Veiligheidsmonitor 2021
Over deze publicatie
Deze publicatie bevat de resultaten van de Veiligheidsmonitor 2021. Dit is een grootschalig enquêteonderzoek onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder naar onder meer leefbaarheid, veiligheidsbeleving en slachtofferschap van criminaliteit. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze rapportage bevat (trend)cijfers voor Nederland als geheel, en ook uitsplitsingen naar politieregio's en de (middel)grote gemeenten en naar persoonskenmerken.
Erratum (3 mei 2022)
Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, is er toch achteraf
een onvolkomenheid geconstateerd. Onze excuses hiervoor.
In de longread en de PDF zijn de volgende teksten en grafieken aangepast met de juiste tekst en cijfers.
In paragraaf 3.6 is figuur 3.6.2 en de bijbehorende tekst aangepast want de cijfers voor de discriminatiegronden leeftijd en nationaliteit waren verwisseld en de cijfers van leeftijd en godsdienst of levensovertuiging waren in de tekst niet correct.
In paragraaf 4.4 is figuur 4.4.1b en de bijbehorende tekst aangepast want de cijfers over melding en aangifte van traditionele criminaliteit in ondervonden delicten waren voor wat betreft het totaal, geweldsdelicten totaal en vermogensdelicten totaal foutief berekend. Voor dezelfde delictsgroepen waren ook de cijfers over de redenen om geen aangifte te doen (in niet aangegeven delicten) foutief en zijn deze in figuur 4.4.2 en de bijbehorende tekst aangepast. Ook in de bijlagetabellen 4e en 4f zijn deze cijfers aangepast.
In Tabel H4 Traditionele criminaliteit - 2021 zijn de cijfers in tabblad 5 ‘Melding en aangifte -ondervonden delicten’ en tabblad 6 ‘Reden geen aangifte’ eveneens aangepast. In de Tabel - Omrekenfactoren Veiligheidsmonitor zijn de landelijke en regionale omrekenfactoren voor het item 'aangiftebereidheid delicten totaal' aangepast. In de Nota methodebreuken Veiligheidsmonitor zijn de passages die hierop betrekking hebben aangepast.
1. Inleiding
Hoe ervaren Nederlanders de leefbaarheid van hun woonomgeving? Voelen zij zich er veilig? Hoe vaak zijn ze slachtoffer van criminaliteit? Wat vinden ze van het functioneren van de politie? En welke maatregelen nemen ze om criminaliteit te voorkomen? Al deze vragen, en nog meer, worden in de Veiligheidsmonitor 2021 beantwoord.
De cijfers zijn gebaseerd op een grootschalige enquête onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder. In 2021 hebben 173 duizend personen de vragenlijst ingevuld. Dit grote aantal respondenten maakt het mogelijk om tot op een gedetailleerd niveau betrouwbare uitspraken te doen over de veiligheid in Nederland.
De Veiligheidsmonitor wordt sinds 2005 jaarlijks en vanaf 2017 tweejaarlijks gehouden. Nadat in 2012 voor de laatste keer een revisie van het onderzoek had plaatsgevonden achtten de opdrachtgevers van de Veiligheidsmonitor (het ministerie van Justitie en Veiligheid en het CBS) en de partners (gemeenten, politie, WODC) het noodzakelijk om de opzet en inhoud van de Veiligheidsmonitor in 2021 opnieuw tegen het licht te houden. Het onderzoeksterrein is immers continu in beweging: nieuwe vormen van criminaliteit ontstaan en ontwikkelen zich steeds sneller (denk aan online criminaliteit) en in het verlengde daarvan verandert ook de behoefte aan informatie vanuit bestuur en beleid.
Concreet betekent dit dat de vragenlijst van de Veiligheidsmonitor grondig is herzien. Nieuwe onderwerpen die breed in de maatschappelijke belangstelling staan zijn toegevoegd: zo is er aandacht voor discriminatie en online seksueel intimiderend gedrag. En onderwerpen die al eerder deel uit maakten van de Veiligheidsmonitor zijn verdiept: er wordt bijvoorbeeld niet alleen in kaart gebracht hoeveel Nederlanders slachtoffers zijn van criminaliteit, maar ook welke emotionele, lichamelijke en financiële gevolgen zij hiervan ondervinden. Het vragenblok over online criminaliteit is geactualiseerd en uitgebreid met nieuwe vormen van criminaliteit op dit gebied.
Een verandering in de wijze waarop de gegevens worden verzameld is dat het onderzoek voor het eerst geheel als internetenquête is uitgevoerd. Papieren vragenlijsten zijn niet meer gebruikt.
Onvermijdelijk gevolg van dit herontwerp is dat de uitkomsten van de Veiligheidsmonitor 2021 niet meer 1-op-1 vergelijkbaar zijn met die van eerdere edities. Om toch trends en ontwikkelingen in beeld te kunnen brengen is een voorziening getroffen waardoor voor een aantal belangrijke indicatoren op het gebied van veiligheid en criminaliteit vergelijkingen met eerdere jaren kunnen worden gemaakt. Tegelijkertijd met de Veiligheidsmonitor nieuwe stijl is op beperktere schaal een Veiligheidsmonitor volgens de ‘oude’ opzet gehouden, dat wil zeggen met dezelfde vragenlijst als in 2019 en met enquêtering via internet en papieren vragenlijsten. Door middel van dit ‘dubbeldraaitraject’ kon worden vastgesteld in welke mate de uitkomsten van de nieuwe en oude Veiligheidsmonitor op vergelijkbare vragen verschilden, en konden de ‘oude’ uitkomsten zodanig omgerekend worden dat ze vergelijkbaar zijn met de ‘nieuwe’ uitkomsten. Op deze manier zijn voor een beperkte set van kernindicatoren op het gebied van onder andere leefbaarheid, veiligheidsbeleving en criminaliteit trends geconstrueerd die in deze publicatie zijn opgenomen. Meer informatie hierover is opgenomen in de Onderzoeksverantwoording in de bijlage van dit rapport.
De Veiligheidsmonitor bevat niet alleen cijfers over Nederland als geheel maar ook over de regio’s van ons land. Er worden uitkomsten gepresenteerd voor de 10 regionale eenheden, 43 districten en 167 basisteams van de politie en voor de 52 grootste gemeenten van ons land met meer dan 70 duizend inwoners.
De Veiligheidsmonitor is een samenwerking tussen het Centraal Bureau voor de Statistiek en het ministerie van Justitie en Veiligheid.
De publicatie Veiligheidsmonitor 2021 is als webpublicatie en in pdf-vorm beschikbaar op de website van het CBS. Achterliggende cijfers zijn te vinden in maatwerktabellen die eveneens beschikbaar zijn op de CBS-site, en op StatLine, de elektronische databank van het CBS.
1.1 Samenvatting
Deze samenvatting laat de onderzoeksresultaten van de Veiligheidsmonitor 2021 voor de diverse thema’s op hoofdlijnen zien. Eerst wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste landelijke uitkomsten. Daarna volgt een samenvatting van de regionale uitkomsten. Deze uitkomsten van de afzonderlijke regio’s worden afgezet tegen het landelijke gemiddelde als referentiepunt. Het geheel correspondeert in grote lijnen met het kleurenoverzicht verderop waarin de scores op de belangrijkste indicatoren op het niveau van regionale politie-eenheden en -districten visueel zijn weergegeven. Een toelichting op het gebruik van dit overzicht wordt gegeven in de tekstbox die vooraf gaat aan het kleurenoverzicht.
Landelijke uitkomsten
Leefbaarheid en overlast in buurt
- Het rapportcijfer voor de leefbaarheid in de buurt bedraagt een 7,6.
- Op de langere termijn, vanaf 2005, is de ervaren sociale cohesie in de buurt weinig veranderd. Op een schaal van 0 tot 10 scoort de sociale cohesie in de buurt in 2021 een 6,4. De sociale cohesie neemt toe van een 5,9 in zeer sterk stedelijke buurten tot een 7,2 in niet stedelijke buurten.
- Minder dan de helft van de Nederlanders (44 procent) is (zeer) tevreden over het functioneren van de eigen gemeente als het gaat om de aanpak van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Dit tevredenheidspercentage verschilt niet tussen stad en platteland.
- Ongeveer 3 op de 10 zeggen dat gemeentelijke handhavers (vaak of soms) zichtbaar zijn in de buurt. Een kwart is (zeer) tevreden over het functioneren van de handhavers in de eigen gemeente. De meesten zijn tevreden noch ontevreden. Zowel de zichtbaarheid als de tevredenheid daarover is in meer verstedelijkte buurten groter dan in minder verstedelijkte buurten.
- 1 op de 10 Nederlanders geeft aan veel milieuoverlast te ervaren. Ook 1 op de 10 ervaart veel sociale overlast. 2 op de 10 ervaren veel fysieke verloedering, en 3 op de 10 veel verkeersoverlast in hun buurt.
- In totaal zegt bijna de helft van de Nederlanders (46 procent) veel overlast in de buurt te ervaren. Bijna 9 op de 10 geven aan veel overlast of een beetje overlast in de buurt te ervaren.
Veiligheidsbeleving
- Een op de drie Nederlanders (33 procent) voelt zich weleens onveilig in het algemeen. Twee procent voelt zich vaak onveilig.
- De algemene onveiligheidsgevoelens zijn in vergelijking met 2005, het eerste vergelijkbare meetjaar, met 34 procent gedaald.
- 14 procent van de Nederlanders voelt zich weleens onveilig in de eigen buurt. Twee procent voelt zich vaak onveilig in de eigen buurt.
- In 2021 liggen de onveiligheidsgevoelens in de buurt 13 procent lager dan in 2008, het eerste jaar dat deze op een vergelijkbare manier gemeten zijn.
- Vrouwen voelen zich vaker onveilig dan mannen. Jongeren voelen zich vaker onveilig dan ouderen.
- Acht procent doet ’s avonds vaak niet open omdat men het niet veilig vindt. Drie procent voelt zich ’s avonds vaak onveilig op straat in de eigen buurt, en rijdt of loopt vaak om vanwege onveilige plekken in de buurt. Twee procent is vaak bang om zelf slachtoffer te worden van criminaliteit in de buurt, en voelt zich ’s avonds alleen thuis vaak onveilig.
- Negen procent heeft het idee dat er veel criminaliteit in de eigen buurt voorkomt. Het grootste deel (64 procent) denkt dat er weinig criminaliteit plaatsvindt, en 21 procent denkt dat er géén criminaliteit voorkomt.
- Het percentage dat denkt dat de criminaliteit in de buurt in de afgelopen 12 maanden is toegenomen is groter dan het percentage dat denkt dat deze is afgenomen (11 tegen 5 procent). De meesten (59 procent) denken dat de criminaliteit gelijk gebleven is.
- Nederlanders waarderen de veiligheid in hun buurt met een gemiddeld rapportcijfer van 7,5. Stedelingen zijn minder tevreden over de veiligheid in hun buurt dan dorpelingen.
- Zeventien procent denkt dat de kans heel groot of groot is om slachtoffer te worden van oplichting via internet. Zes procent schat de kans op inbraak in de eigen woning (heel) groot in, en 2 procent denkt dat het risico op achtereenvolgens zakkenrollerij, beroving, en mishandeling (heel) groot is.
