Het onderwijssucces van groep-8-leerlingen van 2015/’16 in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs

2. Resultaten van het onderzoek

2.1 Advies en eindtoets groep 8

Driekwart heeft als eerste advies minimaal vmbo-gt

Een advies voor het voortgezet onderwijs kan enkelvoudig zijn: vmbo-b, vmbo-k, vmbo-gt, havo, vwo; of dubbel, met twee aan elkaar grenzende schooladviezen: vmbo-b/k, vmbo-k/gt, vmbo-gt/havo, havo/vwo. Een advies dat uit meer dan twee niveaus bestaat is niet toegestaan.
De meest voorkomende eerste schooladviezen zijn vwo, havo of vmbo-gt (voorheen mavo). In 2015/’16 kreeg 61 procent van alle leerlingen dit als eerste advies. Nog eens 14 procent kreeg een dubbel advies vmbo-gt/havo of havo/vwo. In totaal kreeg driekwart van alle leerlingen minimaal een vmbo-gt advies. Ongeveer een kwart van de kinderen kreeg een advies voor een van de beroepsbegeleidende leerwegen van het vmbo of het speciaal onderwijs. Sinds het schooljaar 2015/’16 is dat beeld niet veranderd. Wel is het aandeel dubbele adviezen in 2015’/16 relatief laag in vergelijking met latere jaren (Hartgers, Traag en Wielenga, 2021). 1)

2.1.1. Eerste schooladvies groep 8, 2015/'161)
 2015/'16 (%)
Vso/pro/vmbo-b 2)8,3
Vmbo-b/k2,9
Vmbo-k11,5
Vmbo-k/gt2,5
Vmbo-gt21,2
Vmbo-gt/havo6,5
Havo20,3
Havo/vwo7,2
Vwo19,7
1) Alle leerlingen in groep 8 die een advies kregen, inculsief de leerlingen die later geen eindtoets maakten. 2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen.

Na hogere toetsscore krijgt minder dan een kwart een hoger advies

In 2015/’16 haalde 35 procent van de achtstegroepers die een eindtoets maakten een toetsscore die past bij een hoger schooladvies dan het eerste schooladvies dat zij kregen van de basisschool. Dat is hoger dan het jaar daarvoor, maar lager dan in 2018/’19. Toen betrof dat 41 procent van de leerlingen. Het aandeel van de leerlingen met een hoger toetsadvies dat ook daadwerkelijk een bijgesteld schooladvies krijgt, bedroeg in 2015/’16 ruim 19 procent. In 2016/’17 steeg dat naar 23 procent, waarna het in de jaren daarna gelijk bleef.
Het aandeel leerlingen dat op basis van een hogere toetsscore in aanmerking komt voor een naar boven bijgesteld advies verschilt per niveau van het eerste advies. Leerlingen met een eerste schooladvies vwo kunnen per definitie nooit een hogere score halen.

2.1.2. Score op de eindtoets en bijstelling eerste advies
 Toetsadvies hoger dan eerste schooladvies 1) (%)Bijstelling eerste schooladvies 2) (%)
2014/'1523,213,3
2015/'1634,819,4
2016/'1733,223,2
2017/'1833,623,2
2018/'1941,323,1
1) Van het aantal leerlingen dat de eindtoets maakte. 2) Van het aantal leerlingen met een hogere toetsscore.
 

Meisjes vaker dan jongens bijgesteld advies

Jongens en meisjes verschillen niet heel veel qua niveau van het eerste schooladvies. Meisjes krijgen iets vaker dan jongens een advies voor de middenniveaus, met name vmbo-gt. Jongens krijgen iets vaker dan meisjes het hoogste advies, vwo, of juist een lager advies: vso, praktijkonderwijs, vmbo-b, vmbo-b/k of vmbo-k. Omdat meisjes daarna vaker dan jongens een hoger toetsadvies halen en op basis daarvan ook vaker een bijstelling krijgen van hun eerste schooladvies, zijn de verschillen tussen jongens en meisjes in het definitieve advies nog wat kleiner geworden. Veel is dit overigens niet, per niveau van advies werd het verschil tussen jongens en meisjes met hooguit een- of tweetiende procentpunt teruggebracht (Hartgers, Traag en Wielenga, 2021).

