Interlandelijke adoptie in Nederland

3. Volwassenheid: leefsituatie en welzijn van geadopteerden (versus niet-geadopteerden)

In het vorige hoofdstuk is ingegaan op verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen wat betreft de woonsituatie en ervaringen in de jeugd. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de leefsituatie, relaties en ervaringen in het volwassen leven. Meer specifiek wordt gekeken naar de band die men nu heeft met de ouders (paragraaf 3.1), de huidige gezinssituatie (paragraaf 3.2) en gezondheid en welzijn (paragraaf 3.3, 3.4 en 3.5).

3.1 Huidige band met ouders

Als eerste wordt in dit hoofdstuk gekeken naar de relatie die personen tijdens hun volwassen leven hebben met de ouders. In het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat geadopteerde personen in hun jeugd in het algemeen een goede relatie bleken te hebben met hun adoptieouders. Wel is de relatie met de ouders iets minder goed dan bij niet-geadopteerde personen. Hoe goed is de relatie met de (adoptie)ouders in het volwassen leven?

In het onderzoek zijn enkele algemene stellingen voorgelegd aan de respondenten over de band met de ouders: 1) Ik denk vaak aan mijn (adoptie)ouders, 2) Ik vertel mijn (adoptie)ouders veel over mijn leven, 3) Ik heb vaak dat bepaalde dingen me doen denken aan mijn (adoptie)ouders, 4) Ik ben geïnteresseerd in het leven van mijn (adoptie)ouders en 5) Ik voel me helemaal op mijn plek in mijn (adoptie)gezin. Respondenten kunnen aangeven in hoeverre ze het eens of oneens zijn met deze stellingen. De antwoorden op deze vijf stellingen zijn samengevoegd om de algemene band met de ouders te meten. Het kan robuuster (beter) zijn om een bepaald kenmerk, in dit geval de band van de ouders, te meten door middel van antwoorden op meerdere stellingen in plaats van door middel van één afzonderlijke stelling. Op deze manier ontstaat een meer dekkende meting van dit kenmerk. Door de antwoorden op de vijf afzonderlijke stellingen te combineren wordt een zogenoemde schaal gemaakt om de band met de ouders te meten. Samen vormen deze items een betrouwbare schaal om de globale band met de (adoptie)ouders te meten (zie bijlage 2 voor meer informatie hierover). Een hoge score op deze schaal (5) staat voor een goede band met de ouders en een lage score (1) voor een slechte band met de ouders. Gemiddeld genomen scoren geadopteerde volwassenen 3,69 op deze vijfpuntsschaal. Dit geeft aan dat geadopteerde volwassenen gemiddeld genomen een redelijk goede band hebben met de adoptieouders. Niet-geadopteerde personen scoren gemiddeld genomen 3,93 op de schaal. Dit betekent dat niet-geadopteerde personen een iets betere, maar niet heel veel betere band met de ouders blijken te hebben in vergelijking met geadopteerde volwassenen.

Aan geadopteerde volwassenen uit adoptiegezinnen met ook biologische kinderen is ook nog de stelling voorgelegd ‘Mijn ouders maken geen onderscheid tussen hun biologisch(e) kind(eren) en adoptiekind(eren)’. 3.1.1 laat zien dat een grote meerderheid (80%) van de personen die opgegroeid is in een gezin met zowel adoptiekinderen als biologische kinderen aangeeft het (helemaal) eens te zijn met de stelling dat hun ouders geen onderscheid maken tussen hun biologische kind(eren) en adoptiekind. Van de personen die opgegroeid zijn in een gezin met zowel adoptiekinderen als biologische kinderen geeft 12% aan dat er wel een onderscheid gemaakt werd (zij zijn het (helemaal) oneens met de stelling).

3.1.1 Percentage in hoeverre zijn/haar ouders geen onderscheid maken tussen hun biologisch(e) kind(eren) en adoptiekind(eren)
Mijn ouders maken geen onderscheid tussen hun biologisch(e) kind(eren) en hun adoptiekind(eren)Geadopteerd (%)
Helemaal oneens6,6
Oneens4,9
Niet eens,niet oneens8,3
Eens21,6
Helemaal eens58,6

Relatie met de adoptievader

In het onderzoek zijn ook enkele vragen gesteld specifiek over de band met de vader. Zo is respondenten gevraagd hoe hecht de band met de vader is op het moment van het invullen van de vragenlijst.

Uit figuur 3.1.2 komt naar voren dat de meeste geadopteerde volwassenen aangeven een goede band te hebben met de vader. Meer dan de helft (58%) van de geadopteerde volwassenen geeft aan een (hele) hechte band te hebben met de vader. In totaal heeft meer dan driekwart van de geadopteerde volwassenen een (redelijk tot heel) hechte band met de vader. Een minderheid (13%) geeft aan geen goede band te hebben met de vader. Minder dan 10% van de geadopteerde volwassenen geeft aan helemaal geen contact te hebben met de vader. Gemiddeld genomen is de band met de vader voor geadopteerde personen iets minder hecht dan voor niet-geadopteerde personen.

