2. Achtergrond
2.1 Geschiedenis van de RED
De eerste RED stamt uit 2009 en bouwde enigszins voort op de toen geldende EU-richtlijnen voor stimulering van productie van hernieuwbare elektriciteit (Europees Parlement en de Raad, 2001) en biobrandstoffen voor vervoer (Europees Parlement en de Raad, 2003). In deze eerste versie van de RED waren er bindende doelen voor 2020 voor het aandeel hernieuwbare energie (verschillend per land) en een bindend doel voor het aandeel hernieuwbare energie voor vervoer (voor alle landen hetzelfde).
Het doel voor de hele EU was 20 procent hernieuwbare energie in 2020. In 2015 is deze eerste versie aangepast, met name naar aanleiding van politieke discussie en voortschrijdende inzichten over de duurzaamheid van vloeibare biobrandstoffen. Daardoor kwamen er strengere eisen voor de duurzaamheid van vloeibare biomassa en een apart doel voor zogenaamde geavanceerde biobrandstoffen gemaakt uit grondstoffen met een beperkte invloed op het milieu.
De tweede versie van richtlijn (RED II) stamt uit 2018 en hierin zijn doelen afgesproken voor de periode 2021 tot en met 2030. RED II was uitgebreider dan RED I. Er was nog steeds een doel voor het totale aandeel hernieuwbare energie voor 20230 (volgens bijna dezelfde definitie als in RED I) maar de verdeling over de lidstaten was niet vastgelegd in de richtlijn. Voor de gehele EU was het doel 32 procent hernieuwbare energie. Ook was er nog steeds een doel voor hernieuwbare energie voor vervoer tot 2030 met een aangepaste rekenwijze om hernieuwbare elektriciteit voor vervoer en biobrandstoffen gemaakt uit afval mee te tellen.
Nieuw in de RED II was een apart doel voor hernieuwbare warmte, en ook hernieuwbare koude mocht nu meetellen. Vanaf RED II is het ook mogelijk om hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong mee te tellen (RFNBO, in de praktijk vaak waterstof gemaakt uit elektrolyse op basis van hernieuwbare elektriciteit). In Nederland komt dit nog niet voor.
Al snel nadat RED II af was nam het gevoel van urgentie voor energie- en klimaatbeleid toe. Dit leidde tot RED III, dat in 2023 werd vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad. RED III loopt, net als RED II, voor een groot deel tot en met 2030. Het doel voor hernieuwbare energie totaal is bijgesteld naar 42,5 procent. Het doel voor hernieuwbare warmte is nu bindend.
Een nieuw bindend doel richt zich op hernieuwbare waterstof in de industrie. Daarnaast zijn er ook nieuwe indicatieve doelen voor hernieuwbare energie in de industrie en de bebouwde omgeving. Bij het transportdoel telt de internationale zeevaart nu ook mee, en is de rekenwijze voor het aandeel hernieuwbare energie opnieuw op een aantal punten aangepast. Ook voor de doelstelling voor totaal hernieuwbare energie en het aandeel hernieuwbare warmte zijn er zaken veranderd in de rekenwijze. Deze wijzigingen worden verderop in deze publicatie toegelicht.
2.2 Wijze van vastleggen van de rekenwijze voor de doelen uit de RED
In de RED spelen deze doelen een belangrijke rol. De wettelijke tekst van de RED is in principe leidend in hoe de doelen berekend moeten worden. Toch is er altijd nog wel enige, en soms meer ruimte in de vertaalslag van de tekst naar concrete berekening. Belangrijk bij deze vertaalslag is dat de RED verwijst naar de EU verordening van energiestatistieken. Deze verordening is de wettelijke verankering van de al decennia bestaande praktijk van de internationale energiestatistieken, waarin ook het Internationaal Energieagentschap (IEA) en de VN een belangrijke rol spelen.
Om de vertaalslag van de bestaande energiestatistieken naar de RED-doelen te maken heeft Eurostat de zogenaamde SHARES (SHort Assesment of Renewable Energy Sources) tool ontwikkeld. Input voor deze tool zijn de data die lidstaten al opsturen naar Eurostat voor de verordening van energiestatistieken. Dit wordt aangevuld met informatie die nodig is om de berekeningen in het kader van de RED te maken, maar die niet aanwezig is in de verordening van de energiestatistieken. Een belangrijk voorbeeld hiervan is informatie over de duurzaamheid van biomassa, waarover de EU gedetailleerde specifieke afspraken heeft gemaakt die niet terugkomen in de reguliere energiestatistieken, omdat die gebaseerd zijn op wereldwijde kaders.
Uitkomsten van deze tool zijn kwantitatieve indicatoren voor de doelen uit de RED. De tool is gemaakt in Excel en iedereen kan de gebruikte formules zien. De bijbehorende handleiding, opgesteld door Eurostat in samenspraak met DG Energie, (Directoraat Generaal Energie, departement van de Europese Commissie) geeft uitleg over de berekeningen en de wijze van invullen. De tool zorgt voor transparantie, harmonisatie en efficiëntie van de berekeningen.
Bij elke aanpassing van de RED wordt de rekentool aangepast door Eurostat in samenspraak met DG Energie, waarbij de conceptversies worden voorgelegd aan vertegenwoordigers van de organisaties die per lidstaat de energiestatistieken maken.
Het komt ook voor dat de wettelijk tekst van de RED en de logica van de energiestatistieken niet voldoende zijn om af te leiden hoe zaken het beste geïnterpreteerd moeten worden. De te maken keuze is dan meer politiek van aard en vloeit soms ook voort uit discussies tijdens politieke onderhandelingen bij het tot stand komen van de RED. In die gevallen worden de keuzes door DG Energie vaak gemaakt na overleg met ministeries van de lidstaten. Soms ontstaan er ook tussentijds voortschrijdende inzichten over de interpretatie van de RED, die Eurostat dan verwerkt in de tool. De tool zelf, de handleiding en de uitkomsten zijn beschikbaar op de website van Eurostat. Voor Nederland publiceert CBS deze cijfers op StatLine - Hernieuwbare energie; verbruik naar energiebron, techniek en toepassing.