2.2 De overgang naar het voortgezet onderwijs

Meeste onvertraagde leerlingen na 3 jaar op of boven geadviseerde niveau

Hoe verschilt het schoolsucces van kinderen met een naar boven bijgesteld advies van dat van kinderen wiens definitieve advies gelijk bleef aan het eerste advies? De eerste vraag is of de onvertraagde leerlingen, dus de kinderen die niet bleven zitten in de brugklas of het tweede leerjaar, in de derde klas van het voortgezet onderwijs op of boven het niveau van het eindadvies van de basisschool zitten.2)

In totaal zit 67 procent van alle onvertraagde leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs op het niveau van hun definitieve advies, zo’n 21 procent zit op een niveau dat hoger is dan het eindadvies waarmee ze vanuit groep 8 naar de brugklas gingen en 12 procent is afgezakt naar een lager niveau. Er zijn een aantal verschillen tussen leerlingen naar het eindadvies dat ze kregen in groep 8.3)

Ongeveer 13 procent van de kinderen met een enkelvoudig advies (vmbo-k, vmbo-gt, havo of vwo) zat na drie jaar op een lager niveau dan het definitieve schooladvies. Kinderen met een advies vmbo-b kunnen per definitie niet afzakken naar een lager schoolniveau. Vooral leerlingen met een havo-advies zakken gedurende de eerste drie jaar relatief vaak af naar een lager niveau, bijna 21 procent.

Van de kinderen met een dubbel advies (vmbo-b/k, vmbo-k/gt, vmbo-gt/havo of havo/vwo) zat na drie jaar ongeveer 5 procent op een lager niveau dan het definitieve schooladvies. Een leerling volgt onderwijs op een lager niveau wanneer ze in leerjaar 3 op een schoolsoort zitten die lager is dan het laagste van het dubbele advies (zie ook tabel 1.3). Het aandeel leerlingen dat zakt naar een lager niveau is het hoogst onder degenen met een havo/vwo-advies. Ongeveer 8 procent van die leerlingen zit na drie jaar op het vmbo.

2.2.1. Onderwijsniveau in leerjaar 3 vergeleken met definitief advies, onvertraagde leerlingen, 2018/'19
 Lager (%)Gelijk (%)Hoger (%)
Totaal11,867,121,2
Enkelvoudig advies13,472,014,6
Vmbo-b0,068,032,0
Vmbo-k11,965,722,3
Vmbo-gt13,273,313,5
Havo20,558,121,4
Vwo11,388,70,0
Dubbel advies5,347,047,7
Vmbo-b/k0,036,363,7
Vmbo-k/gt4,936,758,4
Vmbo-gt/havo4,453,941,7
Havo/vwo8,248,143,7


Na drie jaar blijkt ongeveer 48 procent van de leerlingen met een dubbel schooladvies op een hoger niveau te zitten dan de onderkant van het definitieve schooladvies. Leerlingen met een vmbo-gt/havo-advies en leerlingen met een havo/vwo advies zitten minder vaak op een hoger niveau dan hun schooladvies dan kinderen met een vmbo-b/k of een vmbo-k/gt advies. Zo zit ongeveer 42 procent van de kinderen met een eindadvies vmbo-gt/havo na drie jaar op de havo, het havo/vwo of het vwo. Bij leerlingen met een advies vmbo-b/k zit drie jaar later bijna 64 procent in een vmbo-kader klas of een hoger niveau dan vmbo-k.

Voor kinderen met een enkelvoudig advies zit zo’n 15 procent4)  na drie jaar in een klas met een hoger niveau dan het oorspronkelijke schooladvies. Met name leerlingen die oorspronkelijk een vmbo-b advies hadden, zitten vaker na drie jaar in een hoger niveau dan leerlingen die een vmbo-g/t advies hadden.

Met bijgesteld advies drie jaar later vaakst op een lager niveau

Zoals al eerder is beschreven, kunnen kinderen die in groep 8 op de eindtoets een hogere score halen, een bijstelling van hun advies krijgen. Bij een deel van de kinderen gebeurt dit, bij een deel van de kinderen gebeurt niet. Daarnaast is er ook een forse groep kinderen wiens toetsscore overeen kwam met of lager was dan het eerste advies. Hoe verschilt het schoolsucces van deze drie groepen?

Van de onvertraagde leerlingen die geen bijgesteld advies kregen en die daar ook niet voor in aanmerking waren gekomen zat 13 procent op een lager niveau dan het schooladvies. Onder leerlingen wiens schooladvies wel werd bijgesteld, is na drie jaar 18 procent afgezakt naar een lager niveau dan het definitieve advies. Van de kinderen die wel in aanmerking kwamen voor een bijstelling, maar wiens schooladvies niet werd verhoogd, is het aandeel dat naar een lager niveau stroomde met 7 procent het laagst.

Kinderen met een enkelvoudig advies zakten vaker gedurende de eerste drie jaar af, en dat geldt met name voor kinderen wiens eerste advies naar boven is bijgesteld. Van hen zakt bijna een kwart binnen drie jaar toch af naar een lager niveau. De leerlingen met een enkelvoudig advies die wel een hoger toetsadvies haalden, maar wiens schooladvies gelijk bleef, zakten het minst vaak af naar een lager niveau. Bij leerlingen met een dubbel advies lag het aandeel dat afzakte een stuk lager en zijn ook de verschillen tussen kinderen met en zonder bijstelling kleiner. Toch is ook van hen het aandeel dat afzakt naar een lager niveau hoger onder de groep kinderen van wie het advies naar boven werd bijgesteld.