- Ruim een op de zeven (15 procent) zegt vaak of soms respectloos behandeld te worden door onbekenden op straat. Bijna een op de tien (9 procent) zegt vaak of soms respectloos behandeld te worden door personeel van winkels of bedrijven, of door onbekenden in het openbaar vervoer. Het minst wordt respectloze behandeling ervaren door bekenden zoals partner, familie of vrienden (6 procent).
- Ruim een op de tien Nederlanders (11 procent) zegt dat ze zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd hebben gevoeld. De meesten van hen (36 procent) zeggen dat dit was op grond van hun ras of huidskleur. De meest voorkomende manier waardoor slachtoffers zich gediscrimineerd voelen is ongelijke behandeling/benadeling/het voortrekken van bepaalde groepen. Bijna 1 op de 10 mensen die zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd voelden hebben dit gemeld bij een of meerdere instanties.
Traditionele criminaliteit
- In 2021 is 5 procent van de Nederlanders slachtoffer geweest van geweld, 9 procent van vermogensdelicten en 6 procent van vernielingen.
- In totaal is 17 procent in 2021 slachtoffer geweest van één of meer van deze vormen van traditionele criminaliteit.
- Op de langere termijn, vanaf 2005, is het slachtofferschap van traditionele criminaliteit met 59 procent afgenomen.
- Mannen zijn iets vaker slachtoffer van traditionele criminaliteit dan vrouwen. Jongeren zijn vaker slachtoffer dan ouderen.
- Ruim een kwart van de slachtoffers van traditionele criminaliteit geeft aan emotionele of psychische problemen, lichamelijke verwondingen of letsel en/of financiële problemen te (hebben) ervaren als gevolg van hun slachtofferschap.
- In 2021 deed 38 procent van de slachtoffers van traditionele criminaliteit melding van wat hen overkomen was. Bijna 1 op de 3 slachtoffers (32 procent) deed aangifte.
- Het belangrijkste motief voor slachtoffers om het delict niet bij de politie aan te geven is dat ‘het niets helpt’. Bij 4 op de 10 delicten werd dit genoemd als (een van) de reden(en).
Online criminaliteit
- In 2021 is 10 procent van de Nederlanders slachtoffer geweest van online oplichting en fraude, 7 procent van hacken, 2 procent van online bedreiging en intimidatie, en 1 procent van overige online delicten.
- Van alle Nederlanders van 15 jaar en ouder zeggen in 2021 meer dan twee op de drie (68 procent) dat ze in de afgelopen twaalf maanden tenminste één keer een telefoontje, e-mail of ander bericht hebben ontvangen dat (waarschijnlijk) van een oplichter was. Twee procent geeft aan hier weleens te zijn ingetrapt. Bijna de helft hiervan (0,8 procent) is er uiteindelijk geld mee verloren.
- In totaal is 17 procent in 2021 slachtoffer geweest van één of meer van deze vormen van online criminaliteit.
- Jongeren zijn ongeveer 1,5 keer zo vaak slachtoffer van online criminaliteit. Het verschil is het grootst bij online bedreiging en intimidatie en bij hacken.
- Het slachtofferschap van online criminaliteit is sinds 2012 met ruim 20 procent toegenomen. Vooral de laatste jaren is er sprake van een stijgende tendens.
- Achttien procent van de slachtoffers van online criminaliteit geeft aan dat het online delict heeft geleid tot emotionele of psychische problemen en/of financiële problemen.
- Van alle slachtoffers van online criminaliteit heeft bijna de helft (47 procent) bij een instantie gemeld wat hen overkomen is. Bijna een vijfde van de slachtoffers (19 procent) heeft aangifte gedaan bij de politie.
Burgers en politie
- Een kwart van de Nederlanders heeft in de afgelopen twaalf maanden eens of meerdere keren contact gehad met de politie.
- Hiervan hadden 6 op de 10 het laatste contact met de politie in de eigen buurt. Iets minder dan 2 op de 10 hadden het laatste contact respectievelijk elders in de eigen gemeente en buiten de eigen gemeente.
- De tevredenheid over het laatste contact met de politie verschilt weinig naar de plaats waar dit plaatsvond: ongeveer twee op de drie zijn (zeer) tevreden over dit contact, zowel in de eigen buurt, elders in de eigen gemeente als daarbuiten.
- Op de lange termijn, vanaf 2005, is de tevredenheid over het contact met de politie in de eigen gemeente met 18 procent toegenomen.
- Ruim een op de drie (37 procent) is (zeer) tevreden over het functioneren van de politie in de buurt. Acht procent is (zeer) ontevreden en 28 procent is niet tevreden en niet ontevreden. Eenzelfde deel, 28 procent, geeft aan dit niet te kunnen beoordelen.
- Bijna de helft (49 procent) is (zeer) tevreden over het functioneren van de politie in het algemeen. Negen procent is (zeer) ontevreden en 29 procent is niet tevreden en niet ontevreden. De rest (13 procent) zegt dit niet te kunnen boordelen.
- Sinds 2005 is de tevredenheid over het functioneren van de politie in de buurt met 9 procent gestegen.
- Negen procent zegt de politie vaak in de eigen buurt te zien, 36 procent soms, 42 procent zelden en 13 procent nooit.
- 1 op de 3 is (zeer) tevreden over de zichtbaarheid van de politie in de eigen buurt; 1 op de 5 is (zeer) ontevreden hierover. De rest is tevreden noch ontevreden (36 procent) of heeft geen oordeel over de zichtbaarheid van de politie in de buurt (12 procent).
- De zichtbaarheid van de politie in de buurt en de tevredenheid hierover is in meer verstedelijkte buurten groter dan minder verstedelijkte buurten.
Preventie
- Ruim driekwart van de Nederlanders geeft aan vaak of altijd waardevolle spullen mee uit de auto te nemen om diefstal te voorkomen.
- Bijna de helft zegt (vaak of altijd) ’s avonds het licht te laten branden wanneer er niemand thuis is.
- 63 procent heeft extra veiligheidssloten of -grendels op ramen en deuren.
- 17 procent heeft thuis camerabewaking en 13 procent een alarminstallatie.
- Ruim een op de vijf (22 procent) geeft aan dat hij/zij zelf of iemand anders van het huishouden deelneemt aan Whatsapp-buurtpreventie.
- De meest gebruikte maatregel die Nederlanders nemen om hun digitale gegevens te beschermen zijn sterke wachtwoorden kiezen die moeilijk te raden zijn (door ruim 70 procent), gebruik van een virusscanner (55 procent), en updates/back-ups (52 procent).
70-duizend-plus-gemeenten
- Ruim de helft van de inwoners (51 procent) van de 70-duizend-plus-gemeenten ervaart in 2021 veel buurtoverlast, tegen 46 procent landelijk gemiddeld; vooral in de vier grote steden, de G4, wordt veel overlast ervaren (58 procent).
- 19 procent van de inwoners van de 70-duizend-plus-gemeenten voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt, tegen 14 procent gemiddeld in Nederland. In de G4 voelt een kwart zich weleens onveilig in de eigen buurt.
- 22 procent van de inwoners van de 70-duizend-plus-gemeenten is in 2021 slachtoffer geweest van één of meer vormen van traditionele criminaliteit (landelijk 17 procent). Het slachtofferschap is het grootst in de G4 (28 procent).
- De tevredenheid over het functioneren van de politie in de buurt is in de 70-duizend-plus-gemeenten met 37 procent gelijk aan het landelijke gemiddelde. In de G4 is men hierover iets positiever (39 procent).
Regionale uitkomsten
Uit het overzicht komen enkele duidelijke patronen naar voren:
- Inwoners van de districten in het noorden en oosten van het land (Fryslân, Drenthe, IJsselland, Twente, Noord en Oost Gelderland en Gelderland Midden) en ook van de districten West Utrecht, Noord Holland Noord, Leiden - Bollenstreek, Zeeland, ’s Hertogenbosch, Helmond en Noord- en Midden-Limburg zijn gemiddeld positiever over (de meeste) zaken als de leefbaarheid van de buurt, fysieke verloedering, sociale overlast, verkeersoverlast, milieuoverlast en veiligheidsbeleving. Ook wat betreft de mate van slachtofferschap van criminaliteit doet een aantal van deze districten het beter dan gemiddeld. Qua tevredenheid over het functioneren en de zichtbaarheid van de politie in de buurt doen vooral districten in Den Haag en Amsterdam het bovengemiddeld goed. Op het gebied van de aanwezigheid van preventieve voorzieningen in of rond de woning scoren alle districten in Zeeland - West-Brabant, Oost-Brabant en Limburg hoger dan gemiddeld.
- Inwoners van veel districten in de grootstedelijke regionale eenheden Amsterdam en Rotterdam zijn gemiddeld minder positief over de leefbaarheid en overlast in de buurt en ze voelen zich gemiddeld ook onveiliger. Ook in de districten Utrecht Stad, Den Haag Centrum, Den Haag West en Den Haag Zuid is dat het geval, net als in Parkstad Limburg en Zuid-West-Limburg. In alle districten van de regionale eenheid Amsterdam, in veel districten van de regionale eenheden Rotterdam en Den Haag, en in Utrecht Stad ligt het slachtofferschap van criminaliteit in totaliteit hoger dan gemiddeld in Nederland. Aan preventie rondom de eigen woning wordt in alle districten van Amsterdam en veel districten van Rotterdam en Den Haag relatief weinig gedaan.
1.2 Leeswijzer
Kern van dit rapport zijn de hoofdstukken 2 tot en met 7 waarin achtereenvolgens de uitkomsten voor de 6 hoofdthema’s (leefbaarheid en overlast woonbuurt, veiligheidsbeleving, traditionele criminaliteit, online criminaliteit, burgers en politie, preventie) worden beschreven. Elk hoofdstuk bevat de landelijke uitkomsten van 2021, meestal trends over de periode 2005–2021, uitsplitsingen naar achtergrondkenmerken en regionale uitsplitsingen van de landelijke uitkomsten.
De bijlagen bevatten tabellen met achterliggend landelijk en regionaal cijfermateriaal, trendcijfers en een lijst met deelnemende gemeenten aan de Veiligheidsmonitor 2021.
Afgesloten wordt met een onderzoeksverantwoording, een lijst met recent verschenen literatuur op basis van de Veiligheidsmonitor, een verwijzing naar meer cijfers.
2. Leefbaarheid en overlast in woonbuurt
In dit hoofdstuk staat het thema leefbaarheid en overlast in de woonbuurt centraal. Eerst komt aan de orde hoe inwoners van Nederland de fysieke voorzieningen en sociale cohesie in hun buurt ervaren. Vervolgens gaat het om de overlast in de buurt. Welke vormen van overlast komen het meest voor en van welke heeft men de meeste last? Meer cijfermateriaal over dit onderwerp, uitgesplitst naar regio en persoonskenmerken, is beschikbaar in de StatLinetabellen Sociale Veiligheid (Veiligheidsmonitor) en in een maatwerktabel .
2.1 Fysieke voorzieningen en sociale cohesie in buurt
Fysieke voorzieningen
In de Veiligheidsmonitor is de tevredenheid over fysieke voorzieningen in de woonbuurt gemeten. Een meerderheid van 82 procent geeft aan (heel) tevreden te zijn over de straatverlichting in de woonbuurt. Over het onderhoud van plantsoenen en parken is 65 procent (heel) tevreden. Zestig procent is (heel) tevreden over het onderhoud van de straten, stoepen en pleintjes en over de speelplekken voor kinderen. De tevredenheid over voorzieningen voor jongeren, zoals sportveldjes of een buurthuis is met 45 procent lager1).
