Tijdlijn Woningvoorraad

1946 Woningnood en wederopbouw

De Tweede Wereldoorlog (1940-1945) had grote schade aangericht aan de woningvoorraad in Nederland. In 1940 waren er nog 2,2 miljoen woningen. Tijdens de oorlog raakten meer dan 500 duizend woningen beschadigd, waarvan 90 duizend onherstelbaar en 390 duizend licht (NIOD, 2006). In de CBS-statistieken is dit terug te vinden als sloop in de jaren 1945-1947 en ‘administratieve ‘onttrekking’ in 1947 (CBS, 2025a). Na de oorlog begint de babyboom. De behoefte aan woonruimte is groot. 

Wassenaarseweg hoek Floris Grijpstraat te Den Haag, 1945

Kabinetscrisis

In 1947 werd er een volkstelling en een woningtelling gehouden om de woningvoorraad in kaart te brengen. Ook in 1956 was er een woningtelling, dit keer zonder volkstelling. In deze telling werd onder andere gekeken naar elektriciteitsaansluitingen, het aantal slaapruimten en alleenstaande bewoners. De woningnood was in die jaren een van de belangrijkste politieke thema’s. In 1956 was het woningtekort ongeveer 188 duizend woningen, oftewel 7,4 procent van de woningvoorraad. Als huishoudens die vrijwillig samenwoonden worden meegerekend, was het tekort zelfs 247 duizend woningen (9,7 procent). In 1960 leidde een conflict over woningbouw tot een kabinetscrisis (‘de Bouwcrisis’).

Pagina 23 uit het Statistisch zakboek 1962

Nieuwstraat gezien vanaf de Venestraat naar de hoek met de Damhouderstraat te Leidschendam, 1955.

In de jaren na de oorlog kwam de ‘wijkgedachte’ op als model voor nieuwbouwwijken. Wijken moesten een eigen gemeenschap vormen, met eigen voorzieningen (HCSW, 2007). Het idee was om  verschillende groepen te laten samenleven en met elkaar in contact te laten komen. Deze trend, aangestuurd door W.F. Geyl, was een voortzetting van de tuinstadgedachte van Ebenezer Howard. Deze nieuwe wijken waren ruim opgezet, met veel eengezinswoningen en openbaar groen. In 1955 plaatste de socioloog Jacques van Doorn kritische kanttekeningen bij het idee van ‘zelfstandige wijken’. Door de toegenomen welvaart en gemotoriseerd vervoer werden bewoners steeds mobieler, waardoor de eigen woonwijk minder relevant werd voor sociale interactie.

Gezicht op enkele nieuwbouwwoningen in de wijk Slotervaart te Amsterdam, 1956.

Rijk neemt voortouw in woningbouw

Ondanks (of dankzij) alle politieke onrust werd in 1960 een belangrijke stap gezet in het woningbeleid: de Eerste Nota Ruimtelijke Ordening werd aangenomen (Bruinsma & Koomen, 2018). Dit document legde de basis voor een gestructureerd nationaal ruimtelijk beleid, als reactie op de snelle verstedelijking en industrialisatie na de Tweede Wereldoorlog. De nadruk lag op het efficiënt beheren van de schaarse ruimte. In 1962 werd ook de Woningwet van 1901 vervangen door de ‘Woningwet 1962’, die in 1965 werd ingevoerd. Waar de Woningwet van 1901 zich richtte op het bouwen van woningen met meer dan één of twee vertrekken, legde de nieuwe wet de nadruk op het verbeteren van de kwaliteit van woningen en het zorgen voor voldoende, betaalbare woningen. De woningwet is sindsdien regelmatig aangepast, de meest recente versie is van 2022.

Omslag eerste Nota Ruimtelijke Ordening