Auteur: André Mares
De Nederlandse economie in 2023

4. Bedrijven en instellingen

Alles wat in Nederland aan waarde wordt toegevoegd door middel van productie telt op tot het bbp in basisprijzen. De bruto toegevoegde waarde (het verschil tussen productie en verbruik van energie, materialen en diensten) van bedrijven en instellingen groeide in 2023 met 0,2 procent. De toegevoegde waarde van bedrijven plus het saldo van productgebonden belastingen en subsidies telt op tot het bbp in marktprijzen, waarmee de groei van de economie wordt berekend. 

De bedrijfstak overheid, onderwijs en zorg (vooral overheid en zorg) en de zakelijke dienstverlening droegen van alle bedrijfstakken het meest bij aan de groei van de economie in 2023. Deze bedrijfstakken groeiden weliswaar niet het hardst, maar drukten vanwege hun omvang een grote stempel op de economische ontwikkeling. De delfstoffenwinning en de bedrijfstak handel, horeca, vervoer en opslag leverden de grootste negatieve bijdrage.

Figuur 4.1 Toegevoegde waarde naar bedrijfstak (volume, basisprijzen)
 2023 (% verandering t.o.v. jaar eerder)2022 (% verandering t.o.v. jaar eerder)
Cultuur, sport, recreatie
en overige diensten
625,9
Energiebedrijven2,95,9
Verhuur en handel onroerend goed2,84,2
Bouwnijverheid2,52,9
Zakelijke dienstverlening2,58,9
Overheid, onderwijs en zorg2,52,6
Informatie en communicatie-0,13,8
Industrie-0,63,8
Handel, horeca, vervoer en opslag-1,86,7
Landbouw, bosbouw en visserij-2,2-2,9
Financiële instellingen-4-0,5
Water en afval-4,1-4,7
Delfstoffenwinning-29,4-11,7

De toegevoegde waarde van de bedrijfstak cultuur, sport, recreatie en overige diensten groeide in 2023 met 6 procent het hardst van alle bedrijfstakken. In 2022 groeide deze bedrijfstak ook het hardst van alle bedrijfstakken. Toen was de groei 25,9 procent. Die sterke groei volgde op de forse krimp in 2020 en de kleine groei in 2021. De toegevoegde waarde van deze bedrijfstak lag in 2023 ongeveer 7 procent boven het niveau van voor corona.

De zakelijke dienstverlening groeide in 2023 met 2,5 procent. Vooral de specialistische zakelijke dienstverlening (zoals management- en adviesbureaus, en architecten- en ingenieursbureaus) en de reisbranche droegen bij aan de economische groei in 2023. In de bedrijfstak handel, horeca, vervoer en opslag lag de toegevoegde waarde vorig jaar 1,8 procent lager dan in 2022. Dat is toe te schrijven aan de branche vervoer en opslag. De toegevoegde waarde van de horeca groeide wel. 

De krimp van de goederenexport is terug te zien in de productie van de industrie. In 2023 was de toegevoegde waarde van de industrie 0,6 procent lager dan in 2022. Deze krimp volgt op twee jaar met groei. Ondanks materiaaltekorten en leveringsproblemen veerde de industrie in 2021 krachtig op van de coronadip in 2020. In 2022 zette de groei door, vooral door sterke groeicijfers van de machine-industrie. 

Ook in 2023 noteerde de machine-industrie een vergelijkbare groei als in de voorgaande twee jaar. De krimp van de productie vorig jaar is vooral toe te schrijven aan de chemische, de metaal- en de rubber- en kunststofindustrie. De industrie had in 2023 onder meer te maken met een teruglopende vraag, personeelstekorten, een hoge rente en nog steeds relatief hoge energieprijzen. De export van Nederlands product kromp in 2023 met 2,8 procent. Het producentenvertrouwen is sinds april 2023 negatief. Fabrikanten waren vooral negatief over hun orderportefeuille en voorraden gereed product. 

Figuur 4.2 Toegevoegde waarde industrie (volume, basisprijzen)
JaarProductie (% verandering t.o.v. jaar eerder)
2020-2,3
202110,4
20223,8
2023-0,6

In 2023 zijn, niet gecorrigeerd voor zittingsdagen, 3.272 bedrijven en instellingen, inclusief eenmanszaken, failliet verklaard. Dat is 52 procent meer dan in 2022. Toen bedroeg het aantal faillissementen 2.145. In vrijwel alle bedrijfstakken gingen er meer bedrijven failliet dan in 2022. Het aantal faillissementen in 2023 was echter nog steeds lager dan in 2019, het laatste volledige jaar voor corona. 

De piek in het aantal faillissementen, van 9.431, werd tijdens de eurocrisis in 2013 bereikt. Het laagste aantal sinds de start van de statistiek in 1981 werd in 2021 genoteerd, namelijk 1.818. Dat in coronatijd relatief weinig bedrijven failliet werden verklaard, is niet los te zien van de noodsteun van de overheid.

Figuur 4.3 Aantal faillissementen van bedrijven en instellingen (incl. eenmanszaken)
JaarAantal
20107147
20116883
20128346
20139431
20147621
20156006
20165012
20173867
20183633
20193792
20203177
20211818
20222145
20233272

Het vertrouwen van het niet-financiële bedrijfsleven is al negen achtereenvolgende kwartalen negatief. Ook aan het begin van 2024 waren ondernemers negatief, maar minder dan in de voorgaande zeven kwartalen. In bijna alle bedrijfstakken was het vertrouwen negatief. Alleen ondernemers in de informatie en communicatie en de zakelijke dienstverlening waren licht positief gestemd. Het ondernemersvertrouwen geeft de stemming van het Nederlandse niet-financiële bedrijfsleven weer over de ontwikkeling van het economische klimaat in de afgelopen en komende drie maanden.

Figuur 4.4 Ondernemersvertrouwen
JaarMaandOndernemersvertrouwen
2019jan4
2019apr2,4
2019jul0,9
2019okt-4,6
2020jan-1,6
2020apr-51,9
2020jul-22,8
2020okt-15,9
2021jan-11,4
2021apr0
2021jul11,9
2021okt12,9
2022jan-0,6
2022apr-9,9
2022jul-12,5
2022okt-22,2
2023jan-13,2
2023apr-8,1
2023jul-8,3
2023okt-10,1
2024jan-7,7
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW