Regionale verschillen in geluksbeleving en tevredenheid met het leven in 2013-2019
Over deze publicatie
Het percentage Nederlanders van 18 jaar of ouder dat zei gelukkig of tevreden met het leven te zijn, is gemiddeld genomen respectievelijk 88 en 85 procent. Er zijn wel regionale verschillen in geluk en tevredenheid, maar deze zijn relatief beperkt. Zo zijn stedelingen minder vaak gelukkig en tevreden dan bewoners van het platteland. En Groningers zijn minder vaak gelukkig en tevreden, terwijl Friezen en Drenten dat juist vaker zijn. Van de inwoners van de vier grote steden zijn Utrechtenaren relatief vaak gelukkig en tevreden ten opzichte van de drie andere grote steden. De regionale verschillen zijn vrijwel geheel toe te schrijven aan verschillen in bevolkingssamenstelling. De cijfers hebben betrekking op de periode 2013-2019 en zijn dus van voor de coronacrisis.
1. Inleiding
Welzijn kan worden uitgedrukt in objectieve en subjectieve indicatoren (Stiglitz, Sen en Fitoussi, 2009). Objectieve indicatoren beschrijven omstandigheden of randvoorwaarden om gelukkig of tevreden te kunnen worden (zoals de hoogte van het inkomen). Subjectieve indicatoren focussen op de waardering van mensen voor (aspecten van) hun leven (zoals de tevredenheid met hun inkomen). In dit artikel staat het subjectieve welzijn centraal, en dan in het bijzonder de subjectieve indicatoren geluk en tevredenheid met het leven.
In 2019 heeft het CBS gepubliceerd hoe het geluk en de tevredenheid met het leven van de Nederlanders zich de afgelopen twee decennia ontwikkeld hebben (Van Beuningen en Moonen, 2019). In dit artikel worden regionale verschillen hierin beschreven. De gegevens hebben betrekking op de periode voor de coronacrisis.
1.1 Landelijk beeld welzijn
Subjectief welzijn in periode 2013-2019
Gemiddeld genomen over heel Nederland, was in de periode van 2013 tot en met 2019 88 procent van de personen van 18 jaar of ouder gelukkig en 85 procent tevreden met het leven. Het aandeel dat ongelukkig of ontevreden is met het leven was gemiddeld 3 procent.De ontwikkeling in welzijn laat een redelijk stabiel beeld zien. In de jaren tussen 2013 en 2018 schommelde het aandeel dat gelukkig is rond de 87 à 88 procent en het aandeel dat tevreden is met het leven tussen de 84 en 86 procent (Van Beuningen en Moonen, 2019). In 2019 was het aandeel gelukkigen respectievelijk 89 procent en het aandeel tevredenen 87 procent.
De onderzoeksresultaten in dit artikel hebben betrekking op de periode 2013-2019 en geven dus een beeld van het subjectief welzijn van de Nederlandse bevolking in de periode voor de coronacrisis. Dit welzijn zou veranderd kunnen zijn ten tijde van de coronapandemie.
Uit onderzoek blijkt dat kenmerken van de bevolking gerelateerd zijn aan subjectief welzijn. Zo zijn mensen die zich gezonder voelen, een hoger onderwijsniveau hebben, een Nederlandse achtergrond hebben, een vaste partner hebben en een hoger huishoudensinkomen hebben, over het algemeen vaker gelukkig of tevreden dan degenen die dit niet hebben (Van Beuningen en Kloosterman, 2011; CBS 2012; 2016; Diener et al., 1999). Aangezien de bevolkingssamenstelling per regio anders is, kunnen deze factoren een rol spelen bij regionale verschillen in welzijn en zijn ze daarom meegenomen in de analyses. Zie voor meer details de technische toelichting op het eind van dit artikel.
