4. Houding tegenover adoptie
4.1 Houdingen ten aanzien van adoptie algemeen
Om algemene gevoelens ten aanzien van interlandelijke adoptie te onderzoeken hebben geadopteerde en niet-geadopteerde personen de volgende zeven stellingen voorgelegd gekregen: 1) Interlandelijke adoptie is altijd beter dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien, 2) Een persoon moet altijd zijn of haar achtergrond kunnen achterhalen, 3) Er wordt in de media te negatief geschreven over interlandelijke adoptie, 4) Al met al zou het beter zijn om kinderen in het geboorteland en de eigen cultuur te laten opgroeien, 5) De Nederlandse overheid moet meer hulp bieden bij het achterhalen van de afkomst van geadopteerden, 6) Ik zou zelf nooit een kind adopteren en 7) Interlandelijke adoptie moet altijd mogelijk blijven. Respondenten konden aangeven in hoeverre ze het eens of oneens waren met de stellingen. Hieronder wordt per stelling aangegeven in hoeverre geadopteerde personen het eens of oneens waren met deze stelling en in hoeverre zij hierin verschillen van niet-geadopteerde personen.
De eerste stelling was ‘Interlandelijke adoptie is altijd beter dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien’. Figuur 4.1.1 laat zien dat 47% van de geadopteerde personen het (helemaal) eens is met deze stelling. Iets meer dan een kwart (28%) geeft aan het niet eens en niet oneens te zijn met de stelling. De minderheid van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) oneens te zijn met de stelling dat interlandelijke adoptie beter is dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien (5%). Niet-geadopteerde personen geven vaker aan geen mening te hebben over deze stelling (14% versus 8%). In het algemeen zijn niet-geadopteerde personen het iets vaker (helemaal) eens met deze stelling dan geadopteerde personen (53% versus 47%).
Interlandelijke adoptie is altijd beter dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 8,4 | 14,4 |
Helemaal oneens | 5,0 | 2,6 |
Oneens | 12,2 | 7,8 |
Niet eens, niet oneens | 27,6 | 22,8 |
Eens | 29,1 | 38,4 |
Helemaal eens | 17,6 | 14,1 |
Vervolgens is respondenten gevraagd in hoeverre ze het eens of oneens waren met de stelling ‘Een persoon moet altijd zijn of haar achtergrond kunnen achterhalen’. Geadopteerde personen zijn het veelal (helemaal) eens met deze stelling. Tweeëntachtig procent is het (helemaal) eens met de stelling dat personen altijd hun achtergrond moet kunnen achterhalen. Niet-geadopteerde personen geven iets vaker aan het niet te weten en waren het gemiddeld genomen minder vaak helemaal eens met deze stelling dan geadopteerde personen (figuur 4.1.2).
Een persoon moet altijd zijn of haar achtergrond kunnen achterhalen | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 2,9 | 6,3 |
Helemaal oneens | 0,8 | 0,4 |
Oneens | 2,9 | 3,2 |
Niet eens, niet oneens | 11,0 | 7,9 |
Eens | 41,2 | 49,3 |
Helemaal eens | 41,2 | 32,9 |
Vervolgens is respondenten gevraagd naar hun mening over de stelling ‘Er wordt in de media te negatief geschreven over interlandelijke adoptie’. Figuur 4.1.3 laat zien dat de meningen over deze stelling verdeeld zijn. Dertig procent van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling dat er in de media te negatief geschreven wordt over interlandelijke adoptie. Verder geven geadopteerde personen het meest aan het niet eens of oneens te zijn met de stelling (31%). Er zijn grote verschillen tussen geadopteerde personen en niet-geadopteerde personen. Vooral het grote aantal niet-geadopteerde personen dat aangeeft niet te weten of ze het eens of oneens zijn met deze stelling valt op (42% versus 25%). Indien ‘weet niet’ buiten beschouwing wordt gelaten zijn geadopteerde personen gemiddeld genomen het vaker eens met deze stelling dan niet-geadopteerde personen.
