Auteur: Brigitte Hermans, Lian Kösters

Beroepsbevolking op de Nederlands-Caribische eilanden

Over deze publicatie

In dit artikel in de CBS-reeks Statistische Trends wordt de arbeidsmarktsituatie van de inwoners van 15 tot 75 jaar op Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten in kaart gebracht. Hoeveel mensen zijn er op de eilanden aan het werk en hoe hoog is de werkloosheid? In welke bedrijfstakken zijn de werkenden vooral actief? En hebben ze een baan als werknemer of als zelfstandige? Aan dit artikel is voor de cijfers over Aruba, Bonaire en Sint-Maarten meegewerkt door CBS Aruba, CBS Curaçao en STAT Sint-Maarten.

1. Inleiding

Een meerderheid van de bevolking van 15 tot 75 jaar op de Nederlands-Caribische eilanden heeft betaald werk. De arbeidsparticipatie is met 70 procent het hoogst op Bonaire en het laagst op Curaçao (53 procent). Vooral de 25- tot 55-jarigen zijn aan de slag. Bij jongeren en 55-plussers is de arbeidsdeelname een stuk lager: jongeren volgen vaak nog onderwijs, ouderen zijn veelal met pensioen. Ruim 80 procent van de werkenden werkt 35 uur of meer per week. De meesten zijn werknemers met een vast contract, maar ook het aandeel tijdelijke werknemers is, behalve op Aruba,relatief hoog. Op de eilanden spelen de aan het toerisme gerelateerde bedrijfstakken,zoals de horeca en handel en in mindere mate de bouw, een voorname rol. Daarnaast is ook het openbaar bestuur op alle eilanden een belangrijke bron van werkgelegenheid.
Sinds 10 oktober 2010 zijn de Nederlandse Antillen opgehouden te bestaan en daarmee ook het CBS Nederlandse Antillen. Curaçao en Sint-Maarten werden onafhankelijke landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden en kregen een eigen statistiekbureau. Aruba had deze situatie al sinds het verkrijgen van de status aparte in 1986. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba werden bijzondere gemeenten binnen het Koninkrijk waarbij het CBS de statistiektaken voor deze eilanden overnam. Wanneer het CBS Nederland publiceert over de arbeidsmarktsituatie van de inwoners van Caribisch Nederland, dan gaat het over de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. CBS Aruba, CBS Curaçao en STAT Sint-Maarten brengen afzonderlijk de beroepsbevolking op respectievelijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten in beeld. Een vergelijkend overzicht voor de Caribische eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden, de Dutch Caribbean, ontbreekt. Dit artikel wil hierin voorzien.

In dit artikel wordt de arbeidsmarktsituatie van de inwoners van 15 tot 75 jaar op Aruba,Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten in kaart gebracht. In paragraaf 2 komt de arbeidsdeelname naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau op de eilanden aan de orde. Paragraaf 3 zoomt in op de werkzame beroepsbevolking. In welke bedrijfstakken zijn de werkenden vooral actief? Hebben ze een baan als werknemer of als zelfstandige? En hoe groot is het aandeel dat voltijds werkt? In paragraaf 4 staat de (jeugd)werkloosheid naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau centraal. Paragraaf 5 gaat in op de niet-beroepsbevolking met speciale aandacht voor jongeren die niet naar school gaan en ook niet werken, de zogenoemde NEETs (Neither in Employment nor in Education or Training).Het artikel sluit af met een samenvatting.
Om de cijfers voor de eilanden te voorzien van context worden deze regelmatig vergeleken met het gemiddelde van alle OECD-landen (Organisation for Economic Co-operation and Development), of, indien dit niet beschikbaar is, met de cijfers voor (Europees) Nederland,de Verenigde Staten of de Europese Unie.

De gegevens in dit artikel zijn gebaseerd op de arbeidskrachtenonderzoeken (Labour Force Survey, LFS). Deze onderzoeken verschillen in het tijdstip waarop en de frequentie waarin ze op de eilanden worden gehouden (zie tabel T.1 in de Technische toelichting). Er is daarom voor gekozen om in dit artikel de meest recent beschikbare cijfers voor ieder eiland te presenteren. Dit betekent dat de cijfers voor Aruba, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius betrekking hebben op 2016, die voor Curaçao en Sint-Maarten op 2017. Ook wat betreft de gestelde vragen zijn er soms verschillen tussen de onderzoeken. Wanneer dat het geval is,wordt dat aangegeven. Voor meer gedetailleerde informatie over de onderzoeken wordt verwezen naar de Technische toelichting.

2. Arbeidsparticipatie

Meeste 15- tot 75-jarigen op de eilanden aan het werk

Op alle zes de eilanden heeft het merendeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar betaald werk. De netto arbeidsparticipatie loopt wel sterk uiteen. Deze is op Bonaire het hoogst met 70 procent, gevolgd door Sint-Maarten en Sint-Eustatius (beide 66 procent) en Aruba en Saba (beide 62 procent). Het laagst is deze op Curaçao waar iets meer dan de helft (53 procent) van de 15- tot 75-jarigen aan de slag is. Ter vergelijking: in 2017 had in Nederland 67 procent van de 15- tot 75-jarigen betaald werk, in de Verenigde Staten 65 procent en in de 28 landen van de Europese Unie was dat gemiddeld 60 procent (OECD, 2018-a).

