Het onderwijssucces van groep-8-leerlingen van 2015/’16 in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs

1. Inleiding

Tot en met het schooljaar 2013/’14 kreeg een kind het schooladvies voor het voortgezet onderwijs nadat in februari een eindtoets was gemaakt. Voor de plaatsing in het vervolgonderwijs was de score op de eindtoets leidend en had de leerkracht uit groep 8 een adviserende rol. Met ingang van het schooljaar 2014/’15 is het tot stand komen van het schooladvies gewijzigd. Voor 1 maart krijgen alle leerlingen in groep 8 een eerste advies. Het eerste schooladvies voor het voortgezet onderwijs dat de achtstegroepers krijgen, wordt gegeven door hun leerkracht en is vooral gebaseerd op de prestaties en het gedrag van de leerling op de basisschool gedurende een langere tijd. Tijdens de gehele basisschoolperiode zijn de prestaties van de leerlingen vastgelegd in een leerlingvolgsysteem. Daarnaast heeft de leerkracht zich een beeld kunnen vormen van bijvoorbeeld de werkhouding en motivatie van een leerling. De leerkracht kent ook de thuissituatie van de leerling, maar hiermee wordt bij het advies minder rekening gehouden dan met de voorgaande aspecten (Oomens et al., 2019).

Tussen half april en half mei maken de leerlingen vervolgens verplicht een eindtoets. Als het advies op basis van de toets hoger is dan het advies van de school, is de school verplicht om het advies te heroverwegen. De school is echter niet verplicht om het advies naar boven bij te stellen. Na een eventuele bijstelling, in overleg tussen school en ouders, krijgt de leerling een definitief schooladvies. Dit advies bepaalt naar welke soort voortgezet onderwijs de leerling gaat. De vo-school mag de leerling niet meer afwijzen op basis van een te lage score op de eindtoets zoals tot 2014/’2015 wel het geval was.

In deze infograhic staat hoe het adviestraject is georganiseerd. Dat traject begint met het schooladvies van de leerkracht. De verplichte eindtoets levert vervolgens een toetsadvies op. Dat toetsadvies kan lager, hoger of gelijk zijn aan het schooladvies. Is het toetsadvies lager of gelijk aan het schooladvies, dan wordt het schooladvies het definitieve advies. Is het toetsadvies hoger, dan is de school verplicht het schooladvies te heroverwegen. Het advies kan dan wel of niet worden bijgesteld. Zonder bijstelling blijft het schooladvies het definitieve advies. Met bijstelling wordt het definitieve advies hoger dan het schooladvies.

De gedachte achter deze wijziging was dat de basisschool een beter beeld heeft van wat een leerling kan en een eerlijker schooladvies kan geven dan op basis van een toets, die een momentopname is (Warrens et al., 2019). In de praktijk komt echter, zowel op basis van de situatie tot en met 2013/’14 als daarna in de nieuwe wijze van advisering, het beeld naar voren dat kinderen met gelijke capaciteiten niet altijd in hetzelfde soort voortgezet onderwijs terechtkomen (Traag, 2016; Borghans, 2016; Borghans et al. 2018; Marreveld, 2019; Warrens et al., 2019; OIS, 2019). Die verschillen in schooladviezen komen deels doordat leerkrachten in dat advies naast cognitieve capaciteiten ook andere leerlingkenmerken zoals motivatie, concentratie, werkhouding en thuissituatie meewegen (Driessen en Cuppen, 2012; Inspectie van het Onderwijs, 2018). Ook speelt het onderwijsniveau van de ouders een rol. Kinderen met hoogopgeleide ouders krijgen bij een gelijke toetsscore vaker een hoger schooladvies dan kinderen met lager opgeleide ouders (Traag, 2016).

Hoe verschilt het schoolsucces van kinderen met een naar boven bijgesteld advies van dat van kinderen wiens definitieve advies gelijk bleef aan het eerste advies? Bleven zij vaker zitten? Zaten zij aan het begin van de bovenbouw (derde klas) nog steeds op het geadviseerde niveau? Het uitgangspunt van dit onderzoek zijn de schooladviezen in het schooljaar 2015/’16.

