SDG 3 Goede gezondheid en welzijn

SDG 3 gaat over goede gezondheid voor mensen van alle leeftijden. Iedereen hoort in zo goed mogelijke gezondheid te kunnen leven, door behandeling van ziektes en psychische problemen en door preventie van voortijdige sterfte. Hierbij hoort ook betere zorg voor moeder en kind, het voorkomen en behandelen van verslaving, en het terugbrengen van het aantal verkeersdoden.
Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 3 Goede gezondheid en welzijn
Meer informatie
Samenvatting van de resultaten
- Bij drie indicatoren wijst de middellangetermijntrend (2015-2022) op afnemende brede welvaart: de lagere vaccinatiegraad tegen mazelen, het dalend aandeel van de bevolking zonder psychische klachten en het toenemende probleem van overgewicht.
- De trendmatige ontwikkeling van het aantal gewerkte uren in de zorg, het percentage rokers en het aantal mensen dat kampt met ernstige langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen in deze periode, wijst op een vergroting van de brede welvaart. Ook de dalende trend bij zelfdoding is gunstig.
- Waar de positie van Nederland vergeleken kan worden met die van andere EU-landen is er veelal een plek bovenaan of in de middengroep.
- Een uitzondering daarop is de neonatale sterfte. Daarmee heeft Nederland binnen de EU een positie in de achterhoede (laagste kwartiel).
Het dashboard en de indicatoren
SDG 3 wil dat iedereen de kans heeft in zo goed mogelijke gezondheid te leven, door behandeling van ziektes en psychische problemen en preventie van voortijdige sterfte. Daarnaast moeten onderzoek en vaccinatie in 2030 een einde hebben gemaakt aan epidemieën van bekende besmettelijke ziekten of deze vergaand hebben teruggedrongen. Aandachtspunten zijn verder verslavingspreventie en -zorg, terugdringing van het aantal verkeersdoden en geboorteplanning.
Van de indicatoren die een duidelijke trendmatige ontwikkeling laten zien, bewegen er vier in de richting van de doelen en drie van de doelen af. Kijkend naar de positie in de EU, blijkt Nederland bij de helft van de indicatoren een hoge en dus gunstige plaats in te nemen. Slechts bij één indicator, de neonatale sterfte, is er een positie in de achterhoede.
Middelen en mogelijkheden
Gebruik
Uitkomsten
Beleving
Met de uitbraak van COVID-19, een besmettelijke ziekte veroorzaakt door een coronavirus, braken voor de volksgezondheid en de gezondheidszorg zware jaren aan. Van maart 2020 tot en met oktober 2022 zijn in Nederland 47 076 mensen overleden aan vastgestelde of vermoedelijke COVID-19. Aanvankelijk leidde de pandemie tot een groot aantal ziekenhuisopnames en veel langdurige zorg op intensive care. Daarop volgde een inhaalslag bij reguliere zorg die tijdens de pandemie was uitgesteld of afgeschaald. Ook in verpleeg- en verzorgingstehuizen bleef de druk groot. De coronacrisis heeft de hele bevolking in meer of mindere mate geraakt. Eind 2020 en in 2021 gaven meer mensen aan psychische klachten te hebben dan in voorgaande jaren. Vooral de mentale gezondheid van jongeren ging tijdens de coronacrisis achteruit. Al deze ontwikkelingen wegen uiteraard mee in de uitkomsten, maar de Monitor Brede Welvaart en de Sustainable Development Goals, en daarmee ook het dashboard van SDG 3, richt zich vooral op middellangetermijntrends (2015-2022).
Middelen en mogelijkheden betreffen de middelen die worden ingezet om het zorgstelsel te onderhouden en te verbeteren. De middellangetermijntrend in de uitgaven aan gezondheidszorg als percentage van het bbp is stabiel, maar het aandeel lag in 2020 en 2021 wel duidelijk hoger dan voor de coronacrisis. Hier speelt een combinatie van hogere zorgkosten en lagere economische groei. Cijfers voor 2022 zijn er nog niet. In de zorg zijn in 2022 wel weer veel uren gewerkt: in gezondheidszorg (cure) en verzorging en welzijn (care) samen 107 uur per inwoner. De trend stijgt en kleurt groen. In de context van SDG 3 wordt dit als welvaartsverhogend gezien voor de individuele burger die zorg ontvangt. Met het aantal gewerkte uren als maat voor de hoeveelheid verleende zorg, heeft Nederland binnen de EU een hoge positie. In de gezondheids- en welzijnszorg stijgt het aantal openstaande vacatures per duizend banen trendmatig, een punt van zorg gelet op de kwetsbaarheid van stelsels en systemen. De vacaturegraad in de zorg behoort tot de hoogste in de EU.