Op Curaçao gaat de relatief lage arbeidsparticipatie gepaard met een hoge werkloosheid. Deze is er met 14 procent van de beroepsbevolking aanzienlijk groter dan die op de andere eilanden. Maar ook zijn betrekkelijk veel mensen niet actief op de arbeidsmarkt: 38 procent behoort tot de niet-beroepsbevolking.

De in vergelijking met de meeste andere eilanden lage arbeidsdeelname op Saba kan voor een belangrijk deel verklaard worden doordat er een Amerikaanse medische universiteit, de Saba University School of Medicine, gevestigd is. Een relatief groot deel van de bevolking van dit kleine eiland bestaat daardoor uit (buitenlandse) studenten (CBS, 2017, 21 juli 2018).

2.1 Kerncijfers beroepsbevolking Nederlands-Caribische eilanden, 2016
EenheidArubaBonaire Curaçao (2017)SabaSint-EustatiusSint-Maarten (2017)
Totale bevolking 15 tot 75 jaaraantal84 66015 300118 0301 5802 43031 500
Beroepsbevolking aantal56 78011 48072 7701 0101 73022 290
Werkzame beroepsbevolking aantal52 40010 70062 480 9701 61020 900
Werkloze beroepsbevolkingaantal4 380 77010 290 30 1201 390
Niet-beroepsbevolkingaantal33 0303 83045 220 580 7009 210
Nettoarbeidsparticipatie % van bevolking 61,9 69,952,961,666,266,3
Werkloosheid% van beroepsbevolking7,76,714, 13,37,16, 2
Jeugdwerkloosheid (15 tot 25 jaar)1)% van beroepsbevolking 17,9 20,232,8..23,8
Nettoarbeidsparticipatie (bevolking 15 jaar en ouder)% van bevolking 58,4 66,749,159,263,365,1
Werkloosheid (bevolking 15 jaar en ouder)% van beroepsbevolking7,76,714,13,37,16,2
1) Vanwege te kleine aantallen zijn de jeugdwerkloosheidscijfers voor Saba en Sint-Eustatius niet beschikbaar.

Meer mannen dan vrouwen met betaald werk

Mannen zijn op alle eilanden vaker aan het werk dan vrouwen. Het verschil is het grootst op Sint-Maarten waar 71 procent van de mannen en 63 procent van de vrouwen betaald werk heeft en vergelijkbaar met het man-vrouwverschil in Nederland, de Verenigde Staten en de Europese Unie in 2017 (OECD, 2018-a). Op Aruba, Bonaire, Curaçao en Saba is het verschil met 5 à 6 procentpunten kleiner, terwijl op Sint-Eustatius maar weinig onderscheid is in de arbeidsdeelname tussen mannen en vrouwen.

2.2 Arbeidsparticipatie Nederlands-Caribische eilanden, 2016
EilandenMannen (% personen van 15 tot 75 jaar)Vrouwen (% personen van 15 tot 75 jaar)
Aruba65,358,9
Bonaire 72,167,6
Curaçao (2017)56,450,2
Saba64,258,9
Sint-Eustatius66,865,5
Sint-Maarten (2017)70,562,8

Hoogste arbeidsdeelname onder 25- tot 55-jarigen

Op alle eilanden is de arbeidsdeelname het hoogst in de leeftijd van 25 tot 55 jaar. Op Aruba, Bonaire, Curaçao en Sint-Eustatius is meer dan 80 procent van de 25- tot 55-jarigen aan het werk, op Saba en Sint-Maarten ligt dit percentage net hieronder. Wat opvalt bij Saba is dat 25- tot 35-jarigen daar met 63 procent minder vaak aan het werk zijn dan op de andere eilanden. Bijna een kwart van de mensen in deze leeftijdsgroep zegt niet te kunnen of willen werken vanwege studie of opleiding. Het gaat vooral om studenten van de medische universiteit.

Minderheid jongeren aan het werk

Onder jongeren van 15 tot 25 jaar is de arbeidsparticipatie op alle eilanden betrekkelijk laag. Jongeren op Sint-Eustatius werken met 15 procent het minst vaak, terwijl ze op Bonaire met 39 procent het vaakst betaald werk hebben. Op Aruba, Curaçao, Saba en Sint-Maarten is rond de 30 procent van de 15- tot 25-jarigen aan het werk. Veel jongeren op de eilanden volgen een studie of opleiding en om daarnaast nog een baantje te hebben is niet gebruikelijk. Maar er is ook sprake van een hoge jeugdwerkloosheid. Op Curaçao is een derde van de jongeren in de beroepsbevolking werkloos, op Sint-Maarten bijna een kwart en op Aruba en Bonaire rond een vijfde. Voor Saba en Sint-Eustatius zijn vanwege te kleine aantallen geen cijfers over de jeugdwerkloosheid (%) beschikbaar.

Afname arbeidsparticipatie na 55 jaar

Hoewel op alle eilanden de meeste 55- tot 65-jarigen aan het werk zijn, ligt de arbeidsdeelname in deze leeftijdsgroep een stuk lager dan bij mensen van 45 tot 55 jaar. Vooral op Curaçao is dit verschil groot: van de 45- tot 55-jarigen is nog 84 procent aan de slag, van de 55- tot 65-jarigen is dat 54 procent. Op de andere eilanden varieert de arbeidsdeelname in de leeftijd van 55 tot 65 jaar van 59 procent op Aruba tot 68 procent op Bonaire.