1.2. Onderzoekspopulatie, verantwoording

Het onderzoek is gedaan onder 175 127 leerlingen. Dit is exclusief leerlingen met advies voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs (pro), exclusief leerlingen die na groep acht naar het vso of het praktijkonderwijs gingen en exclusief leerlingen die voordat ze leerjaar 3 bereikten uit het onderwijs stroomden. In leerjaar 3 hebben de meeste leerlingen eventuele brede brugklassen doorlopen en is van het overgrote merendeel van de leerlingen duidelijk wat hun schoolniveau is. Ruim 167 duizend leerlingen (95,5 procent) zitten na drie jaar ook in het derde leerjaar. Een klein deel liep vertraging op in leerjaar 1 of 2 en zit in het schooljaar 2019/’20 voor het eerst in het derde leerjaar. Het gaat hier om 7 851 leerlingen of 4,5 procent.
Van een aantal van deze leerlingen (1 844, waarvan 1 703 onvertraagd en 141 vertraagd) is geen toetsuitslag bekend, daarom tellen de totalen van de drie groepen leerlingen die in paragraaf 2.2 worden onderscheiden (‘hogere eindtoets, geen bijgesteld advies', ’ hogere eindtoets, bijgesteld advies’ en ‘geen reden tot bijstelling’) niet op tot het hiervoor genoemde totaal.

Tabel 1.2. Leerlingen groep 8 (2015/'16), bijstelling van advies en vertraging tot leerjaar 3 voortgezet onderwijs (2019/'20) 1)
TotaalOnvertraagdVertraagdVertraagd
absabsabs% van totaal
Totaal175 127167 2767 8514,5
Geen reden tot bijstelling113 469108 0395 4304,8
Hogere eindtoets, geen bijgesteld advies48 03746 2831 7543,7
Hogere eindtoets, bijgesteld advies11 77711 2515264,5
Geen toetsuitslag bekend1 8441 7031417,6
1) Exclusief leerlingen met advies voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs, exclusief leerlingen in leerjaar 3 (voortgezet onderwijs) in voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs en exclusief leerlingen die tussen groep 8 en leerjaar 3 het onderwijs verlieten.

Bepaling onderwijsniveau in leerjaar 3 voortgezet onderwijs

In de kadertekst hieronder is aangegeven bij welke onderwijsniveaus in leerjaar 3 gesproken kan worden van een gelijk niveau, een lager niveau en een hoger niveau dan het definitieve schooladvies. Leerlingen met een dubbel advies zitten op een hoger niveau dan het geadviseerde niveau wanneer ze in een klas zitten die correspondeert met het hoogste van de twee adviezen of daarboven. Hiermee wordt aangesloten bij de manier waarop de Inspectie van het Onderwijs het onderbouwrendement van vo-scholen berekent. Bijvoorbeeld: een leerling met een advies havo/vwo die in een vwo-klas zit, wordt gerekend tot de groep die boven het geadviseerde niveau zit.
Het is nog belangrijk op te merken dat leerlingen met een definitief advies vmbo-b en vmbo-b/k nooit naar een lager niveau kunnen (het zogeheten bodemeffect) en kinderen met een vwo-advies nooit naar een hoger niveau kunnen (het plafondeffect).

Tabel 1.3. Bepaling onderwijsniveau vo-3 onder, op of boven het niveau van het definitieve schooladvies
Onderwijsniveau vo-3Onderwijsniveau vo-3Onderwijsniveau vo-3Onderwijsniveau vo-3Onderwijsniveau vo-3Onderwijsniveau vo-3Onderwijsniveau vo-3
Vmbo-bVmbo-kVmbo-glVmbo-tlHavoHavo/vwo1)Vwo
Definitief schooladviesVmbo-bgelijkhogerhogerhogerhogerhogerhoger
Definitief schooladviesVmbo-b/kgelijkhogerhogerhogerhogerhogerhoger
Definitief schooladviesVmbo-klagergelijkhogerhogerhogerhogerhoger
Definitief schooladviesVmbo-k/gtlagergelijkhogerhogerhogerhogerhoger
Definitief schooladviesVmbo-gtlagerlagergelijkgelijkhogerhogerhoger
Definitief schooladviesVmbo-gt/havolagerlagergelijkgelijkhogerhogerhoger
Definitief schooladviesHavolagerlagerlagerlagergelijkhogerhoger
Definitief schooladviesHavo/vwolagerlagerlagerlagergelijkgelijkhoger
Definitief schooladviesVwolagerlagerlagerlagerlagergelijkgelijk
1) Inclusief algemeen leerjaar 3.