Er wordt in de media te negatief geschreven over interlandelijke adoptie | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 24,6 | 41,9 |
Helemaal oneens | 4,0 | 1,5 |
Oneens | 10,8 | 11,0 |
Niet eens, niet oneens | 30,6 | 32,8 |
Eens | 19,2 | 11,3 |
Helemaal eens | 10,9 | 1,6 |
Al met al zou het beter zijn om kinderen in het geboorteland en de eigen cultuur te laten opgroeien’ was de volgende stelling die personen voorgelegd hebben gekregen in het onderzoek. Ook bij deze stelling zien we dat geadopteerde personen sterk verdeeld zijn (figuur 4.1.4). Ruim 30% is het (helemaal) eens met deze stelling, 30% is het niet eens en niet oneens met de stelling en nog eens ruim 30% is het (helemaal) oneens met de stelling. Niet-geadopteerde personen geven vaker ‘weet niet’ als antwoord op deze stelling en waren het minder vaak helemaal eens met de stelling dan geadopteerde volwassenen.
Al met al zou het beter zijn om kinderen in het geboorteland en de eigen cultuur te laten opgroeien | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 7,4 | 12,1 |
Helemaal oneens | 8,0 | 1,5 |
Oneens | 23,5 | 25,9 |
Niet eens, niet oneens | 30,1 | 30,8 |
Eens | 18,4 | 24,4 |
Helemaal eens | 12,5 | 5,3 |
Over de rol van de overheid hebben de respondenten de volgende stelling voorgelegd gekregen ‘De Nederlandse overheid moet meer hulp bieden bij het achterhalen van de afkomst van geadopteerden’. Uit figuur 4.1.5 komt naar voren dat 57% van de geadopteerde volwassenen het (helemaal) eens is met deze stelling, bijna een kwart is neutraal en 9% van de geadopteerde personen is het niet eens met de stelling. Geadopteerde personen zijn het vaker helemaal eens met deze stelling dan niet-geadopteerde personen (respectievelijk 28% en 9%). Niet-geadopteerde personen geven vaker aan niet te weten of ze het eens of oneens zijn met de stelling dan geadopteerde personen (10% versus 22%).
De Nederlandse overheid moet meer hulp bieden bij het achterhalen van de afkomst van geadopteerden | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 10,3 | 22,3 |
Helemaal oneens | 1,9 | 1,9 |
Oneens | 7,5 | 9,6 |
Niet eens, niet oneens | 23,1 | 25,7 |
Eens | 28,9 | 31,3 |
Helemaal eens | 28,2 | 9,2 |
De een-na-laatste stelling over adoptie die zowel geadopteerde als niet-geadopteerde personen voorgelegd hebben gekregen is ‘Ik zou zelf nooit een kind adopteren’. Geadopteerde personen zijn verdeeld, maar het eerder oneens dan eens. Bijna 40% van de geadopteerde volwassenen geeft aan het (helemaal) oneens te zijn met de stelling zelf nooit een kind te adopteren ten opzichte van 34% van niet-geadopteerde volwassenen. Ook hier is te zien dat niet-geadopteerde personen vaker aangeven het niet te weten en het iets minder vaak helemaal eens waren met de stelling (figuur 4.1.6).
Ik zou zelf nooit een kind adopteren | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 13,3 | 19,4 |
Helemaal oneens | 17,6 | 12,8 |
Oneens | 21,7 | 21,5 |
Niet eens, niet oneens | 21,2 | 22,6 |
Eens | 11,2 | 13,2 |
Helemaal eens | 15,0 | 10,5 |
De laatste stelling die personen voorgelegd hebben gekregen om algemene attitudes ten aanzien van adoptie te onderzoeken is ‘Interlandelijke adoptie moet altijd mogelijk blijven’. Figuur 4.1.7 laat zien dat geadopteerde volwassenen het overwegend eens waren met deze stelling. Bijna 70% van de geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen was het (helemaal) eens met de stelling dat interlandelijke adoptie mogelijk moet blijven. Indien ‘weet niet’ buiten beschouwing wordt gelaten (dus wanneer enkel gekeken wordt naar respondenten die in het in bepaalde mate eens of oneens zijn met de stelling en niet naar de respondenten die geen mening hebben) zijn niet-geadopteerde volwassenen het niet statistisch significant vaker eens of oneens met deze stelling. Na controle voor de verschillende achtergrondkenmerken verschillen de groepen niet statistisch significant van elkaar op deze stelling.