2021 (% (heel) tevreden) | |
---|---|
Straatverlichting | 82,4 |
Onderhoud van plantsoenen en parken | 64,7 |
Onderhoud van stoepen, straten en pleintjes | 60,1 |
Speelplekken voor kinderen | 60,1 |
Voorzieningen voor jongeren | 45,4 |
Sociale cohesie
Ook de sociale cohesie in de eigen woonbuurt is onderzocht. Ruim driekwart vindt dat de mensen in de buurt op een prettige manier met elkaar omgaan. Bijna driekwart zegt dat zij de huissleutel aan de buren zouden durven geven als ze op vakantie gaan of langere tijd afwezig zijn. Bijna 70 procent is tevreden over de bevolkingssamenstelling in de eigen buurt. Het percentage dat veel contact heeft met andere buurtbewoners is relatief laag (minder dan 40 procent). De enige negatief geformuleerde stelling ‘De mensen in de buurt kennen elkaar nauwelijks’ wordt door een kwart onderschreven.
2021 (% (helemaal) eens) | |
---|---|
De mensen in de buurt gaan op een prettige manier met elkaar om | 75,8 |
Als ik op vakantie zou gaan of langere tijd afwezig zou zijn, zou ik mijn huissleutel aan de buren durven te geven | 72,8 |
Ik ben tevreden over de bevolkingssamenstelling in de buurt | 68,5 |
Ik voel me thuis bij de mensen die in de buurt wonen | 63,5 |
Ik woon in een gezellige buurt waar mensen elkaar helpen | 61,3 |
In deze buurt durven de mensen elkaar aan te spreken op onwenselijk gedrag | 49,5 |
Ik heb veel contact met andere buurtbewoners | 37,4 |
De mensen in de buurt kennen elkaar nauwelijks | 24,6 |
Op basis van de vragen over fysieke voorzieningen en sociale cohesie zijn schaalscores berekend. Deze schaalscores lopen van 0 tot en met 10, waarbij een hogere score overeenkomt met een positiever oordeel. De gemiddelde schaalscore voor fysieke voorzieningen bedraagt 6,5, de gemiddelde schaalscore voor sociale cohesie is 6,4. De schaalscore voor fysieke voorzieningen is gebaseerd op alle vragen, de schaalscore voor sociale cohesie op vier stellingen: 1. de mensen in de buurt kennen elkaar nauwelijks, 2. de mensen in de buurt gaan op een prettige manier met elkaar om, 3. ik woon in een gezellige buurt waar mensen elkaar helpen (ofwel waar veel saamhorigheid is), 4. ik voel me thuis bij de mensen die in de buurt wonen.
Fysieke voorzieningen en sociale cohesie naar stedelijkheid
Het oordeel over de fysieke voorzieningen in de buurt verschilt nagenoeg niet tussen meer verstedelijkte en minder verstedelijkte woonbuurten. Het oordeel over de sociale cohesie in de buurt daarentegen verschilt sterk naar stedelijkheidsgraad: bewoners van minder verstedelijkte buurten ervaren duidelijk meer sociale cohesie in hun buurt dan bewoners van meer verstedelijkte buurten.
Zeer sterk stedelijk (Schaalscore (0 = laag; 10 = hoog)) | Sterk stedelijk (Schaalscore (0 = laag; 10 = hoog)) | Matig stedelijk (Schaalscore (0 = laag; 10 = hoog)) | Weinig stedelijk (Schaalscore (0 = laag; 10 = hoog)) | Niet stedelijk (Schaalscore (0 = laag; 10 = hoog)) | |
---|---|---|---|---|---|
Fysieke voorzieningen | 6,5 | 6,5 | 6,6 | 6,5 | 6,4 |
Sociale cohesie | 5,9 | 6,3 | 6,5 | 6,8 | 7,1 |
1) Het betreft de stedelijkheidsgraad van de buurt waar men woont. |
Trends in fysieke voorzieningen en sociale cohesie
Over de periode 2008–2021 is het oordeel over de fysieke voorzieningen in de buurt weinig veranderd. Ook het oordeel over de sociale cohesie in de buurt, dat gemeten is tussen 2005 en 2021, laat een stabiel beeld zien.
Fysieke voorzieningen (2005/2008 = 100) | Sociale cohesie (2005/2008 = 100) | |
---|---|---|
2005 | 100,0 | |
2006 | 99,5 | |
2007 | 99,9 | |
2008 | 100,0 | 100,5 |
2009 | 100,6 | 100,8 |
2010 | 101,2 | 101,1 |
2011 | 102,8 | 101,6 |
2012 | 101,5 | 101,5 |
2013 | 101,1 | 101,2 |
2014 | 102,0 | 101,4 |
2015 | 102,0 | 101,3 |
2016 | 103,1 | 101,7 |
2017 | 102,2 | 101,3 |
2018 | ||
2019 | 103,5 | 102,4 |
2020 | ||
2021 | 103,9 | 102,8 |
1) In 2018 en 2020 heeft geen meting plaatsgevonden. |
Leefbaarheid buurt
Nederlanders geven de leefbaarheid in hun buurt gemiddeld een 7,6 als rapportcijfer. Elf procent vindt dat de buurt waarin zij wonen er in de afgelopen 12 maanden op vooruit is gegaan, 16 procent is juist van mening dat hun buurt erop achteruit is gegaan. De meerderheid ziet geen verandering.
2.2 Functioneren gemeente inzake leefbaarheid en veiligheid buurt
Functioneren gemeente naar stedelijkheid
Van de Nederlanders is 44 procent (zeer) tevreden over het functioneren van de eigen gemeente als het gaat om de aanpak van leefbaarheid en veiligheid. Deze tevredenheid verschilt niet wezenlijk naar de stedelijkheidsgraad van de woongemeente.
Totaal (% (zeer) tevreden) | |
---|---|
Totaal | 44,1 |
Zeer sterk stedelijk | 43,0 |
Sterk stedelijk | 43,3 |
Matig stedelijk | 45,9 |
Weinig stedelijk | 45,2 |
Niet stedelijk | 44,4 |
1) Het betreft de stedelijkheidsgraad van de gemeente waar men woont. |
Functioneren gemeente in 70-duizend-plus-gemeenten
In gemeenten met meer dan 70 duizend inwoners is 43 procent tevreden over het functioneren van de gemeente inzake leefbaarheid en veiligheid. Dat percentage is vergelijkbaar met het landelijke gemiddelde (44 procent), en ook met dat van de G4 (42 procent) en de G402) (43 procent).
Binnen de 52 70-duizend-plus-gemeenten varieert het percentage inwoners dat (zeer) tevreden is over het functioneren van de gemeente van 28 in Sittard-Geleen tot 57 in Amstelveen.
Gemeentenaam | Percentage (zeer) tevreden (%) |
---|---|
Amstelveen | 57,3 |
Zwolle | 55 |
Leidschendam-Voorburg | 50,9 |
Leiden | 50,5 |
Meierijstad | 49,4 |
Utrecht | 48,7 |
Leeuwarden | 48,4 |
Groningen | 47,8 |
Breda | 47,5 |
Zoetermeer | 47,5 |
Nijmegen | 47,4 |
HoekscheWaard | 47,3 |
Apeldoorn | 47,2 |
Hilversum | 46,8 |
Alkmaar | 46,8 |
Ede | 46,3 |
SudwestFryslan | 45,9 |
Tilburg | 45,6 |
Amersfoort | 44,9 |
Delft | 44,6 |
Arnhem | 44,2 |
Hengelo | 44,2 |
Deventer | 43,1 |
Haarlemmermeer | 43 |
Eindhoven | 42,9 |
SHertogenbosch | 42,6 |
Oss | 42,5 |
Westland | 42,4 |
AlphenaandenRijn | 42 |
Amsterdam | 41,9 |
Dordrecht | 41,5 |
Haarlem | 41,4 |
Emmen | 41,1 |
SGravenhage | 40,9 |
Helmond | 40,5 |
Maastricht | 39,8 |
Enschede | 39,4 |
Purmerend | 39,4 |
Hoorn | 39,1 |
Roosendaal | 39 |
Rotterdam | 38,7 |
Lelystad | 38,7 |
Gouda | 37,8 |
Almelo | 37,7 |
Almere | 36,1 |
Venlo | 36 |
Zaanstad | 34,8 |
Nissewaard | 34,3 |
Schiedam | 32,4 |
Vlaardingen | 30,1 |
Heerlen | 29,8 |
Sittard-Geleen | 28,2 |
Wanneer rekening wordt gehouden met de betrouwbaarheidsintervallen rondom de uitkomsten is de tevredenheid over het functioneren van de gemeente hoger dan gemiddeld in Amstelveen, Apeldoorn, Breda, Groningen, Hilversum, Hoeksche Waard, Leiden, Leidschendam-Voorburg, Leeuwarden, Meierijstad, Nijmegen, Utrecht en Zwolle (zie StatLinetabel Sociale Veiligheid (veiligheidsmonitor); regio). Lager dan gemiddeld is deze tevredenheid in Almere, ’s-Gravenhage, Heerlen, Maastricht, Nissewaard, Rotterdam, Schiedam, Sittard-Geleen, Venlo, Vlaardingen en Zaanstad.
Inzet gemeente voor leefbaarheid en veiligheid buurt
Bijna de helft (47 procent) van de inwoners van Nederland vindt dat de gemeente zich inzet voor de leefbaarheid en veiligheid in de buurt (zie maatwerktabel). Veertig procent is van mening dat de gemeente de buurt informeert over de aanpak van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Verder geeft 34 procent aan dat de gemeente de buurt betrekt bij de aanpak van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Bewoners van zeer sterk stedelijke gemeenten geven relatief vaak aan dat de gemeente zich inzet voor de leefbaarheid en veiligheid in de buurt en dat zij de buurt informeert en betrekt.
Zichtbaarheid gemeentelijke handhavers
Gemeentelijke handhavers houden zich bezig met het vergroten van de leefbaarheid en veiligheid. Zeven procent van de bevolking ziet vaak gemeentelijke handhavers in de eigen buurt en 23 procent ziet hen soms. Op andere plekken in de gemeente ziet 16 procent vaak gemeentelijke handhavers en 41 procent soms. De zichtbaarheid van de handhavers is in meer stedelijke woonbuurten en -gemeenten groter dan in minder stedelijke woonbuurten en -gemeenten.
