Kwaliteitsrapport Algemene Ouderdomswet Uitkeringenstatistiek (AOW)

6. Vergelijkbaarheid

6.1. Vergelijkbaarheid tussen landen

Het sociale stelsel van de verschillende landen wijkt te veel van elkaar af om de gegevens direct te kunnen vergelijken. Er zijn wel soortgelijke regelingen in de landen van de Europese Unie (EU) maar de voorwaarden voor  het verkrijgen van een AOW-uitkering als ook de bedragen verschillen sterk.

6.2. Vergelijkbaarheid in de tijd/reeksbreuken

De cijfers zijn in de periode 1947 tot heden in zekere mate vergelijkbaar. De gegevens geven een beeld van de ontwikkeling van het totaal aantal uitkeringen ingevolge de Noodwet Ouderdomsvoorziening (1947-1956) en de Algemene Ouderdomswet (vanaf 1957).

Per 1 april 1985 heeft in de AOW, een algemene volksverzekering ten behoeve van een welvaartsvast ouderdomspensioen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, een aanpassing plaatsgehad aan de EG-richtlijnen inzake de gelijke behandeling van man en vrouw. De gehuwde man en vrouw hebben sindsdien ieder een zelfstandig recht op ouderdomspensioen als zij 65 jaar zijn. Het pensioen is gesteld op 50% van het netto-minimumloon. Voordien maakte men slechts onderscheid tussen een uitkering voor gehuwden en ongehuwden. De cijfers vanaf 1985 zijn hierdoor niet zonder meer vergelijkbaar met die van eerdere jaren. De aantallen betreffen standcijfers per 31 december.

Tot 2013 was de AOW-leeftijd 65 jaar. Hierna is de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Voor elk jaar dat we langer leven, gaat tot en met 2025, de AOW-leeftijd met 1 jaar omhoog. De AOW-leeftijd is tot en met 2025 als volgt:

  • Tot 2013: 65 jaar
  • 2013: 65 jaar en 1 maand
  • 2014: 65 jaar en 2 maanden
  • 2015: 65 jaar en 3 maanden
  • 2016: 65 jaar en 6 maanden
  • 2017: 65 jaar en 9 maanden
  • 2018: 66 jaar
  • 2019-2021: 66 jaar en 4 maanden
  • 2022: 66 jaar en 7 maanden
  • 2023: 66 jaar en 10 maanden
  • 2024-2025: 67 jaar.

Na 2025 zal de AOW-leeftijd niet 1 jaar stijgen per jaar dat we langer leven, maar 8 maanden. De AOW-leeftijd blijft dus gekoppeld aan de levensverwachting, maar in mindere mate.

Voor een echtgenoot/partner die de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt, had een uitkeringsgerechtigde mogelijk recht op een toeslag, maar het inkomen van de partner is van invloed op de hoogte van de toeslag. Met ingang van 2015 is deze AOW-toeslag afgeschaft. Personen die zijn geboren vóór 1942 kunnen, op basis van een overgangsregeling, voor de periode tussen de 15e verjaardag en 1 januari 1957 extra verzekerde jaren toegekend krijgen. Van toekenning van extra pensioenjaren is sprake wanneer de desbetreffende persoon Nederlander is, en in Nederland woont, en gedurende 6 jaar na zijn 59ste verjaardag al dan niet onafgebroken in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba heeft gewoond.

In de tabel Personen met AOW-uitkering; geslacht, leeftijd en migratieachtergrond staan aantallen vanaf 2013. De tabellen ‘Personen met een uitkering’ (zie 4.1 Gerelateerde StatLine-tabellen) bevatten ook cijfers over personen met AOW vanaf 2013.
Het aantal AOW-uitkeringen wordt gepubliceerd in de kerncijfers (zie de gerelateerde tabellen) en is beschikbaar vanaf 1998-2006 (tot en met 3e kwartaal) op kwartaalbasis. Vanaf 2006 november op maandbasis. Vóór de introductie van StatLine was er sprake van diverse papieren publicaties met detailtabellen.