3.1.2 Hechtheid van de band met adoptievader/biologische vader op dit moment
Hoe hecht is de band met uw adoptie-vader op dit moment?Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
Er is geen contact9,36,2
Helemaal niet hecht4,03,6
Niet hecht9,37,9
Redelijk hecht19,920,8
Hecht31,939,0
Heel hecht25,622,5


Figuur 3.1.3 laat zien dat meer dan de helft (52%) van de geadopteerde volwassenen aangeeft nooit conflicten en/of spanningen te ervaren met de vader en 42% geeft aan dat dergelijke conflicten en spanningen er soms zijn. Zes procent van de geadopteerde volwassenen geeft aan regelmatig of vaak conflicten te hebben met de vader. Niet-geadopteerde volwassenen geven ongeveer even vaak aan conflicten en/of spanningen te hebben met de vader dan geadopteerde volwassenen.

3.1.3 Percentage spanningen en/of conflicten tussen kind en (adoptie)vader
Zijn er weleens spanningen en/of conflicten tussen u en uw adoptie-vader?Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
Nooit52,159,7
Soms42,234,7
Regelmatig4,03,6
Vaak1,81,9


Zoals hierboven aangegeven heeft een deel van de volwassenen geen contact met de vader. In het onderzoek is ook gevraagd waarom er geen contact (meer) is. Figuur 3.1.4 laat zien dat de meest genoemde reden is dat geadopteerde personen de vader niet meer willen zien (44%). Ook voor niet-geadopteerde volwassenen is de vader niet meer willen zien de meest genoemde reden dat er geen contact meer is met de vader (47%).

3.1.4 Percentage reden van geen contact meer met (adoptie)vader
Waarom is er geen contact meer? Kies de voor u belangrijkste reden.Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
We zijn uit elkaar gegroeid7,01,9
Er is ruzie geweest19,825,0
Ik wil hem niet meer zien44,146,8
Hij wil mij niet meer zien8,93,8
Er zijn wettelijke beperkingen0,40,0
Het is zo gegaan, er is geen duidelijke reden9,83,1
Er was eigenlijk nooit contact9,919,4


Tot slot zijn aan geadopteerde volwassenen nog twee stellingen voorgelegd over de adoptievader: 1) Ik beschouw hem als mijn vader en 2) Hij gedraagt zich tegenover mij als een echte vader. Respondenten konden op een 5-puntschaal aangeven in hoeverre ze het eens of oneens waren met deze stellingen. Uit figuur 3.1.5 komt naar voren dat 85% van de geadopteerde volwassenen aangeeft de adoptievader als hun vader te beschouwen. Bijna 70% geeft aan het hier helemaal mee eens te zijn. Ook geeft een grote meerderheid (80%) aan dat de adoptievader zich gedraagt als een echte vader (figuur 3.1.6).

3.1.5 Percentage dat zijn/haar adoptievader beschouwt als zijn/haar vader
Ik beschouw hem als mijn vaderGeadopteerd (%)
Helemaal oneens5,5
Oneens3,3
Niet eens, niet oneens6,4
Eens18,0
Helemaal eens66,7

3.1.6 Percentage dat aangeeft dat zijn/haar adoptievader zich gedraagt als een echte vader
Hij gedraagt zich tegenover mij als een echte vaderGeadopteerd (%)
Helemaal oneens7,4
Oneens5,6
Niet eens, niet oneens7,2
Eens15,4
Helemaal eens64,4


Samenvattend, is de relatie tussen geadopteerde volwassenen en hun adoptievader vaak goed. De meeste geadopteerde volwassenen geven aan een (hele) hechte band te hebben met de adoptievader, niet vaak conflicten te hebben met de adoptievader en hem te beschouwen als hun vader. De relatie met de vader blijkt bij geadopteerde volwassenen gemiddeld genomen iets minder goed te zijn dan bij niet-geadopteerde volwassenen.

Relatie met de adoptiemoeder

Bovenstaande vragen zijn ook gesteld met betrekking tot de moeder. De relatie met de adoptiemoeder is in het algemeen (nog) beter dan met de adoptievader (figuur 3.1.7). Meer dan een derde van de geadopteerde volwassenen geeft aan een hele hechte band te hebben met de adoptiemoeder en meer dan 30% geeft aan een hechte band te hebben. Ongeveer 6% van de geadopteerde volwassenen geeft aan geen contact te hebben met moeder. Niet-geadopteerde volwassenen hebben gemiddeld genomen een hechtere band met hun moeder dan geadopteerde volwassenen.