Vaak (%) | Soms (%) | (Zeer) tevreden (%) | ||
---|---|---|---|---|
Zichtbaarheid handhavers in buurt | Totaal | 7,4 | 22,5 | |
Zichtbaarheid handhavers in buurt | Zeer sterk stedelijk | 13,2 | 32,1 | |
Zichtbaarheid handhavers in buurt | Sterk stedelijk | 8,3 | 23,9 | |
Zichtbaarheid handhavers in buurt | Matig stedelijk | 4,5 | 19,2 | |
Zichtbaarheid handhavers in buurt | Weinig stedelijk | 3,1 | 15,6 | |
Zichtbaarheid handhavers in buurt | Niet stedelijk | 2,1 | 9,8 | |
Zichtbaarheid handhavers elders in gemeente | Totaal | 16,2 | 41,2 | |
Zichtbaarheid handhavers elders in gemeente | Zeer sterk stedelijk | 27,3 | 46,4 | |
Zichtbaarheid handhavers elders in gemeente | Sterk stedelijk | 19,6 | 47,2 | |
Zichtbaarheid handhavers elders in gemeente | Matig stedelijk | 11 | 41,4 | |
Zichtbaarheid handhavers elders in gemeente | Weinig stedelijk | 6,1 | 32,7 | |
Zichtbaarheid handhavers elders in gemeente | Niet stedelijk | 3,9 | 22,7 | |
Oordeel over functioneren handhavers2) | Totaal | 25,1 | ||
Oordeel over functioneren handhavers2) | Zeer sterk stedelijk | 27,8 | ||
Oordeel over functioneren handhavers2) | Sterk stedelijk | 25,6 | ||
Oordeel over functioneren handhavers2) | Matig stedelijk | 24,1 | ||
Oordeel over functioneren handhavers2) | Weinig stedelijk | 21,8 | ||
Oordeel over functioneren handhavers2) | Niet stedelijk | 21,2 | ||
1) Het betreft de stedelijkheidsgraad van de gemeente waar men woont. 2) Het gaat hier om degenen die weleens gemeentelijke handhavers in hun buurt of elders in de gemeente zien. |
Functioneren gemeentelijke handhavers
Een kwart van de mensen die weleens gemeentelijke handhavers in hun buurt of elders in de gemeente zien is (zeer) tevreden over het functioneren van deze handhavers. Een derde is over hen niet tevreden en niet ontevreden. Elf procent is (zeer) ontevreden. Verder zegt 30 procent dit niet te kunnen beoordelen. Het percentage dat (zeer) tevreden is over het functioneren van gemeentelijke handhavers neemt toe met de stedelijkheidsgraad van de woongemeente en loopt uiteen van 21 procent in niet stedelijke gemeenten tot 28 procent in zeer sterk stedelijke gemeenten.
2.3 Overlast in buurt
Om een beeld te krijgen van het vóórkomen van buurtoverlast en de beleving hiervan is in de Veiligheidsmonitor voor een 17-tal vormen van overlast gevraagd of deze weleens voorkomen in de eigen buurt en zo ja, in welke mate men daar zelf overlast van ervaart (antwoordmogelijkheden: ‘veel overlast’, ‘een beetje overlast’, ‘weinig overlast’, ‘geen antwoord’). Deze afzonderlijke overlastvormen zijn hieronder ingedeeld in vier categorieën: fysieke verloedering, sociale overlast, verkeersoverlast en milieuoverlast.
Fysieke verloedering
Fysieke verloedering bestaat uit vier overlastvormen, te weten: ‘rommel op straat’, ‘vernield straatmeubilair, bijvoorbeeld vuilnisbakken of bankjes’, ‘bekladde muren of gebouwen’, en ‘hondenpoep, bijvoorbeeld op de stoep of op grasveldjes’.
Het grootste overlastprobleem in de fysieke sfeer is hondenpoep: 58 procent geeft aan hier zelf overlast van te ervaren en 16 procent ervaart zelfs veel overlast.3) Van rommel op straat heeft 44 procent zelf overlast, 8 procent ervaart veel overlast. Van vernieling van straatmeubilair en bekladde muren of gebouwen wordt minder vaak overlast ervaren.
In totaal zeggen ruim 7 op de 10 overlast te hebben van een of meer vormen van fysieke verloedering in hun buurt. Ruim 2 op de 10 zeggen veel overlast van fysieke verloedering te hebben.
Sociale overlast
Sociale overlast in de buurt omvat de volgende zeven vormen van overlast: ‘dronken mensen op straat’, ‘verwarde personen’, ‘drugsgebruik, bijv. op straat of bij coffeeshops’, ‘drugshandel’, ‘overlast door buurtbewoners’, ‘mensen die op straat worden lastiggevallen’ en ‘rondhangende jongeren’.
De grootste overlast in de sociale sfeer komt van rondhangende jongeren en van buurtbewoners. Ongeveer 20 procent van de mensen geeft aan overlast hiervan te ervaren en ongeveer 5 procent zegt veel overlast te ervaren. Het lastigvallen van mensen op straat wordt het minst vaak als overlast ervaren.
In totaal zeggen ruim 4 op de 10 overlast te hebben van een of meer vormen van sociale overlast. Ruim 1 op de 10 heeft veel sociale overlast.
Verkeersoverlast
Bij verkeersoverlast in de buurt gaat het om ‘parkeerproblemen, bijvoorbeeld fout geparkeerde voertuigen of te weinig plaatsen’, ‘te hard rijden’ en ‘agressief verkeersgedrag’.
Te hard rijden is het grootste overlastprobleem: 56 procent geeft aan overlast hiervan te hebben. Een vijfde zegt veel overlast te hebben. Van parkeerproblemen heeft een vergelijkbaar percentage veel overlast. Van agressief verkeersgedrag wordt het minst vaak overlast ervaren.
In totaal zeggen ruim 7 op de 10 dat ze last hebben van een of meer vormen van verkeersoverlast. Ruim 3 op de 10 ervaren veel verkeersoverlast.
Milieuoverlast
Milieuoverlast bestaat uit de volgende drie overlastvormen: ‘overlast van horecagelegenheden zoals cafés, restaurants of snackbars’, ‘geluidsoverlast’ en ‘stankoverlast’.
31 procent van de mensen ervaart geluidsoverlast in de buurt. Tien procent heeft veel overlast hiervan. Van stankoverlast en vooral van overlast van horecagelegenheden ervaart men minder vaak hinder.
In totaal zeggen bijna 4 op de 10 dat ze overlast ervaren van een of meer vormen van milieuoverlast. Ruim 1 op de 10 heeft veel milieuoverlast.
Overlast totaal
Het percentage mensen dat overlast ervaart van een of meer van de 17 onderzochte overlastvormen geeft de totaal ervaren overlast weer. Een grote meerderheid van 89 procent zegt overlast te ervaren van ten minste één overlastvorm. Bijna de helft van de mensen (46 procent) zegt veel overlast in de buurt te ervaren.
Ervaart overlast (%) | Ervaart veel overlast (%) | |
---|---|---|
Fysieke overlast | 71,1 | 21,7 |
waarvan: | ||
Hondenpoep | 58,2 | 16,3 |
Rommel op straat | 44,1 | 8,2 |
Vernield straatmeubilair | 17,2 | 2,4 |
Bekladde muren of gebouwen | 10,2 | 1,3 |
Sociale overlast | 41,8 | 12,3 |
waarvan: | ||
Rondhangende jongeren | 21,5 | 5,7 |
Overlast door buurtbewoners | 20,2 | 5,2 |
Dronken mensen op straat | 13,1 | 2,5 |
Drugshandel | 11,1 | 3,4 |
Drugsgebruik | 11,0 | 3,0 |
Verwarde personen | 10,9 | 2,1 |
Mensen op straat lastiggevallen | 5,1 | 1,4 |
Verkeersoverlast | 71,5 | 31,3 |
waarvan: | ||
Te hard rijden | 55,9 | 20,2 |
Parkeerproblemen | 43,5 | 17,7 |
Agressief verkeersgedrag | 26,5 | 9,3 |
Milieuoverlast | 37,0 | 12,6 |
waarvan: | ||
Geluidsoverlast | 31,2 | 10,1 |
Stankoverlast | 13,0 | 4,1 |
Overlast van horecagelegenheden | 4,3 | 1,3 |
Overlast totaal | 88,8 | 45,6 |
Trends in overlast
In de periode 2012-2021 is het percentage mensen dat veel verkeersoverlast ervaart onveranderd gebleven. Het percentage dat veel overlast heeft van fysieke verloedering is met 13 procent gedaald (index 2021 = 87) en het percentage dat veel sociale overlast ervaart met 4 procent (index 2021 = 96), waarbij met name deze laatste overlastvorm tussen 2019 en 2021 is gestegen.
Veel overlast fysieke verloedering (2012 = 100) | Veel verkeersoverlast (2012 = 100) | Veel sociale overlast (2012 = 100) | |
---|---|---|---|
2012 | 100,0 | 100,0 | 100,0 |
2013 | 99,6 | 99,1 | 98,4 |
2014 | 93,5 | 95,0 | 93,0 |
2015 | 93,5 | 93,8 | 89,9 |
2016 | 87,8 | 94,8 | 91,6 |
2017 | 88,8 | 97,2 | 89,2 |
2019 | 85,0 | 99,7 | 88,1 |
2021 | 86,8 | 99,7 | 93,1 |
1) In 2018 en 2020 heeft geen meting plaatsgevonden. 2) In 2021 is het item 'verwarde personen' toegevoegd aan sociale overlast. Voor de trend is dit item buiten beschouwing gelaten. |
Overlast naar stedelijkheid
In meer verstedelijkte buurten ervaren bewoners meer buurtoverlast dan in minder verstedelijkte buurten. In zeer sterk stedelijke buurten geeft 56 procent van de bewoners aan veel overlast van ten minste een van de 17 onderscheiden overlastvormen te ervaren. In de niet-stedelijke buurten is dit 36 procent.
Zeer sterk stedelijk (% ervaart veel overlast) | Sterk stedelijk (% ervaart veel overlast) | Matig stedelijk (% ervaart veel overlast) | Weinig stedelijk (% ervaart veel overlast) | Niet stedelijk (% ervaart veel overlast) | |
---|---|---|---|---|---|
Fysieke overlast | 29,7 | 23,2 | 20,4 | 17,4 | 13,0 |
Sociale overlast | 21,5 | 13,3 | 9,7 | 7,0 | 5,0 |
Verkeersoverlast | 37,5 | 32,8 | 29,3 | 26,4 | 26,7 |
Milieuoverlast | 19,9 | 12,1 | 10,4 | 9,0 | 8,7 |
Overlast totaal | 56,2 | 47,4 | 43,1 | 38,5 | 36,5 |
1) Het betreft de stedelijkheidsgraad van de buurt waar men woont. |
Overlast naar politieregio
Op het schaalniveau van de tien regionale eenheden varieert het percentage inwoners dat veel overlast in de buurt ervaart van 39 procent in Noord-Nederland tot 54 procent in Amsterdam en Rotterdam. Op het niveau van de 167 basisteams lopen de uitkomsten uiteen van 26 procent in Twente-West tot 81 procent in De Heemstraat.
