Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, 2021

5. Arbeidskenmerken

Kunstenaars zijn aanzienlijk vaker werkzaam als zzp’er dan gemiddeld en werkten minder vaak in loondienst. Ook bij andere creatieve beroepen was het aandeel zzp’ers in 2017/2019 relatief hoog. Van de kunstenaars werkte ongeveer de helft voltijds in hun grootste werkkring, bij de andere creatieve beroepen was dat wat hoger. Kunstenaars hadden vaker dan gemiddeld meer dan één baan, en ook werkten kunstenaars en andere werkenden in creatieve beroepen vaker dan gemiddeld thuis.

In hoofdstuk 5 komen de arbeidskenmerken van kunstenaars en andere creatieve beroepen ter sprake, waaronder of zij zelfstandige of in loondienst zijn, hoeveel uur zij werken, en of zij meerdere werkkringen hebben en zo ja, waarom. De cijfers hebben betrekking op alle kunstenaars en andere creatieve beroepen in de werkzame beroepsbevolking (werknemers en zelfstandigen). In de paragrafen 5.1 en 5.2 worden ook enkele cijfers gepresenteerd die alleen betrekking hebben op werknemers.

5.1 Soort arbeidsrelatie

Nederland telde in 2017/2019 164 duizend werkzame kunstenaars. Het grootste deel hiervan, 61 procent, was werkzaam als zelfstandige. Zij verrichten arbeid voor eigen rekening of risico. Dat is aanzienlijk hoger dan gemiddeld in de werkzame beroepsbevolking. 57 procent van alle kunstenaars werkte als zelfstandige zonder personeel (zzp’er), een klein percentage zelfstandige kunstenaars (4 procent) had wel personeel in dienst. Verder werkte 29 procent van de werkzame kunstenaars als werknemer met een vaste arbeidsrelatie en 10 procent als werknemer met een flexibele arbeidsrelatie. Dat is in beide gevallen lager dan gemiddeld.

De andere creatieve beroepen telden in 2017/2019 in totaal 263 duizend personen. Anders dan bij de kunstenaars was het percentage zelfstandigen onder hen (36 procent) kleiner dan het percentage werknemers (64 procent). Verder was 32 procent zzp’er, 3 procent had wel personeel in dienst. Van de werkzame beroepsbevolking met een overig creatief beroep was 49 procent werknemer met een vast dienstverband en 15 procent werknemer met een flexibel dienstverband.

In vergelijking met de perioden 2010/2012 en 2013/2015 is er in de verdeling naar het soort arbeidsrelatie niet veel veranderd onder kunstenaars. Onder de andere werkenden met een creatief beroep nam het percentage werknemers met een flexibele arbeidsrelatie toe tussen 2010/2012 en 2017/2019 (12 procent naar 15 procent). Het percentage zzp’ers onder andere werkenden met een creatief beroep nam in hetzelfde tijdsbestek af (van 36 procent naar 32 procent).

5.1.1 Arbeidsrelatie van de werkzame beroepsbevolking
Kunstenaars (x 1 000)Anderen met een creatief beroep (x 1 000)Werkenden - beroepsniveau 4 (x 1 000)Totaal werkenden (x 1 000)Kunstenaars (%)Anderen met een creatief beroep (%)Werkenden - beroepsniveau 4 (%)Totaal werkenden (%)
2013/2015
Totaal 147 232 2 490 8 258100100100100
Werknemer, vast dienstverband 42 116 1 688 5 20829506863
Werknemer, flexibel dienstverband 14 33 281 1 69810141121
Zelfstandige zonder personeel - eigen arbeid 72 66 340 7764928149
Zelfstandige zonder personeel - product 14 10 36 21410413
Zelfstandige met personeel 5 6 141 3203364
Zelfstandige, meewerkend gezinslid0 1 4 430001
2017/2019
Totaal 164 263 2 716 8 769100100100100
Werknemer, vast dienstverband 48 130 1 819 5 37029496761
Werknemer, flexibel dienstverband 16 39 329 1 94710151222
Zelfstandige zonder personeel - eigen arbeid 80 74 373 86149281410
Zelfstandige zonder personeel - product 14 11 37 2169412
Zelfstandige met personeel 6 8 153 3454364
Zelfstandige, meewerkend gezinslid0 1 4 300000
Bron: EBB.