Interlandelijke adoptie moet altijd mogelijk blijven | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Weet niet | 6,6 | 9,6 |
Helemaal oneens | 3,4 | 1,2 |
Oneens | 3,5 | 0,7 |
Niet eens, niet oneens | 17,3 | 19,2 |
Eens | 40,1 | 48,7 |
Helemaal eens | 29,3 | 20,6 |
Samengevat zijn geadopteerde volwassenen gemiddeld genomen overwegend positief over adoptie. Zo vinden de meeste geadopteerde personen dat interlandelijke adoptie altijd beter is dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien en vindt de meerderheid dat interlandelijke adoptie altijd mogelijk moet blijven. Wel vinden geadopteerde personen dat een persoon altijd zijn of haar achtergrond moet kunnen achterhalen en verwachten zij meer hulp van de overheid bij het achterhalen van de achtergrond van geadopteerde personen. Niet-geadopteerde personen hebben vaker geen mening over stellingen over interlandelijke adoptie, maar verder zijn de verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde personen wat betreft algemene houding ten aanzien van adoptie inhoudelijk relatief beperkt.
4.2 Houding ten aanzien van biologische relaties
Geadopteerde en niet-geadopteerde personen hebben ook drie stellingen voorgelegd gekregen over biologische relaties. De eerste stelling was ‘Relaties kunnen komen en gaan, maar biologische banden zijn voor altijd’. Respondenten konden aangeven in hoeverre ze het eens of oneens waren met deze stelling. Figuur 4.2.1 laat zien dat geadopteerde volwassenen verdeeld zijn over deze stelling, maar het iets vaker oneens dan eens zijn met deze stelling. Hierin verschillen zij duidelijk van niet-geadopteerde personen waar 67% van de personen aangeeft het (helemaal) eens te zijn met de stelling ten opzichte van 33% van de geadopteerde personen.
Relaties kunnen komen en gaan, maar biologische banden zijn voor altijd | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 15,7 | 3,7 |
Oneens | 23,2 | 11,9 |
Niet eens, niet oneens | 27,7 | 17,1 |
Eens | 17,9 | 34,8 |
Helemaal eens | 15,4 | 32,5 |
De tweede stelling die personen voorgelegd hebben gekregen, is ‘De band die een biologische ouder met zijn/haar kind heeft kan niemand vervangen’. Figuur 4.2.2 toont dat 27% van de geadopteerde personen het (helemaal) eens is met deze stelling. Ongeveer de helft van de geadopteerde volwassenen is het (helemaal) oneens met deze stelling. Van de niet-geadopteerde personen geeft 57% aan dat de band met een biologische ouder niet kan worden vervangen door iemand anders.
De band die een biologische ouder met zijn/haar kind heeft kan niemand vervangen | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 22,1 | 5,5 |
Oneens | 28,4 | 17,6 |
Niet eens, niet oneens | 22,2 | 19,9 |
Eens | 14,3 | 32,4 |
Helemaal eens | 13,1 | 24,6 |
De laatste stelling over biologische banden is ‘Voor een kind maakt het niet uit of hij/zij door een adoptieouder of door een biologische ouder wordt opgevoed’. Geadopteerde personen zijn verdeeld over deze stelling, maar zijn het iets vaker (helemaal) eens (45%) dan (helemaal) oneens (33%) met de stelling. Voor niet-geadopteerde personen zijn deze percentages respectievelijk 27% en 31%. Niet-geadopteerde personen geven relatief vaak (41%) aan het niet eens of oneens te zijn met deze stelling (figuur 4.2.3). Geadopteerde personen zijn dus verdeeld over het exacte belang van biologische relaties. In het algemeen hechten zij hier minder waarde aan dan niet-geadopteerde personen.
Voor een kind maakt het niet uit of hij/zij door een adoptieouder of door een biologische ouder wordt opgevoed | Geadopteerd (%) | Niet geadopteerd (%) |
---|---|---|
Helemaal oneens | 15,1 | 7,1 |
Oneens | 17,7 | 24,3 |
Niet eens, niet oneens | 22,4 | 41,2 |
Eens | 22,1 | 19,0 |
Helemaal eens | 22,8 | 8,5 |
4.3 Houdingen ten aanzien van eigen adoptie
Hierboven zijn de houdingen van zowel geadopteerde als niet-geadopteerde personen ten aanzien van adoptie in het algemeen beschreven. Hieronder wordt ingegaan op houdingen van geadopteerde personen ten aanzien van hun eigen adoptie. De eerste stelling die aan geadopteerde volwassenen is voorgelegd is ‘Het is heel jammer dat ik geen (hechte) band heb met mijn biologische moeder/vader’. Figuur 4.3.1 laat zien dat geadopteerde personen verdeeld reageren op deze stelling. Gemiddeld genomen geven zij vaker aan het (helemaal) oneens dan (helemaal) eens te zijn met de stelling het jammer te vinden geen hechte band te hebben met de biologische ouders (41% versus 30%).