2. Regionale verschillen in welzijn
2.1 Welzijn naar provincie
Verschillen in geluk
Het aandeel van de 18-plussers dat zei gelukkig te zijn, varieerde van 86 procent in Groningen tot 90 procent in Friesland, Drenthe en Zeeland. In Groningen wonen significant minder gelukkigen dan in Friesland. De overige provincies verschillen niet van elkaar als zij elk met elkaar worden vergeleken.Als elke provincie wordt vergeleken met de overige elf provincies bij elkaar, blijkt dat het percentage gelukkigen in Groningen ook lager was dan in de rest van Nederland. In Friesland en Drenthe lag dat percentage hoger. Ook in Zeeland wonen relatief veel gelukkigen, maar toch wijkt Zeeland niet significant af van de rest van Nederland. Dat heeft te maken met het feit dat in Zeeland relatief weinig mensen wonen. Daardoor zijn er ook weinig respondenten die deelnamen aan het onderzoek, wat relatief grotere onzekerheidsmarges rondom de cijfers met zich meebrengt. Dit geldt voor alle kleinere provincies. In 2019 telde Zeeland de minste inwoners, gevolgd door Flevoland en Drenthe (CBS StatLine, 2019a).
Provincie | Gelukkigen (% personen van 18 jaar of ouder) | Tevredenen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Groningen | 86 | 83,2 |
Friesland | 89,8 | 87,5 |
Drenthe | 89,6 | 87,9 |
Overijssel | 88,5 | 86,2 |
Flevoland | 86,7 | 82,8 |
Gelderland | 88,8 | 85,4 |
Utrecht | 88,9 | 85,8 |
Noord-Holland | 87,7 | 84,6 |
Zuid-Holland | 86,9 | 84,2 |
Zeeland | 89,7 | 86,9 |
Noord-Brabant | 88 | 85,7 |
Limburg | 87,2 | 84,5 |
Mensen met een hoger inkomen zijn over het algemeen iets vaker gelukkig dan mensen met een lager inkomen (CBS StatLine, 2020a). Het lagere aandeel gelukkigen in Groningen houdt verband met het gemiddeld lagere inkomen in deze provincie. De eventuele samenhang tussen aan aardbevingen gerelateerde problematiek en het welzijn van mensen in Groningen is in dit onderzoek niet bekeken, omdat relevante gegevens hiervoor ontbreken. Andere onderzoeken onder de inwoners van Groningen met (met name meervoudige) aardbevingsschade aan hun woning schetsen wel een beeld dat het welbevinden van deze inwoners waarschijnlijk verminderd is in deze periode, aangezien zij zich minder vaak veilig voelen in de woning, een slechtere gezondheid ervaren en vaker negatieve emoties zoals boosheid ervaren dan de groep die geen of een enkele keer aardbevingsschade had (Boelhouwer et al., 2016; Stroebe et al., 2019).
Het verschil tussen Friesland en Drenthe versus de rest van Nederland is gerelateerd aan verschillen in de migratieachtergrond van de bevolking. In Friesland en Drenthe wonen gemiddeld minder mensen met een migratieachtergrond dan in de rest van Nederland. Mensen met een migratieachtergrond zijn gemiddeld genomen minder vaak gelukkig dan mensen met een Nederlandse achtergrond (CBS StatLine, 2020b).
Verschillen in tevredenheid met het leven
Het aandeel inwoners dat tevreden was met het leven varieerde van 83 procent in Groningen en Flevoland tot 88 procent in Drenthe. Het verschil tussen respectievelijk Groningen en Flevoland enerzijds en Friesland (87 procent) en Drenthe anderzijds is significant. De andere provincies verschilden niet wezenlijk van elkaar.Als elke provincie met de overige elf provincies samen wordt vergeleken, dan lagen in Drenthe en Friesland de percentages die tevreden waren met het leven hoger dan in de rest van Nederland. Net als bij geluk geldt ook hier dat migratieachtergrond bij dit verschil een doorslaggevende rol speelt. In Drenthe en Friesland wonen relatief meer mensen met een Nederlandse achtergrond van wie een hoger percentage tevreden is met het leven dan bij mensen met een migratieachtergrond. Flevoland telde minder tevredenen dan de rest van Nederland. In Flevoland wonen relatief meer mensen met een (met name niet-westerse) migratieachtergrond dan in de rest van Nederland. Ook in Groningen was het percentage tevredenen relatief laag. Net als bij geluk hangt dit samen met het gemiddeld lagere huishoudensinkomen in deze provincie.