Bij de ouderen van 65 tot 75 jaar is de arbeidsparticipatie een stuk lager. Op Aruba is 13 procent aan het werk, op Bonaire, Curaçao en Saba is dat 17 à 18 procent. Een uitschieter is Sint-Maarten waar 35 procent van de 65- tot 75-jarigen betaald werk verricht. In vergelijking met bijvoorbeeld Europees Nederland werken op de eilanden nog relatief veel ouderen door na de pensioengerechtigde leeftijd.

2.3 Arbeidsparticipatie Nederlands-Caribische eilanden in % van personen naar leeftijd, 2016
ArubaBonaire Curaçao (2017)SabaSint-EustatiusSint-Maarten (2017)
15 tot 25 jaar29,439,230,228,415,431,4
25 tot 35 jaar80,184,886,663,080,673,7
35 tot 45 jaar82,786,186,993,386,579,4
45 tot 55 jaar82,885,884,085,682,583,4
55 tot 65 jaar58,968,453,663,765,566,1
65 tot 75 jaar13,318,114,418,417,235,1

Laagopgeleiden werken het minst, behalve op Saba

Op alle eilanden, uitgezonderd Saba, neemt de arbeidsdeelname toe met het onderwijsniveau. Zo werkt op Curaçao bijna een derde van de laagopgeleiden, 51 procent van de middelbaar opgeleiden en 73 procent van de hoogopgeleiden. Iets meer dan de helft van de laagopgeleide bevolking van 15 tot 75 jaar bestaat uit 55-plussers.

Op Saba is de arbeidsparticipatie van de hoogopgeleiden juist lager dan die van mensen met een laag en middelbaar onderwijsniveau. Vier op de tien hoogopgeleiden zijn 15- tot 35-jarigen die niet kunnen of willen werken, omdat ze een opleiding of studie volgen.

Op Aruba werken laagopgeleiden beduidend minder vaak dan middelbaar opgeleiden: 36 tegen 68 procent. Dit kan deels verklaard worden doordat meer dan de helft van de laagopgeleiden op dit eiland uit jongeren van 15 tot 25 jaar en 65-plussers bestaat. Beide groepen kennen een lage arbeidsdeelname: de jongeren, omdat ze veelal nog onderwijs volgen, de 65-plussers vanwege pensioen.

2.4 Arbeidsparticipatie Nederlands-Caribische eilanden naar onderwijsniveau, 2016
EilandenHoog (% personen van 15 tot 75 jaar)Middelbaar (% personen van 15 tot 75 jaar)Laag (% personen van 15 tot 75 jaar)
Aruba79,967,636,2
Bonaire 9173,259,8
Curaçao (2017)72,850,532,1
Saba49,875,863,3
Sint-Eustatius76,971,861
Sint-Maarten (2017)77,767,750,2

3. Werkzame beroepsbevolking

Handel, horeca en bouw grootste werkgevers

Omdat alle eilanden, Aruba en Sint-Maarten voorop, populaire vakantiebestemmingen zijn,is het niet verwonderlijk dat aan het toerisme gerelateerde bedrijfstakken, de handel, de horeca en in mindere mate de bouw, er een belangrijke rol spelen. Gemiddeld voor alle eilanden samen zijn dit de bedrijfstakken die voor de meeste werkgelegenheid zorgen. Elk eiland wordt echter gekenmerkt door een andere sectorstructuur.

Op Aruba is de horeca de grootste sector, ruim één op de vijf werkende Arubanen is hier werkzaam. Daarna komt de handel waar één op de zes actief is. De handel is voor Curaçao de grootste sector, maar in relatieve omvang vergelijkbaar met Aruba. De horeca is voor alle eilanden een belangrijke sector, bij alle zes staat deze in de top vijf. Op Curaçao neemt de horeca de derde plek in meteen na de gezondheidszorg. Voor Bonaire is de horeca evenals op Aruba de sector waar de meeste mensen werken, gevolgd door de sector openbaar bestuur, ofwel de overheid.

Ook de overheid is bij alle zes de eilanden vertegenwoordigd in de top vijf. Op Saba is dit de belangrijkste sector, meer dan een kwart van de werkende Sabanen is werkzaam voor de overheid. Daarna komt het onderwijs dat, grotendeels vanwege de medische universiteit, goed is voor ruim een vijfde van alle werkenden.

Op Sint-Eustatius is de industrie de grootste sector. Ruim één op de zes werkende Statianen zijn hier actief. Dit heeft te maken met de olie-opslagterminal van het Amerikaanse bedrijf NuStar bij het eiland die in een groot deel van de werkgelegenheid voorziet. Op geen van de andere eilanden speelt de industrie zo’n grote rol.

Op Sint-Maarten is de bouw al jarenlang de voornaamste sector waar mensen werken.Deze is goed voor bijna één op vijf werkenden op dit eiland. Ook op de andere eilanden is de bouw belangrijk, maar niet in de mate waarin dat op Sint-Maarten het geval is. Op Curaçao en Sint-Eustatius valt de bouw net buiten de top vijf. Een vaak genoemde verklaring voor het belang van de bouwsector op Sint-Maarten is niet de bouw voor toeristische doeleinden, maar de bouw van betaalbare woonhuizen en appartementen.Hier is namelijk een tekort aan. Veelal lokale jongeren die het eiland eerder verlieten om te gaan studeren, kunnen moeilijk betaalbare woonruimte vinden. Eind jaren negentig al werd de St. Maarten Housing Development Foundation opgericht om de bouw van betaalbare woningen te stimuleren (Caribisch Netwerk, 2017).

