Enquête Beroepsbevolking (EBB) - Onderzoeksbeschrijving

6. Weging

Bij de weging krijgen de respondenten een gewicht toegekend om selectiviteit in de respons te corrigeren. Tegelijkertijd wordt met het gewicht opgehoogd naar bekende populatie totalen uit registraties. De volgende stratificaties worden toegepast in het weegmodel:

Geslacht, leeftijd, regio, herkomst 

Er zijn een aantal demografische kenmerken als weegterm opgenomen. De eerste weegterm wordt gevormd door leeftijd in 43 categorieën per geslacht. Tussen 15 tot en met 30 jaar en 50 tot en met 69 jaar worden afzonderlijke leeftijdsjaren onderscheiden. Hiermee kunnen betere schattingen gemaakt worden van de arbeidssituatie van jongeren naar diverse leeftijdsindelingen en kan de uitstroom van ouderen uit het arbeidsproces beter in kaart gebracht worden. Voor de tussenliggende leeftijden zijn vijfjaarsklassen gehanteerd. Voor regio wordt de COROP-indeling gebruikt. Voor herkomst is een indeling met 14 grote landen(groepen) gekozen in combinatie met een uitsplitsing naar leeftijd. Deze variabele is overgenomen uit de BRP. Ook adrestype is overgenomen uit de BRP met de categorieën één persoon woonachtig, meerdere personen met kind(eren) woonachtig en overig. De populatiegegevens die bij de schatting zijn gebruikt komen direct uit het BRP.

GWU

Geregistreerd als werkzoekende bij het UWV (GWU) naar type uitkering en leeftijd is opgenomen in de weging vanwege de relatief sterke samenhang met de werkloosheid. Ongeveer een kwart van de personen die zijn ingeschreven als werkzoekende bij het UWV (GWU) zijn ook werkloos volgens de geldende werkloosheidsdefinitie. Daarnaast is de respons ook selectief naar dit kenmerk. Een ander doel van deze variabele is meer consistentie bewerkstelligen tussen beide schattingen. Door de opname van deze weegterm kan ook gepubliceerd worden over de overlap tussen beide onderwerpen. 

Inkomen 

Toevoeging van informatie over de belangrijkste inkomensbron en de hoogte van het inkomen van werknemers leveren een belangrijke bijdrage aan een verbeterde schatting van de werkzame beroepsbevolking. Om een betere schatting van de werkzame beroepsbevolking te kunnen maken, is het belangrijk om hulpinformatie op te nemen in het weegmodel die samenhangt met deze variabele. De werkzame beroepsbevolking is gedefinieerd als iedereen tussen 15 en 75 jaar die 1 uur of meer per week werkt. Zij kunnen zowel in Nederland als in het buitenland werken. Als benadering hiervan is gekozen om uit de loonaangifte het gegeven af te leiden wat de belangrijkste bron van inkomen is. Er is een driedeling gemaakt met de categorieën loon, uitkering en onbekend, waarbij de eerste categorie dus zo veel mogelijk in de buurt moet komen van de afbakening van de werkzame beroepsbevolking. Daarnaast wordt dit verder uitgesplitst naar provincie en de vier grote steden, om ook op dit niveau een verbeterde schatting van de werkzame beroepsbevolking te realiseren. Voor de hoogte van het inkomen is gekozen voor een opdeling in zes inkomensgroepen, waarbij de groep onbekenden met hele lage jaarinkomens is samengenomen. 