COROP | Ervaart veel overlast (%) |
---|---|
Noord-Nederland | 38,9 |
Oost-Nederland | 40,7 |
Midden-Nederland | 45,3 |
Noord-Holland | 45,2 |
Amsterdam | 54,0 |
Den Haag | 47,3 |
Rotterdam | 54,0 |
Zeeland-West-Brabant | 46,2 |
Oost-Brabant | 42,9 |
Limburg | 49,0 |
COROP | Ervaart veel overlast (%) |
---|---|
Noordwest-Fryslân | 37,2 |
Noordoost-Fryslân | 33,1 |
Oost-Fryslân | 38,4 |
Zuidoost-Fryslân | 36,8 |
Sneek | 38,0 |
Leeuwarden | 42,4 |
Westerkwartier | 38,3 |
Ommelanden-Noord | 38,8 |
Ommelanden-Oost | 45,8 |
Ommelanden-Midden | 44,2 |
Groningen-Zuid | 36,7 |
Groningen-Centrum | 47,5 |
Groningen-Noord | 40,3 |
Noord-Drenthe | 34,3 |
Zuidoost-Drenthe | 40,2 |
Zuidwest-Drenthe | 37,4 |
IJsselland-Noord | 38,5 |
Zwolle | 41,9 |
Vechtdal | 31,0 |
IJsselland-Zuid | 39,5 |
Twente-West | 25,8 |
Twente-Noord | 45,7 |
Twente-Midden | 36,9 |
Noordoost-Twente | 26,9 |
Enschede | 52,5 |
Achterhoek-Oost | 30,2 |
Achterhoek-West | 37,5 |
IJsselstreek | 38,3 |
Apeldoorn | 43,3 |
Veluwe-Noord | 35,7 |
Veluwe-West | 42,3 |
Veluwe Vallei-Noord | 37,3 |
Ede | 42,5 |
Veluwe Vallei-Zuid | 40,4 |
Arnhem-Noord | 55,8 |
Arnhem-Zuid | 51,0 |
Rivierenland-West | 42,2 |
IJsselwaarden | 42,8 |
Rivierenland-Oost | 38,9 |
Nijmegen-Noord | 47,8 |
Nijmegen-Zuid | 48,8 |
Tweestromenland | 39,3 |
De Waarden | 47,8 |
Gooi en Vechtstreek-Noord | 44,8 |
Gooi en Vechtstreek-Zuid | 51,4 |
Dronten / Noordoostpolder / Urk | 36,4 |
Lelystad / Zeewolde | 43,7 |
Almere Buiten Hout | 50,0 |
Almere-Stad Haven | 50,3 |
Almere-West-Poort | 53,0 |
Amersfoort | 45,6 |
De Bilt / Eemdal / Soest | 41,6 |
Zeist / Bunnik / Leusden / Woudenberg | 38,4 |
Heuvelrug | 41,9 |
Utrecht-West | 46,7 |
Utrecht-Noord | 65,9 |
Utrecht-Centrum | 42,4 |
Utrecht-Zuid | 53,3 |
Stichtse Vecht / De Ronde Venen | 45,8 |
De Copen | 38,1 |
Lekpoort | 43,3 |
Den Helder | 44,2 |
Alkmaar | 38,6 |
Hoorn | 42,3 |
Heerhugowaard | 40,5 |
Zaanstad | 53,5 |
Purmerend | 43,0 |
IJmond | 51,1 |
Haarlem | 51,3 |
Kennemer Kust | 42,2 |
Haarlemmermeer | 44,5 |
Centrum-Burgwallen | 72,5 |
Centrum-Amstel | 56,3 |
Centrum-Jordaan | 63,0 |
Boven IJ | 58,3 |
Oost-Zeeburg | 46,0 |
Oost-Watergraafsmeer | 53,4 |
Diemen-Ouder-Amstel | 37,8 |
Zuidoost-Bijlmermeer | 61,2 |
Zuidoost-Gaasperdam | 41,4 |
Zuid de Pijp | 58,1 |
Zuid Buitenveldert | 51,2 |
Amstelveen | 37,4 |
Aalsmeer - Uithoorn | 49,5 |
West-Haarlemmerweg | 52,4 |
West-Overtoomsesluis | 62,5 |
Nieuw West-Noord | 63,7 |
Nieuw West-Zuid | 61,3 |
Jan Hendrikstraat | 55,1 |
De Heemstraat | 80,5 |
Hoefkade | 71,9 |
Overbosch | 40,5 |
Loosduinen | 46,3 |
Scheveningen | 55,4 |
Segbroek | 55,2 |
Laak | 74,3 |
Beresteinlaan | 55,9 |
Zuiderpark | 67,7 |
Leidschenveen - Ypenburg | 47,2 |
Zoetermeer | 50,2 |
Leidschendam - Voorburg | 41,1 |
Wassenaar | 35,6 |
Pijnacker - Nootdorp | 37,7 |
Rijswijk | 47,7 |
Westland | 39,1 |
Delft | 41,4 |
Bollenstreek-Noord | 40,8 |
Katwijk | 43,6 |
Noordwijk | 39,1 |
Leiden-Noord | 36,8 |
Leiden-Zuid | 39,4 |
Leiden-Midden | 53,5 |
Alphen aan den Rijn | 43,9 |
Kaag en Braassem | 39,1 |
Gouda | 49,2 |
Waddinxveen / Zuidplas | 43,1 |
Krimpenerwaard | 45,3 |
Waterweg | 57,4 |
Schiedam | 65,7 |
Midden-Schieland | 43,8 |
Delfshaven | 71,3 |
Centrum | 70,7 |
Maas-Rotte | 65,0 |
IJsselland | 47,6 |
Charlois | 72,0 |
Feijenoord | 71,8 |
IJsselmonde | 65,0 |
Haringvliet | 48,1 |
Nissewaard | 52,1 |
Oude Maas | 48,1 |
Hoeksche Waard | 38,8 |
Drechtsteden Buiten | 46,3 |
Drechtsteden Binnen | 57,0 |
Lek en Merwede | 41,5 |
Walcheren | 43,9 |
Zeeuws-Vlaanderen | 39,2 |
Oosterscheldebekken | 39,2 |
Bergen op Zoom | 50,7 |
Roosendaal | 49,9 |
Weerijs | 48,7 |
Markdal | 51,2 |
Dongemond | 43,8 |
Tilburg-Centrum | 59,5 |
Leijdal | 43,1 |
Groene Beemden | 39,4 |
Langstraat | 44,1 |
's-Hertogenbosch | 48,9 |
Meierij | 40,8 |
Maasland | 40,3 |
Maas en Leijgraaf | 38,4 |
Eindhoven-Zuid | 48,0 |
Eindhoven-Noord | 52,3 |
De Kempen | 37,6 |
Dommelstroom | 38,8 |
Peelland | 44,7 |
Venray / Gennep | 40,5 |
Horst / Peel en Maas | 30,3 |
Venlo / Beesel | 49,4 |
Weert | 39,4 |
Roermond | 52,3 |
Echt | 46,2 |
Brunssum / Landgraaf | 52,9 |
Kerkrade | 64,5 |
Heerlen | 60,7 |
Heuvelland | 48,5 |
Maastricht | 49,9 |
Westelijke Mijnstreek | 56,1 |
In tabellenbijlage II is weergegeven in welke regionale eenheden, politiedistricten en basisteams de buurtoverlast – rekening houdend met de betrouwbaarheidsintervallen rond de uitkomsten – hoger of lager is dan het landelijke gemiddelde. Zo is de overlast hoger dan gemiddeld in de regionale eenheden Amsterdam, Den Haag, Limburg, Rotterdam en is de overlast lager dan gemiddeld in de eenheden Noord-Nederland, Oost-Brabant en Oost-Nederland.
Overlast in 70-duizend-plus-gemeenten
In de 70-duizend-plus-gemeenten is meer sprake van buurtoverlast dan gemiddeld in het land. In deze gemeenten ervaart ruim de helft van de inwoners (51 procent) veel buurtoverlast. Gemiddeld is dit 46 procent (zie figuur 2.3.1). Binnen de groep van 70-duizend-plus-gemeenten wordt de meeste buurtoverlast ervaren in de G4 (58 procent), gevolgd door de G40 (49 procent) en ten slotte de overige 70-duizend-plus-gemeenten (44 procent).
Binnen de 52 70-duizend-plus-gemeenten varieert het percentage inwoners dat veel overlast in de buurt ervaart van 37 in Meierijstad en Amstelveen tot 66 in Schiedam.
Gemeente | Percentage veel overlast (%) |
---|---|
Groningen | 40,8 |
Almere | 51,1 |
Leeuwarden | 42,4 |
Emmen | 43,2 |
Almelo | 49,8 |
Deventer | 45,8 |
Enschede | 52,5 |
Hengelo | 45,6 |
Zwolle | 41,9 |
Apeldoorn | 43,3 |
Arnhem | 53,6 |
Ede | 42,5 |
Nijmegen | 48,4 |
Amersfoort | 45,6 |
Utrecht | 51,6 |
Alkmaar | 42,2 |
Amstelveen | 37,4 |
Amsterdam | 56,8 |
Haarlem | 51,3 |
Haarlemmermeer | 44,5 |
Hilversum | 52,5 |
Hoorn | 45,5 |
Purmerend | 49,0 |
Zaanstad | 56,0 |
AlphenaandenRijn | 43,9 |
Delft | 41,4 |
Dordrecht | 57,0 |
Gouda | 51,1 |
SGravenhage | 58,3 |
Leiden | 46,2 |
Rotterdam | 63,3 |
Schiedam | 65,7 |
Vlaardingen | 59,3 |
Zoetermeer | 50,2 |
Breda | 51,2 |
Eindhoven | 50,3 |
Helmond | 53,4 |
SHertogenbosch | 48,9 |
Oss | 43,2 |
Tilburg | 51,3 |
Heerlen | 60,7 |
Maastricht | 49,9 |
Venlo | 52,2 |
Lelystad | 45,9 |
Roosendaal | 53,1 |
Westland | 41,0 |
Sittard-Geleen | 56,3 |
SudwestFryslan | 40,0 |
Leidschendam-Voorburg | 41,1 |
Nissewaard | 52,1 |
Meierijstad | 37,0 |
HoekscheWaard | 38,8 |
In de tabellenbijlage III is weergegeven in welke 70-duizend-plus-gemeenten de buurtoverlast hoger of lager is dan het gemiddelde van deze 70-duizend-plus-gemeenten. In Amsterdam, Dordrecht, ’s-Gravenhage, Heerlen, Rotterdam, Schiedam, Sittard-Geleen, Vlaardingen en Zaanstad is de overlast hoger dan gemiddeld. Lager dan gemiddeld is de buurtoverlast in Alkmaar, Alphen aan den Rijn, Amersfoort, Amstelveen, Apeldoorn, Delft, Ede, Emmen, Groningen, Haarlemmermeer, Hoeksche Waard, Leeuwarden, Leiden, Leidschendam-Voorburg, Meierijstad, Oss, Súdwest-Fryslân, Westland en Zwolle.
2) De G40 is het netwerk van 40 (middel)grote steden in ons land, die elkaar vinden in de stedelijke vraagstukken waar de leden van het netwerk voor staan.
3) Bij de berekening van het percentage personen dat (veel) overlast ervaart is telkens gepercenteerd op de totale populatie, en dus niet alleen op degenen die zeggen dat de betreffende overlastvorm weleens voorkomt in hun buurt.
3. Veiligheidsbeleving
In dit hoofdstuk staat centraal hoe de burger de veiligheid beleeft. Het gaat om gevoelens van onveiligheid in het algemeen en in de eigen woonbuurt. Daarna komt aan de orde hoe de mensen de criminaliteit in hun buurt beoordelen en hoe ze de kans inschatten om zelf slachtoffer van criminaliteit te worden. Verder staan ook de thema’s respectloos gedrag en discriminatie centraal. Meer achtergrondcijfers over verschillen in veiligheidsbeleving naar regio, en naar persoonskenmerken zijn te vinden in de StatLinetabellen Sociale Veiligheid (Veiligheidsmonitor) en in een maatwerktabel .