2.2 Welzijn naar COROP-gebied
Verschillen in geluk
Het aandeel gelukkigen loopt van 84 procent in Oost-Groningen/Delfzijl en omgeving tot 91 procent in Noord-Friesland, Zuidwest-Drenthe en de Gooi en Vechtstreek.Corop | (% gelukkigen) |
---|---|
Oost-Groningen (CR) | 84,3 |
Delfzijl en omgeving (CR) | 84,3 |
Overig Groningen (CR) | 86,7 |
Noord-Friesland (CR) | 90,6 |
Zuidwest-Friesland (CR) | 88,0 |
Zuidoost-Friesland (CR) | 89,8 |
Noord-Drenthe (CR) | 89,6 |
Zuidoost-Drenthe (CR) | 88,7 |
Zuidwest-Drenthe (CR) | 90,9 |
Noord-Overijssel (CR) | 88,9 |
Zuidwest-Overijssel (CR) | 89,6 |
Twente (CR) | 88,1 |
Veluwe (CR) | 89,3 |
Achterhoek (CR) | 89,4 |
Arnhem/Nijmegen (CR) | 88,2 |
Zuidwest-Gelderland (CR) | 88,0 |
Utrecht (CR) | 88,9 |
Kop van Noord-Holland (CR) | 89,5 |
Alkmaar en omgeving (CR) | 90,3 |
IJmond (CR) | 89,7 |
Agglomeratie Haarlem (CR) | 88,0 |
Zaanstreek (CR) | 85,4 |
Groot-Amsterdam (CR) | 86,0 |
Het Gooi en Vechtstreek (CR) | 90,8 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) | 89,0 |
Agglomeratie s-Gravenhage (CR) | 84,5 |
Delft en Westland (CR) | 88,9 |
Oost-Zuid-Holland (CR) | 88,8 |
Groot-Rijnmond (CR) | 86,3 |
Zuidoost-Zuid-Holland (CR) | 88,9 |
Zeeuwsch-Vlaanderen (CR) | 89,7 |
Overig Zeeland (CR) | 89,6 |
West-Noord-Brabant (CR) | 88,4 |
Midden-Noord-Brabant (CR) | 86,3 |
Noordoost-Noord-Brabant (CR) | 88,2 |
Zuidoost-Noord-Brabant (CR) | 88,5 |
Noord-Limburg (CR) | 89,5 |
Midden-Limburg (CR) | 87,9 |
Zuid-Limburg (CR) | 86,0 |
Flevoland (CR) | 86,7 |
1) I.v.m. te weinig waarnemingen in Delfzijl en omgeving is dit gebied samengevoegd met Oost-Groningen en hebben de betreffende cijfers betrekking op beide gebieden samen. |
De lagere gelukscore van Oost-Groningen/Delfzijl en omgeving hangt samen met een andere bevolkingssamenstelling voor wat betreft ervaren gezondheid, onderwijsniveau en huishoudensinkomen. Deze zijn in dit gebied gemiddeld slechter dan in de rest van Nederland.
Ook in Groot-Amsterdam, Groot-Rijnmond, de agglomeratie ’s-Gravenhage, en Zuid-Limburg zeiden minder mensen gelukkig te zijn dan in de rest van Nederland. In Groot-Amsterdam en Groot-Rijnmond hangt dit samen met het feit dat in deze gebieden meer mensen met een (met name niet-westerse) migratieachtergrond wonen en deze groep gemiddeld minder vaak gelukkig is. In de agglomeratie ’s-Gravenhage is het een combinatie van meer mensen met een migratieachtergrond en een slechtere ervaren gezondheid. In Zuid-Limburg hangt het lagere aandeel gelukkigen vooral samen met het gemiddeld lagere onderwijsniveau en de slechtere ervaren gezondheid.
In Noord-Friesland was het aandeel gelukkigen significant hoger dan in de rest van Nederland. Net als op het niveau van de hele provincie heeft dit vooral te maken met het feit dat in dit gebied meer mensen met een Nederlandse achtergrond wonen dan in de rest van Nederland. Ook in de Gooi en Vechtstreek was het percentage gelukkigen hoger dan in de rest van het land; hier is er vooral een verband met de gemiddeld hogere huishoudensinkomens. Ook in Zuidwest-Drenthe wonen relatief veel gelukkigen, maar dit aandeel wijkt niet significant af van de rest van Nederland.