3.1 Top vijf bedrijfstakken werkzame beroepsbevolking, 15 tot 75 jaar, Nederlands-Caribische eilanden, 2016
12345
ArubaHoreca (22%)Handel (17%)Openbaar bestuur (8%)Bouw (8%)Verhuur (8%)
BonaireHoreca (14%)Openbaar bestuur (13%)Bouw (11%)Onderwijs/Handel/Gezondheidszorg (elk 10 %)
Curaçao (2017)Handel (16%)Gezondheidszorg (10%)Horeca (8%)Openbaar bestuur (8%)Financ. dienstverlening (8%)
SabaOpenbaar bestuur (27%)Onderwijs (21%)Gezondheidszorg (10%)Handel (9%)Horeca (8%)/Bouw (8%)
Sint-EustatiusIndustrie (17%)Openbaar bestuur (16%)Gezondheidszorg (11%)Onderwijs (11%)Horeca (9%)
Sint-Maarten (2017)Bouw (19%)Horeca (15%)Verhuur (7%)Onderwijs (7%)Openbaar bestuur (7%)

Merendeel werkenden is vaste werknemer

De meeste werkenden op de eilanden zijn werkzaam als werknemer, hoofdzakelijk op basis van een vast contract (zie ook Technische toelichting voor de indeling naar positie inde werkkring). Het aandeel met een vast contract binnen de werknemers is het hoogst op Aruba (92 procent) en het laagst op Sint-Maarten en Saba (75 procent). Werknemers meteen tijdelijk contract zijn daarom ook het vaakst te vinden op Saba en Sint-Maarten; een kwart van alle werknemers op deze twee eilanden werkt op basis van een tijdelijk contract.Dit heeft op Saba voor een belangrijk deel te maken met de medische universiteit op het eiland. Hier wordt naar verhouding veel met kortlopende contracten gewerkt. Ruim 40 procent van alle werkenden in de Sabaanse onderwijssector werkt op basis van een tijdelijk contract. Ter vergelijking: in de Bonairiaanse en Statiaanse onderwijssectoren is dit respectievelijk 20 en 10 procent.

Aandeel tijdelijke werknemers relatief hoog, behalve op Aruba

In 2017 had gemiddeld voor alle OECD-landen 11 procent van de werknemers een tijdelijk contract (OECD, 2018-b). Dit varieert van relatief lage aandelen (minder dan 5 procent) in met name Oost-Europese landen tot hoge aandelen (meer dan 25 procent) in Zuid Amerikaanse en Zuid-Europese landen. In Nederland had 22 procent van de werknemers een tijdelijk contract. Saba en Sint-Maarten behoren met 25 procent tijdelijke werknemers tot de categorie landen met hoge aandelen werknemers die werken met tijdelijke contracten. Dat geldt ook voor Bonaire, Curaçao en Sint-Eustatius waar dit aandeel rond de 20 procent ligt. Aruba heeft met 10 procent het laagste aandeel tijdelijke werknemers en komt hiermee zelfs nog iets onder het OECD-gemiddelde uit.

Eén op de vijf werkenden op Curaçao en Sint-Maarten is zelfstandige

Het aandeel zelfstandigen kwam in 2017 voor de EU-28 uit op bijna 16 procent, in Nederland was dit 17 procent, in de Verenigde Staten 6 procent (OECD, 2018-c). Curaçao en Sint-Maarten zitten met respectievelijk 21 en 20 procent zelfstandigen ruim boven het Europees en Nederlands gemiddelde, terwijl Sint-Eustatius en Aruba (beiden 14 procent) en Bonaire en Saba (beiden 12 procent) hier onder liggen. In vergelijking met de Verenigde Staten wordt op alle de eilanden relatief vaak als zelfstandige gewerkt.

3.2 Werkzame beroepsbevolking Nederlands-Caribische eilanden, 2016
EilandenWerknemer, vast dienstverband (% personen van 15 tot 75 jaar)Werknemer, tijdelijk dienstverband (% personen van 15 tot 75 jaar)Zelfstandige (% personen van 15 tot 75 jaar)Onbekend (% personen van 15 tot 75 jaar)
Aruba798120
Bonaire7115140
Curaçao (2017)6315210
Saba6622120
Sint-Eustatius7214140
Sint-Maarten (2017)5920201

Voltijds werken is de standaard

Werkzame eilandbewoners van de Nederlandse Cariben werken doorgaans een substantieel aantal uren per week. Voor ruim 80 procent bestaat een gemiddeldewerkweek uit 35 uur of meer. Dat geldt voor alle eilanden. Alleen voor Aruba zijn deze gegevens niet bekend 1). Bij het aantal uren dat men werkt, wordt regelmatig gesproken over voltijd of deeltijd werken. Waar de urengrens hierbij ligt, is internationaal sterk verschillend. Vaak wordt vanaf ongeveer een gemiddelde van 30 tot 35 uur of meer per week als voltijd beschouwd, minder uren dan dat als deeltijd. In (Europees) Nederland wordt iemand die gemiddeld 35 uur of meer per week werkt als voltijder beschouwt. In Nederland is voltijds werken veel minder gebruikelijk dan op de eilanden: iets meer dan de helft van de werkenden werkte er in 2017 ten minste 35 uur per week. Vooral onder Nederlandse vrouwen is het heel gebruikelijk om in deeltijd te werken.
1) Gegevens over het aantal uren dat men in een normale werkweek werkt, worden wel uitgevraagd, maar niet plausibel bevonden.

