Auteur: Niels Schoenaker, Michelle A. Steenmeijer
De upstream en downstream productievoetafdruk van Nederlandse bedrijfstakken

Samenvatting

Voetafdrukken kunnen een belangrijke rol spelen in ontwerp, -uitvoering en –evaluatie van klimaatbeleid. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft het CBS gevraagd om gegevens te leveren over de broeikasgasvoetafdruk van Nederlandse bedrijfstakken, inclusief  upstream en downstream economische activiteiten in de productieketen. Dit onderzoek is bedoeld om meer inzicht te krijgen in de productievoetafdruk van bedrijfstakken en waar deze plaatsvindt. Het CBS heeft eerder onderzoek gedaan naar de upstream ketenemissies van Nederlandse bedrijfstakken, maar dit onderzoek richt zich voor het eerst ook op de downstream ketenemissies van Nederlandse bedrijfstakken. 

In deze studie wordt input-outputanalyse (IOA) toegepast. Dit is een macro-economische methode die op consistente wijze milieuvoetafdrukken voor landen en bedrijfstakken kan berekenen op basis van monetaire (handels)stromen. Per bedrijfstak is de upstream productievoetafdruk (emissies van toeleveranciersketen; Leontief-methode) en de downstream productievoetafdruk berekend (emissies van afnemersketen; de Ghosh-methode). Hiervoor is de meest recente versie van SNAC-Exiobase gebruikt, uit 2018. Met deze multiregionale databron kan onderscheid worden gemaakt tussen ketenemissies binnen Nederland en in het buitenland.

Resultaten tonen aan dat verschillende bedrijfstakken variërende verhoudingen vertonen tussen directe emissies (productie-emissies), upstream en downstream productievoetafdrukken. Deze emissieprofielen zijn vaak kenmerkend voor de desbetreffende bedrijfstak; bijvoorbeeld dienstsectoren zoals IT-dienstverlening en het bankwezen hebben relatief weinig upstream ketenemissies en directe emissies, maar blijken hogere downstream ketenemissies te hebben. Aan de andere kant vertonen bedrijfstakken zoals landbouw en de energiesector relatief hoge directe emissies en lagere upstream- en downstream ketenemissies. Het andere emissieprofiel zijn de bedrijfstakken met een relatief hoge upstream impact ten opzichte van de directe emissies en downstream emissies, zoals de bouw en de voedingsmiddelenindustrie.  

Echter, er zijn beperkingen aan de IOA-methodologie. Omdat IOA een macro-economische analyse is, is het niet mogelijk om de voetafdruk te koppelen aan specifieke fysieke producten of diensten. Ook wordt de voetafdruk berekend voor één jaar en niet over de levenscyclus van een product of dienst. Consumptieve uitstoot van huishoudens en overheden wordt niet meegenomen in de downstream analyse. Bovendien wordt in IOA de afvalsector op dezelfde manier behandeld als andere bedrijfstakken, wat conceptueel anders is dan bijvoorbeeld bij een levenscyclusanalyse (LCA). Dit maakt vergelijkingen met LCA-resultaten of -rapportages volgens het Greenhouse Gas-protocol niet mogelijk. Daarnaast is voor dit verkennende onderzoek gekozen om een relatief betrouwbare databron te gebruiken, ondanks dat deze wat gedateerd is. Hierdoor zijn belangrijke gebeurtenissen zoals de COVID-19 pandemie in 2020 en de oorlog in Oekraïne niet meegenomen.

Dit onderzoek levert nieuwe inzichten op die relevant kunnen zijn voor het maken van beleid gericht op het reduceren van de klimaatimpact in de productieketen. Het CBS doet aanbevelingen voor plausibiliteitscontroles en methodeontwikkeling om downstream emissies van huishoudens te integreren in de voetafdrukberekening. Voor een optimale interpretatie van de resultaten is het ook van belang om te onderzoeken welke factoren bijdragen aan een mogelijke hoge voetafdruk per bedrijfstak. Hierbij wordt gekeken naar zaken zoals directe of indirecte handelsrelaties, emissiefactoren, en eventuele afwijkingen in de input-output tabel.