Verschillen in tevredenheid met het leven
Het aandeel inwoners dat tevreden was met het leven varieert van 81 procent in de Zaanstreek tot 89 procent in Zuidoost-Friesland en in Delft en Westland.Corop | (% tevredenen) |
---|---|
Oost-Groningen (CR) | 83,4 |
Delfzijl en omgeving (CR) | 83,4 |
Overig Groningen (CR) | 83,1 |
Noord-Friesland (CR) | 87,6 |
Zuidwest-Friesland (CR) | 85,3 |
Zuidoost-Friesland (CR) | 89,0 |
Noord-Drenthe (CR) | 88,2 |
Zuidoost-Drenthe (CR) | 87,6 |
Zuidwest-Drenthe (CR) | 87,9 |
Noord-Overijssel (CR) | 87,5 |
Zuidwest-Overijssel (CR) | 87,1 |
Twente (CR) | 85,2 |
Veluwe (CR) | 86,5 |
Achterhoek (CR) | 85,7 |
Arnhem/Nijmegen (CR) | 84,6 |
Zuidwest-Gelderland (CR) | 84,0 |
Utrecht (CR) | 85,8 |
Kop van Noord-Holland (CR) | 86,3 |
Alkmaar en omgeving (CR) | 87,0 |
IJmond (CR) | 87,9 |
Agglomeratie Haarlem (CR) | 84,3 |
Zaanstreek (CR) | 81,1 |
Groot-Amsterdam (CR) | 83,0 |
Het Gooi en Vechtstreek (CR) | 88,3 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) | 86,2 |
Agglomeratie s-Gravenhage (CR) | 82,1 |
Delft en Westland (CR) | 88,8 |
Oost-Zuid-Holland (CR) | 86,2 |
Groot-Rijnmond (CR) | 83,3 |
Zuidoost-Zuid-Holland (CR) | 85,3 |
Zeeuwsch-Vlaanderen (CR) | 86,4 |
Overig Zeeland (CR) | 87,1 |
West-Noord-Brabant (CR) | 86,5 |
Midden-Noord-Brabant (CR) | 84,6 |
Noordoost-Noord-Brabant (CR) | 85,5 |
Zuidoost-Noord-Brabant (CR) | 85,8 |
Noord-Limburg (CR) | 87,8 |
Midden-Limburg (CR) | 84,1 |
Zuid-Limburg (CR) | 83,1 |
Flevoland (CR) | 82,8 |
1) I.v.m. te weinig waarnemingen in Delfzijl en omgeving is dit gebied samengevoegd met Oost-Groningen en hebben de betreffende cijfers betrekking op beide gebieden samen. |
De inwoners van Zuidoost-Friesland, Noord-Drenthe, Noord-Overijssel, de Gooi en Vechtstreek, Delft en Westland en Noord-Limburg waren vaker tevreden met het leven dan de inwoners van de rest van Nederland. In Noord-Drenthe hangt dit samen met het feit dat hier minder mensen met een migratieachtergrond wonen en dat het huishoudensinkomen gemiddeld hoger is. In Noord-Overijssel en Noord-Limburg is dit gerelateerd aan het feit dat er minder mensen met een migratieachtergrond wonen, en in de Gooi en Vechtstreek heeft dit te maken met het gemiddeld hogere huishoudensinkomen. De onderzochte bevolkingskenmerken spelen geen doorslaggevende rol bij de verschillen voor Zuidoost-Friesland en Delft en Westland.
De inwoners van de Zaanstreek, Groot-Amsterdam, de agglomeratie ‘s-Gravenhage en Groot-Rijnmond waren minder vaak tevreden met het leven dan de rest van Nederland. In de Zaanstreek heeft dit te maken met de gemiddeld genomen minder goede ervaren gezondheid in dit gebied. In Groot-Amsterdam, de agglomeratie ’s-Gravenhage en Groot-Rijnmond speelt vooral het hogere percentage inwoners met een migratieachtergrond een rol.
