4. Wat is een cao?
Een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) is een overeenkomst waarin afspraken worden vastgelegd die werkgevers- en werknemersorganisaties maken over de arbeidsvoorwaarden van werknemers in een bedrijf of bedrijfstak. Meestal is loon het belangrijkste onderwerp, maar ook over zaken als scholing, pensioenregeling of kinderopvang worden afspraken gemaakt. De eerste cao werd in Nederland in 1894 afgesloten. Amsterdamse diamantarbeiders hadden met een grote stakingsactie de werkgevers gedwongen afspraken te maken over de tarieven. De eerste landelijke cao kwam in 1914 tot stand, voor de grafische industrie. Sinds 1927 kent Nederland de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst. Hierin worden cao’s als volgt omschreven: ‘Onder collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan de overeenkomst, aangegaan door een of meer werkgevers of een of meer verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid van werkgevers en een of meer verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid van werknemers, waarbij voornamelijk of uitsluitend worden geregeld arbeidsvoorwaarden, bij arbeidsovereenkomsten in acht te nemen.’
Daarnaast kwam er in 1937 de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten. De eigenlijke doorbraak van cao’s vond plaats na de Tweede Wereldoorlog. Om de internationale concurrentiepositie van Nederland te verbeteren, wilde de regering de prijzen en lonen laag houden. De lonen werden gekoppeld aan de inflatie.
Als voor werkgevers en werknemers een cao geldt, zijn zij verplicht zich aan deze cao-afspraken te houden. In sommige cao’s is juist afgesproken dat afwijkingen wél zijn toegestaan, mits die in het voordeel van de werknemers zijn, bijvoorbeeld het uitbetalen van een hoger loon dan dat in de cao staat. De collectieve arbeidsvoorwaarden werken door in de individuele arbeidsovereenkomsten die werkgevers met werknemers afsluiten. Door een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten, hoeven werkgevers en werknemers niet voortdurend individueel te onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden.
Wat er allemaal in een cao wordt vastgelegd verschilt van cao tot cao. Naast cao’s met slechts enkele globale afspraken, zijn er ook cao’s met zeer gedetailleerde regelingen over tal van onderwerpen, zoals de inschaling van werknemers, de werktijden, vakantie, buitengewoon verlof, een ziektekostenvergoeding, ontslagprocedures enzovoort. En behalve reguliere cao’s waarin de primaire arbeidsvoorwaarden geregeld zijn, zijn er ook cao’s waarin alleen afspraken zijn vastgelegd over vervroegde uittreding, sociale fondsen of een sociaal plan (bijvoorbeeld bij een reorganisatie). Bij de cao-lonenstatistiek gaat het alleen om de reguliere cao’s.
Verder kan onderscheid gemaakt worden tussen cao’s voor individuele bedrijven (zoals ABN Amro en Philips) en bedrijfstakcao’s (horeca, ziekenhuizen). Maar er kunnen ook meerdere cao’s gelden binnen één bedrijf, bijvoorbeeld een aparte cao voor het hoger personeel naast een cao voor het overige personeel. En soms worden voor een groep bedrijven globale afspraken gemaakt in een raamcao, waarna bij de daaronder vallende individuele bedrijven of bedrijfsonderdelen nadere afspraken worden gemaakt met bijvoorbeeld de Ondernemingsraad, of wordt hiervoor nóg een cao afgesloten. Werkgevers- en werknemersorganisatie kunnen de cao aanmelden bij de Nederlandse Arbeidsinspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met het verzoek de cao (of een deel daarvan) algemeen verbindend te verklaren. Hiermee worden ook de werkgevers en werknemers in de desbetreffende bedrijfstak aan de cao gebonden, die deze overeenkomst niet meeondertekend hebben.
In cao’s wordt vastgelegd voor welke periode de afspraken gelden. Ook hierin zijn werkgevers- en werknemersorganisaties vrij om hun eigen afspraken te maken. Vandaar dat er zowel kortlopende cao’s zijn (met een looptijd van enkele maanden) als meerjarige cao’s. Aan het einde van de looptijd onderhandelen werkgevers- en werknemersorganisaties over nieuwe cao-afspraken. Deze onderhandelingen leiden soms pas tot overeenstemming nádat de oude cao al is afgelopen. Cao’s kunnen echter ook met terugwerkende kracht worden vastgesteld.
Ook voor de werknemers bij de overheid worden arbeidsvoorwaardenovereenkomsten afgesloten. De arbeidsrechtelijke positie van werknemers bij publiekrechtelijke instellingen was tot 2020 echter anders dan werknemers bij privaatrechtelijke bedrijven en instellingen. Formeel gesproken waren deze arbeidsvoorwaardenovereenkomsten bij de overheid daarom geen cao’s, maar zij werden in het spraakgebruik wel zo aangeduid. Bij de cao-lonenstatistiek werden de overheidscao’s in het verleden al meegeteld alsof het gewone cao’s waren.
