De Nederlandse bouwnijverheid in onzekere tijden, 2019-2023

4. Belemmeringen

Met behulp van de resultaten uit de maandelijks afgenomen Conjunctuurenquête Nederland (COEN) kan een beeld worden geschetst van de belangrijkste belemmeringen die ondernemers in de bouw tussen 2019 en 2023 hebben ondervonden bij het uitoefenen van hun activiteiten. Ondernemers kunnen hierbij kiezen tussen onvoldoende vraag, een tekort aan arbeidskrachten, een tekort aan productiemiddelen, materiaal of ruimte, financiële beperkingen, weersomstandigheden, andere oorzaken of “geen belemmeringen”.

4.1 Onvoldoende vraag

De in paragraaf 3 besproken recente daling van het aantal verleende vergunningen en het aantal transacties van nieuwbouwwoningen is vooral terug te zien in het aantal ondernemers dat “Onvoldoende vraag” als voornaamste belemmering aanmerkte. De wegvallende vraag werd aan het begin van het eerste kwartaal van 2022 nog door ruim 5 procent van de bouwondernemers als belangrijkste belemmering genoemd. Vervolgens steeg dit percentage naar bijna 12 procent aan het begin van het derde kwartaal van 2023.

4.1.1 Onvoldoende vraag als belangrijkste belemmering in de bouwnijverheid
Categories1Categories2Onvoldoende vraag (% bedrijven)
20191ekwartaal7
20192ekwartaal6,3
20193ekwartaal8,5
20194ekwartaal8
20201ekwartaal10,9
20202ekwartaal15,6
20203ekwartaal15,1
20204ekwartaal13
20211ekwartaal16,9
20212ekwartaal13,6
20213ekwartaal11
20214ekwartaal6,8
20221ekwartaal5,3
20222ekwartaal6,9
20223ekwartaal9
20224ekwartaal8
20231ekwartaal7,6
20232ekwartaal13,9
20233ekwartaal11,9
Bron: CBS, KVK, EIB, MKB-Nederland, VNO-NCW

4.2 Oplopende bouwkosten

In de afgelopen jaren zijn de bouwkosten (net als de algehele inflatie) flink toegenomen. De kosten voor het bouwen van een nieuwbouwwoning stegen met ruim 16 procent tussen 2019 en 2022. Meer dan de helft van deze kostenstijging vond plaats in 2022. De productiekosten zijn opgebouwd uit lonen en materialen. De kostenstijging komt vooral door gestegen materiaalprijzen. In 2021 en 2022 stegen de materiaalkosten elk kwartaal gemiddeld met bijna 3 procent.

4.2.1 Bouwkosten nieuwbouwwoningen
Categories1Categories2Looncomponent (2015=100)Materiaalcomponent (2015=100)
20191ekwartaal107,7109,6
20192ekwartaal107,9109,9
20193ekwartaal110,0110,2
20194ekwartaal110,6110,1
20201ekwartaal112,3111,0
20202ekwartaal112,4109,9
20203ekwartaal114,4110,3
20204ekwartaal114,7110,4
20211ekwartaal115,0113,3
20212ekwartaal115,3116,7
20213ekwartaal114,5121,8
20214ekwartaal114,5124,1
20221ekwartaal117,2129,8
20222ekwartaal117,8137,2
20223ekwartaal118,3139,2
20224ekwartaal119,3140,0
2023*1ekwartaal121,6145,5
2023*2ekwartaal122,9146,0
* voorlopige cijfers
 

De bouwkosten stegen voornamelijk doordat de invoerprijzen van bouwmaterialen in 2021 en 2022 sterk zijn gestegen. Het gaat om bijvoorbeeld hout, cement, ijzer, staal en aluminium. Tussen het eerste kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2023 is de invoerprijs van aluminium met 48 procent gestegen. Tussen het eerste kwartaal van 2019 en het eerste kwartaal van 2021 daalde deze prijs nog met bijna 2 procent.

De plotselinge prijsstijgingen komen door een opeenstapeling van verschillende factoren. Zo konden door logistieke verstoringen tijdens het heropstarten van de wereldeconomie na de coronapandemie producenten de vraag naar bouwproducten niet altijd beantwoorden, met hogere prijzen tot gevolg. Ook de inval van Rusland in Oekraïne zorgde voor een verstoorde aanvoer van grondstoffen en bouwmaterialen. Met name staal, klei en aluminium komen in grote mate uit Oekraïne en Rusland. Hoge energieprijzen duwden vervolgens de prijs verder omhoog, omdat voor de productie van bouwproducten vaak veel gas nodig is. Voor het maken van bijvoorbeeld tegels voor badkamers en keukens moeten gasovens boven de duizend graden worden verhit.