2.3 Welzijn naar stedelijkheid
Verschillen in geluk
Het aandeel gelukkigen varieerde van 85 procent in zeer sterk stedelijke gemeenten (de grote steden) tot ruim 90 procent in niet-stedelijke gemeenten. Het percentage gelukkigen in de grote steden was lager dan in kleinere gemeenten. Dit hangt samen met de combinatie van relatief meer inwoners met een migratieachtergrond en meer alleenstaanden. Deze groepen zijn gemiddeld minder vaak gelukkig dan mensen met een Nederlandse achtergrond of paren. Inwoners van weinig en niet-stedelijke gemeenten waren met 90 procent het vaakst gelukkig. Inwoners van sterk en matig stedelijke gemeenten zitten hier met respectievelijk 87 en 89 procent tussenin.Categorie | Stedelijkheid | 2013/2019 (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Gelukkigen | zeer sterk stedelijk | 85,1 |
Gelukkigen | sterk stedelijk | 87,4 |
Gelukkigen | matig stedelijk | 88,8 |
Gelukkigen | weinig stedelijk | 89,8 |
Gelukkigen | niet stedelijk | 90,4 |
Tevredenen | zeer sterk stedelijk | 81,7 |
Tevredenen | sterk stedelijk | 84,4 |
Tevredenen | matig stedelijk | 86,3 |
Tevredenen | weinig stedelijk | 87,5 |
Tevredenen | niet stedelijk | 88,1 |
Verschillen in tevredenheid met het leven
Het aandeel mensen dat tevreden was met het leven loopt van 82 procent in de zeer sterk stedelijke gemeenten (de grote steden) tot en met 88 procent in weinig of niet-stedelijke gemeenten. De tevredenheid met het leven was in de grote steden significant lager dan in de overige gemeenten. Bij de tevredenheid met het leven hangt dit samen met de combinatie van het percentage inwoners met een migratieachtergrond, het percentage alleenstaanden en ook de tevredenheid met de financiën. Inwoners van de grote steden waren minder vaak tevreden met hun financiële situatie dan inwoners in de rest van Nederland. Hun inwoners besteden bijvoorbeeld een groter deel van hun inkomen aan wonen (CBS StatLine, 2019b). Inwoners van weinig en niet-stedelijke gebieden waren het meest tevreden. De tevredenheid met het leven is lager naarmate de stedelijkheidsgraad toeneemt. Uit aanvullende analyses blijkt dat de tevredenheid met de woonomgeving lager is naarmate een gebied meer verstedelijkt is. Toch blijkt deze tevredenheid met de woonomgeving geen doorslaggevende rol te spelen bij de verschillen in tevredenheid met het leven (en ook geluk) tussen stad en platteland.3. Conclusies
Tussen de landsdelen Noord-, Oost-, West-, en Zuid-Nederland bestaan geen wezenlijke verschillen in welzijn. Op provincieniveau zijn deze er wel, zij het in beperkte mate. Zo was het welzijn in Friesland en Drenthe hoger dan in de rest van Nederland en in Groningen lager. Deze verschillen hangen samen met verschillen in bevolkingssamenstelling: in Friesland en Drenthe wonen verhoudingsgewijs meer mensen met een Nederlandse achtergrond dan in andere provincies en deze groep ervaart gemiddeld genomen een hoger welzijn dan mensen met een migratieachtergrond. Het achterblijven van het subjectieve welzijn in Groningen hangt samen met het gemiddeld lagere huishoudensinkomen ten opzichte van de rest van het land. Andere factoren die mogelijk te relateren zijn aan de aardbevingen in deze provincie, zoals gevoelens van onveiligheid in de woning, miskenning of gebrek aan vertrouwen in de overheid, zouden ook kunnen meespelen maar zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gebleven.