3.1 Onveiligheidsgevoelens in buurt en in algemeen
Bijna een op de zeven (14 procent) voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Twee procent voelt zich er vaak onveilig.
Een op de drie mensen (33 procent) voelt zich in algemene zin wel eens onveilig. Dit aandeel is meer dan het dubbele van de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt. Twee procent voelt zich in algemene zin vaak onveilig.
2021 (%) | |
---|---|
Onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt | |
voelt zich wel eens onveilig in eigen buurt | 13,9 |
voelt zich vaak onveilig in eigen buurt | 2,0 |
Onveiligheidsgevoelens in het algemeen | |
voelt zich wel eens onveilig | 33,0 |
voelt zich vaak onveilig | 2,0 |
Trends in onveiligheidsgevoelens
In de periode 2005–2021 heeft de algemene veiligheidsbeleving zich gunstig ontwikkeld. De daling van de onveiligheidsgevoelens was het sterkst in de periode 2005–2008. Tussen 2019 en 2021 is het beeld stabiel. Sinds 2005 zijn de algemene onveiligheidsgevoelens met 34 procent afgenomen. De buurtgerelateerde onveiligheidsgevoelens, die gemeten zijn tussen 2008 en 2021, zijn tussen 2008 en 2009 toegenomen. Daarna zijn fluctuaties zichtbaar, met een daling tussen 2015 en 2016. In vergelijking met 2019 zijn de buurtgerelateerde onveiligheidsgevoelens in 2021 vrijwel vergelijkbaar. Sinds 2008 zijn de onveiligheidsgevoelens in de buurt met 13 procent afgenomen.
Voelt zich weleens onveilig in buurt (2005/2008 = 100) | Voelt zich weleens onveilig (2005/2008 = 100) | |
---|---|---|
2005 | 100,0 | |
2006 | 87,8 | |
2007 | 80,8 | |
2008 | 100,0 | 78,2 |
2009 | 110,3 | 79,2 |
2010 | 107,2 | 80,8 |
2011 | 111,6 | 77,5 |
2012 | 107,5 | 75,8 |
2013 | 112,0 | 76,0 |
2014 | 108,6 | 74,3 |
2015 | 107,6 | 73,6 |
2016 | 97,8 | 71,8 |
2017 | 97,9 | 70,5 |
2018 | ||
2019 | 85,8 | 65,9 |
2020 | ||
2021 | 87,4 | 66,0 |
1) In 2018 en 2020 heeft geen meting plaatsgevonden. |
Onveiligheidsgevoelens naar geslacht en leeftijd
De veiligheidsbeleving verschilt naar geslacht en leeftijd. Vrouwen voelen zich vaker onveilig dan mannen, zowel in de eigen buurt (17 procent tegen 11 procent) als in het algemeen (42 procent tegen 24 procent).
De jongere leeftijdsgroepen 15– tot 25-jarigen en 25– tot 45-jarigen voelen zich vaker onveilig dan 45–tot 65-jarigen en vooral 65-plussers.
Het meest onveilig voelen zich jonge vrouwen van 15 tot 25 jaar (zie maatwerktabel). Van hen voelt 25 procent zich wel eens onveilig in de eigen buurt, 59 procent voelt zich wel eens onveilig in het algemeen. Dit percentage is ruim twee keer zo hoog als dat van de jonge mannen in dezelfde leeftijdsgroep (respectievelijk 11 procent en 27 procent). In elke leeftijdsgroep voelen vrouwen zich vaker onveilig dan mannen, maar dit verschil wordt kleiner naarmate de leeftijd oploopt.
Voelt zich weleens onveilig in buurt (%) | Voelt zich weleens onveilig in algemeen (%) | ||
---|---|---|---|
Geslacht | Mannen | 11,0 | 24,0 |
Geslacht | Vrouwen | 16,8 | 41,9 |
Leeftijd | 15 tot 25 jaar | 17,9 | 42,9 |
Leeftijd | 25 tot 45 jaar | 16,1 | 36,9 |
Leeftijd | 45 tot 65 jaar | 12,9 | 31,5 |
Leeftijd | 65 jaar of ouder | 10,1 | 24,1 |
Onveiligheidsgevoelens naar politieregio
Op het schaalniveau van de tien regionale eenheden varieert het aandeel inwoners dat zich wel eens onveilig voelt in de buurt van 22 procent in Amsterdam tot 10 procent in Noord-Nederland. Op het niveau van de 167 basisteams lopen de onveiligheidsgevoelens uiteen van 5 procent in Westerkwartier tot 41 procent in De Heemstraat en Zuidoost-Bijlmermeer.
In de tabellenbijlage II is weergegeven in welke regionale eenheden, politiedistricten en basisteams de onveiligheidsgevoelens in de buurt – rekening houdend met de betrouwbaarheidsintervallen rond de uitkomsten – hoger of lager zijn dan het landelijke gemiddelde. Zo voelen mensen zich onveiliger dan gemiddeld in de regionale eenheden Amsterdam, Den Haag, Limburg en Rotterdam, en veiliger dan gemiddeld in Noord-Holland, Noord-Nederland, Oost-Brabant en Oost-Nederland.
COROP | Voelt zich weleens onveilig in buurt (%) |
---|---|
Noord-Nederland | 10,4 |
Oost-Nederland | 10,9 |
Midden-Nederland | 13,7 |
Noord-Holland | 12,7 |
Amsterdam | 21,7 |
DenHaag | 15,2 |
Rotterdam | 18,1 |
Zeeland-West-Brabant | 14,1 |
Oost-Brabant | 12,3 |
Limburg | 15,3 |
COROP | Voelt zich weleens onveilig in buurt (%) |
---|---|
Noordwest-Fryslân | 5,2 |
Noordoost-Fryslân | 7,4 |
Oost-Fryslân | 7,1 |
Zuidoost-Fryslân | 7,4 |
Sneek | 6,8 |
Leeuwarden | 15,2 |
Westerkwartier | 4,5 |
Ommelanden-Noord | 9,6 |
Ommelanden-Oost | 16,4 |
Ommelanden-Midden | 14,6 |
Groningen-Zuid | 11,8 |
Groningen-Centrum | 13,8 |
Groningen-Noord | 20,0 |
Noord-Drenthe | 7,4 |
Zuidoost-Drenthe | 11,7 |
Zuidwest-Drenthe | 8,3 |
IJsselland-Noord | 6,3 |
Zwolle | 13,3 |
Vechtdal | 5,9 |
IJsselland-Zuid | 10,2 |
Twente-West | 5,1 |
Twente-Noord | 13,0 |
Twente-Midden | 8,1 |
Noordoost-Twente | 5,7 |
Enschede | 21,5 |
Achterhoek-Oost | 6,2 |
Achterhoek-West | 9,3 |
IJsselstreek | 6,4 |
Apeldoorn | 13,0 |
Veluwe-Noord | 8,3 |
Veluwe-West | 11,0 |
Veluwe Vallei-Noord | 8,6 |
Ede | 11,4 |
Veluwe Vallei-Zuid | 11,4 |
Arnhem-Noord | 23,0 |
Arnhem-Zuid | 17,9 |
Rivierenland-West | 6,9 |
IJsselwaarden | 10,6 |
Rivierenland-Oost | 8,9 |
Nijmegen-Noord | 15,0 |
Nijmegen-Zuid | 19,6 |
Tweestromenland | 8,1 |
De Waarden | 13,1 |
Gooi en Vechtstreek-Noord | 10,9 |
Gooi en Vechtstreek-Zuid | 13,1 |
Dronten / Noordoostpolder / Urk | 7,1 |
Lelystad / Zeewolde | 13,6 |
Almere Buiten Hout | 17,4 |
Almere-Stad Haven | 19,2 |
Almere-West-Poort | 16,4 |
Amersfoort | 13,4 |
De Bilt / Eemdal / Soest | 10,7 |
Zeist / Bunnik / Leusden / Woudenberg | 12,3 |
Heuvelrug | 11,7 |
Utrecht-West | 14,8 |
Utrecht-Noord | 29,3 |
Utrecht-Centrum | 14,8 |
Utrecht-Zuid | 28,1 |
Stichtse Vecht / De Ronde Venen | 9,1 |
De Copen | 9,4 |
Lekpoort | 10,9 |
Den Helder | 11,0 |
Alkmaar | 11,5 |
Hoorn | 10,8 |
Heerhugowaard | 10,0 |
Zaanstad | 16,8 |
Purmerend | 9,8 |
IJmond | 17,2 |
Haarlem | 15,4 |
Kennemer Kust | 10,5 |
Haarlemmermeer | 12,2 |
Centrum-Burgwallen | 28,2 |
Centrum-Amstel | 17,3 |
Centrum-Jordaan | 17,4 |
Boven IJ | 24,8 |
Oost-Zeeburg | 22,8 |
Oost-Watergraafsmeer | 21,2 |
Diemen-Ouder-Amstel | 10,3 |
Zuidoost-Bijlmermeer | 41,4 |
Zuidoost-Gaasperdam | 25,2 |
Zuid de Pijp | 19,3 |
Zuid Buitenveldert | 14,4 |
Amstelveen | 11,2 |
Aalsmeer - Uithoorn | 12,1 |
West-Haarlemmerweg | 23,8 |
West-Overtoomsesluis | 22,1 |
Nieuw West-Noord | 31,1 |
Nieuw West-Zuid | 29,6 |
Jan Hendrikstraat | 22,6 |
De Heemstraat | 41,0 |
Hoefkade | 40,0 |
Overbosch | 11,2 |
Loosduinen | 17,9 |
Scheveningen | 17,0 |
Segbroek | 17,5 |
Laak | 39,3 |
Beresteinlaan | 24,5 |
Zuiderpark | 30,5 |
Leidschenveen - Ypenburg | 16,8 |
Zoetermeer | 15,5 |
Leidschendam - Voorburg | 12,5 |
Wassenaar | 8,7 |
Pijnacker - Nootdorp | 6,3 |
Rijswijk | 13,5 |
Westland | 9,5 |
Delft | 14,2 |
Bollenstreek-Noord | 9,8 |
Katwijk | 10,9 |
Noordwijk | 8,0 |
Leiden-Noord | 10,1 |
Leiden-Zuid | 11,8 |
Leiden-Midden | 16,4 |
Alphen aan den Rijn | 11,5 |
Kaag en Braassem | 10,4 |
Gouda | 17,0 |
Waddinxveen / Zuidplas | 7,8 |
Krimpenerwaard | 9,5 |
Waterweg | 22,6 |
Schiedam | 25,4 |
Midden-Schieland | 10,5 |
Delfshaven | 31,0 |
Centrum | 30,1 |
Maas-Rotte | 25,4 |
IJsselland | 17,0 |
Charlois | 39,2 |
Feijenoord | 33,5 |
IJsselmonde | 31,3 |
Haringvliet | 10,6 |
Nissewaard | 14,9 |
Oude Maas | 14,2 |
Hoeksche Waard | 4,9 |
Drechtsteden Buiten | 10,8 |
Drechtsteden Binnen | 16,1 |
Lek en Merwede | 6,4 |
Walcheren | 14,2 |
Zeeuws-Vlaanderen | 9,5 |
Oosterscheldebekken | 9,3 |
Bergen op Zoom | 16,1 |
Roosendaal | 18,2 |
Weerijs | 14,2 |
Markdal | 14,5 |
Dongemond | 7,8 |
Tilburg-Centrum | 27,5 |
Leijdal | 16,3 |
Groene Beemden | 12,2 |
Langstraat | 12,3 |
's-Hertogenbosch | 15,0 |
Meierij | 7,7 |
Maasland | 12,7 |
Maas en Leijgraaf | 11,1 |
Eindhoven-Zuid | 17,3 |
Eindhoven-Noord | 21,6 |
De Kempen | 8,9 |
Dommelstroom | 9,0 |
Peelland | 13,1 |
Venray / Gennep | 11,9 |
Horst / Peel en Maas | 10,4 |
Venlo / Beesel | 17,5 |
Weert | 8,1 |
Roermond | 17,8 |
Echt | 11,7 |
Brunssum / Landgraaf | 13,0 |
Kerkrade | 25,4 |
Heerlen | 25,5 |
Heuvelland | 9,2 |
Maastricht | 18,7 |
Westelijke Mijnstreek | 17,7 |
Onveiligheidsgevoelens in 70-duizend-plus-gemeenten
Van de inwoners van de 70-duizend-plus-gemeenten voelt 19 procent zich wel eens onveilig in de eigen buurt, tegen 14 procent landelijk gemiddeld. Deze onveiligheidsgevoelens zijn met 25 procent het hoogst in de G4, gevolgd door de G40 met 17 procent en de overige 70-duizend-plus-gemeenten met 11 procent.
