Auteur(s): Annika van den Brink, Laura Geurts, Maria José Linders, Sebastiaan Mantel en Reinoud Segers
De invloed van RED III op berekeningen hernieuwbare energie

8. Hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving – artikel 15a

In RED III is een specifiek doel opgenomen om hernieuwbare energie in gebouwen te stimuleren. Dit is een indicatief doel.

Gebouwen zijn geen aparte categorie in de bestaande energiestatistieken, omdat het onpraktisch (duur en administratief belastend) is om informatie over energieverbruik van gebouwen te verzamelen. In de RED is er daarom voor gekozen om het energieverbruik van gebouwen te benaderen door te kijken naar sectoren waar het energieverbruik in belangrijke mate gedomineerd wordt door het verbruik voor gebouwen: de woningen en de diensten. Deze benadering lijkt erg op het concept ‘gebouwde omgeving’ zoals die gebruikt voor het nationale energie- en klimaatbeleid. Een verschil is wel dat de sector ‘Afval en water’ in de standaard internationale energiestatistieken als dienst wordt gezien, terwijl deze nationaal apart wordt gezien en bij de sectorindeling voor het nationale beleid bij de industrie wordt geteld.

De grondslag (de noemer in de berekening) is het finale energieverbruik van de sectoren woningen en diensten. Dit is direct af te leiden uit bestaande internationale energiestatistieken.

De berekening van de teller bestaat uit vier componenten:

  • Direct finaal energieverbruik van hernieuwbare energie van woningen en diensten, anders dan elektriciteit en aangekochte warmte
  • Hernieuwbare koeling in woningen en diensten
  • Het hernieuwbare deel van aangekochte warmte
  • Het hernieuwbare deel van finaal verbruik van elektriciteit

Direct finaal energieverbruik van hernieuwbare energie van woningen en diensten, anders dan elektriciteit en aangekochte warmte

Dit betreft vooral het (directe) finale verbruik van biomassa en omgevingswarmte, zoals gerapporteerd in de jaarlijkse vragenlijst over hernieuwbare energie. In principe gelden binnen de RED III duurzaamheidscriteria voor alle vloeibare biomassa en voor vaste en gasvormige biomassa die verbruikt wordt in installaties boven een bepaalde omvang in termen van vermogen. Omdat er verwacht wordt dat de invloed van deze criteria gering zal zijn vanwege de doorgaans kleine schaal van de installaties, wordt de duurzaamheid voor deze post voor het specifieke doel voor de gebouwen niet in rekening gebracht.

Hernieuwbare koeling in woningen en diensten

Het gaat hier om de koeling berekend zoals voorgeschreven door de Europese Commissie (2022). Het CBS (2025) beschrijft hoe het CBS dit voor Nederland heeft geïmplementeerd.

Het hernieuwbare deel van aangekochte warmte

In de standaard energiestatistieken volgens de verordening over energiestatistieken wordt vastgelegd hoeveel aangekochte warmte er wordt gebruikt door de woningen en diensten. Deze hoeveelheid wordt vermenigvuldigd met het aandeel hernieuwbare warmte van alle verkochte warmte in Nederland. De reden voor deze keuze is dat alleen bij de productie van verkochte warmte de energiebron wordt vastgelegd in de energiestatistieken. De totale hoeveelheid verkochte warmte komt ook uit de standaard energiestatistieken. Voor de productie van hernieuwbare verkochte warmte wordt voor biomassa gebruik gemaakt van informatie uit SHARES, omdat alleen warmte uit biomassa meetelt waarvan de biomassa voldoet uit de duurzaamheidscriteria uit RED III. Voor andere hernieuwbare energiebronnen komt de informatie weer uit de standaard energiestatistieken.

Het hernieuwbare deel van finaal verbruik van elektriciteit

Om Het hernieuwbare deel van finaal verbruik van elektriciteit te berekenen is een benadering gekozen die voortborduurt op die voor aangekochte warmte, met nog een extra complexiteit. Als eerste stap in de berekening wordt namelijk gekeken naar elektriciteit die zelf is opgewekt en verbruikt door woningen en diensten. Hierover is sinds verslagjaar 2022 informatie beschikbaar in de internationale energiestatistieken.

Zelf geproduceerde en geconsumeerde elektriciteit uit hernieuwbare bronnen (zoals zon) telt volledig als hernieuwbaar. Zelf geproduceerde en geconsumeerde elektriciteit uit niet- hernieuwbare bronnen (zoals aardgas) telt volledig als niet-hernieuwbaar.

Voor het deel van de finaal verbruikte elektriciteit dat niet uit eigen productie komt is het aandeel hernieuwbaar gelijk aan dat van de landelijke productie volgens definities van de RED (dus inclusief normalisatie voor wind en met alleen elektriciteit uit duurzame biomassa), waarbij de bijdragen van zelf geproduceerde en verbruikte elektriciteit buiten beschouwing wordt gelaten. Daarbij wordt net als op andere plekken in RED III gebruik gemaakt van het aandeel hernieuwbare elektriciteit als gemiddelde van de twee jaren voorafgaand aan het verslagjaar.

Uitkomsten

8.1 Hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving volgens RED III
202120222023
Totaal finaal energieverbruik hernieuwbare energie gebouwen (PJ)108129146
Totaal finaal energieverbruik gebouwen (PJ)705628586
% hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving15,320,524,9
Bron: CBS

In tabel 8.1 wordt het aandeel hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving volgens de RED III getoond. De belangrijkste bron van hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving is hernieuwbare elektriciteit. Dit is een bron die snel gegroeid is de door de toename van het totale aandeel hernieuwbare elektriciteit. Het totale finale energieverbruik door gebouwen is juist flink gedaald, vanwege omdat er minder aardgas is verbruikt door de hoge prijzen en de relatief zachte winters in 2022 en 2023. Daardoor is het aandeel hernieuwbare energie in het finale energieverbruik van gebouwen gestegen naar 25 procent in 2023.