wielenga, L. (2021). De schooladviezen in groep 8: verschillen tussen groepen leerlingen. Statistische Trends.

Van der Veer, S., Van Gaalen, R. en Linder, F. (2021). De eerste, de beste? Over geboortevolgorde, gezinsgrootte en opleidingsniveau. Statistische Trends.