Voor vrijwel ieder schooladvies geldt dat leerlingen met een naar boven bijgesteld advies dit niveau het minst vaak ook behalen, met uitzondering van vmbo-k en vmbo-k/gt. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat leerlingen al zijn aangemeld bij een vo-school voordat de eventuele bijstelling plaatsvindt. Het is mogelijk dat het een school niet meer lukt om een leerling naar een andere klas te verplaatsen omdat klassen bijvoorbeeld vol zijn. Het is niet bekend in hoeveel procent van de gevallen een leerling niet alsnog op dat hogere niveau geplaatst kon worden. Onder leerlingen met een enkelvoudig advies vmbo-gt, havo en vwo is het aandeel dat in de derde klas is afgezakt het hoogst. Bij havisten lag dat op 32 procent, bij vmbo-gt-leerlingen en vwo-ers net iets boven de 20 procent.

2.2.2. Positie in leerjaar 3 op lager niveau dan definitief advies, onvertraagde leerlingen, 2018/’19
 Hogere eindtoets, geen bijgesteld advies (%)Hogere eindtoets, bijgesteld advies (%)Geen reden tot bijstelling (%)
Totaal6,818,413,2
Enkelvoudig advies7,924,414,8
Vmbo-b 1)
Vmbo-k6,413,614,4
Vmbo-gt7,521,416,1
Havo12,331,824,7
Vwo 2)22,010,8
Dubbel advies2,57,76,1
Vmbo-b/k 1)
Vmbo-k/gt2,55,56,6
Vmbo-gt/havo2,55,94,9
Havo/vwo3,611,89,1
1) Leerlingen met een definitief advies vmbo-b of vmbo-b/k kunnen per definitie niet afzakken naar een lager schoolniveau. 2) Leerlingen met een definitief advies vwo kunnen per definitie niet opstromen naar een hoger schoolniveau.


Er is ook een duidelijk verschil in afstroom tussen enerzijds de leerlingen die geen hogere eindtoetsscore behaalden en dus niet in aanmerking kwamen voor een bijstelling, en leerlingen die wel een hoger toetsresultaat haalden maar van wie het schooladvies niet naar boven werd bijgesteld. Voor beide groepen geldt dat hun eerste schooladvies, afgegeven door de leerkracht, onveranderd is gebleven. Toch blijkt structureel dat kinderen die een hoger toetsadvies behaalden en desalniettemin op het niveau van het eerste schooladvies doorstroomden naar het voortgezet onderwijs, het minst vaak afstroomden naar een lager schoolniveau. Zij stroomden in de eerste drie jaar juist vaker door naar een hoger schoolniveau dan andere leerlingen. In totaal zat 36 procent van de leerlingen na drie jaar juist op een hoger schoolniveau dan het definitieve schooladvies. Van de kinderen die op de eindtoets een score haalden die overeen kwam of lager lag dan het eerste advies zat na drie jaar 15 procent op een hoger niveau.

In de laatste plaats valt op dat vrijwel voor alle adviesniveaus geldt dat leerlingen die een naar boven bijgesteld schooladvies kregen vaker afzakten naar een lager schoolniveau dan leerlingen voor wie geen reden was om het schooladvies bij te stellen. De enige uitzondering daarop zijn leerlingen met een vmbo-k of vmbo-k/gt advies. Bij die leerlingen is het aandeel kinderen dat afzakte naar een lager schoolniveau juist iets lager dan van de kinderen voor wie er geen reden tot een bijstelling was. Die verschillen zijn echter klein.

Jongens komen in leerjaar 3 vaker onder en meisjes vaker boven advies uit

Van alle jongens die in 2015/’16 in de onderzoeksgroep zaten kwam drie jaar later 94 procent onvertraagd in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs. Van de meisjes was dat 97 procent. Jongens bleven in de eerste twee jaar van het voortgezet onderwijs dus vaker dan meisjes zitten. Voor beide groepen geldt dat leerlingen die na een hogere toetsscore geen bijstelling kregen het minst vaak bleven zitten.

Jongens en meisjes die onvertraagd in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs kwamen zaten daar ongeveer even vaak op het niveau van hun definitieve advies: 68 procent van de jongens en 66 procent van de meisjes. Daarnaast zat een groter aandeel van de meisjes (25 procent) dan van de jongens (17 procent) op een hoger niveau, terwijl met 15 procent jongens vaker dan meisjes (9 procent) onder het niveau van hun advies terecht kwamen. Deze verschillen tussen jongens en meisjes gaan voor elke adviesniveau dezelfde kant uit en het maakt ook niet uit of dit advies een gevolg was van een bijstelling of niet.

