3. Waterstof
In RED III zijn ambitieuze doelstellingen afgesproken voor hernieuwbare waterstof. Daarbij wordt vaak niet expliciet over waterstof gesproken, maar over RFNBO (Renewable Fuels of Non-Biological Origin). Zowel voor de industrie als voor vervoer is er een doel op het gebied van RFNBO. Voor beide sectoren geldt dezelfde definitie van een RFNBO. Deze wordt besproken in paragraaf 3.1. Daarbij zijn er afspraken over hoe verbruikte RFNBO’s worden gealloceerd naar de industrie of vervoer. Vooral bij raffinaderijen is dat belangrijk. Dit wordt besproken in 3.2.
De grondslag van de doelen in de industrie en vervoer zijn verschillend gedefinieerd. Het doel voor RFNBO in de industrie wordt besproken in hoofdstuk 9 en de doelen voor RFNBO voor vervoer in hoofdstuk 7.
3.1 Definitie RFNBO
In de huidige praktijk zijn RFNBO’s gelijk aan hernieuwbare waterstof (waterstof gemaakt van hernieuwbare elektriciteit), of chemische verbindingen tussen hernieuwbare waterstof en koolstof of stikstof, zoals methanol, methaan of ammoniak. Dergelijke brandstoffen worden ook wel e-fuels genoemd, omdat (hernieuwbare) elektriciteit de bron van de energie-inhoud is. In artikel 2.36 van RED III staat de formele definitie van RFNBO.
Merk op dat alleen vloeibare en gasvormige brandstoffen mee kunnen tellen als RFNBO. Natrium (uit natronloog (NaOH) en waterstof) is bijvoorbeeld uitgesloten van de definitie, want natrium is een vaste stof. Waterstof uit natrium en water kan wel meetellen als RFNBO, als aan de voorwaarden is voldaan.
Voorwaarden voor RFNBO
Brandstofproducenten kunnen aantonen dat een brandstof een geldige RFNBO (conform RED III) is door gebruik te maken van een vrijwillig systeem dat gedefinieerd is in de RED. In de praktijk betekent dit dat er certificaten worden uitgereikt als er aan de voorwaarden voor RFNBO wordt voldaan.
Voorwaarden voor elektriciteit
Er gelden een aantal voorwaarden om vast te stellen of elektriciteit voor RFNBO als volledig hernieuwbaar kan worden beschouwd. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in artikel 27(6) en verder uitgewerkt in de gedelegeerde verordening 2023/1184 (Europese Commissie, 2023b). In het kort gaat het om de volgende eisen:
- of de elektriciteit is rechtstreeks verkregen uit hernieuwbare-elektriciteitsopwekking;
- of de elektriciteit komt van het elektriciteitsnet en
- of het aandeel hernieuwbare elektriciteit is zeer hoog.
- of de emissie-intensiteit van elektriciteit is zeer laag.
- of de productie van de RFNBO zorgt ervoor dat hernieuwbare-elektriciteitsopwekking niet hoeft te worden afgeschakeld door te veel (lokaal) elektriciteitsaanbod.
- of als is voldaan aan de voorwaarden voor additionaliteit van en tijdelijke correlatie en geografische correlatie met hernieuwbare-elektriciteitsopwekking, waarvoor een power purchase agreement is gesloten.
Mocht er een deel van het elektriciteitsgebruik niet aan bovenstaande eisen voldoen, dan kan dit aandeel toch als hernieuwbaar worden toegekend, op basis van het aandeel hernieuwbare elektriciteit van twee verslagjaren eerder. In het geval van Nederland is het echter de komende jaren onmogelijk om volledig gebruik te maken van de allocatie op basis van het aandeel hernieuwbare elektriciteit, vanwege de eis om CO2 te besparen zoals besproken in de volgende paragraaf.
Voorwaarden voor CO2-besparing
Naast de hierboven genoemde voorwaarden voor hernieuwbare elektriciteit voor RFNBO geldt er op basis van artikel 29a ook een eis voor de CO2-reductie . Deze eis komt erop neer dat met het verbruik van RNFBO een CO2-reductie van 70 procent moet worden behaald ten opzichte van een vastgesteld fossiel gebruikte brandstof met een uitstoot van 94 CO2-equivalenten per MJ in de keten. In de gedelegeerde verordening 2023/1185 (Europese Commissie, 2023c) wordt deze rekenmethode toegelicht.
Voor een gedetailleerd overzicht, voorbeeldberekeningen en praktische uitwerking in Nederland zie: How to become RFNBO-certified.
Het op deze wijze vastleggen van de productie en handel in RFNBO zal geen onderdeel zijn van de gewone energiestatistieken, die gebaseerd zijn op fysieke stromen vaststellen. In SHARES moeten landen direct het verbruik van RFNBO per sector opgeven. Het CBS gaat er vanuit dat het vastleggen van het verbruik van RFNBO volgens RED-definities zal plaatsvinden binnen nationale en Europese administratieve systemen voor het afdwingen van verplichtingen en subsidieverstrekking.
3.2 Toewijzing van waterstof en RFNBO in raffinaderijen
Er zijn aparte doelstellingen voor verbruik van RFNBO in industrie en vervoer. Raffinaderijen vallen binnen de industrie in de RED, maar leveren belangrijke brandstoffen voor vervoer. De afspraak binnen de RED is dat RFNBO die verbruikt is voor het maken van transportbrandstoffen meetelt bij vervoer, en dat alle overige RFNBO meetelt bij industrie.
Voor de allocatie van waterstof naar industrie en vervoer wordt de energie-inhoud van per verkocht eindproduct, geproduceerd met waterstof als grondstof (tenzij deze waterstof een bijproduct was), per jaar verdeeld (Europese Commissie, 2024b). Als een raffinaderij geen duidelijkheid kan geven over de verdeling tussen vervoer en industrie, mag de verdeling op EU-niveau worden gebruikt als substituut.
Voor de verdeling van RFNBO mag per raffinaderij de verdeling op EU-niveau van raffinageproducten in het algemeen naar industrie en vervoer gebruikt worden. Deze verdeling mag niet zorgen voor een groter aantal petajoule RFNBO voor de industrie voor een specifieke raffinaderij dan het aantal petajoule waterstof voor de industrie dat is vastgesteld door de verdeling van waterstof naar industrie en vervoer (Europese Commissie, 2024b).