5. Methodeverschil naar voertuigsoort
Bij het analyseren van het methodeverschil wordt de oude methode met de nieuwe methode (alleen de verzekerde voertuigen) vergeleken, zie tabel 5.1. De grootste absolute methodeverschillen zijn te vinden bij de groep personenauto’s en de groep bromfietsen, met respectievelijk 112 171 en 113 991 voertuigen. Dit betekent dat bij het gebruik van de nieuwe methode ruim 100 duizend van deze beide voertuigsoorten minder worden meegenomen.
Oude methode (statline) | Nieuwe methode1) | Verschil | |
---|---|---|---|
Totaal motorvoertuigen | 11 958 255 | 11 677 806 | 280 449 |
Personenauto | 8 793 592 | 8 681 421 | 112 171 |
Bestelauto | 960 130 | 944 983 | 15 147 |
Vrachtauto | 62 491 | 60 797 | 1 694 |
Trekker voor oplegger | 81 179 | 79 827 | 1 352 |
Speciaal voertuig | 58 509 | 56 471 | 2 038 |
Bus | 9 277 | 9 048 | 229 |
Motorfiets | 700 102 | 666 275 | 33 827 |
Bromfiets | 1 292 975 | 1 178 984 | 113 991 |
Bron: CBS/RDW. 1) De cijfers van de nieuwe methode in deze tabel zijn gebaseerd op alleen verzekerde voertuigen. |
Naar verhouding is de afname in voertuigen met de nieuwe methode het grootst bij de groep bromfietsen. In grafiek 5.2 is het procentuele verschil per voertuigsoort grafisch weergegeven. De totale groep motorvoertuigen (exclusief aanhangers en opleggers) is volgens de nieuwe methode 2,3 procent kleiner dan volgens de oude methode, zie bijlage 1.
Voertuigsoort | Procentuele afname (%) |
---|---|
Bromfiets | -8,8 |
Motorfiets | -4,8 |
Speciaal voertuig | -3,5 |
Vrachtauto | -2,7 |
Bus | -2,5 |
Trekker voor oplegger | -1,7 |
Bestelauto | -1,6 |
Personenauto | -1,3 |