Enquête Beroepsbevolking (EBB) - Onderzoeksbeschrijving

5. Responsrapportage

5.1 Afbakening Respons

Uitsluitend onderzoekspersonen die de vragenlijst volledig hebben ingevuld worden als respons gebruikt. Dat wil zeggen dat ze de laatste vraag, die over hun maatschappelijke positie, beantwoord hebben. 

5.2 Steekproef- en responsverantwoording

Uit de EBB wordt gepubliceerd over personen in Nederland van 15 tot en met 89 jaar oud die lid zijn van een particulier huishouden. Het is daarbij van belang dat er ook in de vijfde peiling personen responderen op het moment dat zij 15 jaar oud zijn. Om dat te bewerkstelligen bestaat de doelpopulatie voor de eerste peiling uit personen van 14 tot en met 89 jaar oud; wanneer een 14-jarige respondeert, dan krijgt deze een inhoudelijk beperkte vragenlijst, maar wordt hij of zij wel naar de volgende peiling doorgeleid.

De EBB wordt uitgezet in weekporties, waarvoor zodanig maandsteekproeven getrokken worden dat CAPI-herbenadering uit alle weekporties bij één steekproef in dezelfde maand plaatsvindt. Voor iedere maandsteekproef wordt de doelpopulatie geoperationaliseerd als 

  • al die personen die als ingezetene zijn geregistreerd in de Basisregistratie personen (BRP), én
  • 14 jaar of ouder zijn op de eerste dag van de eerste maand waarin CAWI-waarneming plaatsvindt voor minimaal één van de weekporties uit de betreffende steekproef, én
  • 89 jaar of jonger zijn op de laatste dag van de laatste maand waarin CAPI-waarneming van eenheden in de steekproef plaatsvindt, én
  • niet woonachtig zijn op een adres dat behoort tot die van de institutionele huishoudens (AIH).

5.3 Selectiviteit van de respons

Voor de EBB wordt geen aselecte steekproef uitgezet. Op basis van drie persoonskenmerken (Geregistreerd als Werkzoekende bij UWV (GWU), herkomst, leeftijd) hebben personen verschillende relatieve trekkingskansen. Uitdunning van de steekproef heeft plaatsgevonden onder personen van 75 jaar of ouder. Dit wordt gedaan omdat de meeste cijfers uiteindelijk betrekking hebben op de bevolking van 15 tot 75 jaar. Bovendien worden deze ouderen niet benaderd voor vervolgpeilingen maar worden hun antwoorden gekopieerd naar de vervolgpeilingen omdat er nauwelijks nog veranderingen in hun situatie met betrekking tot de arbeidsmarkt plaatsvinden. Jongeren of ingeschrevenen bij het UWV (GWU) wonen, zijn oververtegenwoordigd in de steekproef. Dit wordt gedaan omdat zij gemiddeld genomen minder vaak meedoen aan dit soort onderzoeken. Op deze manier wordt de variantie op de schatting van de werkloosheid verminderd. Gegeven dat iemand in de steekproef is getrokken, is dit zijn of haar relatieve kans om ook daadwerkelijk benaderd te worden. De omvang van de te trekken maandsteekproeven is afhankelijk van het aantal weekporties dat eruit moet worden uitgezet, de omvang van die porties, de verwachte gemiddelde relatieve trekkingskans (ten behoeve van de oversampling) in de getrokken steekproef, en de te verwachten screeningsuitval. 

De CAWI-uitzet is alle weken van vergelijkbare samenstelling; de fluctuaties in samenstelling van de herbenaderbare CAWI-nonrespons zijn daarmee volledig het gevolg van schommelingen in de CAWI-respons. Na afronding van de CAWI-waarneming zijn uit de herbenaderbare CAWI-nonrespons selecties gemaakt voor herbenadering voor CATI en CAPI. Bij de EBB worden de modes CATI en CAPI doelgroepgericht ingezet. Dit houdt in dat de doelpopulatie is opgedeeld in groepen die onderling verschillende herbenaderstrategieën ondergaan: groepen met een goede CAWI-respons worden in mindere mate (of zelfs helemaal niet) herbenaderd, en groepen met een lagere CAWI-respons juist meer; afhankelijk van de CATI- en CAPI-responskansen kunnen ook verschillende verhoudingen tussen beide herbenadermodes worden gehanteerd. Het doel van die gerichte inzet van CATI en CAPI is, om een zo homogeen mogelijke responskans in de doelpopulatie te realiseren; gewogen met de insluitkansen is de respons daardoor een betere afspiegeling van de getrokken steekproef (naar de gebruikte kenmerken) dan wanneer herbenadering aselect zou zijn gedaan. Maat voor de vergelijking van de homogeniteit van de responskansen van verschillende ontwerpen is de variatiecoëfficiënt (CV) van de responskans; die CV is nul bij een geheel homogene respons, en neemt toe met de spreiding van de responskansen. Een ontwerp met doelgroepgerichte herbenadering bestaat uit een opdeling van de populatie in doelgroepen, en uit fracties per doelgroep van de herbenaderbare CAWI-nonrespons die voor CATI of CAPI moeten worden herbenaderd. Gegeven de randvoorwaarden is dat ontwerp optimaal, waarvoor de CV minimaal is. Merk op dat uitzetomvangen daarvoor niet relevant zijn, aangezien de CV alleen van responspercentages afhangt; voor de praktische uitvoering zijn uitzetaantallen per mode echter wel nodig. Het steekproefontwerp van de EBB is bepaald binnen de randvoorwaarden van herbenadering van 50 procent van de herbenaderbare CAWI-nonrespons met een verhouding CATI:CAPI van 60:40. Input voor het bepalen van een steekproefontwerp met doelgroepgerichte herbenadering is een bestand met responskansen, uitgesplitst naar die kenmerken die ook de relatieve trekkingskansen bepalen: GWU, herkomst, en leeftijd. Gegeven die input is de doelpopulatie opgedeeld in doelgroepen.

In de korte onderzoeksbeschrijving worden de steekproef- en responsaantallen van het betreffende jaar vermeld.