Toerismerekeningen gemeente Amsterdam, 2017-2019*

3. Methoden en bronnen

De toerismerekeningen voor de gemeente Amsterdam zijn ten eerste gebaseerd op de nationale toerismerekeningen die voor heel Nederland worden gemaakt. In de nationale rekeningen wordt de Nederlandse economie verdeeld in verschillende bedrijfstakken, maar het begrip toerisme is bedrijfstak overstijgend. Dat betekent dat een product al dan niet toeristisch kan zijn afhankelijk van wie het gebruikt; een toerist of iemand anders. De toerismerekeningen komen tot stand op basis van bestedingen gedaan door toeristen, gebaseerd op onderzoeken onder diverse typen toeristen van het NBTC-NIPO Research en het CBS, gecombineerd met de verdelingen van bedrijfstakken en goederengroepen in de nationale rekeningen.

3.1 Nationale toerismerekeningen

De toeristische bestedingen worden per type toerist uitgesplitst naar goederengroepen11). Voor elke goederengroep wordt bepaald welk deel van de toeristische bestedingen in het binnenland wordt geproduceerd en welk deel wordt geïmporteerd. De binnenlandse productie wordt toegewezen aan de hoofdproducent (bedrijfstak) van de desbetreffende goederengroep. Vervolgens wordt de verhouding van de toegevoegde waarde en productie van de bedrijfstak uit het systeem van de nationale rekeningen gehanteerd, om vanuit de berekende toeristische productie, de toeristische toegevoegde waarde per bedrijfstak af te leiden. De toeristische werkgelegenheid (banen, werkzame personen en arbeidsjaren) per bedrijfstak wordt berekend op basis van de werkgelegenheid per eenheid product uit de nationale rekeningen. In Bijlage D is ter illustratie een rekenvoorbeeld toegevoegd.

Dit proces, waarbij het niveau van de macro-economische kernindicatoren voor toerisme opnieuw wordt geijkt, vindt een keer in de vijf jaar plaats. In de tussenliggende jaren wordt een scala aan indicatoren gebruikt om de nationale toerismerekeningen jaarlijks te actualiseren door middel van extrapolatie van deze cijfers. In die jaren ligt de nadruk op het bepalen van de juiste ontwikkelingen ten opzichte van het voorafgaande jaar.

3.2 Regionale toerismerekeningen

De nationale toeristische bestedingen vormen de basis voor de regionale verdeling en dus ook de verdeling voor de gemeente Amsterdam. Alle regio’s moeten uiteindelijk optellen tot het nationale niveau. De regionale toerismerekeningen worden daarom geconstrueerd door de cijfers uit de nationale toerismerekeningen te combineren met cijfers uit de regionale rekeningen van het CBS.
De regionale rekeningen publiceren macro-economische cijfers naar de provincies en COROP-(plus) gebieden12). In de regionale rekeningen worden de nationale totalen voor indicatoren, zoals productie, toegevoegde waarde en arbeidsvolume zo goed mogelijk regionaal toebedeeld. De regionale rekeningen worden waar mogelijk op basis van microdata samengesteld. De regionale cijfers worden hierbij zo aangepast dat ze aansluiten op de totalen uit de nationale rekeningen. Als microdata niet beschikbaar is, dan worden de nationale totalen verdeeld op basis van andere indicatoren. Hierbij wordt veelal gebruik gemaakt van arbeidsgegevens. Als er meerdere vestigingen in Nederland zijn, dan worden op basis van de werkplek de werknemers
en dus ook de productie toegerekend aan die vestigingen.

Alleen de bedrijfstakken uit de nationale rekeningen worden verdeeld naar regio’s. Voor de goederengroepen bestaat er geen verdeling naar regio. Hierdoor kan niet dezelfde werkwijze als bij de nationale toerismerekeningen gevolgd worden. In plaats daarvan wordt gebruikgemaakt van een andere methode, waarbij de tweedeling tussen karakteristieke toeristische activiteiten en niet karakteristieke toeristische activiteiten van belang is (zie ook § 2.1.4).Voor de karakteristieke activiteiten van de toerismesector worden de toeristische bestedingen en productie verdeeld op basis van de regionale verdeling. In figuur 1 is te zien dat de nationale rekeningen (NR) kunnen worden onderverdeeld in nationale rekeningen per regio (de regionale rekeningen). Hierdoor is de productie, het verbruik en het de toegevoegde waarde per bedrijfstak voor de gemeente Amsterdam bekend. Vervolgens worden deze ratio’s van de productie en verbruik gebruikt om op het toeristische deel van de bedrijfstakken te zetten. Zo worden de bedrijfstakken in de nationale toerismerekeningen (nationale SRT) verdeeld naar regio’s (regionale SRT). De toeristische bestedingen bij en de toeristische toegevoegde waarde van bedrijven in de bedrijfstakken als de horeca, recreatie en de reisbranche, gevestigd in de
gemeente Amsterdam, worden op deze manier bepaald.

