Auteur: Niels Schoenaker, Michelle A. Steenmeijer
De upstream en downstream productievoetafdruk van Nederlandse bedrijfstakken

2. Methode

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste concepten en definities worden toegelicht en worden de gehanteerde methode en gebruikte databronnen beschreven die relevant zijn voor dit rapport. Als onderdeel van dit onderzoek is een uitgebreider overzicht gemaakt van de verschillende voetafdrukperspectieven die berekend kunnen worden, hoe deze berekend worden inclusief voorbeeldberekeningen en wat de voor- en nadelen van de verschillende typen voetafdrukken zijn. Dit wordt beschreven in het achterliggende methoderapport (Schoenaker & Steenmeijer, 2024a). Daarnaast bevat het methoderapport een uitgebreidere toelichting van de concepten en definities.

2.1 Concepten en definities

2.1.1 Upstream en downstream

De waardeketen van elke bedrijfstak heeft twee delen: een upstream en een downstream keten, respectievelijk toeleveranciers en afnemers.

1436

In figuur 1 is een eenvoudig voorbeeld van een waardeketen uitgewerkt. Hierbij teelt de boer tarwe, die vervolgens wordt verkocht aan de molenaar. De molenaar verwerkt dit tot meel, dat op zijn beurt wordt afgenomen door de bakker, die er brood van maakt voor de horeca. Vanuit de molenaar bekeken is de boer toeleverancier (upstream) en zijn de bakker en horeca afnemers (downstream). Vanuit de bakker bekeken zijn de boer en molenaar toeleveranciers (upstream) en is de horeca afnemer (downstream). In de praktijk bestaat elke keten meestal uit alle andere bedrijfstakken omdat vrijwel alle bedrijfstakken, al is het minimaal en indirect, aan alle andere bedrijfstakken verbonden zijn.

2.1.2 Directe en indirecte emissies

Een voetafdruk omvat zowel directe als indirecte emissies. Wat precies de directe en indirecte emissies zijn hangt af van het perspectief van de berekening. In het voorbeeld van figuur 1 worden bij de productievoetafdruk van de bakker de directe emissies gedefinieerd als de emissies die rechtstreeks afkomstig zijn van de bakker zelf, zoals de CO2-uitstoot die vrijkomt bij het gebruik van een gasoven.

De indirecte emissies zijn de emissies die eerder in de productieketen (upstream) worden uitgestoten ten behoeve van de ingekochte producten, bijvoorbeeld de uitstoot van de tractor bij de boer, of de emissies die later in de productieketen (downstream) worden uitgestoten na het leveren van producten, zoals de CO2-uitstoot die vrijkomt bij het verwarmen van de horecaruimte. 

Dit is vergelijkbaar met de scope 1, 2 en 3 emissies volgens het Greenhouse Gas Protocol (GHG-protocol)1). Hierbij omvat scope 1 de directe emissies (uitstoot door operationele activiteiten), en scope 2 en 3 omvatten de indirecte emissies (uitstoot door activiteiten in de upstream/downstream waardeketen).

2.1.3 Productievoetafdruk

De productievoetafdruk omvat de directe en indirecte emissies gedreven door de binnenlandse productie. De productievoetafdruk kan berekend worden voor de gehele economie, bijvoorbeeld voor Nederland, of voor afzonderlijke bedrijfstakken. Het doel van dit onderzoek is om zicht te krijgen op de ketenemissies van de Nederlandse bedrijfstakken en op waar deze emissies fysiek plaatsvinden. Daarom is voor dit onderzoek gekozen om de productievoetafdruk te berekenen op bedrijfstakniveau. Let op: de resultaten van deze benadering op bedrijfstakniveau zijn niet optelbaar tot de Nederlandse productievoetafdruk, omdat er dubbeltellingen ontstaan als de productievoetafdrukken op bedrijfstakniveau bij elkaar op worden geteld. Neem de keten in figuur 1, de boer is onderdeel van de upstream productievoetafdruk van de bakker. Als de upstream productievoetafdrukken van de boer en die van de bakker worden opgeteld, wordt de uitstoot door de boer twee keer meegerekend. 

Er zijn verschillende methoden om een productievoetafdruk te berekenen (Potting et al., 2018). Voor deze studie is gekozen voor een benadering die volledig is op bedrijfstakniveau, maar niet tot nationaal niveau optelbaar vanwege dubbeltellingen. Om de nationale productievoetafdruk te berekenen zonder dubbeltellingen, is een andere methode vereist. Dit is de methode die wordt toegepast in de productievoetafdrukberekeningen voor de ICER (Hanemaaijer et al., 2023). Bij deze methode gaat echter het zicht op ketenemissies van andere Nederlandse bedrijfstakken per bedrijfstak verloren, doordat binnenlandse handel wordt weggelaten. 