Ook tussen COROP-gebieden bestaan verschillen in welzijn en ook deze hebben vooral te maken met verschillen in bevolkingssamenstelling. COROP-gebieden die laag scoren op geluk en tevredenheid – met name Groot-Amsterdam, de agglomeratie ’s-Gravenhage en Groot-Rijnmond – hadden vooral een lager welzijn vanwege het relatief grote aandeel inwoners met een migratieachtergrond; een groep die gemiddeld genomen minder vaak gelukkig of tevreden met het leven is. Het verschil tussen deze drie gebieden en de overige COROP-gebieden wordt sterk bepaald door de drie grote steden, waar relatief veel inwoners minder vaak gelukkig of tevreden met het leven zijn. Inwoners van de Gooi en Vechtstreek daarentegen waren zowel vaker gelukkig als tevreden met het leven dan de rest van Nederland. Dit heeft vooral te maken met het feit dat zij gemiddeld een hoger huishoudensinkomen hebben en daarmee meer te besteden hebben.
Het subjectief welzijn verschilde tussen stad en platteland. In de zeer sterk stedelijke gemeenten – de grote steden – was het welzijn het laagst en in de weinig en niet verstedelijkte gemeenten was dit het hoogst. Het verschil tussen stad en platteland hangt samen met het feit dat er in de grote steden meer mensen met een migratieachtergrond en meer alleenstaanden wonen. Daarnaast speelt de tevredenheid met financiën een rol als het gaat om verschillen in tevredenheid met het leven: inwoners van de grote steden besteden meer geld aan met name woonkosten. De tevredenheid met de woonomgeving blijkt geen doorslaggevende rol te spelen in het verschil tussen stad en platteland. Van de G4, de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, was het welzijn het hoogst in Utrecht. Dit heeft vooral te maken met het relatief hogere onderwijsniveau in deze stad.
Vervolgonderzoek kan zich richten op het vinden van andere mogelijke factoren die samenhangen met de regionale verschillen in welzijn zoals die tussen stad en platteland. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan milieuvervuiling, verkeersoverlast, sociale overlast en de kwaliteit van woningen.
Literatuur
Beuningen, J. van, K. van der Houwen en L. Moonen, 2014,Measuring well-being. An analysis of different response scales. CBS discussion paper.
Beuningen, J. van, en R. Kloosterman, 2011, Subjectief welzijn: welke factoren spelen een rol? Bevolkingstrends, 59 (4e kwartaal), blz. 85–92.
Beuningen, J. van, en L. Moonen, 2019, Trends in geluk en tevredenheid. Statistische Trends.
Boelhouwer, P. J., et al., 2016, Woningmarkt- en leefbaarheidsonderzoek aardbevingsgebied Groningen. TU Delft.
CBS, 2020a, Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2020. CBS.
CBS, 2012, Met partner vaker gelukkig. CBS nieuwsbericht.
CBS, 2016, Gezondheid, relaties en werk belangrijker voor geluk dan geld. CBS nieuwsbericht.
Coumans, M., C. Jol, L. Moonen en P. de Winden, 2012, Het meten van welzijn. CBS, Den Haag/Heerlen.
Diener, E., 2006, Guidelines for National Indicators of Subjective Well-Being and Ill-Being. Applied Research in Quality of Life, 1, blz. 151-157.
Diener, E., E. M. Suh, R. E. Lucas, en H. L. Smith, 1999, Subjective Well-Being: Three Decades of Progress. Psychological Bulletin, 125 (2), blz. 276-302.
Judge, T.A. en S. Watanabe, 1993, Another Look at the Job Satisfaction-Life Satisfaction Relationship. Journal of Applied Psychology, 78 (6), blz. 939-948.
Lyubomirsky, S., L. King en E. Diener, 2005, The Benefits of Frequent Positive Affect: Does Happiness lead to success?, Psychological Bulletin, 131 (6), blz. 803-855.
Stiglitz, J.E., A. Sen en J. Fitoussi, 2009, Report by the Commission of Measurement of Economic Performance and Social Progress. The Commission on the Measurement of Economic Performance and Social Progress.
Stroebe, K., et al., 2019, De sociale impact van gaswinning in Groningen. Rijksuniversiteit Groningen.
Veenhoven, R., 2006, Gezond geluk. Effecten van geluk op gezondheid en wat dat kan betekenen voor de preventieve gezondheidszorg. ZonMw.
StatLine
CBS StatLine, 2019a, Bevolking op 1 januari; leeftijd, geboorteland en regio.
