Interlandelijke adoptie in Nederland

Samenvatting

Aanleiding

Op verzoek van de Commissie onderzoek interlandelijke adoptie in het verleden heeft het CBS in de eerste helft van 2020 een onderzoek uitgevoerd onder geadopteerde personen in Nederland. Deze commissie is door de minister voor Rechtsbescherming ingesteld om onderzoek te doen naar de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid bij interlandelijke adoptie in de periode 1967 – 1998 en mogelijke misstanden daarbij. Tijdens dit onderzoek heeft de Commissie tientallen geadopteerde personen gesproken. Naar aanleiding van deze gesprekken ontstond de behoefte om op een breder terrein van leefsituatie, welzijn en zoekgedrag een representatief beeld te verkrijgen van geadopteerde volwassenen. Dit om goede conclusies te kunnen trekken en valide aanbevelingen te kunnen doen aan de minister. Het doel van dit onderzoek is dan ook om een representatief beeld te kunnen schetsen van wat er leeft onder (interlandelijk) geadopteerde personen in Nederland.

Opzet onderzoek

Er bestaat in Nederland geen register van geadopteerde personen. Het CBS heeft dus geen directe informatie over welke personen in Nederland wel en welke niet zijn geadopteerd. Om geadopteerde personen toch te kunnen benaderen voor onderzoek is gewerkt met een zogenaamd afgeleid kader. Dat houdt in dat er een kader is opgesteld met daarin personen die geboren zijn in landen waarvan bekend is dat er veel personen uit geadopteerd zijn naar Nederland terwijl (minimaal één van) de ouders in Nederland geboren zijn (is). Verder mocht de geboortedatum van het kind niet gelijk zijn aan de ingang van het juridische ouderschap van de ouders. Vervolgens is uit dit kader een random steekproef getrokken. Dit betekent dat door middel van toeval bepaald wordt of een persoon al dan niet geselecteerd wordt voor het onderzoek. Dit is essentieel om een representatieve steekproef te kunnen trekken. Indien personen bijvoorbeeld zichzelf (kunnen) aanmelden voor een onderzoek bestaat de kans dat er een vertekend beeld ontstaat. Het doel was om gegevens van minimaal 3 000 geadopteerde personen te verzamelen. Uiteindelijk was de respons hoger dan verwacht en hebben bijna 3 500 geadopteerde personen meegewerkt aan het onderzoek. Om de antwoorden van geadopteerde personen beter te kunnen kaderen, zijn voor dit onderzoek ook niet-geadopteerde personen bevraagd. Omdat de focus van het onderzoek ligt op geadopteerde personen (en deze groep ook in meer detail is bestudeerd in dit rapport – op sommige plekken is bijvoorbeeld onderscheid gemaakt naar geboorteland) kon de steekproef voor niet-geadopteerde personen kleiner zijn dan voor geadopteerde personen. Er hebben iets meer dan 400 niet-geadopteerde personen meegewerkt.

Voor het onderzoek is deels gebruik gemaakt van een vragenlijst die eerder toegepast is in het onderzoek Ouders en Kinderen in Nederland (OKiN). Thema’s die in het onderzoek aan bod zijn gekomen zijn ‘jeugd’ (feitelijke woonsituatie tijdens de jeugd, de band met de ouders, de beleving van de jeugd in het algemeen en de schooltijd), ‘het volwassen leven’ (de huidige band met ouders, huidige gezinssamenstelling en gezondheid en welzijn), ‘houding tegenover adoptie’ (houdingen ten aanzien van interlandelijke adoptie in het algemeen en houdingen ten aanzien van eigen adoptie plus verbondenheid met Nederland en het geboorteland) en de ‘zoektocht’ (naar meer informatie over de adoptie en achtergrond). Personen hebben de vragenlijst op internet in kunnen vullen. Indien verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen gerapporteerd zijn in dit rapport, is altijd rekening gehouden met achtergrondkenmerken (leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, opleiding, inkomen, stedelijkheid en opleiding en sociaaleconomische status van de ouders). In het rapport staan enkel verschillen weergegeven die statistisch significant zijn.

Jeugd

In het eerste inhoudelijke hoofdstuk wordt ingegaan op de jeugd van personen. Vierenzeventig procent van de adoptieouders kon financieel (zeer) gemakkelijk rondkomen in vergelijking met 53% van de ouders van niet-geadopteerde personen. Iets meer dan de helft van de geadopteerde personen (51%) geeft aan een hechte band te hebben gehad met de adoptievader tijdens de jeugd en 61% geeft aan een hechte band te hebben gehad met de adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerden waren deze percentages respectievelijk 55% en 80%. Twee op de tien geadopteerde personen (22%) heeft regelmatig tot vaak spanningen en/of conflicten gehad met de adoptievader en drie op de tien met de adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerden zijn deze aantallen vooral lager voor conflicten met de moeder (16% met de biologische vader en 11% met de biologische moeder). Bijna 70% van de geadopteerde personen kijkt in het algemeen met plezier terug op hun jeugd. Voor niet-geadopteerde personen ligt dit percentage 10 procentpunt hoger. Geadopteerde volwassenen hebben vaker dan niet-geadopteerde volwassenen de volgende gedachte weleens gehad: ‘was ik maar in een andere familie opgegroeid’ (20% versus 8%). Geadopteerde personen geven significant iets vaker aan gepest te zijn als kind dan niet-geadopteerde personen (34% versus 33%) en geven ook vaker aan zelf andere kinderen gepest te hebben tijdens hun jeugd (19% versus 12%). Verder rapporteerden geadopteerde personen vaker dan niet-geadopteerde personen probleemgedrag tijdens de schooltijd (spijbelen (21% versus 15%), weglopen van huis (15% versus 3%), schorsingen op school (11% versus 7%) en gaven ze vaker aan in aanraking te zijn gekomen met de politie en/of justitie (14% versus 8%). Tot slot rapporteerde 5% van de geadopteerde personen een klas te hebben overgeslagen tijdens zijn/haar schooltijd en 46% gaf aan weleens te zijn blijven zitten. Voor niet-geadopteerden is dit respectievelijk 3% en 38%. Samenvattend was voor veel geadopteerde personen de jeugd in Nederland goed. Zij geven aan een goede band te hebben gehad met de adoptieouders en met plezier terug te kijken op de jeugd. Wel is er vaker sprake geweest van probleemgedrag tijdens de jeugd indien dit vergeleken wordt met volwassenen die niet geadopteerd zijn.

Volwassen leven

Net als tijdens de jeugd, is ook in het volwassen leven de band met de adoptieouders gemiddeld genomen goed bij geadopteerde personen: 58% van de geadopteerde volwassenen geeft aan een (hele) hechte band te hebben met de adoptievader en 67% heeft een (hele) hechte band met de adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerde personen liggen deze percentages respectievelijk 4 en 14 procentpunten hoger. Zes procent van de geadopteerde personen ervaart hedendaags regelmatig tot vaak spanningen en/of conflicten met de adoptievader en een kleine 10% met de adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerden zijn deze percentages: 6% met de biologische vader en 3% met de biologische moeder. Ondanks het ontbreken van de biologische banden, geeft ongeveer 6 op de 7 geadopteerde personen aan de adoptievader en adoptiemoeder te beschouwen als de (echte) ouders. Tachtig procent geeft aan dat zijn/haar adoptievader zich gedraagt als echte vader en 85% geeft aan dat zijn/haar adoptiemoeder zich gedraagt als echte moeder. Geadopteerde personen hebben iets minder vaak een vaste partner dan niet-geadopteerde personen (61% versus 69%). Geadopteerde personen geven in vergelijking met niet-geadopteerde personen minder vaak aan een (heel) hechte relatie te hebben met hun partner (89% versus 95%), geven vaker aan regelmatig tot vaak spanningen en/of conflicten te hebben met hun partner (13% versus 7%) en minder vaak (heel veel vertrouwen in de toekomst van de relatie te hebben (84% versus 91%). Geadopteerde personen hebben minder vaak zelf biologische kinderen in vergelijking met niet-geadopteerde personen (42% versus 51%). Er is verder in het onderzoek veel aandacht geweest voor het welzijn van personen. Eénentachtig procent van de geadopteerde personen ervaart zijn/haar algemene gezondheid als (zeer) goed. Dit ligt 4 procentpunt lager dan voor niet-geadopteerde personen. Verder geeft 64% van de geadopteerde personen aan psychologische hulp te hebben ontvangen ten opzichte van 48% van de niet-geadopteerde personen. Uit de toelichtingen die personen aan het einde van het onderzoek konden geven, komt de behoefte naar voren aan meer gespecialiseerde psychologische hulp voor geadopteerde personen. Er wordt aangegeven dat het beter zou zijn om hulp te kunnen krijgen van deskundigen op het gebied van adoptie in plaats van de reguliere psychologische zorgverleners. Tot slot blijkt dat geadopteerde personen op een vijfpuntsschaal vaker gevoelens van eenzaamheid (gemiddeld 1,48 versus 1,35) en neerslachtigheid (gemiddeld 2,50 versus 2,38) ervaren dan niet-geadopteerde personen. Dit wordt door sommige respondenten gekoppeld aan het feit dat zij geadopteerd zijn.

Houding ten aanzien van adoptie

Geadopteerde personen zijn gemiddeld genomen overwegend positief over interlandelijke adoptie. Zo geeft 84% aan dat adoptie hen meer kansen heeft gegeven en geeft 70% aan blij te zijn dat hij/zij geadopteerd is. Eénendertig procent geeft aan met gemengde gevoelens terug te kijken op zijn/haar adoptie en 25% heeft soms het gevoel in de steek te zijn gelaten door zijn/haar biologische moeder/vader. Ruim 40% van de geadopteerde personen geeft aan dat het feit dat hij/zij uit een ander land komt een belangrijke rol in zijn/haar leven speelt. Wat betreft de mening over interlandelijke adoptie: bijna de helft (47%) van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) eens te zijn over het feit dat interlandelijke adoptie altijd beter is dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien in vergelijking met iets meer dan helft van de niet-geadopteerde personen (53%). Zevenenvijftig procent van de geadopteerden vindt dat de Nederlandse overheid meer hulp moet bieden bij het achterhalen van de afkomst tegenover 41% van de niet-geadopteerde personen. Verder vindt zowel 82% van de geadopteerde volwassenen als niet-geadopteerde volwassenen dat een persoon altijd zijn/haar achtergrond moet kunnen achterhalen en bijna 70% van beide groepen dat interlandelijke adoptie altijd mogelijk moet blijven. Geadopteerde personen geven vaker dan niet-geadopteerde personen aan dat er in de media te negatief geschreven wordt over interlandelijke adoptie (30% versus 13%) en dat zij zelf nooit een kind zouden adopteren (26% versus 24%). Verder geeft 27% van de geadopteerde volwassenen aan dat de band die een kind met zijn/haar biologische ouder heeft door niemand kan worden vervangen. Voor niet-geadopteerde volwassenen is dit percentage 67%. Van de geadopteerde volwassenen geeft 45% aan dat het voor een kind niet uit maakt of hij/zij door een adoptieouder of door een biologische ouder wordt opgevoed. Achtentwintig procent van de niet-geadopteerde volwassenen is het hier (helemaal) mee eens. Tot slot blijkt dat geadopteerde personen zich sterker verbonden voelen met Nederland (85%) dan met het geboorteland (28%), 60% is wel geïnteresseerd in de taal en cultuur van het geboorteland en 56% geeft aan dat zijn/haar karakter kenmerken van de cultuur van het geboorteland heeft.

Zoektocht naar meer informatie over adoptie en achtergrond

Bijna 9 op de 10 geadopteerde volwassenen geeft aan dat de ouders open zijn geweest over de adoptie. De meeste geadopteerde volwassenen (70%) geven aan dat de ouders uit zichzelf informatie gedeeld hebben over hun adoptie en nog eens bijna 20% geeft aan dat de ouders dergelijke informatie gedeeld hebben op het moment dat zij erom vroegen. Informatie of documenten die personen relatief vaak van hun ouders ontvangen hebben zijn naam van het kindertehuis of het ziekenhuis waar ze geboren zijn (69%) en het paspoort van geboorteland (67%). De helft van de geadopteerde volwassenen is zelf op zoek gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond (51%). Van de personen die dit niet gedaan hebben geeft 35% aan (misschien of zeker) wel op zoek te gaan in de toekomst. De meeste geadopteerde personen gingen of gaan dus op zoek naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. De meest voorkomende redenen waarom mensen zelf op zoek zijn gegaan, zijn als volgt: meer willen weten over waar men vandaan komt (82%), over de biologische familie (69%), of ze op familie lijken qua uiterlijk en karakter (61%) en of men broers of zussen heeft (56%). Van de geadopteerde volwassenen die aangeven niet zelf op zoek te zijn gegaan, geeft 73% aan hier geen behoefte aan te hebben. Geadopteerde personen hebben de meeste hulp bij hun zoektocht ontvangen van hun adoptieouders (61%). Deze hulp vond men ook heel nuttig en vaak nuttiger dan de hulp van verschillende organisaties. De zoektocht naar meer informatie kan echter een moeizaam proces zijn. Ongeveer een vijfde van de personen die op zoek zijn geweest geeft aan dat zij alle informatie hebben gevonden die zij zochten. Net zo veel mensen geven echter aan dat zij (nog) niets gevonden hebben en ook bijna een vijfde geeft aan dat zij de zoektocht moesten staken omdat ze niet verder kwamen met de zoektocht. Bovendien blijkt dat er tijdens de zoektocht relatief vaak informatie of documenten naar boven komen die niet kloppen. Ongeveer een derde van alle personen die op zoek zijn geweest, geeft aan dat alle informatie die zij tegen zijn gekomen juist was. Bij alle andere personen is er informatie naar boven gekomen die niet juist bleek te zijn. Het soort informatie dat niet juist blijkt zijn is heel uiteenlopend, bijvoorbeeld de geboorteakte en de naam van de biologische ouders. Uit de toelichtende opmerkingen blijkt dat ook de reden dat personen ter adoptie zijn aangeboden meermaals niet bleek te kloppen. Ruim 70% van de geadopteerde volwassenen waarvan tijdens de zoektocht informatie onjuist bleek te zijn, geeft aan dat ook de adoptieouders niet op de hoogte waren dat er informatie of documenten niet juist waren. In de toelichtingen die respondenten aan het einde van de vragenlijst konden geven, klinkt een oproep door naar één goed informatiepunt waar geadopteerde personen met alle vragen of problemen terecht kunnen. Het zou een informatiepunt moeten zijn waar personen altijd met alle vragen terecht zouden moeten kunnen indien zij meer begeleiding nodig hebben bij hun zoektocht. Ook wordt gesteld dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om meer hulp te bieden bij deze zoektocht en dat de overheid de plicht heeft geadopteerden financieel te ondersteunen bij deze zoektocht. 

Zoektocht per adoptieland

Omdat er veel geadopteerde personen hebben meegewerkt aan dit onderzoek kon ook worden gekeken naar verschillen tussen de geadopteerde volwassenen (in plaats van enkel te kijken naar geadopteerden als één groep en naar verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde personen). Zo is in dit onderzoek ook bekeken of het voor de zoektocht naar informatie uitmaakt uit welk land personen zijn geadopteerd. Er is zowel gekeken naar de landen waarvan de Commissie de opdracht kreeg om die in ieder geval te onderzoeken (Bangladesh, Brazilië, Colombia, Indonesië en Sri Lanka) als naar andere landen waaruit veel personen in Nederland geadopteerd zijn (China, India en Zuid-Korea). Er blijken grote verschillen te zijn tussen de landen wat betreft de mate waarin personen op zoek gaan en de uitkomst van deze zoektocht. Ruim een kwart van de geadopteerde personen uit China geeft aan op zoek te zijn gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. Voor de overige onderzochte landen ligt dit percentage tussen de 48% en 56%. Van de geadopteerde personen uit Bangladesh en China die op zoek zijn gegaan naar meer informatie geeft 8% aan alle informatie te hebben gevonden die zij zochten. Voor de overige onderzochte landen lagen deze percentages tussen de 15% en 23%. Gemiddeld genomen geeft 5% van de geadopteerde personen aan tijdens hun zoektocht te zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland. Geadopteerde personen uit India of Bangladesh geven vaker aan te zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland (respectievelijk 10% en 20%). Van de personen die uit Bangladesh, Zuid-Korea of India geadopteerd zijn, geeft respectievelijk 10%, 11% en 20% aan tegengewerkt te zijn door instellingen uit het geboorteland. Voor de overige onderzochte landen lagen deze percentages tussen de 2% en 4%. Geadopteerde personen uit Brazilië en Colombia geven het vaakst aan (respectievelijk 44% en 34%) dat alle informatie die zij gevonden hebben tijdens hun zoektocht juist is. Personen die geadopteerd zijn uit Bangladesh geven het minst vaak aan dat alle informatie die zij gevonden hebben klopte (3%).

Adoptie en de zoektocht: een meer gedetailleerd beeld

Naast dat onderzocht is of het uitmaakt uit welk land personen geadopteerd zijn, is ook onderzocht of het uitmaakt of personen in hun eerste levensjaar geadopteerd zijn of daarna. Drieënvijftig procent van de personen is in het eerste levensjaar geadopteerd. In vergelijking met personen die na het eerste levensjaar zijn geadopteerd, geven personen die tijdens hun eerste levensjaar geadopteerd zijn vaker aan een gelukkige jeugd te hebben gehad (69% versus 56%), vaker aan gelukkig te zijn in hun volwassen leven (81% versus 76%), minder vaak aan psychologische hulp te hebben gehad (63% versus 66%) en vaker aan positief te zijn over hun adoptie (73% versus 66%). Tot slot is aandacht besteed aan de relatie tussen welzijn en de zoektocht. Geadopteerde personen die aangeven gelukkig te zijn, zijn ook vaker positief over hun adoptie (82% versus 48%) en gaan minder vaak op zoek naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond (47% versus 60%). Geadopteerde personen die aangeven gelukkig te zijn geven minder vaak aan gestuit te zijn op foute of onvolledige informatie tijdens hun zoektocht dan personen die aangeven minder gelukkig te zijn (28% versus 44%). Ook geven geadopteerde personen die onjuiste informatie tegengekomen zijn tijdens hun zoektocht minder vaak aan blij te zijn geadopteerd te zijn dan personen die geen onjuiste informatie tegengekomen zijn tijdens deze zoektocht (46% versus 69%).