Er kan per bedrijfstak zowel een upstream als een downstream productievoetafdruk worden berekend. Als voorbeeld nemen we de Nederlandse staalindustrie. De upstream productievoetafdruk van de Nederlandse staalindustrie omvat de totale directe emissies en de indirecte emissies die zijn uitgestoten binnen en buiten Nederland ten behoeve van de productie van de Nederlandse staalindustrie (upstream). Dit zijn dus emissies gerelateerd aan de inkoop van producten door de staalindustrie. De downstream productievoetafdruk van de Nederlandse staalindustrie omvat de totale directe emissies en de indirecte emissies die zijn uitgestoten binnen en buiten Nederland, die mogelijk zijn gemaakt door productie van de Nederlandse staalindustrie (downstream). Dit zijn dus emissies gerelateerd aan de verkoop van producten door de staalindustrie. 

2.2 Methode en databron

In dit onderzoek worden de voetafdrukken berekend met behulp van input-output analyse. Dit is een veelgebruikte macro-economische methode voor het berekenen van onder andere milieuvoetafdrukken (zie bijvoorbeeld Kitzes, 2013). Deze methode wordt met name gebruikt voor het berekenen van upstream voetafdrukken (Leontief-methode), maar voor dit onderzoek zijn ook de downstream voetafdrukken (Ghosh-methode) relevant om een compleet beeld te krijgen op de keteneffecten van Nederlandse bedrijfstakken. Rekenkundig is het niet ingewikkelder om downstream voetafdrukken te berekenen dan upstream voetafdrukken. Het lastige is echter de interpretatie van de resultaten. In het achterliggende methoderapport (Schoenaker & Steenmeijer, 2024a) worden de verschillende type voetafdrukken (consumptie en productie, upstream en downstream) uitgebreid toegelicht en worden enkele rekenvoorbeelden gegeven. 

Een tekortkoming van input-outputanalyse die aan bod komt bij een downstream voetafdrukanalyse, maar niet bij een upstream voetafdrukanalyse, is dat de emissies van huishoudens en overheden (ook wel consumptieve emissies genoemd) niet kunnen worden toegeschreven aan de relevante bedrijfstakken. Bijvoorbeeld, de emissies van benzinewagens van huishoudens kunnen niet worden toegeschreven aan de bedrijfstakken die dit mogelijk maken. Dit komt doordat consumptieve activiteiten niet op dezelfde manier kunnen worden behandeld als bedrijfstakken, aangezien ze geen economische output genereren. 

De analyses in dit onderzoek worden uitgevoerd op een eerder door het CBS samengestelde database, genaamd SNAC-Exiobase (Edens et al., 2015; Walker et al., 2017; Walker et al., 2023). Om input-output analyses uit te kunnen voeren is een input-output tabel nodig. Het CBS stelt jaarlijks een input-output tabel samen van de Nederlandse economie. Omdat we ook geïnteresseerd zijn in de upstream en downstream productieketens buiten Nederland is een Multi-Regional Input-Output tabel (MRIO) nodig die ook informatie bevat over de productie en uitstoot in de rest van de wereld. Hiervoor wordt Exiobase gebruikt (Stadler et al., 2018). De Nederlandse input-output tabel wordt geïntegreerd en consistent gemaakt met Exiobase, zo ontstaat SNAC-Exiobase (Single-Country National Accounts Consistent). Dit is een wereldwijde MRIO-tabel, inclusief gegevens over de uitstoot van broeikasgassen, met daarin geïntegreerd de Nederlands IO-tabel van het CBS. De analyses in dit onderzoek zijn uitgevoerd voor 2018, dit is het meest recente jaar van SNAC-Exiobase dat beschikbaar is. 

De luchtemissierekeningen worden jaarlijks herzien en ook zijn in 2023 de broeikasgasequivalenten voor methaan (CH4) en lachgas (N2O) bijgesteld. De gegevens over de directe broeikasgasuitstoot naar bedrijfstak wijken dan ook af van de cijfers die het CBS op Statline publiceert. De verschillen zijn echter dusdanig beperkt dat ze niks veranderen aan de verkregen inzichten en conclusies van dit onderzoek. 

1) Greenhouse Gas Protocol. Technical Guidance for Calculating Scope 3 Emissions.