5. Hernieuwbare elektriciteit – artikel 7.2
De RED heeft nooit een doelstelling voor hernieuwbare elektriciteit gekend, maar bevat wel een definitie van hernieuwbare elektriciteit en lidstaten moeten dit monitoren en rapporteren. De definitie van hernieuwbare elektriciteit is niet gewijzigd in de RED III ten opzichte van de RED II.
Het bruto eindverbruik van hernieuwbare elektriciteit volgens de RED is gelijk aan de bruto binnenlandse elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen. Dit is de productie zonder aftrek van het eigen elektriciteitsverbruik van de elektriciteit producerende installatie. Voor windenergie en waterkracht vindt een normalisatie plaats om te corrigeren voor de fluctuaties in het aanbod. Het groene gas dat ingevoegd wordt in het aardgasnet levert ook een (kleine) bijdrage aan de hernieuwbare elektriciteitsproductie.
Om het aandeel hernieuwbare elektriciteit te berekenen wordt het bruto eindverbruik van hernieuwbare elektriciteit gedeeld door het totale binnenlandse elektriciteitsverbruik.
De enige verandering in de berekening van hernieuwbare elektriciteit volgens RED III is het gebruik ervan voor de productie van hernieuwbare brandstoffen van niet-biogene oorsprong (RFNBO’s). De hernieuwbare elektriciteit die hiervoor wordt ingezet, zoals bij de elektrolyse van waterstof, wordt afgetrokken van de totale hernieuwbare elektriciteitsproductie. De geproduceerde RFNBO’s worden vervolgens toegerekend aan de toepassing waarvoor ze worden verbruikt, dit kan elektriciteit zijn, warmte en koude, of vervoer.
Meer details over de rekenwijze en uitkomsten van hernieuwbare elektriciteit volgens de RED zijn te zien in 2. Algemene overzichten | CBS