4. Werkloosheid

Werkloosheid het hoogst op Curaçao

Gemiddeld voor de OECD-landen was 6,3 procent van de beroepsbevolking werkloos in 2017 (OECD, 2018-d). Saba zit hier als enige van de zes eilanden met 3,3 procent werkloosheid ver onder. Op Aruba, Bonaire, Sint-Eustatius en Sint-Maarten ligt de werkloosheid rondom dit gemiddelde, terwijl deze op Curaçao met 14,1 procent een stuk hoger is.

Op de drie benedenwindse eilanden Aruba, Bonaire en Curaçao is de werkloosheid voormannen en vrouwen vrijwel gelijk. Op de drie bovenwindse eilanden zijn er wel verschillen. Op Saba en Sint-Maarten zijn vrouwen vaker werkloos dan mannen. Op beide eilanden is de werkloosheid voor vrouwen ongeveer 2 procentpunt hoger dan bij mannen. Op Sint-Eustatius zijn het juist de mannen die vaker werkloos zijn. Ruim 8 procent van de Statiaanse mannen is werkloos, een verschil van bijna 3 procentpunt met Statiaanse vrouwen.

figuur 4.1 Werkloosheid Nederlands-Caribische eilanden, 2016

Werkloosheid het laagst bij oudere leeftijdsgroepen

In het algemeen geldt voor alle eilanden, met uitzondering van Saba, dat de werkloosheid minder groot is bij de oudere dan de jongere leeftijdsgroepen. Zo komt werkloosheid opA ruba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten het minst vaak voor onder 45- tot 65-jarigen, terwijl deze op Bonaire en Curaçao het laagst is onder 55-plussers. Op Saba is de werkloosheid in alle leeftijdsgroepen tussen de 25 en 65 jaar relatief gering. Op Bonaire, Saba en SintEustatius is de beroepsbevolking onder 65- tot 75-jarigen te klein om op basis hiervan betrouwbare schattingen voor het werkloosheidspercentage te berekenen. Opmerkelijk is verder nog dat werkloosheid op Sint-Eustatius zich bijna uitsluitend voordoet in de leeftijd van 25 tot 35 jaar.

Hoge jeugdwerkloosheid

Van alle leeftijdsgroepen is de werkloosheid onder jongeren van 15 tot 25 jaar het hoogst.Deze varieert van 17,9 procent op Aruba tot 32,8 procent op Curaçao. Op Saba en SintEustatius is het aantal jongeren in de beroepsbevolking te klein om op basis hiervan een betrouwbaar werkloosheidspercentage te berekenen. In 2017 is gemiddeld voor de OECD-landen 13 procent van de jongeren in de beroepsbevolking werkloos, in zowel Nederland als in de Verenigde Staten is dit 9 procent (OECD, 2018-e). De jeugdwerkloosheid op de Nederlands-Caribische eilanden ligt hier ruim boven. In de daaropvolgende leeftijdsgroepen neemt de werkloosheid steeds verder af. Een veel gehoorde verklaring is dat jongeren de eilanden verlaten en elders gaan werken. Het kan echter ook zo zijn dat men uiteindelijk toch werk vindt of dat men ontmoedigd raakt en niet meer naar werk gaat zoeken waardoor de werkloosheid in de iets oudere leeftijdsgroepen lager uitvalt. Wat deprecieze oorzaak is, kan op basis van de beschikbare data niet vastgesteld worden.

tabel 4.2 Werkloosheid Nederlands-Caribische eilanden naar leeftijd, 2016

Laagopgeleiden het vaakst werkloos

Voor alle eilanden geldt dat de werkloosheid het hoogst is onder laagopgeleiden, op de voet gevolgd door degenen met een middelbaar onderwijsniveau. Het gat met hoogopgeleiden is groot. Waar de werkloosheid onder laagopgeleiden varieert tussen 7 en 21 procent, ligt deze bij hoogopgeleiden tussen de 2 en 8 procent. Verklaringen hiervoor zijn dat hoogopgeleiden die geen werk vinden het eiland verlaten om elders te gaan werken, maar ook bijvoorbeeld dat hoogopgeleiden laagopgeleide banen innemen. De beschikbare data bieden echter geen mogelijkheid om de precieze oorzaak vast te stellen.

5. Niet-beroepsbevolking

Curaçao kent grootste aandeel in niet-beroepsbevolking

Mensen die niet tot de beroepsbevolking behoren, zijn mensen die niet werken en ook niet werkloos zijn, omdat ze niet op zoek zijn naar werk en/of daarvoor niet direct beschikbaar zijn. Het aandeel mensen van 15 tot 75 jaar in de niet-beroepsbevolking is het grootst op Curaçao (38 procent) en Saba (36 procent) en het kleinst op Bonaire (25 procent).Gemiddeld voor de EU-28 landen blijkt dat 36 procent niet tot de beroepsbevolking behoort, voor de Verenigde Staten is dit gemiddeld 33 en in Nederland 30 procent (OECD,2018-f). De mate van inactiviteit op Curaçao, Saba en ook Aruba is hiermee vergelijkbaar met het gemiddelde. Op Bonaire, Sint-Eustatius en Sint-Maarten is de inactiviteit daarentegen laag.