Vanaf het derde kwartaal van 2022 daalden verschillende materiaalprijzen weer. De invoerprijs van ijzer en staal is tussen het tweede kwartaal van 2022 en het tweede kwartaal van 2023 met ruim 23 procent gedaald. De invoerprijs van cement is in diezelfde periode daarentegen wel blijven stijgen, met een groei van ruim 31 procent.

4.2.2 Invoerprijzen bouwmaterialen
Categories1Categories2Hout (2015=100)Cement (2015=100)IJzer en staal (2015=100)Aluminium (2015=100)
20191ekwartaal103,2108,7119,1104,1
20192ekwartaal102,7111,5118,6102,8
20193ekwartaal100,9111,8116,3100,5
20194ekwartaal100,2111,8113,099,2
20201ekwartaal101,1115,0111,897,0
20202ekwartaal101,4115,6110,191,9
20203ekwartaal99,4115,7107,991,8
20204ekwartaal102,8115,7111,096,8
20211ekwartaal112,1118,2126,2102,2
20212ekwartaal137,0118,7144,1110,0
20213ekwartaal158,2123,0169,0122,5
20214ekwartaal155,0126,6183,5140,7
20221ekwartaal160,1133,5193,4160,8
20222ekwartaal184,4158,1221,9178,8
20223ekwartaal169,1164,5203,1178,4
20224ekwartaal154,3175,7181,0165,0
2023*1ekwartaal144,6202,4170,3151,5
2023*2ekwartaal146,4207,5170,0139,9
* voorlopige cijfers
 

Uit de eerder genoemde conjunctuurenquête blijkt dat een “tekort aan productiemiddelen, materiaal en ruimte” relatief vaak genoemd is als belangrijkste belemmering door producenten in de bouw. Aan het begin van het vierde kwartaal van 2022 werd deze belemmering nog door ruim 22 procent van de bouwondernemers als belangrijkste aangewezen. Drie kwartalen later is dit percentage gedaald naar 3,5 procent in het derde kwartaal van 2023.

4.2.3 Tekort productiemiddelen, materiaal, ruimte als belangrijkste belemmering in de bouwnijverheid
Categories1Categories2Tekort productiemiddelen, materiaal, ruimte (% bedrijven)
20191ekwartaal7,7
20192ekwartaal6,2
20193ekwartaal5,3
20194ekwartaal2,8
20201ekwartaal1,9
20202ekwartaal10,6
20203ekwartaal5,5
20204ekwartaal1,5
20211ekwartaal2
20212ekwartaal5,9
20213ekwartaal16,7
20214ekwartaal15,5
20221ekwartaal12,8
20222ekwartaal22,6
20223ekwartaal13,4
20224ekwartaal22,4
20231ekwartaal8,4
20232ekwartaal6,6
20233ekwartaal3,5
Bron: CBS, KVK, EIB, MKB-Nederland, VNO-NCW

4.3 Krappe arbeidsmarkt

Sinds eind 2021 is er sprake van een hoge spanning op de Nederlandse arbeidsmarkt, waarbij er meer vacatures zijn dan het aantal werklozen. In het tweede kwartaal van 2023 stonden 122 vacatures open voor elke 100 werklozen.

Naast het aantal vacatures is het ook zinvol om te kijken naar de vacaturegraad. Deze indicator meet het aantal openstaande vacatures per duizend banen van werknemers, en wordt niet gecorrigeerd voor seizoeneffecten. De vacaturegraad van de hele economie bereikte in het tweede kwartaal van 2022 een recordstand van 54 vacatures per duizend banen. In dat kwartaal bereikte de vacaturegraad van de bouwnijverheid ook een record met 81 vacatures per duizend banen.

Tussen het tweede kwartaal van 2019 en het tweede kwartaal van 2023 is de vacaturegraad voor de bouwnijverheid gegroeid van 57 naar 73 vacatures per duizend banen. Alleen de horeca had in het tweede kwartaal van 2023 een hogere vacaturegraad dan de bouwnijverheid. De vacaturegraad is tussen het tweede en het vierde kwartaal van 2022 wel afgenomen, van 81 naar 69 vacatures per duizend banen.