Werknemers met een flexibel dienstverband zijn gevraagd naar de belangrijkste reden waarom ze geen vast dienstverband hebben. In 2017/2019 gaf het grootste deel van de kunstenaars met een flexibel dienstverband (59 procent) aan dat ze nieuw zijn bij hun huidige werkgever. Dat is hoger dan gemiddeld onder alle werknemers (43 procent). Voor 22 procent was de behoefte aan flexibiliteit de belangrijkste reden, dat is juist lager dan gemiddeld (32 procent). Verder gaf 16 procent van de kunstenaars aan dat het niet lukt om een vaste baan te krijgen en 3 procent had geen behoefte aan zekerheid, tegenover respectievelijk 20 en 5 procent gemiddeld onder alle werknemers. De percentages bij werknemers in andere creatieve beroepen zijn vergelijkbaar met die van kunstenaars.

Voor 88 procent van de kunstenaars onder werknemers in de periode 2017/2019 is een vast contract (heel) belangrijk, tegenover 91 procent van de werknemers in andere creatieve beroepen en 92 procent van alle werknemers.

5.2 Meerdere banen

Van de werkzame beroepsbevolking in 2017/2019 had 92 procent (net als in 2013/2015) één baan, 8 procent combineerde er 2 of meer. Van de kunstenaars had 82 procent één baan en 18 procent een combibaan. Dat verschilt nauwelijks met 2013/2015.

5.2.1 Kunstenaars en andere werkenden naar aantal werkkringen
jaar1 werkkring (%)2 werkkringen of meer (%)
Kunstenaars
2017/20198218
2013/20158119
2010/20128416
Anderen met een creatief beroep
2017/20198713
2013/20158713
2010/20128911
Werkenden - beroepsniveau 4
2017/20199010
2013/20159010
2010/2012919
Totaal werkenden
2017/2019928
2013/2015928
2010/2012937
Bron: EBB

Als belangrijkste reden voor het hebben van meerdere banen onder werknemers gaven kunstenaars in 2017/2019 aan dat ze zich op meerdere gebieden willen kunnen ontwikkelen (26 procent). Daarnaast werden ook de afwisselingen in werkzaamheden of contacten (22 procent) en meer uren kunnen maken om financieel rond te komen (14 procent) relatief vaak genoemd als belangrijkste reden voor het hebben van meerdere banen. Bij de andere creatieve beroepen werd naast het kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden (30 procent) en de afwisseling in uren (23 procent) ook het verdienen van geld voor iets extra’s (14 procent) relatief vaak genoemd. Werknemers op het hoogste beroepsniveau noemden in vergelijking met kunstenaars en de andere creatieve beroepen als belangrijkste reden vaker de afwisseling in werkzaamheden of contacten (27 procent), en juist minder vaak meer uren maken om rond te komen (8 procent).

5.2.2 Belangrijkste reden meerdere banen van werknemers, 2017/2019
RedenKunstenaars (%)Anderen met een creatief beroep (%)Werknemers - beroepsniveau 4 (%)Totaal werknemers (%)
De afwisseling in werkzaamheden of contacten22232722
Meer uren kunnen maken om financieel rond te kunnen komen1412816
Geld verdienen voor iets extra's11141118
Mezelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden26303123
Op de lange termijn aan het werk kunnen blijven5444
Om de zekerheid van inkomen (uit loondienst) te behouden11978
Anders1281010
Bron: NEA (CBS/TNO)

5.3 Arbeidsduur

In 2017/2019 werkte de helft van de kunstenaars (51 procent) voltijd, dat wil zeggen 35 uur of meer per week in de eerste werkkring. Met de eerste werkkring wordt de baan bedoeld waarin de meeste uren worden gewerkt. Het gaat hierbij om het aantal uren dat een persoon in een normale of gemiddelde werkweek werkt. Hierin worden overuren en onbetaalde uren niet meegerekend. Dat was vergelijkbaar met de gemiddelde werkzame beroepsbevolking waarvan 49 procent voltijds werkte. 18 procent van de kunstenaars werkte in een tweede werkkring: ruim 80 procent van hen had een kleine baan tot 20 uur.