Vooral jongeren en ouderen niet actief

Over het algemeen zijn het met name jongeren en ouderen die relatief vaak niet actief zijn op de arbeidsmarkt. De jongeren volgen dikwijls nog onderwijs en hebben de arbeidsmarkt nog niet betreden, terwijl de ouderen veelal gestopt zijn met werken en de arbeidsmarkt al hebben verlaten. Op Curaçao valt met name de groep tussen de 55 tot 65 jaar op. Bijna de helft van de Curaçaoënaars van deze leeftijd is niet meer actief op de arbeidsmarkt. Hier speelt mee dat tot voor kort de pensioenleeftijd op Curaçao nog 60 jaar was.

Op Saba is 36 procent van de 15- tot 75-jarigen niet actief op de arbeidsmarkt. Hier springt vooral de groep 25- tot 35-jarigen eruit. De arbeidsparticipatie in deze leeftijdsgroep is op de andere eilanden vrij hoog. Op Saba behoort echter 35 procent van de eilandbewoners in deze leeftijdsgroep tot de niet-beroepsbevolking. Ook hier speelt de medische universiteit een rol (zie paragraaf 2).

Op Sint-Maarten valt op dat het aandeel 65- tot 75-jarigen dat niet actief is op de arbeidsmarkt laag is in vergelijking met de andere eilanden. Dat betekent dat er nog heel wat ouderen hier werken of op zoek zijn naar werk. Waar op de andere eilanden al ruim acht op de tien van de 65-plussers niet meer actief zijn, is dit op Sint-Maarten bijna tweederde.

tabel 5.1 Niet-beroepsbevolking Nederlands-Caribische eilanden naar leeftijd,2016


Aandeel NEETs het hoogst op Sint-Maarten

Naar verhouding zijn de meeste NEETs te vinden op Sint-Maarten. Hier volgt 31 procent van de jongeren geen onderwijs en is ook niet aan het werk. Ook op Sint-Eustatius en Curaçao ligt dit aandeel relatief hoog. Op Sint-Eustatius gaat het om bijna een kwart van de jongeren, op Curaçao om ruim een op de vijf. Ter vergelijking, de OECD publiceert deze NEET-indicator ook, echter apart voor 15- tot 20-jarigen en 20- tot 25-jarigen. Gemiddeld voor alle OECD-landen ligt deze indicator voor 15- tot 20-jarigen op 6 procent en voor 20- tot 25-jarigen op 17 procent (OECD, 2018-g).

figuur 5.2 NEETs Nederlands-Caribische eilanden, 2016

6. Samenvatting

Als dit onderzoek naar de arbeidsmarktsituatie van de bewoners van de Nederlands Caribische eilanden één ding laat zien, dan is het wel dat het vrijwel onmogelijk is om uitspraken te doen die gelden voor alle eilanden. Bijna altijd is er wel minstens één eilandwaar het toch weer anders is. Zo hebben bijna alle eilanden een betrekkelijk hoge arbeidsparticipatie die ruim boven het EU-gemiddelde van 60 procent ligt. Alleen in Curaçao is de arbeidsdeelname een stuk lager, maar ook hier is meer dan de helft(53 procent) van de 15- tot 75-jarigen aan het werk. De overgrote meerderheid (ruim 80 procent) op vrijwel alle eilanden werkt bovendien voltijds, voor Aruba zijn hierover geen cijfers beschikbaar. Vrouwen werken op de meeste eilanden minder vaak dan mannen, het verschil is echter klein. Het zijn vooral de 25- tot 55-jarigen die een hoge arbeidsdeelname hebben. Een uitzondering vormt Saba waar 25- tot 35-jarigen relatief vaak niet werken. Het gaat veelal om (buitenlandse) studenten van de Amerikaanse medische universiteit op dit eiland. Verder valt op Sint-Maarten de naar verhouding hoge arbeidsdeelname (35 procent) van de 65-plussers op.

Op alle eilanden spelen de aan het toerisme gerelateerde sectoren, de horeca, handel en in mindere mate de bouw, een belangrijke rol. Op Aruba en Bonaire is de horeca de grootste sector, op Curaçao is dat de handel en op Sint-Maarten de bouw. Het gaat op dit eiland dan vooral om de bouw van woonhuizen of appartementen voor de eigen bevolking en in mindere mate voor het toerisme. Ook het openbaar bestuur staat op alle eilanden in de top vijf van de sectoren waar de meeste mensen werken. Op Saba is het openbaar bestuur de voornaamste bron van werkgelegenheid, gevolgd door het onderwijs. Sint-Eustatius is het enige eiland waar een groot deel van de mensen in de industrie werkzaam is. Dit komt omdat hier een olie-opslagterminal van het Amerikaanse bedrijf NuStar gevestigd is.

De meeste werkenden op de eilanden zijn werkzaam als werknemer met een vast contract.Daarnaast is ook het aandeel werknemers met een tijdelijk contract relatief groot. Dat geldt echter niet voor Aruba, waar dit aandeel juist betrekkelijk laag is. Eén op de vijf werkenden op Curaçao en Sint-Maarten is een zelfstandige, op de andere eilanden is dat aandeel kleiner.

