Auteur: Niels Schoenaker, Michelle A. Steenmeijer
De upstream en downstream productievoetafdruk van Nederlandse bedrijfstakken

5. Conclusies en aanbevelingen

5.1 Conclusies

Het vernieuwende van dit verkennende onderzoek is dat de broeikasgasemissies downstream in de productieketen inzichtelijk zijn gemaakt, oftewel de downstream voetafdruk is berekend. In hoofdstuk 3, resultaten, worden daarnaast ook de directe emissies en de upstream voetafdruk van bedrijfstakken weergegeven. De drie perspectieven zijn complementair, ze leveren verschillende en aanvullende inzichten op met betrekking tot de uitstoot van broeikasgassen in de gehele productieketen. Op basis van deze drie verschillende perspectieven kan op verschillende manieren naar de verantwoordelijkheid van broeikasgasuitstoot worden gekeken. 

Sommige Nederlandse bedrijfstakken hebben relatief hoge directe emissies, zoals de energiebedrijven en de landbouw. Andere bedrijfstakken hebben een grote upstream voetafdruk (bij toeleveranciers), zoals de bouw en de voedingsmiddelenindustrie. En weer andere bedrijfstakken hebben een relatief grote downstream voetafdruk (bij afnemers), zoals het bankwezen en andere bedrijfstakken in de dienstverlening. Het is ook mogelijk dat een bedrijfstak veel directe emissies uitstoot en ook een grote upstream en/of downstream voetafdruk heeft, dit geldt bijvoorbeeld voor de chemische industrie. 

Daarnaast wordt met dit onderzoek de impact, in dit geval de broeikasgasuitstoot, van de productieketens van Nederlandse bedrijfstakken in het buitenland inzichtelijk gemaakt, zowel upstream als downstream. De uitsplitsing van de voetafdrukken naar regio en bedrijfstak levert aanvullende inzichten op. In hoofdstuk 3 zijn enkele bedrijfstakken uitgelicht ter illustratie, maar dergelijke analyses kunnen voor alle Nederlandse bedrijfstakken worden uitgevoerd met behulp van de tabellenset die is gepubliceerd als onderdeel van dit onderzoek (Schoenaker & Steenmeijer, 2024b). 

Dit onderzoek levert nieuwe inzichten op die relevant kunnen zijn voor het maken van beleid gericht op het reduceren van de klimaatimpact upstream en downstream in de productieketen. Tegelijkertijd is voorzichtigheid geboden met de interpretatie van de resultaten. Enerzijds heeft dit te maken met de kwaliteit van de gebruikte brondata. Zo is het lastig de plausibiliteit van de resultaten te beoordelen wanneer ingezoomd wordt op specifieke bedrijfstakken en landen. Dit heeft onder andere te maken met het gebruik van een MRIO-tabel, in dit geval Exiobase. Anderzijds is ook een goed begrip van de scope, de verschillende voetafdruk-concepten en input-output analyse in zijn algemeenheid belangrijk bij de interpretatie van de resultaten. 

5.2 Aanbevelingen

Een diepgaandere interpretatie van de resultaten (per bedrijfstak) valt buiten de scope van dit onderzoek en is mogelijk onderwerp voor vervolgonderzoek. Om de redenen achter een hoge bijdrage aan een voetafdruk te onderzoeken, moeten verschillende aspecten worden overwogen. Komt het door de handelsgegevens, waarbij de bedrijfstak-landrelatie in economische zin een grote afnemer/toeleverancier is van de bedrijfstak waarvan de voetafdruk wordt berekend? Is de hogere bijdrage het gevolg van effecten die later in de keten optreden, dus niet veroorzaakt door een directe toeleverancier/afnemer? Komt de uitstoot door een emissie-intensieve bedrijfstak in de upstream of downstream keten?

Twee belangrijke aspecten van de broeikasgasemissies downstream in de keten zijn de emissies die vrijkomen bij het gebruik van producten door huishoudens en de uitstoot die uiteindelijk vrijkomt bij de afvalverwerking. Kijkend naar een gehele productie- en consumptieketen op product- of organisatieniveau, zoals vanuit het oogpunt van het GHG-protocol en de LCA-methodiek, kan deze uitstoot toegewezen worden aan de relevante bedrijfstak. Bij de methodiek die gebruikt wordt voor een macro-economische input-output analyse is dit echter niet het geval. Het zou een waardevolle toevoeging zijn aan dit onderzoek als deze aspecten wel meegenomen zouden kunnen worden in de analyse. Aanvullend onderzoek is nodig om te onderzoeken wat er mogelijk zou zijn. 

Een aanvullende analyse die gemaakt zou kunnen worden op basis van de huidige database en methodiek is een vergelijking met bedrijfstakken in andere landen. Een vergelijkbare analyse kan eenvoudig gemaakt worden voor bijvoorbeeld België en Duitsland. Vervolgens zouden de resultaten vergeleken kunnen worden. Hoe verhoudt de Nederlandse industrie of dienstensector zich tot die in andere landen? Zien we in Nederland uitschieters of zien we vergelijkbare resultaten in andere landen? En is hun productieketen juist meer of minder vervuilend?

Als we inzoomen op de downstream emissies naar locatie zien we een aantal voor de hand liggende resultaten, maar ook enkele die minder voor de hand liggen. Om beter grip te krijgen op de plausibiliteit van de resultaten zouden vergelijkbare voetafdrukanalyses uitgevoerd kunnen worden voor bijvoorbeeld de grondstoffenvoetafdruk van biomassa en fossiele energiedragers. Liggen de voetafdrukken van de verschillende milieu-impacts in lijn met elkaar? Een andere controle om de robuustheid van de resultaten te beoordelen zou kunnen zijn om de analyse uit te voeren met een andere MRIO, zoals Gloria. Houden de resultaten dan in grote lijnen stand?

Aanvullend zou gekeken kunnen worden naar een update van de analyse op basis van een recenter jaar, of het maken van een korte tijdreeks. Hebben de recentere ontwikkelingen in 2020 en 2022, zoals COVID-19 en de situatie in Oekraïne, invloed op de voetafdrukken?