Enquête Beroepsbevolking (EBB) - Onderzoeksbeschrijving

7. Nauwkeurigheid

Voor de EBB gelden een aantal algemene publicatie richtlijnen die in deze paragraaf worden toegelicht. Deze richtlijnen zijn er om te voorkomen dat op basis van de EBB- cijfers worden gemaakt op basis van gegevens van met (te) weinig respondenten. Ten eerste worden de uitkomsten op basis van de EBB door het CBS altijd afgerond op duizendtallen. Daarmee wordt voorkómen dat er inhoudelijke conclusies over herkenbare eenheden kunnen worden getrokken. Bovendien zijn verschillen kleiner dan afgerond 1 duizend zelden significant. Percentages of gemiddelden worden afgerond op 1 decimaal waarbij er richtlijnen gelden over de aantallen waarover deze berekend worden. Er wordt gerekend met 150 onafhankelijke waarnemingen die nodig zijn om een bepaald fenomeen als percentage of gemiddelde voldoende nauwkeurig te kunnen vaststellen. Omdat met de EBB vooral met opgehoogde aantallen gewerkt wordt, wordt het aantal onafhankelijke waarnemingen vertaald naar opgehoogde aantallen. Voor kwartaalcijfers met gebruik van het kwartaalgewicht komt dat opgehoogd neer op populaties van ongeveer 30 duizend personen. In paragraaf 6.1 is beschreven dat er verschillende gewichten zijn voor de EBB die zijn toegepast zijn op deelverzamelingen van de responsen uit de EBB. Daarom verschilt de publicatierichtlijn voor percentages en gemiddelden afhankelijk van het gewicht dat gebruikt wordt. Naast kwartaal- en jaarcijfers kunnen er ook meerdere jaren van de EBB samengevoegd worden zodat het aantal (onafhankelijke) waarnemingen groeit en zo toch verdelingen of gemiddelden te publiceren over kleine deelpopulaties. In tabel 7.1 is te zien welke richtlijnen er zijn voor de verschillende deelpopulaties bij verschillende verslagperiodes. De publicatiegrenzen zijn bedoeld als algemene richtlijnen. Afhankelijk van het doel van een bepaalde tabel kan ervoor gekozen worden om deze regels strikter toe te passen.

7.1 Richtlijnen publicatiegrenzen voor opgehoogde aantallen in de noemer voor percentages en gemiddelden, in duizendtallen
KwartaalcijfersJaarcijfers 3 jaarsgemiddelde
Alle peilingen30157,5
Eerste peiling.3010
Tweede, derde, vierde of vijfde peiling.4013
Peiling 2 t/m 5 voor stroomcijfers 402010
Peiling 2 t/m 5 voor cijfers naar positie in het huishouden (vanaf 2021)402010
Peiling 2 voor huishoudkern leden (vanaf 2021).3010

7.1 Onnauwkeurigheidsmarges 

Zoals in ieder steekproefonderzoek hebben ook de uitkomsten van de EBB onnauwkeurigheidsmarges. Omdat het steekproefdesign vrij complex is (zie hoofdstuk 3), is het schatten van de 95%-betrouwbaarheidsmarges niet eenvoudig. Daarnaast worden modelmatige schattingsmethode toegepast voor een aantal kerncijfers. De cijfers op basis van de modelmatige schattingsmethode worden ook opgelegd aan het weegmodel waardoor de marges voor kerncijfers direct worden beïnvloed en andere cijfers die hiermee samenhangen indirect worden beïnvloed. De tabellen in bijlage A geven een globale raming van de marges voor de opgehoogde aantallen in de voorkolommen o.b.v. het aantal onafhankelijke waarnemingen. Daarbij is geen rekening gehouden met het steekproefontwerp noch met de gebruikte schatter. De marges hebben betrekking op uitkomsten voor heel Nederland die niet met een modelmatige schattingsmethode zijn berekend. Strikt genomen zou voor elk kenmerk afzonderlijk een betrouwbaarheidsmarge moeten worden geschat. Dankzij het gebruik van (modelmatige) schattingsmethoden worden bijvoorbeeld de marges kleiner. Voor tabellen waarin een kenmerk naar een regionaal niveau wordt uitgesplitst gelden ook kleinere marges. Regionale cijfers o.b.v. de EBB worden ook gemaakt via modelmatige schattingsmethoden om de precisie te verbeteren en hebben daarom ook weer een eigen marge berekening. Cijfers met een te grote variatiecoëfficiënt worden daar ook onderdrukt soortgelijk aan de richtlijnen van de tabellen in bijlage A.

Tot slot zijn de marges uit bijlage A voor schattingen waarbij meerdere peilingen gebruikt worden, niet geschikt om op significantie voor kwartaal- of jaarmutaties te testen. Door de panelstructuur van de EBB zijn de schattingen van opeenvolgende periodes namelijk gecorreleerd.