De werkloosheid voor Aruba, Bonaire, Sint-Eustatius en Sint-Maarten ligt rond het gemiddelde voor de OECD-landen (6,3 procent). Op Curaçao is de werkloosheid met 14,1 procent een stuk hoger, terwijl deze op Saba juist veel lager is met 3,3 procent. In het algemeen geldt voor de eilanden dat het aandeel van de beroepsbevolking dat werkloos is, groter is bij de jongere leeftijdsgroepen dan bij de oudere. Vooral de jeugdwerkloosheid is op Aruba, Bonaire, Sint-Maarten en met name Curaçao hoog. Voor Sint-Eustatius en Saba zijn vanwege de te kleine aantallen geen cijfers over de jeugdwerkloosheid beschikbaar.Daarnaast zijn laag en middelbaar opgeleiden aanzienlijk vaker werkloos dan hoogopgeleiden.

Een deel van de bevolking van 15 tot 75 jaar is niet-actief op de arbeidsmarkt. Dit zijn vaak ouderen die niet (meer) werken vanwege pensioen of jongeren die nog onderwijs volgen.Curaçao en Saba kennen de hoogste percentages inactieven: respectievelijk 38 en 36. Op Curaçao zitten in deze groep relatief veel 55- tot 65-jarigen, op Saba gaat het naar verhouding vaak om 25- tot 35-jarigen.

Een bijzondere groep vormen de zogenoemde NEETs: jongeren van 15 tot 25 jaar die geen onderwijs volgen én niet werken. Het aandeel NEETs is met 31 procent het hoogst op Sint-Maarten, gevolgd door Sint-Eustatius (25 procent) en Curaçao (22 procent). Op Bonaire en Saba is het aandeel NEETs vrij klein: respectievelijk 7 en 10 procent.

Technische toelichting

Labour Force Surveys op de Nederlands-Caribische eilanden De gegevens in dit artikel zijn afkomstig uit de verschillende Labour Force Surveys (LFS) die door elk van de eilanden wordt uitgevoerd. De LFS is een enquête die in een groot deel van de landen op de wereld wordt uitgevoerd om zo gegevens te verzamelen over de positie van de inwoners ten opzichte van de arbeidsmarkt. Met deze gegevens kan een indeling van de bevolking in de werkzame, de werkloze en niet-beroepsbevolking gemaakt worden.

Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, de onafhankelijke eilanden binnen het Koninkrijk der Nederlanden, voeren ieder hun eigen LFS uit. Voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, als bijzondere gemeenten binnen het Koninkrijk, heeft het CBS in Europees Nederland deverantwoordelijkheid voor de statistiektaken en voert de LFS uit op deze eilanden.

Op alle eilanden wordt het onderzoek uitgevoerd met behulp van een steekproef en interviewers die met een elektronische vragenlijst op een tablet bij de respondenten langsgaan. De momenten waarop dit gebeurt zijn voor de eilanden verschillend. Op Aruba enCuraçao is het onderzoek jaarlijks. Op Aruba in november en op Curaçao in de maanden september en oktober. Op Bonaire, Sint-Eustatius, Saba en Sint-Maarten wordt het onderzoek tweejaarlijks uitgevoerd. Op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in de maanden oktober-december in de even jaren, op Sint-Maarten is dit in de oneven jaren en is de periode wisselend geweest. Voor ieder eiland zijn voor dit artikel telkens de gegevens uit het meest recente jaar gebruikt. Voor Aruba, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius is dat 2016,voor Curaçao en Sint-Maarten 2017.

T.1 Labour Force Surveys Nederlands-Caribische eilanden na 2010
Aruba CuraçaoSint-MaartenBonaire, Saba, Sint-Eustatius
20112011
20122012
20132013
201420142014
201520152015
201620162016
20172017

De onderwerpen van de verschillende LFS’en zijn vergelijkbaar, omdat gebruik wordt gemaakt van internationaal afgestemde definities voor de beroepsbevolking van de ILO (International Labour Organization). De specifieke vragen die gebruikt worden, zijn voor de onderzoeken op de verschillende eilanden niet identiek. De publicatie-indelingen die gehanteerd worden, zijn dit in hoofdlijnen wel. Zo wordt bijvoorbeeld voor de arbeidspositie een indeling van de bevolking in de werkzame, werkloze en niet-beroepsbevolking gehanteerd. Een verschil dat hierbij speelt, is dat op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten een urencriterium wordt gehanteerd: je bent werkzaam als je gemiddeld 4 uur of meer per week werkt. Bonaire, Saba en Sint-Eustatius hanteren, in navolging van Europees Nederland, geen urencriterium. Voor het meten van het onderwijsniveau en de sector waar men werkzaam is, wordt op alle eilanden gebruik gemaakt van respectievelijk de ISCED (International Standard Classification of Education) en de ISIC (International Standard Industrial Classification) met daar waar nodig lokale toevoegingen.

Werknemers en zelfstandigen

Het vergelijken van het aandeel werknemers en zelfstandigen voor de zes verschillende eilanden is niet eenvoudig. Er wordt namelijk geen vergelijkbare publicatie-indeling gehanteerd en ook de vraagstellingen om deze informatie vast te stellen, wijken af.