Op het niveau van de 52 afzonderlijke 70-duizend-plus-gemeenten varieert het aandeel inwoners dat zich wel eens onveilig voelt in de buurt van 5 procent in Hoeksche Waard tot 27 procent in Rotterdam.
Gemeente | Weleens onveilig in buurt (%) |
---|---|
Groningen | 15,6 |
Almere | 17,7 |
Leeuwarden | 15,2 |
Emmen | 14,5 |
Almelo | 15,8 |
Deventer | 12,8 |
Enschede | 21,5 |
Hengelo | 10,3 |
Zwolle | 13,3 |
Apeldoorn | 13,0 |
Arnhem | 20,7 |
Ede | 11,4 |
Nijmegen | 17,6 |
Amersfoort | 13,4 |
Utrecht | 21,6 |
Alkmaar | 14,9 |
Amstelveen | 11,2 |
Amsterdam | 24,1 |
Haarlem | 15,4 |
Haarlemmermeer | 12,2 |
Hilversum | 14,3 |
Hoorn | 16,7 |
Purmerend | 11,1 |
Zaanstad | 18,8 |
AlphenaandenRijn | 11,5 |
Delft | 14,2 |
Dordrecht | 16,1 |
Gouda | 21,0 |
SGravenhage | 24,2 |
Leiden | 15,5 |
Rotterdam | 26,8 |
Schiedam | 25,4 |
Vlaardingen | 25,1 |
Zoetermeer | 15,5 |
Breda | 14,3 |
Eindhoven | 19,6 |
Helmond | 19,7 |
SHertogenbosch | 15,0 |
Oss | 13,7 |
Tilburg | 22,6 |
Heerlen | 25,5 |
Maastricht | 18,7 |
Venlo | 18,9 |
Lelystad | 15,7 |
Roosendaal | 23,6 |
Westland | 10,7 |
Sittard-Geleen | 19,8 |
SudwestFryslan | 7,1 |
Leidschendam-Voorburg | 12,5 |
Nissewaard | 14,9 |
Meierijstad | 7,8 |
HoekscheWaard | 4,9 |
In tabellenbijlage III is weergegeven in welke 70-duizend-plus-gemeenten de onveiligheidsgevoelens in de buurt hoger of lager zijn dan het gemiddelde van deze 70-duizend-plus-gemeenten. Onveiliger dan gemiddeld voelen mensen zich in Amsterdam, ’s-Gravenhage, Heerlen, Roosendaal, Rotterdam, Schiedam, Tilburg, Utrecht en Vlaardingen. Veiliger dan gemiddeld voelen mensen zich in Alphen aan den Rijn, Amersfoort, Amstelveen, Apeldoorn, Breda, Delft, Deventer, Ede, Emmen, Groningen, Haarlem, Haarlemmermeer, Hengelo, Hilversum, Hoeksche Waard, Leiden, Leidschendam-Voorburg, Meierijstad, Purmerend, Súdwest-Fryslân, Westland en Zwolle.
3.2 Onveiligheidsgevoelens ’s avonds en vermijdingsgedrag
Bijna 8 procent doet ’s avonds vaak niet open omdat zij dat niet veilig vinden, 17 procent doet dat soms niet. Drie procent van de mensen voelt zich ’s avonds vaak onveilig op straat in de eigen buurt en rijdt of loopt vaak om vanwege onveilige plekken in de buurt. Twee procent is vaak bang om zelf slachtoffer te worden van criminaliteit in de buurt, en voelt zich ’s avonds alleen thuis vaak onveilig. Grofweg 10 procent zegt dit soort onveiligheidsgevoelens en vermijdingsgedrag soms te hebben.
Het overgrote deel van de mensen (80 à 90 procent) zegt zich ’s avond thuis of in de eigen buurt zelden of nooit onveilig te voelen en geen plekken in de buurt te vermijden.
Plaats | Vaak (%) | Soms (%) | Zelden (%) | Nooit (%) | Geen antwoord (%) |
---|---|---|---|---|---|
Doet 's avonds niet open | 7,6 | 16,9 | 24,6 | 48,5 | 2,3 |
Voelt zich 's avonds onveilig op straat | 3,4 | 12,7 | 20,9 | 61,2 | 1,8 |
Loopt of rijdt om vanwege onveilige plekken | 2,7 | 9,6 | 14,1 | 72,0 | 1,5 |
Is bang om zelf slachtoffer te worden van criminaliteit in buurt | 2,1 | 12,0 | 24,4 | 59,5 | 2,0 |
Voelt zich 's avonds onveilig alleen thuis | 1,6 | 7,9 | 17,0 | 72,6 | 0,9 |
3.3 Oordeel plaatsvinden en ontwikkeling criminaliteit
Negen procent van de mensen heeft het idee dat er veel criminaliteit in de eigen buurt voorkomt. Het grootste deel (64 procent) denkt dat er weinig criminaliteit plaatsvindt, en 21 procent denkt dat er géén criminaliteit voorkomt.
Plaatsvinden criminaliteit | 2021 |
---|---|
Veel | 8,5 |
Weinig | 64,2 |
Geen | 20,7 |
Geen antwoord | 6,6 |
Wat betreft de ontwikkeling van de criminaliteit in de buurt is denkt 11 procent dat de criminaliteit in de afgelopen 12 maanden is toegenomen en 5 procent denkt dat deze is afgenomen. De meesten (59 procent) denken dat de criminaliteit gelijk gebleven is.
Ontwikkeling criminaliteit | 2021 |
---|---|
Toegenomen | 10,6 |
Afgenomen | 5,0 |
Gelijk gebleven | 59,0 |
Geen antwoord | 25,4 |
Nederlanders waarderen de veiligheid in hun buurt met een gemiddeld rapportcijfer van 7,5. Stedelingen zijn minder tevreden over de veiligheid in hun buurt dan mensen die niet in een stad wonen. Het rapportcijfer daalt van 7,9 in niet stedelijke buurten naar 7,0 in zeer sterk stedelijke buurten.
3.4 Inschatting kans op slachtofferschap
Op de vraag ‘Hoe groot denkt u dat de kans is dat u zelf in de komende 12 maanden slachtoffer wordt van (vijf vormen van) criminaliteit)?’ zegt 17 procent dat zij de kans heel groot of groot achten om slachtoffer te worden van oplichting via internet. Zes procent schat de kans op inbraak in de eigen woning (heel) groot in, en 2 procent denkt dat het risico op achtereenvolgens zakkenrollerij, beroving, en mishandeling (heel) groot is.
De inschatting van de kans om slachtoffer te worden van delicten op het gebied van traditionele criminaliteit (zakkenrollerij, beroving, woninginbraak, mishandeling) neemt af met de stedelijkheid van de gemeente. Stedelingen achten die kans groter dan mensen die niet in een stad wonen. Bij oplichting via internet bestaat er geen duidelijk verband met stedelijkheid.
Totaal (% (heel) groot) | Zeer sterk stedelijk (% (heel) groot) | Sterk stedelijk (% (heel) groot) | Matig stedelijk (% (heel) groot) | Weinig stedelijk (% (heel) groot) | Niet stedelijk (% (heel) groot) | |
---|---|---|---|---|---|---|
Zakkenrollerij (diefstal op straat zonder geweld) | 2,2 | 3,8 | 2,2 | 1,4 | 1,1 | 0,9 |
Beroving (diefstal op straat met geweld) | 2 | 3,6 | 2,2 | 1,1 | 0,8 | 0,6 |
Woninginbraak | 6,4 | 8,1 | 6,8 | 5,6 | 5 | 4,3 |
Mishandeling | 2,3 | 3,7 | 2,5 | 1,6 | 1,3 | 1,1 |
Oplichting via internet | 17,1 | 17,5 | 17,3 | 16,5 | 17,2 | 16,3 |
1) Het betreft de stedelijkheidsgraad van de gemeente waar men woont. |
3.5 Respectloos gedrag
Respectloos gedrag is gedrag waarbij de grenzen van goed fatsoen worden overschreden. Ruim een op de zeven (15 procent) zegt vaak of soms respectloos behandeld te worden door onbekenden op straat. Bijna een op de tien (9 procent) zegt vaak of soms respectloos behandeld te worden door personeel van winkels of bedrijven, of door onbekenden in het openbaar vervoer. Het minst wordt respectloze behandeling ervaren door bekenden zoals partner, familie of vrienden. Zes procent zegt dat dit vaak of soms gebeurt.
Vaak (%) | Soms (%) | Zelden (%) | Nooit (%) | Niet van toepassing (%) | Geen antwoord (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|
Onbekenden op straat | 1,6 | 13 | 32,3 | 48 | 3 | 2,2 |
Onbekenden in het openbaar vervoer | 0,9 | 7,9 | 23,2 | 44,4 | 20 | 3,5 |
Personeel van winkels of bedrijven | 0,7 | 8,6 | 29,9 | 56 | 2,7 | 2,1 |
Personeel van overheidsinstanties | 0,9 | 6,6 | 22 | 61,7 | 5,8 | 3,1 |
Bekenden zoals partner, familie of vrienden | 0,9 | 5,4 | 16,9 | 70,8 | 3,3 | 2,7 |
Met respectloos gedrag door onbekenden op straat – de meest voorkomende van de onderzochte vormen van respectloos gedrag – worden vrouwen vaker geconfronteerd dan mannen, jongeren vaker dan ouderen, homoseksuelen en biseksuelen (vooral biseksuele vrouwen) vaker dan heteroseksuelen, en stedelingen vaker dan mensen die niet in een stad wonen.