In 2010/2012 werkte 57 procent van de kunstenaars voltijd tegenover 51 procent van de gemiddelde werkzame beroepsbevolking. In die jaren werkte 16 procent van de kunstenaars in een tweede, meestal ook kleine, baan. Van de andere werkenden met een creatief beroep werkte 56 procent voltijds in de eerste werkkring. Dat was 53 procent in 2010/2012. 13 procent van de werkenden in de creatieve beroepen werkte in een tweede werkkring, net als de kunstenaars vaak (ruim 80 procent) in een kleine baan.

5.3.1 Arbeidsduur van de werkzame beroepsbevolking
KunstenaarsAnderen met een creatief beroepWerkenden - beroepsniveau 4Totaal werkenden
2010/2012 (%)2013/2015 (%)2017/2019 (%)2010/2012 (%)2013/2015 (%)2017/2019 (%)2010/2012 (%)2013/2015 (%)2017/2019 (%)2010/2012 (%)2013/2015 (%)2017/2019 (%)
Werkzaam - totaal100100100100100100100100100100100100
Arbeidsduur in de eerste werkkring
0-19 uur15181818171410109212120
20-34 uur283231292930303133282931
35 uur en meer575151535356606059514949
Arbeidsduur in de tweede werkkring
0-19 uur13161591211799677
20-34 uur333212111111
35 uur en meer011000000000
Bron: EBB.

Van de kunstenaars wilde 15 procent meer uren werken (2013/2015: 20 procent), van de totale werkzame beroepsbevolking 9 procent (2013/2015: 12 procent). Van de kunstenaars die in totaal (dat wil zeggen in hun eerste en eventuele tweede werkkring) 12 tot 24 uur per week werkten, wilde zelfs de helft meer uren werken. Van de werkenden in andere creatieve beroepen wilde 11 procent meer uren werken (2013/2015: 16 procent). Kunstenaars werkten iets vaker over dan gemiddeld (71 procent). Voor de totale werkzame beroepsbevolking was dat 65 procent. Van de werkenden in andere creatieve beroepen werkte 72 procent weleens over. In 2013/2015 waren deze percentages respectievelijk 73 procent, 64 procent en 73 procent.

5.4 Thuiswerken

Van de kunstenaars werkte 42 procent in 2017/2019 uitsluitend thuis tegenover 14 procent voor de totale werkzame beroepsbevolking. In 2013/2015 was dat respectievelijk 46 en 13 procent. Een derde (33 procent) van de kunstenaars werkte niet thuis (totale werkzame beroepsbevolking: 62 procent) tegenover 29 procent en 65 procent in 2013/2015. Bij de werkenden in andere creatieve beroepen werkte 30 procent uitsluitend thuis. 38 procent werkte niet thuis. In 2013/2015 was dit respectievelijk 28 procent en 41 procent.

5.5 Arbeidspositie partner

Van de 164 duizend kunstenaars hadden 106 duizend een partner. Van deze partners werkte 89 procent (86 procent in 2013/2015). De helft (51 procent) had een vast dienstverband, 24 procent was zzp’er. Van de partners van alle werkenden werkte 84 procent, 58 procent in een vast dienstverband, 11 procent als zzp’er.

Van de 263 duizend werkenden in andere creatieve beroepen hadden 172 duizend een partner. Daarvan werkte 87 procent. Dat was nagenoeg gelijk aan 2013/2015. 57 procent had een vast dienstverband, 15 procent werkte als zzp’er.