Over het aantal cao’s in Nederland circuleren verschillende cijfers. Het CBS telt het aantal cao’s en het aantal banen van werknemers dat onder die cao’s valt, op basis van gegevens in de CBS-Polisadministratie, een bestand met alle banen van werknemers. De Polisadministratie is gebaseerd op de gegevens die werkgevers, veelal maandelijks, over al hun individuele werknemers opgeven aan de Belastingdienst. Met deze integrale CBS-Polisadministratie stelt het CBS onder meer de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL) samen (zie ook Banen van werknemers). Een van deze gegevens is de cao die op de afzonderlijke banen van toepassing is (direct of via een algemeen verbindendverklaring; ook indien een cao recent verlopen is, moet nog steeds de desbetreffende cao opgegeven worden, gedurende maximaal twee jaar). Hierbij moet gebruik gemaakt worden van de cao-codelijst van SZW/CBS, die jaarlijks wordt geactualiseerd. Deze lijst omvat naast de cao’s die bij het ministerie van SZW zijn aangemeld ook een beperkt aantal overige arbeidsvoorwaardenregelingen die strikt genomen geen cao’s zijn, maar waarin wel de primaire arbeidsvoorwaarden van werknemers zijn geregeld. Een voorbeeld hiervan is TNO, die geen cao heeft maar wel een eigen arbeidsvoorwaardenregeling. Oorspronkelijk werden ook de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren vastgesteld in rechtspositieregelingen, die pas in 2020 zijn omgezet in echte cao’s. De ingevulde cao-codes worden door het CBS niet actief gecontroleerd of gecorrigeerd. Hierdoor kan het voorkomen dat soms nog verouderde cao-codes worden opgegeven of dat werknemers ten onrechte zijn ingedeeld bij ‘geen reguliere cao van toepassing’.
Op basis van deze gegevens was in 2020 op 72,6 procent van de werknemersbanen een cao van toepassing; in 2010 was dat nog 76,7 procent. In totaal werden ruim 800 cao’s genoemd, waarvan er 600 betrekkingen hadden op minstens honderd werknemers. De cao’s die voor de grootste aantallen banen van werknemers gelden, zijn de cao’s voor Verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg en jeugdgezondheidszorg (VVT), Metaal en techniek, Uitzendkrachten en Horeca. Deze vier grote cao’s zijn goed voor een kwart van alle cao-werknemers.
Het aandeel werknemers dat valt onder een cao is het grootst in de bedrijfstakken openbaar bestuur, gezondheids- en welzijnszorg en onderwijs. In deze bedrijfstakken valt ruim 90 procent van de banen van werknemers onder een cao. Daarentegen is voor minder dan 20 procent van de banen een cao van kracht in de bedrijfstakken delfstoffenwinning, de informatie en communicatie en de specialistische zakelijke diensten. Mede doordat in de gezondheids- en welzijnszorg en het onderwijs naar verhouding meer vrouwen werken dan gemiddeld, vallen meer vrouwen onder een cao dan mannen: 77,4 procent tegen 68,1 procent.
Deze uitkomsten over het aandeel banen van werknemers die onder een cao vallen behoren niet tot de reguliere uitkomsten van de SWL. Over dit onderwerp wordt wel gepubliceerd in het hoofdstuk Lonen en loonkosten van de jaarlijkse CBS-publicatie De arbeidsmarkt in cijfers.
| Sbi 2008 | Banen | Wel cao | Geen cao | Aandeel banen met cao |
|---|---|---|---|---|
| x 1 000 | % | |||
| A-S Totaal | 8 391 | 6 090 | 2 301 | 72,6 |
| A Landbouw en visserij | 112 | 90 | 22 | 80,4 |
| B Delfstoffenwinning | 8 | 1 | 7 | 17,8 |
| C Industrie | 766 | 597 | 170 | 77,9 |
| D Energievoorziening | 29 | 23 | 5 | 81,2 |
| E Waterbedrijven en afvalbeheer | 36 | 28 | 8 | 78,4 |
| F Bouwnijverheid | 336 | 274 | 62 | 81,5 |
| G Handel | 1 411 | 1 002 | 409 | 71,0 |
| H Vervoer en opslag | 386 | 249 | 137 | 64,5 |
| I Horeca | 396 | 324 | 71 | 82,0 |
| J Informatie en communicatie | 290 | 53 | 237 | 18,3 |
| K Financiële dienstverlening | 274 | 126 | 148 | 45,9 |
| L Verhuur en handel van onroerend goed | 68 | 31 | 37 | 45,6 |
| M Specialistische zakelijke diensten | 531 | 102 | 429 | 19,2 |
| N Verhuur en overige zakelijke diensten | 973 | 730 | 243 | 75,0 |
| O Openbaar bestuur | 537 | 525 | 12 | 97,7 |
| P Onderwijs | 542 | 492 | 50 | 90,9 |
| Q Gezondheids- en welzijnszorg | 1 433 | 1 309 | 124 | 91,3 |
| R Cultuur, sport en recreatie | 133 | 62 | 71 | 46,4 |
| S Overige dienstverlening | 132 | 72 | 60 | 54,8 |
In 2023 heeft het CBS op verzoek van het ministerie van SZW ook gepubliceerd over het aantal werknemers dat wel of niet onder een cao valt (zie Werknemers naar soort cao en sbi naar achtergrondkenmerken, 2010-2022). Deze uitkomsten hebben betrekking op de hoofdbanen van werknemers (bij deze afleiding zijn de zelfstandigenbanen buiten beschouwing gelaten, er is per persoon alleen gekeken naar de werknemersbaan met het hoogste loon). Op basis van deze analyse blijkt dat in 2020 72,5 procent van de 7 969 duizend werknemers onder de werkingssfeer van een cao viel.