Auteur: André Mares
De Nederlandse economie in 2023

2. Economische groei en bestedingen

De Nederlandse economie is in 2023, voor prijsveranderingen gecorrigeerd, met 0,1 procent gegroeid. Dat was een stuk minder dan in 2021 en 2022, toen de economie met een groei van respectievelijk 6,2 en 4,3 procent sterk herstelde van de coronapandemie in 2020. Twee jaar op rij met deze groeicijfers waren deze eeuw nog niet voorgekomen. De bescheiden groei in 2023 ging samen met een hoge inflatie en een gestegen rente. Verder was het volume van de wereldhandel lager dan in 2022.

Vorig jaar was het eerste jaar sinds 2020 zonder lockdowns en coronamaatregelen. Toch had corona nog wel een positief effect op het groeicijfer van 2023. Want in 2022 gold er tot halverwege januari in Nederland nog een harde lockdown. Daarna werd de samenleving geleidelijk opengesteld en in maart 2022 vervielen de laatste coronamaatregelen. 

De economie kan groeien doordat er meer wordt gewerkt en/of doordat werkenden productiever zijn geworden. In 2023 was de groei van de economie volledig toe te schrijven aan een stijging van de werkgelegenheid. De arbeidsproductiviteit, hier berekend als het bbp per gewerkt uur, was 0,6 procent lager dan in 2022. De toename van het aantal gewerkte uren kwam uit op 0,7 procent. 

Figuur 2.1 Bruto binnenlands product (volume), arbeidsproductiviteit en gewerkte uren
JaarBbp (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Arbeidsproductiviteit (% verandering t.o.v. een jaar eerder)Gewerkte uren (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
20101,32,1-0,7
20111,60,60,9
2012-1-0,1-0,9
2013-0,10,8-0,9
20141,40,70,7
2015211
20162,2-0,22,3
20172,90,52,3
20182,4-0,32,7
20192-0,72,6
2020-3,90,1-4
20216,22,83,3
20224,30,43,9
20230,1-0,60,7

Het bbp daalde in de eerste drie kwartalen van 2023 met respectievelijk 0,5 procent, 0,4 procent en 0,3 procent ten opzichte van het voorgaande kwartaal. In het vierde kwartaal steeg het bbp weer met 0,3 procent. Drie kwartalen achter elkaar met krimp ten opzichte van een kwartaal eerder komt zelden voor. De laatste keer was tijdens de kredietcrisis in 2008 en 2009. Toen daalde het bbp in de laatste twee kwartalen van 2008 en in het eerste kwartaal 2009. De totale krimp in die drie kwartalen was wel groter dan in de eerste drie kwartalen van 2023.

Ondanks drie kwartalen waarin de economie kromp, was het totale bbp in 2023 iets groter dan in 2022. Dat komt doordat het bbp in het vierde kwartaal 2022 hoger was dan gemiddeld in 2022. Dat wordt het overloopeffect genoemd, het verschil tussen het bbp in het laatste kwartaal van het jaar en het gemiddelde bbp van dat jaar. Doordat het bbp na het vierde kwartaal 2022 drie kwartalen achter elkaar daalde, was het bbp in het vierde kwartaal 2023 wel lager dan in het vierde kwartaal 2022.

Figuur 2.2 Bruto binnenlands product (volume)
Perioden  % (% verandering t.o.v. kwartaal eerder)
20081e kwartaal0,3
20082e kwartaal0,5
20083e kwartaal-0,1
20084e kwartaal-0,7
20091e kwartaal-3,6
20092e kwartaal0
20093e kwartaal0,4
20094e kwartaal0,6
20101e kwartaal-0,2
20102e kwartaal0,4
20103e kwartaal0,4
20104e kwartaal1,1
20111e kwartaal0,6
20112e kwartaal-0,1
20113e kwartaal0
20114e kwartaal-0,6
20121e kwartaal-0,2
20122e kwartaal0,1
20123e kwartaal-0,4
20124e kwartaal-0,7
20131e kwartaal0,3
20132e kwartaal-0,2
20133e kwartaal0,6
20134e kwartaal0,6
20141e kwartaal-0,1
20142e kwartaal0,6
20143e kwartaal0,3
20144e kwartaal0,9
20151e kwartaal0,6
20152e kwartaal0,3
20153e kwartaal0,3
20154e kwartaal0
20161e kwartaal0,9
20162e kwartaal0,2
20163e kwartaal1,1
20164e kwartaal0,8
20171e kwartaal0,5
20172e kwartaal0,9
20173e kwartaal0,7
20174e kwartaal0,7
20181e kwartaal0,5
20182e kwartaal0,7
20183e kwartaal0,1
20184e kwartaal0,5
20191e kwartaal0,8
20192e kwartaal0,3
20193e kwartaal0,2
20194e kwartaal0,6
20201e kwartaal-1,3
20202e kwartaal-8,3
20203e kwartaal6,4
20204e kwartaal0,6
20211e kwartaal1,2
20212e kwartaal3
20213e kwartaal2,1
20214e kwartaal0,7
20221e kwartaal0,5
20222e kwartaal1,7
20223e kwartaal0,2
20224e kwartaal0,6
20231e kwartaal-0,5
20232e kwartaal-0,4
20233e kwartaal-0,3
20234e kwartaal0,3

Het bbp is opgebouwd uit de consumptie van huishoudens, de overheidsconsumptie, de investeringen en de uitvoer minus de invoer (de handelsbalans). Net als het bbp was het volume van bijna alle bestedingscategorieën aan het eind van 2023 lager dan in het begin. Dat gold vooral voor de uitvoer van goederen en diensten en de investeringen in vaste activa. De consumptie door huishoudens daalde ook in de eerste drie kwartalen, maar die daling werd in het vierde kwartaal nog bijna goedgemaakt, doordat consumenten weer substantieel (1,8 procent) meer kochten dan een kwartaal eerder. Alleen de overheidsconsumptie nam in 2023 gestaag toe.

