Beroepsbevolking op de Nederlands-Caribische eilanden

1. Inleiding

Een meerderheid van de bevolking van 15 tot 75 jaar op de Nederlands-Caribische eilanden heeft betaald werk. De arbeidsparticipatie is met 70 procent het hoogst op Bonaire en het laagst op Curaçao (53 procent). Vooral de 25- tot 55-jarigen zijn aan de slag. Bij jongeren en 55-plussers is de arbeidsdeelname een stuk lager: jongeren volgen vaak nog onderwijs, ouderen zijn veelal met pensioen. Ruim 80 procent van de werkenden werkt 35 uur of meer per week. De meesten zijn werknemers met een vast contract, maar ook het aandeel tijdelijke werknemers is, behalve op Aruba,relatief hoog. Op de eilanden spelen de aan het toerisme gerelateerde bedrijfstakken,zoals de horeca en handel en in mindere mate de bouw, een voorname rol. Daarnaast is ook het openbaar bestuur op alle eilanden een belangrijke bron van werkgelegenheid.
Sinds 10 oktober 2010 zijn de Nederlandse Antillen opgehouden te bestaan en daarmee ook het CBS Nederlandse Antillen. Curaçao en Sint-Maarten werden onafhankelijke landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden en kregen een eigen statistiekbureau. Aruba had deze situatie al sinds het verkrijgen van de status aparte in 1986. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba werden bijzondere gemeenten binnen het Koninkrijk waarbij het CBS de statistiektaken voor deze eilanden overnam. Wanneer het CBS Nederland publiceert over de arbeidsmarktsituatie van de inwoners van Caribisch Nederland, dan gaat het over de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. CBS Aruba, CBS Curaçao en STAT Sint-Maarten brengen afzonderlijk de beroepsbevolking op respectievelijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten in beeld. Een vergelijkend overzicht voor de Caribische eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden, de Dutch Caribbean, ontbreekt. Dit artikel wil hierin voorzien.

In dit artikel wordt de arbeidsmarktsituatie van de inwoners van 15 tot 75 jaar op Aruba,Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten in kaart gebracht. In paragraaf 2 komt de arbeidsdeelname naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau op de eilanden aan de orde. Paragraaf 3 zoomt in op de werkzame beroepsbevolking. In welke bedrijfstakken zijn de werkenden vooral actief? Hebben ze een baan als werknemer of als zelfstandige? En hoe groot is het aandeel dat voltijds werkt? In paragraaf 4 staat de (jeugd)werkloosheid naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau centraal. Paragraaf 5 gaat in op de niet-beroepsbevolking met speciale aandacht voor jongeren die niet naar school gaan en ook niet werken, de zogenoemde NEETs (Neither in Employment nor in Education or Training).Het artikel sluit af met een samenvatting.
Om de cijfers voor de eilanden te voorzien van context worden deze regelmatig vergeleken met het gemiddelde van alle OECD-landen (Organisation for Economic Co-operation and Development), of, indien dit niet beschikbaar is, met de cijfers voor (Europees) Nederland,de Verenigde Staten of de Europese Unie.

De gegevens in dit artikel zijn gebaseerd op de arbeidskrachtenonderzoeken (Labour Force Survey, LFS). Deze onderzoeken verschillen in het tijdstip waarop en de frequentie waarin ze op de eilanden worden gehouden (zie tabel T.1 in de Technische toelichting). Er is daarom voor gekozen om in dit artikel de meest recent beschikbare cijfers voor ieder eiland te presenteren. Dit betekent dat de cijfers voor Aruba, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius betrekking hebben op 2016, die voor Curaçao en Sint-Maarten op 2017. Ook wat betreft de gestelde vragen zijn er soms verschillen tussen de onderzoeken. Wanneer dat het geval is,wordt dat aangegeven. Voor meer gedetailleerde informatie over de onderzoeken wordt verwezen naar de Technische toelichting.