Het is heel jammer dat ik geen (hechte) band heb met mijn biologische moeder/vader | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 9,3 |
Helemaal oneens | 23,1 |
Oneens | 18,1 |
Niet eens, niet oneens | 20,0 |
Eens | 17,3 |
Helemaal eens | 12,2 |
De tweede stelling met betrekking tot de eigen adoptie die voorgelegd is aan geadopteerde volwassenen is: ‘Het voelt soms alsof ik in de steek gelaten ben door mijn biologische moeder/vader’. Bij deze stelling is duidelijk te zien dat geadopteerde personen het vaker (helemaal) oneens dan (helemaal) eens zijn. Achtenvijftig procent van de geadopteerde personen is het (helemaal) oneens en 25% is het (helemaal) eens met de stelling dat zij zich in de steek gelaten voelen door de biologische vader/moeder (figuur 4.3.2).
Het voelt soms alsof ik in de steek gelaten ben door mijn biologische moeder/vader | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 4,1 |
Helemaal oneens | 35,7 |
Oneens | 21,9 |
Niet eens, niet oneens | 13,7 |
Eens | 14,2 |
Helemaal eens | 10,3 |
De derde stelling is ‘Zonder de band met mijn biologische moeder/vader ontbreekt er iets in mijn leven’. In figuur 4.3.3 is hetzelfde patroon te zien: geadopteerde volwassen zijn het vaker (helemaal) oneens dan (helemaal) eens met deze stelling. Bijna 60% van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) oneens te zijn met de stelling dat er zonder de band met de biologische moeder/vader iets ontbreekt in zijn/haar leven.
Zonder de band met mijn biologische moeder/vader ontbreekt er iets in mijn leven | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 4,5 |
Helemaal oneens | 34,2 |
Oneens | 24,1 |
Niet eens, niet oneens | 15,3 |
Eens | 12,8 |
Helemaal eens | 9,2 |
‘Ik kijk met gemengde gevoelens terug op mijn adoptie’ is de volgende stelling die personen hebben beantwoord. Ook hier is te zien dat geadopteerde volwassenen het vaker (helemaal) oneens zijn met deze stelling in plaats van (helemaal) eens. De meerderheid (53%) van de geadopteerde volwassenen geeft aan niet met gemengde gevoelens terug te kijken op hun adoptie, minder dan een derde (31%) doet dit wel (figuur 4.3.4).
Ik kijk met gemengde gevoelens terug op mijn adoptie | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 3,5 |
Helemaal oneens | 33,4 |
Oneens | 19,7 |
Niet eens, niet oneens | 12,2 |
Eens | 17,6 |
Helemaal eens | 13,7 |
De een-na-laatste stelling met betrekking tot de eigen adoptie is ‘Mijn adoptie heeft mij meer kansen gegeven in mijn leven’. Figuur 4.3.5 laat zien dat 84% van de geadopteerde volwassenen het (helemaal) eens is met de stelling. Bijna 60% is het helemaal eens met de stelling dat adoptie hen meer kansen heeft gegeven in het leven. Minder dan 5% is het (helemaal) oneens met deze stelling.
Mijn adoptie heeft mij meer kansen gegeven in mijn leven | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 1,5 |
Helemaal oneens | 2,5 |
Oneens | 2,2 |
Niet eens, niet oneens | 10,2 |
Eens | 25,0 |
Helemaal eens | 58,7 |
De laatste stelling was ‘Ik ben blij dat ik geadopteerd ben’. Figuur 4.3.6 toont dat ook hier de meerderheid van de personen het eens is met de stelling: 70% van de geadopteerde personen is het (helemaal) eens met de stelling ‘ik ben blij dat ik geadopteerd ben’.
Ik ben blij dat ik geadopteerd ben | Geadopteerd (%) |
---|---|
Niet van toepassing | 1,7 |
Helemaal oneens | 4,5 |
Oneens | 3,7 |
Niet eens, niet oneens | 20,6 |
Eens | 24,3 |
Helemaal eens | 45,2 |
De meerderheid van de geadopteerde personen staat in het algemeen positief ten aanzien van hun eigen adoptie. Zo geeft de meerderheid van de geadopteerde volwassenen aan meer kansen te hebben gekregen door de adoptie en blij te zijn geadopteerd te zijn. Verder vindt de meerderheid van de geadopteerde volwassenen dat het niet hebben van een band met de biologische ouders niet zorgt voor het gevoel dat er iets ontbreekt in hun leven en geven de meeste geadopteerde volwassenen aan zich niet in de steek gelaten te voelen door hun biologische ouders.