Schattingen tijdreeksmodellen

Zoals in paragraaf 2.2 is beschreven zijn er in het verleden verschillende malen wijzigingen in de waarneming doorgevoerd. Deze wijzigingen hebben vrijwel altijd gevolgen voor uitkomsten (en leiden daarmee tot breuken in de reeks). Met behulp van een structureel tijdreeksmodel is voor de kerncijfers voor de gevolgen van de doorgevoerde wijzigingen van de enquête gecorrigeerd. Deze gegevens worden ook verwerkt in de weging van de EBB, waarmee de kerncijfers op basis van de EBB bij alle wegingen consistent worden berekend vanaf 2013 op het niveau van het meest recente herontwerp van de EBB (2021). Daarbij gaat het om de kerncijfers uit tabel 2.3.1 plus de werkzame en werkloze beroepsbevolking naar leeftijd (15 tot 25 jaar, 25 tot 45 jaar en 45 tot 75 jaar) en geslacht. Bovendien wordt na uitvoering van de kwartaalweging met alle peilingen ook het aantal werkenden en werklozen in de tienjaarsklassen 25 tot 35 jaar, 35 tot 45 jaar en 45 tot 55 jaar vastgesteld. Deze schattingen worden opgelegd aan alle andere wegingen zoals genoemd in paragraaf 6.1. Hiermee wordt voldaan aan de Eurostat verplichting dat deze cijfers consistent moeten zijn voor alle deelverzameling met een aparte weging. 

6.1 Wegingen

De wegingen van de EBB worden per kwartaal uitgevoerd waarbij CAWI-, CATI- en CAPI-data worden gecombineerd en zoveel mogelijk informatie uit registraties wordt benut. Gegevens die in alle peilingen worden verzameld of afgeleid worden daarmee ook op kwartaalbasis gepubliceerd. 

Het betreffende gewicht hiervoor heet EBBGewKwartaalgewichtA.

Jaarcijfers voor deze variabelen zijn een gemiddelde van de vier kwartalen en kunnen berekend worden met het gewicht EBBGewJaargewichtA.

Gegevens die slechts in één peiling worden verzameld worden doorgaans alléén op jaarbasis gepubliceerd. Hiervoor gelden de gewichten EBBGewJaargewichtP#A. Waarbij # het nummer van de peiling is waar de vragen zijn opgenomen. 

Daarnaast is er een speciaal gewicht voor cijfers waarbij uitgesplitst wordt naar de positie in het huishouden. Deze gegevens zijn namelijk vanaf 2021 alleen in peiling 2 t/m 5 verzameld. Hiervoor gelden de gewichten EBBGewJaargewichtPoshhA en EBBGewKwartaalgewichtPoshhA. Voor alle variabelen die in peiling 2 t/m 5 beschikbaar zijn, kan de positie in het huishouden als achtergrondkenmerk worden meegenomen. 

Vanaf 2021 zijn er alleen in de tweede peiling ook gegevens over een beperkt aantal doelvariabelen van de huishoudleden waargenomen. Hiervoor is ook een apart gewicht waarmee cijfers gemaakt worden over bijvoorbeeld de arbeidsdeelname of het onderwijsniveau van partners of ouders in het huishouden. Dit betreft het gewicht EbbGewJaarGewichtHHkernP2A.

Tot slot kunnen op basis van het panel deel van de EBB ook cijfers over wisselingen op de arbeidsmarkt worden samengesteld. Het gaat dan om veranderingen in de (arbeid)situatie van personen na drie maanden. Deze geven inzicht in de mobiliteit van personen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Om deze stroomcijfers op te hogen naar de Nederlandse populatie is een longitudinale weging ontwikkeld. Deze longitudinale weging sluit zoveel mogelijk aan bij de reguliere EBB-weging. Het reguliere EBB-weegmodel is hiertoe uitgebreid met twee dynamische kenmerken. Het gaat om de kenmerken ‘verandering in GWU inschrijving’ en ‘verhuizing’. Dit betreft het gewicht EbbGewKwartaalgewichtlongA. Er is geen gewicht voor jaarcijfers over wisselingen, maar die kunnen wel berekend worden door vier kwartalen te selecteren en het longitudinaal kwartaalgewicht door 4 te delen. Deze cijfers betreffen dan het gemiddeld aantal wisselingen na 3 maanden in een jaar.