Jeugdbescherming en de toeslagenaffaire

Samenvatting

Aanleiding

Eerder heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) cijfers gepubliceerd over uithuisplaatsingen bij gedupeerden van de toeslagenaffaire. Deze cijfers zijn voor de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) aanleiding geweest om te onderzoeken hoe er door de jeugdbeschermingsketen is omgegaan met gezinnen die gedupeerd zijn door de toeslagenaffaire. Als onderdeel van dit onderzoek heeft IJenV het CBS gevraagd om in kaart te brengen of gedupeerde gezinnen vaker dan andere gezinnen te maken kregen met kinderbeschermingsmaatregelen. Er is onderzocht of gedupeerde gezinnen voor dupering vaker te maken kregen met kinderbeschermingsmaatregelen én er is onderzocht of gedupeerde gezinnen als gevolg van dupering extra vaak te maken kregen met kinderbeschermingsmaatregelen.

Onderzoeksopzet

Om te onderzoeken of gedupeerden van de toeslagenaffaire disproportioneel te maken hebben gekregen met kinderbeschermingsmaatregelen worden de gedupeerde gezinnen vergeleken met niet-gedupeerde gezinnen. In een eerste vergelijking worden de gedupeerde gezinnen, voordat ze gedupeerd zijn geraakt, vergeleken met een brede vergelijkingsgroep. Deze bestaat uit huishoudens die in dezelfde periode kinderopvangtoeslag gebruikt hebben als gedupeerden, maar niet gedupeerd zijn geraakt. Hierdoor kan de vraag beantwoorden worden of gedupeerden voor dupering vaker in aanraking komen met kinderbeschermingsmaatregelen dan niet-gedupeerden. Deze brede vergelijkingsgroep bevat echter ook gezinnen die op relevante kenmerken afwijken van de groep gedupeerde huishoudens en daardoor al een andere kans hadden om in aanraking te komen met een kinderbeschermingsmaatregel, los van de toeslagenaffaire. Daarom is in een tweede stap een smalle vergelijkingsgroep samengesteld die op relevante achtergrondkenmerken lijkt op de groep gedupeerde huishoudens, maar die niet gedupeerd is. Hierdoor kan het (mogelijke) effect van dupering in kaart gebracht worden.

Gedupeerden voor dupering al vaker te maken met kinderbeschermingsmaatregelen

Uit een vergelijking van de gedupeerdengroep met de brede vergelijkingsgroep blijkt dat de gedupeerden voor dupering vaker te maken kregen met kinderbeschermingsmaatregelen in het gezin. Deze verschillen kunnen worden verklaard door specifieke kenmerken en omstandigheden van gedupeerde gezinnen vóórdat ze gedupeerd raakten. Zo zijn gedupeerden gezinnen vaker een eenoudergezin en hebben ze vaker een lager huishoudinkomen dan niet gedupeerde gezinnen.

Geen bewijs gevonden dat dupering gemiddeld genomen heeft geleid tot meer kinderbeschermingsmaatregelen

Vervolgens is de gedupeerdengroep vergeleken met de smalle vergelijkingsgroep. Er is in dit onderzoek geen bewijs gevonden dat gedupeerden als gevolg van dupering extra vaak in aanraking zijn gekomen met kinderbeschermingsmaatregelen. Gedupeerden hebben na dupering niet significant vaker te maken met kinderbeschermingsmaatregelen in het gezin dan voor dupering. Ook hebben zij niet vaker te maken met kinderbeschermingsmaatregelen dan de smalle vergelijkingsgroep.

Eventueel vervolgonderzoek

Dit is het eerste kwantitatieve onderzoek naar de vraag of kinderbeschermingsmaatregelen disproportioneel voorkomen bij gedupeerden van de toeslagenaffaire. De conclusie is dat gedupeerden gemiddeld genomen vaak kinderbescherming in het gezin krijgen, maar er is geen bewijs gevonden in dit onderzoek dat zij extra vaak als gevolg van dupering kinderbeschermingsmaatregelen in het gezin opgelegd krijgen. Hoewel het onderzoek een aantal vragen beantwoordt, blijven er vervolgvragen over:

  • Vanwege de beschikbare data konden niet alle geregistreerde gedupeerden meegenomen worden in dit onderzoek. Zo konden alleen gedupeerden meegenomen worden van wie de dossiers integraal behandeld zijn. Enkel van deze gedupeerden heeft Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) een datum van dupering geleverd aan het CBS. Indien meer data beschikbaar komt, zouden de analyses herhaald kunnen worden.
  • Ook was er geen informatie beschikbaar voor dit onderzoek over bijvoorbeeld de mate van dupering. Het is mogelijk dat het voor de vraag of een gezin te maken krijgt met kinderbeschermingsmaatregelen uit maakt of het om een terugvordering van bijvoorbeeld 1,5 duizend euro ging of om 50 duizend euro. Ook kan het uitmaken of en wanneer deze “schulden” daadwerkelijk teruggevorderd zijn.
  • Het is ook mogelijk dat het effect van dupering afhankelijk is van de precieze situatie van een gedupeerde. Voor een aantal subgroepen van gedupeerden is dit onderzocht (lage inkomens, zelf en/of ouders niet in Nederland geboren en eenoudergezinnen). Voor deze subgroepen werd geen bewijs gevonden dat zij disproportioneel geraakt werden. Dat gedupeerden gemiddeld genomen niet extra te maken hebben gekregen met kinderbeschermingsmaatregelen als gevolg van dupering sluit niet uit dat er individuele gedupeerden zijn die als gevolg van dupering dermate in de problemen zijn geraakt dat kinderbeschermingsmaatregelen ingezet moesten worden.
  • In dit onderzoek is enkel gekeken naar de relatie tussen gedupeerdheid en kinderbeschermingsmaatregelen. Andere problemen die mogelijk het resultaat kunnen zijn van dupering zijn niet onderzocht. Denk hierbij aan effecten op mentaal welzijn en stress, fysieke gezondheid, relaties en de financiële situatie van gedupeerden.

Het verdiepende kwalitatieve onderzoek van IJenV, waarin onder andere interviews afgenomen zullen worden, kan mogelijk aanknopingspunten vinden voor eventueel vervolgonderzoek.