CBS StatLine, 2019b, Woonlasten huishoudens; kenmerken woning, regio.
CBS StatLine, 2020a, Welzijn in relatie met financiën; kenmerken financiën.
CBS StatLine, 2020b, Welzijn; kerncijfers, persoonskenmerken.
Technische toelichting
Weging
Voor verschillen tussen de samenstelling van de steekproef en de totale bevolking wordt een correctie toegepast met een wegingsfactor. Deze is gebaseerd op de kenmerken geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, burgerlijke staat, stedelijkheid, provincie, landsdeel, huishoudgrootte, huishoudensinkomen en enquêtemaand.Vraagstellingen
De vraagstellingen uit dit onderzoek luidden als volgt:Geluk
Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u zichzelf een gelukkig mens vindt? Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig.Tevredenheid met het leven
Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u tevreden bent met het leven dat u nu leidt? Een 1 staat voor volledig ontevreden en 10 voor volledig tevreden.Een score van 7 of hoger wordt geclassificeerd als ‘gelukkig’ dan wel ‘tevreden met het leven’, een score van 5 of 6 als ‘niet gelukkig, niet ongelukkig’ dan wel ‘niet tevreden, niet ontevreden’ en een score van 1 tot en met 4 als ‘ongelukkig’ dan wel ‘ontevreden’ (Van Beuningen, van der Houwen en Moonen, 2014).
Analyses
Alleen significante bivariate verbanden zijn besproken in dit artikel (p < 0,05). De verschillen tussen een regio en de rest van Nederland zijn daarnaast multivariaat getoetst door middel van logistische regressieanalyses met correctie voor geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, hoogst behaalde onderwijsniveau, gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (in kwartielen) en ervaren gezondheid. De bivariate correlaties tussen deze achtergrondkenmerken variëren tussen -0,25 en 0,31. Naast de demografische kenmerken zijn huishoudensinkomen en ervaren gezondheid toegevoegd, want deze factoren hangen sterk samen met subjectief welzijn (Van Beuningen en Kloosterman, 2011). Indien een verband van een regio met geluk of tevredenheid niet meer significant is na toevoeging van de achtergrondkenmerken, wordt in een vervolgstap bekeken welk(e) achtergrondkenmerk(en) een doorslaggevende rol speelt. Hiermee kan worden bepaald in hoeverre significante verschillen tussen twee specifieke regio’s of tussen een regio en de rest van Nederland kunnen worden toegeschreven aan specifieke verschillen in bevolkingssamenstelling op basis van de genoemde kenmerken.Indien deze kenmerken niet de gevonden verschillen verklaarden, is verder gekeken naar alternatieve verklaringen en zijn het aandeel alleenstaanden, de tevredenheid met de woonomgeving en de tevredenheid met de financiële situatie van het huishouden meegenomen.
Daarnaast zijn bij de vergelijking tussen regio’s (provincies en COROP-gebieden) onderling de verschillen tussen alle regio’s getoetst middels ANOVA’s. Onderlinge verschillen zijn alleen gerapporteerd als deze zowel bivariaat significant afwijken als afwijken in de post-hoc Tukey’s test.
