Toerismerekeningen gemeente Amsterdam, 2017-2019*

2. Definities en afbakening

Voordat de methodologie beschreven wordt, is het van belang goed voor ogen te hebben hoe de concepten binnen deze notitie in elkaar steken. Met name toerisme kent veel verschillende definities, met als gevolg dat onderzoeken over toerisme niet altijd goed met elkaar te vergelijken zijn. Het CBS is gebonden aan richtlijnen voor het ramen van economische concepten, die voorgeschreven worden door Eurostat7). Aangezien het toerisme in Amsterdam zal worden uitgedrukt in de economische concepten uit de nationale rekeningen, zal ook aan de basisbegrippen van dit stelsel aandacht besteed worden.

2.1 Toerisme

2.1.1 Definitie: toerisme

Het CBS volgt voor het publiceren van statistieken en verrichten van onderzoek de internationale richtlijnen van Eurostat. Door Eurostat wordt verwezen naar het methodologische kader van de Tourism Satellite Account (TSA), dat ontwikkeld is door UNWTO, OECD, Eurostat en de United Nations Statistics Division. Dit kader houdt rekening met het basissysteem van concepten, classificaties en definities van het System of National Accounts 2008 (SNA 2008). De definitie van het toerisme, die het CBS toepast, luidt als volgt:

“Toerisme omvat de activiteiten van personen reizend naar en verblijvend op plaatsen buiten hun normale omgeving voor niet meer dan een jaar voor ontspanning, zakelijk verkeer en andere activiteiten die niet gerelateerd zijn aan een activiteit die beloond wordt vanuit de plaats die bezocht wordt” (Tourism Satellite Account: Recommended Methodological Framework 2008, p.13).

De belangrijkste criteria zijn dus:

  • Tijd/plaats: Het begrip ‘normale omgeving’ maakt de definitie subjectief. Voor het afbakenen van de normale omgeving wordt binnen de gebruikte bronnen een tijdscriterium gehanteerd. De normale omgeving wordt verlaten als een activiteit inclusief reistijd meer dan twee uur duurt, maar minder dan een jaar in beslag neemt.
  • Motief: De reden van de reis kan recreatief of zakelijk zijn, zolang er maar niet voor beloond wordt vanuit de bezochte plaats.

De definitie van toerisme en de haalbaarheid van de operationalisering zijn afgestemd op de betreffende databronnen. In sommige gevallen worden de databronnen aangepast, door bijvoorbeeld een selectie te maken binnen het onderzoek en in sommige gevallen wordt er een bijschatting gemaakt om aan de gestelde definitie te voldoen. In Bijlage A worden de definities, die de onderzoeken en statistieken hanteren, verder toegelicht.

Toerisme wordt door het TSA vrij breed opgevat. Je hoeft niet eerst ergens te overnachten om als toerist geclassificeerd te worden. Een vrijetijdsbesteding, zoals op het terras zitten, waarbij mensen langer dan twee uur van huis zijn, hoort ook bij toerisme. Dit betekent dat ook vrijetijdsbesteding in eigen gemeente of regio tot toerisme wordt gerekend. Een aantal andere verhelderende voorbeelden zijn:

  • de forensentijd van en naar je werk langer dan twee uur is dan telt dit niet als toerisme. Je wordt namelijk beloond vanuit je de bezochte plek. Als je daarentegen naar een congres gaat, dan ben je op zakenreis en dus een toerist.
  • Als een persoon wekelijkse boodschappen gaat doen dan is deze persoon geen toerist, ook al duurt het langer dan twee uur. Als iemand gaat ‘funshoppen’, dus vanuit recreatieve motieven gaat winkelen en het duurt langer dan twee uur (inclusief reistijd), dan wordt diegene wel tot de toeristen geteld. Bij dit onderscheid komt het belang van het motief naar voren.
  • Een inwoner van Amsterdam of een gemeente in de regio die langer dan twee uur (inclusief reistijd) met een recreatief motief gaat winkelen, naar de bioscoop gaat of afspreekt in een café, terras of restaurant is hiermee ook een toerist.

2.1.2 Toeristische bestedingen

Toerisme wordt gedefinieerd vanuit het oogpunt van de toerist. Toerisme is dan ook geen bedrijfstak op zich, maar heeft betrekking op een groot aantal producten en diensten die vanuit verschillende bedrijfstakken aan toeristen wordt geleverd. De definitie van toerisme omvat dus álle activiteiten die worden ondernomen door een toerist, en is ruimer dan alleen de horecasector. Uitgaven tijdens de reis of naar de bestemming worden ook meegerekend, net als uitgaven ten behoeve van de vakantie, vóór of na de reis. Uitgaven gedaan door een toerist zijn hiermee dus automatisch toeristische bestedingen.

2.1.3 De toerist

Een toerist is iemand die de toeristische activiteiten, die voldoen aan de definitie, onderneemt. In dit rapport worden er vier typen toerist meegenomen. Deze zijn ingedeeld a.d.h.v. de bestedingen die zij doen. Hierbij is het ingezetenschap dat verder wordt toegelicht in § 2.2.2 een belangrijk principe. De verschillende typen toeristen8) zijn als volgt:

  • Nederlanders in Nederland bij Amsterdamse bedrijven;
  • Buitenlanders in Nederland bij Amsterdamse bedrijven;
  • Buitenlanders naar Nederland of ander land bij Amsterdamse bedrijven;
  • Nederlanders naar het buitenland bij Amsterdamse bedrijven.

Bij de bestedingen van buitenlanders en Nederlanders naar Nederland of een ander land bij Amsterdamse bedrijven, kan gedacht worden aan bestedingen aan vervoer of reisbemiddeling. Vooral de bestedingen aan reisbemiddeling, zo zal ook te zien bij de resultaten, spelen een belangrijke en grote rol in het Amsterdamse toerisme.

2.1.4 Karakteristieke/ niet-karakteristieke toeristische activiteiten

Binnen het toerisme wordt een onderscheid gemaakt naar het soort activiteit dat een toerist onderneemt: Karakteristieke toeristische activiteiten en niet-karakteristieke toeristische activiteiten. Karakteristiek toeristische producten zijn producten die een belangrijk deel van de totale toeristische bestedingen uitmaken, en waarvan in de afwezigheid van toeristen het aanbod van deze producten grotendeels zou wegvallen. Karakteristieke toeristische producten zijn te koppelen aan karakteristieke toeristische bedrijfstakken. Voorbeelden zijn de horeca, luchtvaart, reisbemiddeling en –organisaties, cultuur en recreatie. In Bijlage B zijn de diensten en producten te zien die hieronder vallen en die bij de resultaten worden besproken.

Voor niet-karakteristieke toeristische producten wordt het belang in de toerismerekeningen, wel erkend, maar zijn toeristen over het algemeen niet essentieel om de bijbehorende bedrijfstak draaiende te houden. De niet-karakteristieke goederen en diensten zijn in de nationale toerismerekeningen gebundeld in zes groepen: brandstof, vervoer, winkelen, sociale overdrachten, duurzame recreatiegoederen en overige.

Onder winkelen worden niet alleen de gerealiseerde detailhandelsmarges van de winkeliers gerekend, maar ook de productie van het gekochte artikel zelf, als deze productie in de gemeente Amsterdam plaatsvond.

Duurzame recreatiegoederen (DRG) zijn duurzame goederen die hoofdzakelijk voor recreatieve doeleinden worden gebruikt, zoals caravans, kampeerspullen en sportartikelen.
Onder de sociale overdrachten vallen de overheidssubsidies die er toe leiden dat een bezoeker soms niet de volledige kosten van een dienst op zich neemt, zoals subsidies aan musea of bijstandssubsidies voor recreatieve activiteiten. Daarnaast worden ook de toeristische bestedingen van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens meegeteld in de sociale overdrachten. Voorbeelden van zulke instellingen zijn sport- en hobbyverenigingen.

2.1.5 Indirecte/directe impact

De resultaten in deze rapportage omvatten alleen de directe impact van toerisme. Dat wil zeggen dat alleen de impact van de bestedingen van de toerist bij Nederlandse bedrijven wordt meegeteld. Via de inkoop van allerlei goederen en diensten zorgen toeristische bedrijven ook voor extra toegevoegde waarde en werkgelegenheid bij allerlei toeleverende bedrijven. Deze verdere doorwerking (indirecte effecten) naar bijvoorbeeld toeleverende bedrijven wordt niet meegerekend.

2.1.6 Hoofd-/nevenactiviteiten

Een bedrijf wordt alleen getypeerd op basis van zijn hoofdactiviteit. Dit betekent dat een bedrijf dat een toeristische nevenactiviteit heeft niet als toeristisch bedrijf naar voren komt in de (regionale) toerismerekeningen. Een boer die bijvoorbeeld zijn weiland in de zomer als standplaats voor toeristen verhuurt, is met zijn volledige productie te vinden in de landbouw en niet in een toeristische activiteit. De toerist heeft deze uitgave echter wel als besteding opgegeven. Deze wordt dan toegerekend aan de goederengroep logiesverstrekking die weer wordt gekoppeld aan de hoofdactiviteit, in dit voorbeeld aan de bedrijfstak horeca-logiesverstrekking.

2.2 Economische kerncijfers

Het doel van dit rapport is om het Amsterdamse toerisme te beschrijven in de economische kernindicatoren die bij de nationale rekeningen worden gehanteerd; de toeristische bestedingen, toegevoegde waarde en werkgelegenheid. De werkgelegenheid wordt uitdrukt in aantal werkzame personen, banen en arbeidsjaren. In Bijlage C worden deze begrippen verder toegelicht.

2.2.1 Nationale rekeningen

De nationale rekeningen zijn het meest bekend van het BBP en de economische groei, die elk kwartaal geraamd worden. Deze cijfers geven een beeld van de actuele stand van de Nederlandse economie en worden gebruikt door praktijk, beleid en wetenschap. Zo gebruiken het CPB en banken deze bijvoorbeeld voor prognoses over de toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het stelsel van de nationale rekeningen heeft als doel het geven van een kwantitatieve beschrijving van het economische proces binnen een land en de economische relatie met het buitenland.

De belangrijkste economische indicatoren zijn het binnenlandse product, consumptie en het nationale inkomen. De classificaties en definities zijn vastgelegd in internationale handboeken waardoor de cijfers vergelijkbaar zijn tussen landen (SNA 2008 en ESR 2010). Dit systeem wordt dan ook gebruikt voor het bepalen van de afdracht aan de EU. De nationale rekeningen komen tot stand door gebruik van een verscheidenheid aan bronnen, zoals productiestatistieken, BTW-opgaven, consumptie-enquêtes etc. Deze bronnen worden met elkaar geconfronteerd totdat er een consistent en geïntegreerd beeld uitkomt.

2.2.2 Ingezetenschap

Net als de nationale rekeningen, rekenen de (regionale) toerismerekeningen alle bedrijven, die ingezeten9) zijn, tot de Nederlandse economie. Dat wil zeggen dat een bedrijf in Nederland gevestigd moet zijn en dus ingeschreven staat in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, ook al ligt het eigendom van dat bedrijf in het buitenland. Dit betekent voor de toerismerekeningen dat ook de verdiensten aan buitenlandse toeristen die een accommodatie of ticket bij of via een Nederlands bedrijf boeken, worden meegeteld als de reisbestemming een ander land is dan Nederland. Economisch gezien verdient de Nederlandse economie aan deze boekingen, ook al bezoekt de buitenlandse toerist Nederland niet.

Andersom kan een Nederlandse toerist een accommodatie of ticket boeken bij een bedrijf, dat niet gevestigd is in Nederlands. In dit geval wordt deze boeking dus niet meegeteld.
Dit rapport beschrijft daarom de toeristische bestedingen die zijn gedaan bij bedrijven10), die gevestigd zijn in de gemeente Amsterdam. Als er in dit onderzoek wordt gesproken over toerisme in Amsterdam wordt dus gedoeld op bestedingen bij bedrijven, die gevestigd zijn in Amsterdam en de toegevoegde waarde die hieruit voortvloeit. Dit is meer dan alleen de bestedingen van toeristen tijdens hun verblijf in de gemeente Amsterdam en dus meer dan alleen bestedingen van toeristen die fysiek aanwezig zijn in Amsterdam. Dit betekent ook dat als de reisbureaus en platforms gevestigd zijn in Amsterdam, de opbrengsten ook worden toegerekend aan Amsterdam, ook al zijn de toeristen niet in Amsterdam. Dit geldt vooral voor de reisbranche; met alle andere soorten toerisme ( denk aan bezoek aan de horeca) zijn de toeristen meestal daadwerkelijk ín Amsterdam.

Deze analyse beperkt zich tot de gemeente Amsterdam, dus wordt bijvoorbeeld Schiphol niet meegerekend.

7) Eurostat is een directoraat-generaal van de Europese Commissie, belast met het opmaken van statistieken.
8) Bij de nationale toerismerekeningen wordt een onderscheid gemaakt tussen zes typen toeristen. In dit rapport worden de bestedingen van Nederlanders in het buitenland bij buitenlandse bedrijven en Nederlanders naar het buitenland bij buitenlandse bedrijven, niet meegerekend.
9) Het Europees Systeem van Nationale rekeningen (ESR 1.61) geeft aan dat ingezetenen, eenheden betreft die een economisch belangencentrum hebben in het economisch gebied van dat land. Het begrip economisch belangencentrum geeft aan dat er in het economisch gebied een locatie bestaat waar, of van waaruit, door een eenheid voor onbepaalde tijd of gedurende een vastgestelde lange periode (één aar of langer) economische activiteiten en transacties van voldoende omvang worden verricht.
10) Hieronder vallen ook zelfstandigen die ingeschreven staan in de KvK van de Gemeente Amsterdam.