In de open antwoorden die respondenten konden geven aan het einde van de vragenlijst zijn meerdere personen ingegaan op gevoelens ten aanzien van hun eigen adoptie. Zoals eerder aangegeven zijn er meerdere geadopteerde personen die problemen samenhangend met hun adoptie beschreven hebben in deze open ruimte (bijvoorbeeld dat ze niet in goede gezinnen terecht zijn gekomen en problemen met de (standaard) psychologische hulpverlening)). Er zijn echter ook meerdere geadopteerde personen die expliciet hebben aangegeven te vinden dat er vaak te negatief wordt gesproken over adoptie.
4.4 Verbondenheid Nederland en geboorteland
Tot slot is er nog een aantal vragen voorgelegd aan geadopteerde volwassenen over de mate waarin zij zich verbonden voelen met Nederland en hun geboorteland. Vijfentachtig procent van de geadopteerde personen geeft aan zich (heel) sterk verbonden te voelen met Nederland (figuur 4.4.1). Minder dan 5% geeft aan zichzelf (helemaal) niet verbonden te voelen met Nederland. De verbondenheid met Nederland is hiermee groter dan de verbondenheid met het geboorteland (figuur 4.4.2). Achtentwintig procent van de geadopteerde volwassenen geeft aan zich (heel) sterk verbonden te voelen met zijn/haar geboorteland en 42% geeft aan zich een beetje verbonden te voelen met zijn/haar geboorteland. Dertig procent geeft aan zich (helemaal) niet verbonden te voelen met zijn/haar geboorteland.
In hoeverre voelt u zich verbonden met Nederland? | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal niet | 1,7 |
Niet | 2,1 |
Een beetje | 11,3 |
Sterk | 35,7 |
Heel sterk | 49,2 |
In hoeverre voelt u zich verbonden met uw geboorteland? | Geadopteerd (%) |
---|---|
Helemaal niet | 12,7 |
Niet | 17,3 |
Een beetje | 41,9 |
Sterk | 20,0 |
Heel sterk | 8,2 |
Door middel van drie aanvullende items is meer in detail in kaart gebracht welke rol het geboorteland speelt in het leven van geadopteerde volwassenen in Nederland. Figuur 4.4.3 laat zien dat geadopteerde personen in het algemeen geïnteresseerd zijn in de taal en cultuur van het geboorteland (60%). Ook geeft 56% van de geadopteerde personen aan dat zijn/haar karakter kenmerken heeft van de cultuur van hun geboorteland (figuur 4.4.4). Over de vraag of het een belangrijke rol speelt in hun leven dat ze uit een ander land komen, zijn de meningen verdeeld (figuur 4.4.5).
Ik ben geïnteresseerd in de taal en cultuur van mijn geboorteland | Geadopteerd (%) |
---|---|
Weet niet | 0,8 |
Helemaal oneens | 8,4 |
Oneens | 11,5 |
Niet eens, niet oneens | 19,2 |
Eens | 35,9 |
Helemaal eens | 24,1 |
Mijn karakter heeft kenmerken van de cultuur van mijn geboorteland | Geadopteerd (%) |
---|---|
Weet niet | 13,6 |
Helemaal oneens | 6,9 |
Oneens | 9,4 |
Niet eens, niet oneens | 14,6 |
Eens | 35,2 |
Helemaal eens | 20,3 |
Dat ik uit een ander land kom, speelt een belangrijke rol in mijn leven | Geadopteerd (%) |
---|---|
Weet niet | 1,4 |
Helemaal oneens | 13,0 |
Oneens | 22,4 |
Niet eens, niet oneens | 22,8 |
Eens | 24,1 |
Helemaal eens | 16,3 |
Samenvattend, de verbondenheid die geadopteerde personen met Nederland voelen is groot. De meeste geadopteerde personen geven aan zich (heel) sterk verbonden te voelen met Nederland. De verbondenheid met het geboorteland is minder groot. Toch is er ook enige verbondenheid met het geboorteland. Er is interesse in de taal en cultuur van het geboorteland en geadopteerde personen hebben het idee dat hun karakter kenmerken heeft van de cultuur van hun geboorteland. De opmerking die een respondent gaf in het open veld aan het einde van de vragenlijst ‘de wortels liggen daar, maar de boom staat hier’ sluit goed aan bij deze conclusie.