De overheidsconsumptie is van alle bestedingen ook het sterkst toegenomen ten opzichte van het vierde kwartaal 2019. Verder valt op dat de investeringen in vaste activa eind 2023 slechts iets boven het niveau van voor corona lagen. Het bbp was 6 procent groter dan in het vierde kwartaal van 2019. De cijfers zijn voor seizoeneffecten en prijsveranderingen gecorrigeerd. 

Figuur 2.3 Bestedingen naar categorie (volume, seizoen- en werkdaggecorrigeerd)
   Consumptie overheid (2019-IV=100)Uitvoer goederen en diensten (2019-IV=100)Consumptie huishoudens (2019-IV=100)Investeringen (2019-IV=100)
4e kwartaal100100100100
20201e kwartaal100,59997,7100,6
20202e kwartaal98,388,786,791,1
20203e kwartaal102,395,19496,6
20204e kwartaal102,497,393,898,2
20211e kwartaal103,9100,590,4100,2
20212e kwartaal106,5102,196,399,2
20213e kwartaal106,2104,4100,998,6
20214e kwartaal107,1103,610199,7
20221e kwartaal106,5105,5101,799
20222e kwartaal107,1107,9103102,1
20223e kwartaal107,8107,8104101
20224e kwartaal109,1108,4105,2102,8
20231e kwartaal109,5108,2104,8104,8
20232e kwartaal110,5106,8103,1104,8
20233e kwartaal111,6104,7102,9102,2
20234e kwartaal112,1105104,7100,1

De consumptie door de overheid droeg ook het meest bij aan de jaargroei van 0,1 procent in 2023. Daarnaast leverden de investeringen en de consumptie door huishoudens een positieve bijdrage. De bijdrage van het handelssaldo was echter negatief. Zowel de uitvoer als de invoer van goederen en diensten was lager dan in 2022. 

De overheidsconsumptie groeide in 2023 met 3 procent ten opzichte van 2022. Dat is vooral  toe te schrijven aan hogere uitgaven van het Rijk en gemeenten, en hogere zorgkosten, onder meer door hogere personeelskosten. 

Huishoudens consumeerden vorig jaar meer dan een jaar eerder, maar de groei viel terug van 6,6 procent in 2022 naar 0,4 procent in 2023. In 2022 was de consumptie door huishoudens ondanks een hoge inflatie nog de groeimotor. Huishoudens gaven vorig jaar, voor prijsveranderingen gecorrigeerd, meer uit aan diensten zoals horeca, recreatie, cultuur, vervoer en communicatie. De groei van de consumptie van diensten in 2023 was wel een stuk lager dan in 2022.

Aan goederen gaven consumenten net als in 2022 minder uit dan een jaar eerder. Ze kochten minder voedings- en genotmiddelen dan in 2022. Ook aan duurzame goederen, vooral aan spullen voor de woning, gaven huishoudens minder uit dan een jaar eerder. Verder verbruikten huishoudens vorig jaar 11 procent minder aardgas dan in 2022, hoewel de winters wat temperatuur betreft vergelijkbaar waren. Wel waren de gasprijzen in 2023 in verhouding nog hoog. 

In 2023 zijn de investeringen in vaste activa met 1,8 procent gegroeid. Er werd vooral meer geïnvesteerd in personenauto’s, overig wegvervoer (opleggers, vrachtwagens, etc.), vliegtuigen en machines. De investeringen in woningen waren echter lager dan in 2022.

De uitvoer van goederen en diensten kromp in 2023 met 1,3 procent. Er zijn met name minder goederen uitgevoerd. Vooral de export van chemische producten, voedings- en genotmiddelen, metaal, rubber en kunststof droeg bij aan de krimp. De bijdrage van de export van machines en aardolieproducten was het meest positief. De export van Nederlands fabricaat kromp met 2,8 procent, de wederuitvoer (de uitvoer van eerder ingevoerde producten) kwam 0,6 procent lager uit. 

Uit de wereldhandelsmonitor van het Central Planbureau blijkt dat het wereldhandelsvolume in 2023 bijna 2 procent lager was dan in 2022. Daarnaast werden Nederlandse producenten in de loop van 2023 steeds negatiever over hun buitenlandse orders. Ook daalde bij Nederlands belangrijkste handelspartner, Duitsland, de productie van de industrie en het producentenvertrouwen in 2023. 

De invoer van goederen en diensten was 0,8 procent lager dan een jaar eerder. De daling van de uitvoer was groter dan die van de invoer. Hierdoor had het handelssaldo een negatieve bijdrage aan de economische groei. 

Figuur 2.4 Bestedingen naar categorie (volume)
Categorie2023 (% verandering t.o.v. jaar eerder)2022 (% verandering t.o.v. jaar eerder)
Bruto binnenlands product0,14,3
Invoer goederen en diensten-0,83,8
Consumptie overheid31,6
Investeringen in vaste activa1,81,8
Consumptie huishoudens0,46,6
Uitvoer goederen en diensten-1,34,5