Regionale verschillen in geluksbeleving en tevredenheid met het leven in 2013-2019

Technische toelichting

Weging

Voor verschillen tussen de samenstelling van de steekproef en de totale bevolking wordt een correctie toegepast met een wegingsfactor. Deze is gebaseerd op de kenmerken geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie, landsdeel, huishoudgrootte, huishoudensinkomen en enquêtemaand.

Vraagstellingen

De vraagstellingen uit dit onderzoek luidden als volgt:

Geluk

Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u zichzelf een gelukkig mens vindt? Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig.

Tevredenheid met het leven

Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u tevreden bent met het leven dat u nu leidt? Een 1 staat voor volledig ontevreden en 10 voor volledig tevreden.

Een score van 7 of hoger wordt geclassificeerd als ‘gelukkig’ dan wel ‘tevreden met het leven’, een score van 5 of 6 als ‘niet gelukkig, niet ongelukkig’ dan wel ‘niet tevreden, niet ontevreden’ en een score van 1 tot en met 4 als ‘ongelukkig’ dan wel ‘ontevreden’ (Van Beuningen, van der Houwen en Moonen, 2014).

Analyses

Alleen significante bivariate verbanden zijn besproken in dit artikel (p < 0,05). De verschillen tussen een regio en de rest van Nederland zijn daarnaast multivariaat getoetst door middel van logistische regressieanalyses met correctie voor geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, hoogst behaalde onderwijsniveau, gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (in kwartielen) en ervaren gezondheid. De bivariate correlaties tussen deze achtergrondkenmerken variëren tussen -0,25 en 0,31. Naast de demografische kenmerken zijn huishoudensinkomen en ervaren gezondheid toegevoegd, want deze factoren hangen sterk samen met subjectief welzijn (Van Beuningen en Kloosterman, 2011). Indien een verband van een regio met geluk of tevredenheid niet meer significant is na toevoeging van de achtergrondkenmerken, wordt in een vervolgstap bekeken welk(e) achtergrondkenmerk(en) een doorslaggevende rol speelt. Hiermee kan worden bepaald in hoeverre significante verschillen tussen twee specifieke regio’s of tussen een regio en de rest van Nederland kunnen worden toegeschreven aan specifieke verschillen in bevolkingssamenstelling op basis van de genoemde kenmerken.

Indien deze kenmerken niet de gevonden verschillen verklaarden, is verder gekeken naar alternatieve verklaringen en zijn het aandeel alleenstaanden, de tevredenheid met de woonomgeving en de tevredenheid met de financiële situatie van het huishouden meegenomen.

Daarnaast zijn bij de vergelijking tussen regio’s (provincies en COROP-gebieden) onderling de verschillen tussen alle regio’s getoetst middels ANOVA’s. Onderlinge verschillen zijn alleen gerapporteerd als deze zowel bivariaat significant afwijken als afwijken in de post-hoc Tukey’s test.