Regionale verschillen in geluksbeleving en tevredenheid met het leven in 2013-2019

1. Inleiding

Er is een groeiend besef dat economische vooruitgang en materiële welvaart niet altijd voldoende zijn om te beschrijven hoe het met een land en de bevolking gaat. Dit besef zorgt ervoor dat er steeds meer aandacht komt voor een breder welvaartsbegrip, waarbij ook rekening wordt gehouden met welzijn van de inwoners van een land (Stiglitz, Sen en Fitoussi, 2009). Dit bredere welvaartsbegrip staat bijvoorbeeld in de Monitor Brede Welvaart van het CBS (2020a) centraal. Een hoger welzijn biedt niet alleen maatschappelijke voordelen, zoals een betere gezondheid en een prettiger sociaal klimaat (Diener, 2006; Judge en Wanatabe, 1993; Lyubomirsky, King en Diener, 2005; Veenhoven, 2006), maar is daarnaast voor (vrijwel) ieder individu een belangrijk streven.

Welzijn kan worden uitgedrukt in objectieve en subjectieve indicatoren (Stiglitz, Sen en Fitoussi, 2009). Objectieve indicatoren beschrijven omstandigheden of randvoorwaarden om gelukkig of tevreden te kunnen worden (zoals de hoogte van het inkomen). Subjectieve indicatoren focussen op de waardering van mensen voor (aspecten van) hun leven (zoals de tevredenheid met hun inkomen). In dit artikel staat het subjectieve welzijn centraal, en dan in het bijzonder de subjectieve indicatoren geluk en tevredenheid met het leven.

In 2019 heeft het CBS gepubliceerd hoe het geluk en de tevredenheid met het leven van de Nederlanders zich de afgelopen twee decennia ontwikkeld hebben (Van Beuningen en Moonen, 2019). In dit artikel worden regionale verschillen hierin beschreven. De gegevens hebben betrekking op de periode voor de coronacrisis.

1.1 Landelijk beeld welzijn

Subjectief welzijn in periode 2013-2019

Gemiddeld genomen over heel Nederland, was in de periode van 2013 tot en met 2019 88 procent van de personen van 18 jaar of ouder gelukkig en 85 procent tevreden met het leven. Het aandeel dat ongelukkig of ontevreden is met het leven was gemiddeld 3 procent.
De ontwikkeling in welzijn laat een redelijk stabiel beeld zien. In de jaren tussen 2013 en 2018 schommelde het aandeel dat gelukkig is rond de 87 à 88 procent en het aandeel dat tevreden is met het leven tussen de 84 en 86 procent (Van Beuningen en Moonen, 2019). In 2019 was het aandeel gelukkigen respectievelijk 89 procent en het aandeel tevredenen 87 procent.

De onderzoeksresultaten in dit artikel hebben betrekking op de periode 2013-2019 en geven dus een beeld van het subjectief welzijn van de Nederlandse bevolking in de periode voor de coronacrisis. Dit welzijn zou veranderd kunnen zijn ten tijde van de coronapandemie.

Uit onderzoek blijkt dat kenmerken van de bevolking gerelateerd zijn aan subjectief welzijn. Zo zijn mensen die zich gezonder voelen, een hoger onderwijsniveau hebben, een Nederlandse achtergrond hebben, een vaste partner hebben en een hoger huishoudensinkomen hebben, over het algemeen vaker gelukkig of tevreden dan degenen die dit niet hebben (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; CBS 2012; 2016; Diener et al., 1999). Aangezien de bevolkingssamenstelling per regio anders is, kunnen deze factoren een rol spelen bij regionale verschillen in welzijn en zijn ze daarom meegenomen in de analyses. Zie voor meer details de technische toelichting op het eind van dit artikel.