Voor Bonaire, Saba en Sint-Eustatius is de publicatie-indeling en vraagstelling afgestemd op hetgeen in Europees Nederland wordt gehanteerd. Aan mensen die aangeven betaald werkte hebben, wordt gevraagd of zij (in de hoofdbaan, ofwel de baan waarin men de meeste uren werkt) werkzaam zijn als werknemer. Zo niet, dan wordt geïnformeerd of men werkzaam is in een eigen bedrijf, in het bedrijf van een partner of familielid of iets anders als niet-werknemer. Werknemers krijgen vragen over of hun contract voor bepaalde of onbepaalde tijd is en daarnaast wordt gevraagd of men wellicht werkzaam is als oproepkracht of uitzendkracht. Mensen met een eigen bedrijf krijgen vragen over of ze personeel in dienst hebben. Op basis van deze informatie wordt er gepubliceerd overwerknemers met een vast of een tijdelijk contract, zelfstandigen zonder personeel (zzp), met personeel (zmp) en meewerkende gezinsleden.

Op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten wordt aan werkenden gevraagd naar de economische positie (in de hoofdbaan) waarbij respondenten een groot aantal antwoordcategorieën krijgen. Deze categorieën lijken voor de drie eilanden erg op elkaar, maar zijn niet geheel hetzelfde. Zo maken Aruba en Curaçao onderscheid tussen de categorieën werkgever en kleine zelfstandige of eigenaar van een eigen bedrijf. Op Sint-Maarten wordt er enkel naar de eigenaar van een eigen bedrijf gevraagd en wordt later in de vragenlijst doorgevraagd naar het wel of niet hebben van personeel. Ook de verschillende contractvormen die worden uitgevraagd zijn verschillend. Zo wordt op Curaçao en Sint-Maarten specifiek gevraagd of men uitzendkracht is, maar op Aruba niet. Verder hanteren alle drie de eilanden de term ‘losse dienst’. Dit is een werkvorm gebaseerd op een, vaak, niet formele afspraak tussen een werkende en een werkgever (of opdrachtgever), voor een korte tijd of op incidentele basis soms voor een specifiek aantal uren, dagen of weken. Op Aruba wordt dit een werknemer in losse dienst genoemd, maar op Curaçao en Sint-Maarten wordt het in verband gebracht met freelancers en dus mensen die zelfstandig werken. Deze laatste groep is te vergelijken met de groep die op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius tot de groep overige zelfstandigen horen, degenen die aangeven geen werknemer te zijn, geen eigen bedrijf hebben en ook niet als meewerkend gezinslid werken.

tabel T.2 Gegevens over werknemers en zelfstandigen voor de Nederlands-Caribische eilanden

Om de verdeling naar werknemers en zelfstandigen op de eilanden te kunnen vergelijken,is een publicatie-indeling toegepast. Er is een indeling gemaakt in vaste en tijdelijke werknemers en zelfstandigen, deze is weergegeven in figuur 3.2. Werknemers in vaste dienst zijn voor ieder eiland apart genomen. Werknemers in tijdelijke dienst zijn degenen met een tijdelijk contract, oproepkrachten, uitzendkrachten en stagiaires. Tot de zelfstandigen worden degenen met een eigen bedrijf gerekend (met of zonder personeel),de meewerkende familieleden en ook de losse jobbers. Deze laatste categorie is eigenlijk een groep die tussen werknemerschap en zelfstandige in zit, maar voor wat betreft het werken voor eigen risico waarschijnlijk het meest bij zelfstandige past.

Van belang is verder nog dat wanneer er voor nationale doeleinden gepubliceerd wordt over de gegevens uit de LFS, de populaties die door de eilanden worden gebruikt verschillend zijn. Op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten is het gebruikelijk om wanneer gerapporteerd wordt over arbeidsparticipatie of werkloosheid hiervoor de bevolking van 15 jaar en ouder te gebruiken. Voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba wordt in navolging van de nationale cijfers in Europees Nederland gepubliceerd over de bevolking van 15 tot 75 jaar. Jongeren tot 15 jaar zijn meestal nog schoolgaand en 75-plussers veelal gepensioneerd. 

Literatuur

Caribisch Netwerk (20 juli, 2017). ‘Verborgen daklozen’ door tekort betaalbare woningen Sint-Maarten. Nieuwsbericht Caribisch Netwerk. 

CBS (2017, 21 juli 2018). Zeven op de tien Caribische Nederlanders aan het werk. CBS nieuwsbericht. 

OECD (2018-a). Activity rates OECD Database (verkregen 14 november 2018).

OECD (2018-b). Temporary employment (indicator). doi: 10.1787/75589b8a-en (verkregen 28 september 2018).

OECD (2018-c). Self-employment rate (indicator). doi: 10.1787/fb58715e-en (verkregen 28 september 2018).

OECD (2018-d). Unemployment rate (indicator). doi: 10.1787/997c8750-en (verkregen 4 oktober 2018).

OECD (2018-e). Youth unemployment rate (indicator). doi: 10.1787/c3634df7-en (verkregen 5 oktober 2018).

OECD (2018-f). Inactivity rate OECD Database (verkregen 9 november 2018).

OECD (2018-g). Youth not in employment, education or training (NEET) (indicator). doi:10.1787/72d1033a-en (verkregen 28 september 2018).