Gebruik betreft gedrag dat van invloed is op gezondheid en het gebruik dat mensen maken van de zorg. Te veel eten en drinken zorgt in combinatie met te weinig bewegen voor overgewicht. Samen met roken is dit een belangrijke leefstijlindicatie. In 2014 had voor het eerst meer dan de helft van de bevolking van 20 jaar en ouder (50,3 procent) een Body Mass Index (BMI) van 25,0 kg/m2 of meer, en was dus te zwaar. In 2022 was dit 51,1 procent. De trend is omgeslagen van neutraal naar stijgend. In EU-perspectief is het Nederlandse cijfer relatief laag (in 2019 vijfde van 26 EU-landen), het probleem van overgewicht blijkt in de andere EU-landen dus nog groter. Nederlanders drinken ook relatief weinig alcohol vergeleken met andere EU-inwoners (bier, wijn en gedistilleerd zijn op basis van hun alcoholpercentage omgerekend naar geconsumeerde liters pure alcohol). Het percentage rokers loopt terug: in 2022 rookte 17,9 procent van de bevolking van 12 jaar en ouder, tegen 24,6 procent aan het begin van de trendperiode (2015). Het gaat hier om het roken van alle soorten tabaksproducten, en niet om het gebruik van elektronische sigaretten.
De vaccinatiegraad voor mazelen is een indicator voor het gebruik van het zorgaanbod. De WHO-norm van 95 procent, nodig om mazelen uit te roeien, wordt in Nederland niet gehaald. De trend is dalend. Hoewel het rijksvaccinatieprogramma in de coronaperiode doorging, was er sprake van een lichte afname bij de vaccinatie van baby’s die zijn geboren tijdens de pandemie. In 2022 had 92,7 procent van de kinderen die zijn geboren in 2019 de BMR-vaccinatie gehad.
Uitkomsten gaan over de fysieke en psychische gezondheid van de bevolking in samenhang met de kwaliteit van de zorg. Diabetes is in Nederland een van de meest voorkomende chronische ziekten en bovendien verantwoordelijk voor een forse ziektelast. In 2021 gebruikte bijna vijf procent van de inwoners diabetesmedicatie. De gemiddelde verpleegduur bij ziekenhuisopname is in Nederland het kortst van alle EU-landen. In 2021 duurde een klinische opname gemiddeld 5,2 dagen, net iets minder dan in het eerste jaar van de coronapandemie (5,3 ligdagen). Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben afspraken gemaakt over maximaal aanvaardbare wachttijden in de zorg. Deze worden ‘Treeknormen’ genoemd. In 2021 lag de wachttijd tussen de eerste afspraak op de polikliniek en de start van de behandeling in 32,4 procent van de gevallen boven de norm van maximaal vier weken. In 2020 zijn door de COVID-19-crisis aanvankelijk minder gegevens over wachttijden aangeleverd. Ook zijn de wel aangeleverde wachttijden mogelijk verstoord door de Coronacrisis. De wachttijden van 2021 zijn slechts gebaseerd op wachttijden gemeten van januari 2021 tot augustus 2021 vanwege een verandering in de methode. Hier kan dan ook geen trend berekend worden.
Van de levend geboren baby’s overleden er in 2021 597 vóór hun eerste verjaardag: omgerekend 3,3 per duizend levendgeborenen. Meer dan driekwart van deze zuigelingensterfte vond al plaats in de eerste 28 dagen (de neonatale sterfte). In dat jaar ging het om 2,6 baby’s op elke duizend levendgeborenen. In 2022 waren dit er volgens een eerste schatting van het CBS 2,4. De middellangetermijn-trend (2015-2022) van de neonatale sterfte is stabiel. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is er veel verbeterd: betere prenatale screening, een kleiner aantal meerlingzwangerschappen en een lager aantal zeer jonge moeders. Ook voor preventie van wiegendood is meer aandacht gekomen.
De levensverwachting bij geboorte is in 2022 licht gestegen. Deze komt uit op 80,1 jaar voor mannen en 83,1 jaar voor vrouwen. Dit is voor mannen 5 maanden meer dan in 2021, en voor vrouwen 1 maand meer. Ondanks de toename ligt de levensverwachting nog 4 (mannen) respectievelijk 5 maanden (vrouwen) onder het niveau van 2019. Gemiddeld genomen neemt de levensverwachting ieder jaar juist een beetje toe, maar tijdens de coronapandemie is deze dus iets lager uitgevallen.
De levensverwachting geeft een indicatie van hoe oud mensen worden, uitgaande van de huidige kansen op sterfte. Maar naast de lengte van het leven is ook de kwaliteit van dat leven van belang. Door gegevens over gezondheid te combineren met de gegevens over sterfte kan de gezonde levensverwachting bepaald worden, waarmee een kwalitatief element wordt toegevoegd aan de ‘gewone’ levensverwachting. In deze monitor is hiervoor de levensverwachting (bij geboorte) in als goed ervaren gezondheid gebruikt. Voor mannen lag deze in 2022 op 63,2 jaar. Voor vrouwen was dit een jaar lager. Dit zijn de laagste waarden sinds het begin van deze eeuw. In deze monitor kijken we vooral naar de trends over middellange termijn: de jaren 2015-2022. In die periode is geen sprake van een stijgende of dalende trend.
Binnen deze periode is het goed te melden dat de waardering van de eigen gezondheid opvallend hoog was in de coronajaren 2020 en 2021. Die hoge waardering vertaalde zich in die jaren ook in een relatief hoge gezonde levensverwachting. In 2022 waardeerde echter een fors lager aandeel van de mensen de eigen gezondheid als goed of zeer goed. In combinatie met een redelijk stabiele ‘gewone’ levensverwachting zorgt dit ervoor dat de gezonde levensverwachting in 2022 een stuk lager ligt dan in 2021. Nederlandse mannen en vrouwen nemen in de EU een middenpositie in. De cijfers voor de internationale vergelijking gebruiken een iets andere definitie van de gezonde levensverwachting dan de cijfers voor de trend in Nederland: bij de internationale vergelijking gaat het om de levensverwachting zonder beperkingen.
In 2022 kampte 5,0 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder met ernstige beperkingen bij het dagelijks functioneren als gevolg van langdurige gezondheidsklachten. De middellangetermijntrend is dalend, maar dit is wel 0,7 procentpunt meer dan in 2021. Het gaat hier om beperkingen die al een half jaar of langer duren. Een aanzienlijk deel van mensen die COVID hebben gehad, blijkt nog lang daarna klachten te houden. Deze groep is niet goed in beeld, maar in de Technische briefing aan de Tweede Kamer over de maatschappelijke impact van de coronacrisis in december 2022 ging de voorzitter van het Maatschappelijk Impact Team uit van aantallen tussen de 120 en 600 duizend. In hoeverre deze post-COVID klachten in de toekomst gaan leiden tot een toename van de groep mensen met ernstige beperkingen, valt op dit moment niet goed te zeggen.
De psychische gesteldheid van de bevolking wordt in zijn meest extreme vorm weergegeven door de ontwikkeling van het aantal zelfdodingen. Het aantal zelfdodingen kwam in 2021 uit op 10,6 van elke 100 duizend inwoners, gemiddeld vijf per dag. Mannen maakten vaker een eind aan hun leven dan vrouwen: 14,9 versus 6,4 per 100 duizend inwoners. Een tweede indicator voor mentale gezondheid is het aandeel van de bevolking zonder psychische klachten (in vorige edities van deze monitor werden zij psychisch gezond genoemd). Dit aandeel wordt vastgesteld op basis van vijf vragen uit de Mental Health Inventory-5 (MHI-5). Ze gaan over de gemoedstoestand (zoals het ervaren van neerslachtige of sombere gevoelens), en gevoelens van kalmte of rust, geluk, zenuwen of in de put zitten. De groep met een MHI-5 score van 60 of meer wordt als vrij van psychische klachten gezien.
Het aandeel van de bevolking zonder psychische klachten daalt trendmatig. Met name in 2021, het tweede jaar van de coronapandemie, was er een opmerkelijke verslechtering (-3,2 procentpunt). Toen behaalde van de bevolking van 12 jaar en ouder 84,9 procent een MHI-5 score van 60 of meer. In 2022 was dit weer hoger: 86,2 procent.
Beleving betreft zaken als het oordeel over de eigen gezondheid en de tevredenheid met het Nederlandse zorgstelsel. Alleen over het eerste aspect is een indicator beschikbaar. In 2022 beoordeelde 77,2 procent van de Nederlanders de eigen gezondheid als goed of zeer goed. Dit aandeel is duidelijk lager dan in de jaren 2020 en 2021 en ook laag in vergelijking met de jaren dáárvoor. In 2020 en 2021 was, mogelijk onder invloed van de coronapandemie, juist een groot deel van de Nederlanders positief over de eigen gezondheid. Nederland behoort op het gebied van ervaren gezondheid binnen de EU tot de bovenste groep.
Meer informatie
Drie jaar corona in cijfers
Dossier gezondheid en welzijn
Dashboard Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn
De Staat van Volksgezondheid en Zorg
Volksgezondheid en Zorg