Welzijnsongelijkheid: verschillen in geluk en tevredenheid

1. Inleiding

Het huidige onderzoek naar subjectief welzijn richt zich met name op gemiddelden in de vorm van bijvoorbeeld het percentage dat gelukkig of tevreden is met het leven (o.a. Van Beuningen en Moonen, 2019; OECD, 2011; Veenhoven, 2017; World Economic Forum, 2017). Naast inzicht in verschillen over de tijd of tussen bevolkingsgroepen op basis van deze gemiddelden, is het voor beleidsmakers van belang om te weten wat de spreiding is in welzijn binnen een bevolkingsgroep of tijdsperiode. Het maakt uit of er een groep is met een zeer laag en een groep met een zeer hoog welzijn, of dat er weinig verschil is in het welzijn tussen personen en iedereen een redelijk niveau van welzijn ervaart.

Veenhoven (2005) noemt drie hoofdredenen waarom rapporteren over welzijnsongelijkheid van belang is: 1) vanuit een moreel standpunt zou gegeven een voldoende hoog niveau van welzijn zo min mogelijk welzijnsongelijkheid de voorkeur verdienen, 2) het kan een indicator van maatschappelijk onrecht zijn, en 3) welzijnsongelijkheid kan andere verschillen tussen groepen vergroten en door het monitoren ervan kan het risico op toekomstige conflicten mogelijk vroegtijdig gesignaleerd worden. Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) wijst op het belang van welzijnsongelijkheid met name ten tijde van de coronacrisis: “Het welbevinden van mensen en de (grootte van de) verschillen daarin tussen groepen burgers vormen een indicatie voor hoe het met de samenleving is gesteld (Kuyper en Putters, 2020). Een dalend welbevinden van burgers, of grote verschillen tussen groepen daarin, kan bijvoorbeeld aanleiding zijn voor maatschappelijke onrust, zoals wrijving tussen groepen, of onvrede met beleid en wantrouwen in de overheid (Miltenburg en Schaper, 2020).” (SCP, 2020, p. 5).

Dit artikel gaat gezien dit maatschappelijk belang in op de welzijnsongelijkheid in Nederland, oftewel de beschrijving van de populatieverdeling van welzijn. Dit kan gedaan worden door een beschrijving van de totale verdeling, waarbij voor elke score op welzijn aangegeven wordt hoeveel (of welk aandeel van de) mensen deze score gaven. Histogrammen kunnen dit visueel in beeld brengen. Daarnaast kan de mate van ongelijkheid ook uitgedrukt worden in één getal of maat, bijvoorbeeld de deviatie van de mediaan of het gemiddelde, of het gemiddelde van de deviaties tussen personen onderling. Kalmijn en Veenhoven (2005, blz. 2) spreken in dit geval over ‘de mate waarin burgers in een land verschillen in hun levensvreugde’. In dit artikel zal het vooral gaan over de ongelijkheid in termen van één getal. Er zijn verschillende maten om spreiding van een populatieverdeling te meten, de bekendste is de standaarddeviatie. Eerder onderzoek heeft gebruikgemaakt van de standaarddeviatie om welzijnsongelijkheid inzichtelijk te maken (Van Beuningen, Burger, Coumans en Moonen, 2015; Kalmijn en Veenhoven, 2005). Burger en van Beuningen (2020) tonen echter aan dat voor discrete antwoordschalen die doorgaans gebruikt worden voor het meten van geluk en tevredenheid met het leven andere spreidingsmaten beter geschikt zijn. Zij stellen de index of ordinal variation (IOV) voor, met als aanvulling de Atkinson index. Deze maten zijn in dit onderzoek voor het eerst door het CBS toegepast om de welzijnsongelijkheid in Nederland te beschrijven. In dit artikel worden de resultaten daarvan behandeld over de periode van 2013 tot en met 2019. Daarnaast wordt de welzijnsongelijkheid in bevolkingsgroepen op basis van geslacht, leeftijd en hoogst behaald onderwijsniveau bekeken. De twee onderzoeksvragen luiden:

  1. Hoe is welzijn in Nederland verdeeld en is deze verdeling de afgelopen jaren veranderd?
  2. In hoeverre zijn er verschillen in welzijnsongelijkheid tussen bevolkingsgroepen en waar hangen deze mee samen?

Aanvullend op de tweede vraag wordt ook de inkomensongelijkheid in de bevolkingsgroepen bekeken. Daaruit zal blijken of veel dan wel weinig ongelijkheid zich voor zowel welzijn als inkomen concentreert in dezelfde groepen. Aangezien uit eerder onderzoek naar voren kwam dat er een verband is tussen welzijn en inkomen, een lager inkomen gaat vaak gepaard met minder geluk en tevredenheid, (CBS, 2016), is de verwachting dat dit het geval is.
De cijfers in dit artikel hebben betrekking op de periode voor de coronacrisis. De ongelijkheid in welzijn kan door deze crisis zijn vergroot. Een deel van de bevolking kan bijvoorbeeld minder welzijn ervaren als gevolg van toegenomen angst en financiële onzekerheid, terwijl het welzijn van een ander deel onveranderd is gebleven. Cijfers van het CBS en het SCP laten tot nu toe geen sterke algehele daling in tevredenheid met het leven zien tijdens de coronaperiode in 2020 (CBS, 2020; SCP, 2020).