2.2.3. Onderwijsniveau in leerjaar 3 vergeleken met definitief advies, onvertraagde leerlingen, 2018/'19 1)
   Lager niveau (%)Gelijk niveau (%)Hoger niveau (%)
Definitief advies havo/vwo
Geen reden tot bijstellingjongens12,254,833
Geen reden tot bijstellingmeisjes6,146,747,2
Hogere eindtoets, bijgesteld adviesjongens16,157,726,2
Hogere eindtoets, bijgesteld adviesmeisjes8,15338,9
Hogere eindtoets, geen bijgesteld adviesjongens540,554,5
Hogere eindtoets, geen bijgesteld adviesmeisjes2,33463,7
Definitief advies vwo 2)
Geen reden tot bijstellingjongens13,386,70
Geen reden tot bijstellingmeisjes8,291,80
Hogere eindtoets, bijgesteld adviesjongens26,673,40
Hogere eindtoets, bijgesteld adviesmeisjes17,982,10
1) Exclusief leerlingen van wie geen toetsuitslag bekend is. 2) Leerlingen met een definitief advies vwo kunnen per definitie niet opstromen naar een hoger onderwijsniveau.

Na havo-advies vaker vertraging

Van de leerlingen die in 2015/’16 in groep 8 zaten liep 4,5 procent een jaar vertraging op in leerjaar 1 of 2. Tussen kinderen met een enkelvoudig schooladvies en een dubbel schooladvies is geen duidelijk verschil in zittenblijven. Wel valt op dat vooral met een havo-advies leerlingen relatief vaak zijn blijven zitten in de eerste twee jaar: 5,5 procent. Leerlingen met een vmbo-b, vmbo-k, vmbo-b/k en een vmbo-k/gt blijven aanzienlijk minder vaak zitten.

2.2.4. Leerlingen met vertraging tussen groep 8 en leerjaar 3, 2019/’20
 aandeel vertraagd (%)
Totaal 4,5
Enkelvoudig advies4,5
Vmbo-b 3,5
Vmbo-k3,3
Vmbo-gt4,8
Havo5,5
Vwo 4,1
Dubbel advies4,5
Vmbo-b/k 3,0
Vmbo-k/gt3,5
Vmbo-gt/havo4,9
Havo/vwo5,0


Ten slotte hebben kinderen die een bijgesteld schooladvies hebben gekregen een grotere kans om te blijven zitten. Kinderen met een hogere score op de eindtoets van wie het schooladvies niet naar boven is bijgesteld, blijven minder vaak zitten dan kinderen van wie het advies wel werd bijgesteld. Kinderen die geen hogere toetsscore haalden en dus niet in aanmerking kwamen voor een bijstelling blijven het vaakst zitten. Dat patroon geldt voor vrijwel alle adviesniveaus.

2.2.5. Vertraagden tussen groep 8 en leerjaar 3, naar bijstelling eerste schooladvies, 2019/'20 1)
 Hogere eindtoets, geen bijgesteld advies (%)Hogere eindtoets, bijgesteld advies (%)Geen reden tot bijstelling (%)
Totaal3,74,54,8
Enkelvoudig advies3,64,54,8
Vmbo-b 2,33,04,3
Vmbo-k3,02,23,4
Vmbo-gt3,84,35,5
Havo4,25,76,4
Vwo 3,94,1
Dubbel advies3,84,34,7
Vmbo-b/k 2,52,43,0
Vmbo-k/gt3,13,83,6
Vmbo-gt/havo4,44,35,2
Havo/vwo4,24,95,3
1) Exclusief leerlingen van wie geen toetsuitslag bekend is.

1) Deels bleek die ontwikkeling verband te houden met de manier waarop de Onderwijsinspectie het onderbouwrendement van vo-scholen berekende. Die methode is inmiddels aangepast.
2) Een gedetailleerde tabel met uitkomsten staat op de maatwerkpagina van het CBS.
3) Het is niet altijd even goed mogelijk om enkelvoudige en dubbele adviezen onderling te vergelijken. In het schooljaar 2015/’16 was het aandeel dubbele adviezen relatief laag vergeleken met latere jaren.
4) Leerlingen met een vwo-advies (ongeveer een kwart van de enkelvoudige adviezen) kunnen per definitie niet op een hoger schoolniveau terecht komen. Dat betekent dat het rechtstreeks vergelijken van dat percentage met de leerlingen met een dubbel advies niet zonder meer iets zegt.