4.3.1 Vacaturegraad bouwnijverheid
Categories1Categories2Alle economische activiteiten (vacatures per 1 000 banen)Bouwnijverheid (vacatures per 1 000 banen)
2019*1ekwartaal3359
2019*2ekwartaal3457
2019*3ekwartaal3355
2019*4ekwartaal3351
2020*1ekwartaal2642
2020*2ekwartaal2439
2020*3ekwartaal2643
2020*4ekwartaal2546
2021*1ekwartaal3054
2021*2ekwartaal3962
2021*3ekwartaal4368
2021*4ekwartaal4373
2022*1ekwartaal5176
2022*2ekwartaal5481
2022*3ekwartaal5177
2022*4ekwartaal4769
2023*1ekwartaal4972
2023*2ekwartaal4973
* voorlopige cijfers
 

In 2022 telde de bouw een recordaantal van 570 duizend werkzame personen. Dit waren er ruim 55 duizend meer dan in 2019. Een belangrijke bron voor het vullen van vacatures in de bouw zijn de opleidingen, en dan vooral het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). In 2021 ging ruim 6 procent van alle mbo-studenten direct na het verlaten van het onderwijs in de bouw aan de slag. Het ging hier om 6610 werkenden. In 2008 was dit aandeel nog bijna 8 procent. Het aantal mbo’ers dat direct na het onderwijs in de bouw ging werken is tussen 2016 en 2021 weer met ruim 61 procent gestegen, maar bleef lager dan in 2008.

Het mbo kent twee varianten: de beroepsopleidende leerweg (bol) en de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). De daling van de uitstroom van het mbo naar de bouw komt voor een groot deel door een afname van het aantal bbl-uitstromers. Tussen 2008 en 2016 is het aantal bbl’ers dat direct na het onderwijs in de bouw gaat werken met ruim 58 procent gedaald. Deze afname komt door een afname van het aanbod van bbl-leerwerkbanen in de bouw. Bbl’ers zijn erg afhankelijk van de beschikbaarheid van deze stageplekken, omdat ze vier dagen in de week bij een leerbedrijf werken (EIB, 2021). Als gevolg van de economische crisis hadden bouwbedrijven minder middelen om mensen zelf op te leiden.

4.3.2 Mbo'ers met werk in de bouwnijverheid direct na verlaten onderwijs
JarenBol (aantal uitsromers)Bbl (aantal uitsromers)
200815307180
200910506570
20109906340
201110906240
20129105660
20138004430
20148903830
201510803440
201611202970
201712403300
201813803770
201913504540
202012804690
202115405070

De huidige instroom uit opleidingen is momenteel niet voldoende om de vacatures in te vullen. Buitenlandse arbeidskrachten zijn een andere manier om de vacatures in de bouw te vervullen. Volgens een analyse van het EIB (2023) is het aantal buitenlandse arbeidskrachten in de Nederlandse bouwnijverheid tussen 2013 en 2020 bijna verdubbeld, van ruim 31 duizend tot meer dan 56 duizend buitenlandse arbeidskrachten.

Het vinden van voldoende personeel blijft een uitdaging voor de bouw. Wel is het personeelstekort inmiddels minder nijpend dan in 2019 of in 2021. Volgens de Conjunctuurenquête Nederland ondervond aan het begin van het vierde kwartaal van 2021 ruim 29 procent van de ondernemers in de bouw een “tekort aan arbeidskrachten” als belangrijkste belemmering. Vervolgens nam dit geleidelijk af tot ruim 11 procent aan het begin van het tweede kwartaal van 2023.

4.3.3 Tekort aan arbeidskrachten als belangrijkste belemmering in de bouwnijverheid
Categories1Categories2Tekort aan arbeidskrachten (% bedrijven)
20191ekwartaal24,9
20192ekwartaal28,6
20193ekwartaal29,6
20194ekwartaal21,3
20201ekwartaal8,6
20202ekwartaal2,2
20203ekwartaal5,7
20204ekwartaal7,7
20211ekwartaal6,6
20212ekwartaal13,8
20213ekwartaal20,3
20214ekwartaal29,2
20221ekwartaal22,5
20222ekwartaal22,5
20223ekwartaal24
20224ekwartaal23,5
20231ekwartaal15,1
20232ekwartaal11,4
20233ekwartaal16,3
Bron: CBS, KVK, EIB, MKB-Nederland, VNO-NCW