We gaan er dus impliciet vanuit dat het toeristische deel van de bedrijfstak dermate groot is dat dit deel zich hetzelfde gedraagt (en dus een soortgelijke productie/verbruiksverhouding heeft) als het totaal van de bedrijfstak. Om die reden kan ervan uit worden gegaan dat de regionale verdeling van de totale bedrijfstak ook kan worden toegepast op het toeristische deel van de bedrijfstak.

Van Nationale rekeningen naar regionale rekeningen; van toeristenrekeningen Nationaal naar toeristenrekeningen regionaal

Voor niet-karakteristieke toeristische producten en activiteiten wordt het belang in de toerismesector onderkend, maar kan de verdeling van de regionale rekeningen niet gebruikt worden voor de verdeling naar regio’s. Het toeristische aandeel van de algehele bedrijfstak is bij deze producten en activiteiten kleiner, waardoor er niet van uitgegaan kan worden dat het toeristisch deel van de bedrijfstak zich hetzelfde gedraagt als het totaal van de activiteit.

Zoals eerder genoemd zijn de bestedingen in de nationale toerismerekeningen uitgesplitst per type toerist (zie ook § 2.1.3); maar ook in eendaags of meerdaags toerisme; en zakelijk of recreatief. Hiermee zijn combinaties van toeristen te maken die overeenkomen met de populaties van de onderzoeken onder toeristen. Aangezien uit deze onderzoeken ook gegevens over de gemeente Amsterdam voorhanden zijn, kan voor elke bestedingscategorie een geschikte indicator worden bepaald. Het resultaat van de onderzoeken is het aandeel per type toerist van Amsterdam ten opzichte van heel Nederland. De bestedingen van elk type toerist in Amsterdam kunnen worden bepaald doordat de nationale besteding per groep bekend is.

Deze methode is gekozen, omdat deze verdeling het meest zuiver gekoppeld kon worden aan de bestaande onderzoeken. Die zijn immers ook gestoeld op het soort toerist, de verblijfsduur en het verblijfsmotief. Als voor een soort toerist geen regionale informatie uit een onderzoek beschikbaar is, wordt overgegaan op informatie uit andere bronnen. In tabel 1 zijn de onderzoeken en statistieken te vinden die zijn gebruikt voor het toewijzen van toeristen aan Amsterdam.

Tabel 1 Bronnen gebruikt voor verdeling niet-karakteristieke toeristische activiteiten
BronBevat gegevens over
ContinuVrijeTijdsOnderzoek (CVTO)Bestedingen van Nederlandse (dagjes)toeristen naar categorie
Statistiek Logiesaccomodaties (SLA) door CBSOvernachtingen van gasten (vanuit buitenland en binnenland, recreatief en zakelijk)
ContinuZakenreisOnderzoek (CZO)Bestedingen van Nederlandse zakenreizigers naar categorie
ContinuVakantieOnderzoek (CVO)Bestedingen van Nederlandse toeristen naar categorie
Musea statistiek door CBS en MuseumverenigingMuseumbezoeken (vanuit buitenland en binnenland) en ontvangen subsidies musea  
ArbeidsrekeningenWerkzame personen, aantal banen en arbeidsjaren
Compendium voor de Leefomgeving (CLO) en GVB Cijfers over reizigersvolume in het openbaar vervoer

11) In de nationale rekeningen en de toerismerekeningen worden goederengroepen gebruikt om producten en diensten te groeperen o.b.v. internationaal gestandaardiseerde classificaties.
12) De COROP-indeling is een administratieve indeling van Nederland naar gebieden, kleiner dan provincies, die is ontworpen door de Coördinatie Commissie Regionaal Onderzoeksprogramma (COROP).