Vaak (% ) | Soms (% ) | ||
---|---|---|---|
Totaal | 1,6 | 13 | |
Geslacht | Mannen | 1,4 | 11,4 |
Geslacht | Vrouwen | 1,8 | 14,6 |
Leeftijd | 15- tot 25 jaar | 3 | 15,8 |
Leeftijd | 25 tot 45 jaar | 2 | 14,5 |
Leeftijd | 45 tot 65 jaar | 1,3 | 13,3 |
Leeftijd | 65 jaar of ouder | 0,6 | 9 |
Seksuele geaardheid | Homo's | 2,7 | 16,9 |
Seksuele geaardheid | Lesbiennes | 2,3 | 19,3 |
Seksuele geaardheid | Biseksuele mannen | 2,5 | 17,6 |
Seksuele geaardheid | Biseksuele vrouwen | 3,9 | 22,7 |
Seksuele geaardheid | Hetero mannen | 1,2 | 10,9 |
Seksuele geaardheid | Hetero vrouwen | 1,7 | 14,8 |
Stedelijkheid gemeente | Zeer sterk stedelijk | 2,7 | 17,9 |
Stedelijkheid gemeente | Sterk stedelijk | 1,6 | 13,9 |
Stedelijkheid gemeente | Matig stedelijk | 1,1 | 11 |
Stedelijkheid gemeente | Weinig stedelijk | 0,8 | 8,9 |
Stedelijkheid gemeente | Niet stedelijk | 0,7 | 8,3 |
3.6 Discriminatie
In de Veiligheidsmonitor is respondenten gevraagd of ze zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd hebben gevoeld. Ruim een op de tien (11 procent) zegt dat dit het geval is. Het ervaren van discriminatie neemt af met de leeftijd, zij het dat de 15- tot 25-jarigen zich minder gediscrimineerd hebben gevoeld dan 25- tot 45-jarigen. Biseksuelen en vooral homoseksuelen voelen zich vaker gediscrimineerd dan heteroseksuelen. Van de homo’s zegt 24 procent en van de lesbiennes 22 procent zich in het afgelopen jaar gediscrimineerd te hebben gevoeld. In sterk stedelijke gemeenten en vooral in zeer sterk stedelijke gemeenten, de grote steden, voelen meer mensen zich gediscrimineerd dan in minder stedelijke gemeenten.
% (% ) | ||
---|---|---|
Totaal | 11,2 | |
Geslacht | Mannen | 10,6 |
Geslacht | Vrouwen | 11,8 |
Leeftijd | 15- tot 25 jaar | 14,2 |
Leeftijd | 25 tot 45 jaar | 15,8 |
Leeftijd | 45 tot 65 jaar | 10,4 |
Leeftijd | 65 jaar of ouder | 4,7 |
Seksuele geaardheid | Homo's | 23,5 |
Seksuele geaardheid | Lesbiennes | 22,0 |
Seksuele geaardheid | Biseksuele mannen | 18,2 |
Seksuele geaardheid | Biseksuele vrouwen | 20,5 |
Seksuele geaardheid | Hetero mannen | 9,7 |
Seksuele geaardheid | Hetero vrouwen | 11,1 |
Stedelijkheid woongemeente | Zeer sterk stedelijk | 16,0 |
Stedelijkheid woongemeente | Sterk stedelijk | 11,6 |
Stedelijkheid woongemeente | Matig stedelijk | 8,7 |
Stedelijkheid woongemeente | Weinig stedelijk | 7,9 |
Stedelijkheid woongemeente | Niet stedelijk | 7,6 |
Meer dan een op de drie mensen (36 procent) die zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd voelden zeggen dat dit was op grond van hun ras of huidskleur. Ook discriminatie op grond van nationaliteit en geslacht komen met 27 procent en 20 procent relatief vaak voor. Daarna volgen discriminatie op grond van leeftijd (17 procent) en discriminatie op grond van godsdienst of levensovertuiging (17 procent). Bijna een kwart voelde zich gediscrimineerd om andere, niet nader genoemde gronden.
2021 (% slachtoffers) | |
---|---|
Ras, huidskleur | 36,3 |
Nationaliteit | 26,6 |
Geslacht | 20,1 |
Leeftijd | 17,1 |
Godsdienst of levensovertuiging | 16,5 |
Politieke overtuiging | 9,5 |
Handicap of chronische ziekte | 8,2 |
Seksuele oriëntatie | 8,0 |
Arbeidsduur (fulltime of parttime) | 4,3 |
Burgerlijke staat | 4,2 |
Soort contract (vast of tijdelijk) | 4,0 |
Transgender zijn | 0,7 |
Anders | 23,0 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |
De meest voorkomende manier waarop slachtoffers zich gediscrimineerd voelen is ongelijke behandeling, benadeling of het voortrekken van bepaalde groepen. Bijna zes op de tien slachtoffers van discriminatie in het afgelopen jaar zeggen dat ze zich (onder andere) hierdoor gediscrimineerd voelden. Bijna vier op de tien zeggen dat dit (mede) door discriminerende opmerkingen kwam en ruim drie op de tien geven aan dat ze zich (ook) gediscrimineerd voelden door een negatief beeld of stigmatisering, bijvoorbeeld in de media.
2021 (% slachtoffers) | |
---|---|
Ongelijke behandeling/benadeling | 59,2 |
Discriminerende opmerkingen | 39,4 |
Negatief beeld/stigmatisering | 33,6 |
Negeren/uitsluiten | 25,9 |
Het was meer een gevoel dat wat gebeurde | 17,2 |
Roddels | 13,6 |
Bedreiging | 5,9 |
Geweld/agressief gedrag | 5,3 |
Vernieling/beschadiging van eigendommen | 2,3 |
Anders | 8,8 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |
Negen procent van de mensen die zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd voelden hebben dit gemeld bij een of meer instanties. Drie procent meldde het bij de eigen werkgever of de opleiding, 2 procent bij de politie, 1 procent bij een meldpunt voor discriminatie, en minder dan een half procent bij het College voor de Rechten van de Mens.
2021 (% slachtoffers) | |
---|---|
Gemeld totaal | 9,1 |
bij volgende instanties: | |
Mijn werkgever / opleiding | 3,4 |
Politie | 2,4 |
Een meldpunt voor discriminatie | 1,1 |
College voor de Rechten van de Mens | 0,3 |
Andere instantie | 3,4 |
1) Bij het noemen van instanties waren meerdere antwoorden mogelijk. |
4. Traditionele criminaliteit
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mate waarin Nederlanders persoonlijk en als burger in de afgelopen 12 maanden geconfronteerd werden met een of meer vormen van traditionele criminaliteit. Dit wordt weergegeven in een percentage slachtoffers van de bevolking, waarbij wordt uitgesplitst naar type delict, persoonskenmerken en regio. Het percentage meldingen en aangiften door slachtoffers bij de politie komt ook aan de orde. Het gaat hier om criminaliteit, zoals geweld, inbraak en diefstal, en vernieling. Online criminaliteit, dat wil zeggen vormen van criminaliteit waarvan personen via het internet, e-mail of app slachtoffer worden, komt aan de orde in hoofdstuk 5. Meer cijfermateriaal over dit onderwerp, uitgesplitst naar regio en persoonskenmerken, is beschikbaar in de StatLinetabellen Sociale Veiligheid (Veiligheidsmonitor) en in een maatwerktabel .
4.1 Slachtoffers traditionele criminaliteit
In 2021 is 17 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder slachtoffer geweest van een of meer geweldsdelicten, vermogensdelicten of vernielingen. Het vaakst werden zij slachtoffer van vermogensdelicten (9 procent), gevolgd door vernielingen (6 procent) en geweldsdelicten (5 procent).
Bij geweldsdelicten gaat het om delicten waarbij daadwerkelijk geweld wordt gebruikt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen mishandeling, geweldsdelicten met (vermeende) seksuele bedoelingen, en om (be)dreiging met fysiek geweld. Bedreiging komt het vaakst voor (4 procent), 1 procent was slachtoffer van geweld met seksuele bedoelingen en eveneens 1 procent was slachtoffer van mishandeling.
Van de onderscheiden vormen van vermogensdelicten komt fietsdiefstal het meest voor: 4 procent werd hiervan slachtoffer. Met woninginbraak of poging daartoe is 2 procent geconfronteerd. Van diefstal uit de eigen auto (bijvoorbeeld van een autoradio of tas) en diefstal vanaf de eigen auto (bijvoorbeeld van buitenspiegels of wieldoppen) was respectievelijk 0,6 procent en 0,9 procent slachtoffer4). Eveneens 0,9 procent is afgelopen jaar slachtoffer geweest van (poging tot) zakkenrollerij of beroving. Van autodiefstal was 0,1 procent slachtoffer en van diefstal van een ander voertuig zoals een brommer of scooter 0,2 procent. Twee procent heeft te maken gehad met andere, niet nader genoemde vormen van diefstal.
Van vernieling was 6 procent in 2021 slachtoffer. Het gaat hierbij om het met opzet iets vernielen of beschadigen zonder dat er iets gestolen wordt, zoals het bekrassen van een auto, het lek prikken van fietsbanden of het bekladden van muren.
2021 (%) | |
---|---|
Totaal delicten | 17,1 |
Geweldsdelicten totaal | 5,2 |
Mishandeling | 1,0 |
Bedreiging met fysiek geweld | 4,0 |
Seksuele delicten | 1,1 |
Vermogensdelicten totaal | 9,0 |
(Poging tot) inbraak | 1,8 |
Fietsdiefstal | 3,8 |
Autodiefstal | 0,1 |
Diefstal uit auto | 0,6 |
Diefstal vanaf auto | 0,9 |
Diefstal andere voertuigen | 0,2 |
(Poging tot) zakkenrollerij, beroving | 0,9 |
Overige diefstal | 2,1 |
Vernielingen | 6,0 |
Aantal delicten traditionele criminaliteit
Het aantal gewelds- en vermogensdelicten en vernielingen samen bedroeg in 2021 33 per 100 inwoners. Het aantal ondervonden geweldsdelicten bedroeg 10 per 100 inwoners, het aantal vermogensdelicten 13 per 100 inwoners en het aantal vernielingen 10 per 100 inwoners.
aantal per 100 inwoners (aantal per 100 inwoners) | |
---|---|
Totaal delicten | 33,3 |
Geweldsdelicten totaal | 10,3 |
Mishandeling | 1,5 |
Bedreiging met fysiek geweld | 6,8 |
Seksuele delicten | 2,0 |
Vermogensdelicten totaal | 13,4 |
(Poging tot) inbraak | 2,4 |
Fietsdiefstal | 5,0 |
Autodiefstal | 0,1 |
Diefstal uit auto | 0,7 |
Diefstal vanaf auto | 1,1 |
Diefstal andere voertuigen | 0,2 |
(Poging tot) zakkenrollerij, beroving | 1,0 |
Overige diefstal | 2,8 |
Vernielingen | 9,6 |
Trends slachtofferschap traditionele criminaliteit
Tussen 2005 en 2021 zijn steeds minder mensen slachtoffer geweest van traditionele criminaliteit. Het slachtofferpercentage laat een dalende trend zien. De daling was het sterkst in de periode 2005–2008, maar na een korte stijging tussen 2008 en 2009 is ook daarna sprake van een dalende tendens.
Het sterkst afgenomen sinds 2005 is het slachtofferschap van vermogensdelicten. Dit is met 66 procent gedaald (index 2021 = 34), gevolgd door vandalisme (index 2021 = 39) en geweldsmisdrijven (index 2021 = 59). In totaliteit is het slachtofferschap van criminaliteit sinds 2005 met 59 procent gedaald (index 2021 = 41).