Tabellenbijlage
Gelukkig (% 18 jaar of ouder) | Tevreden met het leven (% 18 jaar of ouder) | ||
---|---|---|---|
Nederland | Totaal | 87,9 | 85,1 |
Landsdeel | Noord-Nederland | 88,4 | 86,1 |
Landsdeel | Oost-Nederland | 88,5 | 85,4 |
Landsdeel | West-Nederland | 87,6 | 84,7 |
Landsdeel | Zuid-Nederland | 87,7 | 85,3 |
Provincie | Groningen | 86,0 | 83,2 |
Provincie | Friesland | 89,8 | 87,5 |
Provincie | Drenthe | 89,6 | 87,9 |
Provincie | Overijssel | 88,5 | 86,2 |
Provincie | Flevoland | 86,7 | 82,8 |
Provincie | Gelderland | 88,8 | 85,4 |
Provincie | Utrecht | 88,9 | 85,8 |
Provincie | Noord-Holland | 87,7 | 84,6 |
Provincie | Zuid-Holland | 86,9 | 84,2 |
Provincie | Zeeland | 89,7 | 86,9 |
Provincie | Noord-Brabant | 88,0 | 85,7 |
Provincie | Limburg | 87,2 | 84,5 |
COROP-gebied | Oost-Groningen en Delfzijl en omgeving (COROP 1 en 2) | 84,3 | 83,4 |
COROP-gebied | Overig Groningen | 86,7 | 83,1 |
COROP-gebied | Noord-Friesland | 90,6 | 87,6 |
COROP-gebied | Zuidwest-Friesland | 88,0 | 85,3 |
COROP-gebied | Zuidoost-Friesland | 89,8 | 89,0 |
COROP-gebied | Noord-Drenthe | 89,6 | 88,2 |
COROP-gebied | Zuidoost-Drenthe | 88,7 | 87,6 |
COROP-gebied | Zuidwest-Drenthe | 90,9 | 87,9 |
COROP-gebied | Noord-Overijssel | 88,9 | 87,5 |
COROP-gebied | Zuidwest-Overijssel | 89,6 | 87,1 |
COROP-gebied | Twente | 88,1 | 85,2 |
COROP-gebied | Veluwe | 89,3 | 86,5 |
COROP-gebied | Achterhoek | 89,4 | 85,7 |
COROP-gebied | Arnhem/ Nijmegen | 88,2 | 84,6 |
COROP-gebied | Zuidwest-Gelderland | 88,0 | 84,0 |
COROP-gebied | Utrecht | 88,9 | 85,8 |
COROP-gebied | Kop van Noord-Holland | 89,5 | 86,3 |
COROP-gebied | Alkmaar en omgeving | 90,3 | 87,0 |
COROP-gebied | IJmond | 89,7 | 87,9 |
COROP-gebied | Agglomeratie Haarlem | 88,0 | 84,3 |
COROP-gebied | Zaanstreek | 85,4 | 81,1 |
COROP-gebied | Groot-Amsterdam | 86,0 | 83,0 |
COROP-gebied | Het Gooi en Vechtstreek | 90,8 | 88,3 |
COROP-gebied | Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 89,0 | 86,2 |
COROP-gebied | Agglomeratie's-Gravenhage | 84,5 | 82,1 |
COROP-gebied | Delft en Westland | 88,9 | 88,8 |
COROP-gebied | Oost-Zuid-Holland | 88,8 | 86,2 |
COROP-gebied | Groot-Rijnmond | 86,3 | 83,3 |
COROP-gebied | Zuidoost-Zuid-Holland | 88,9 | 85,3 |
COROP-gebied | Zeeuwsch-Vlaanderen | 89,7 | 86,4 |
COROP-gebied | Overig Zeeland | 89,6 | 87,1 |
COROP-gebied | West-Noord-Brabant | 88,4 | 86,5 |
COROP-gebied | Midden-Noord-Brabant | 86,3 | 84,6 |
COROP-gebied | Noordoost-Noord-Brabant | 88,2 | 85,5 |
COROP-gebied | Zuidoost-Noord-Brabant | 88,5 | 85,8 |
COROP-gebied | Noord-Limburg | 89,5 | 87,8 |
COROP-gebied | Midden-Limburg | 87,9 | 84,1 |
COROP-gebied | Zuid-Limburg | 86,0 | 83,1 |
COROP-gebied | Flevoland | 86,7 | 82,8 |
G4 | Utrecht | 87,7 | 84,5 |
G4 | Amsterdam | 85,6 | 81,4 |
G4 | Den Haag | 81,6 | 79,8 |
G4 | Rotterdam | 84,0 | 80,0 |
G4 | geen G4 | 88,4 | 85,7 |
Stedelijkheid | zeer sterk stedelijk | 85,1 | 81,7 |
Stedelijkheid | sterk stedelijk | 87,4 | 84,4 |
Stedelijkheid | matig stedelijk | 88,8 | 86,3 |
Stedelijkheid | weinig stedelijk | 89,8 | 87,5 |
Stedelijkheid | niet stedelijk | 90,4 | 88,1 |