3.1.7 Hechtheid van de band met adoptiemoeder/biologische moeder op dit moment
Hoe hecht is de band met uw adoptie-moeder op dit moment?Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
Er is geen contact6,21,4
Helemaal niet hecht4,01,8
Niet hecht6,03,6
Redelijk hecht17,212,5
Hecht30,440,9
Heel hecht36,239,9


In figuur 3.1.8 staat weergegeven hoe vaak geadopteerde volwassenen conflicten hebben met hun moeder. Geadopteerde volwassen geven vaker aan regelmatig tot vaak conflicten te hebben met hun adoptiemoeder dan met hun adoptievader (10% versus 6%). Slechts een kleine minderheid heeft regelmatig of vaak conflicten met de moeder. Vergelijkbaar bij de adoptievader, geven niet-geadopteerde volwassenen minder vaak aan dat er spanningen en/of conflicten zijn met de moeder dan geadopteerde volwassenen. De verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen lijken bij de moeder groter te zijn dan bij de vader. Ongeveer 63% van de niet-geadopteerde volwassenen geeft aan nooit conflicten en/of spanningen te hebben met de moeder tegenover 44% van de geadopteerde volwassenen (bij de vader was dit respectievelijk 60% en 52%).

3.1.8 Percentage spanningen en/of conflicten tussen kind en (adoptie)moeder
Zijn er weleens spanningen en/of conflicten tussen u en uw adoptie-moeder?Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
Nooit43,963,2
Soms46,534,1
Regelmatig7,12,5
Vaak2,40,3


Ook voor de moeder is gevraagd waarom er geen contact meer is met de adoptiemoeder indien respondenten aangaven dat er geen contact meer is (figuur 3.1.9). Opnieuw is de reden ‘ik wil haar niet meer zien’ de meest voorkomende reden (47%). De aantallen voor de niet-geadopteerde volwassenen zijn in dit geval te klein om een betrouwbare vergelijking te kunnen maken tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen.

3.1.9 Percentage reden van geen contact meer met (adoptie)moeder
Waarom is er geen contact meer? Kies de voor u belangrijkste reden.Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
We zijn uit elkaar gegroeid5,00,0
Er is ruzie geweest30,70,0
Ik wil haar niet meer zien47,274,2
Zij wil mij niet meer zien6,40,0
Er zijn wettelijke beperkingen2,00,0
Het is zo gegaan, er is geen duidelijke reden2,125,8
Er was eigenlijk nooit contact6,50,0


Tot slot hebben de geadopteerde volwassenen ook over hun adoptiemoeder aangegeven in hoeverre zij haar beschouwen als hun moeder en in hoeverre zij zich gedraagt als een echte moeder. Ook in de figuren 3.1.10 en 3.1.11 zien we dat de 87% van de geadopteerde volwassenen aangeeft hun adoptiemoeder als hun moeder te beschouwen en 85% geeft aan dat zij zich ook als een echte moeder gedraagt.

3.1.10 Percentage dat zijn/haar adoptiemoeder beschouwt als zijn/haar moeder
Ik beschouw haar als mijn moederGeadopteerd (%)
Helemaal oneens4,4
Oneens3,1
Niet eens, niet oneens5,7
Eens16,3
Helemaal eens70,5

3.1.11 Percentage dat aangeeft dat zijn/haar adoptiemoeder zich gedraagt als een echte moeder
Zij gedraagt zich tegenover mij als een echte moederGeadopteerd (%)
Helemaal oneens5,3
Oneens4,1
Niet eens, niet oneens5,9
Eens14,4
Helemaal eens70,3


Net als bij de vader zien we ook voor de moeder dat de relatie tussen de adoptiemoeder en geadopteerde volwassenen vaak goed is. Ook hier geeft een meerderheid aan een hechte relatie met de moeder te hebben en dat er niet vaak conflicten en/of spanningen zijn. De relatie met de moeder blijkt voor geadopteerde volwassenen gemiddeld genomen iets minder goed dan voor niet-geadopteerde volwassenen. In het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat geadopteerde volwassenen tijdens hun jeugd aangaven een minder hechte band te hebben gehad met hun ouders dan niet-geadopteerde personen. Deze verschillen zijn ook zichtbaar in het volwassen leven.

3.2 Huidige gezinssamenstelling

Hierboven is ingegaan op de relatie die volwassenen hebben met hun ouders. Hieronder wordt beschreven in hoeverre personen zelf een gezin, dat wil zeggen een partner en/of kinderen, hebben.22) Ook wordt ingegaan op de kwaliteit van de relatie met de partner.

Van de geadopteerde respondenten heeft 61% langer dan zes maanden een vaste partner. Dit is minder vaak dan de niet-geadopteerde volwassenen (in dezelfde leeftijdscategorie). Van de niet-geadopteerde volwassenen die deelgenomen hebben aan het onderzoek geeft 69% aan een vaste partner te hebben. In het onderzoek is ook gevraagd hoe hecht de band met de partner is. Figuur 3.2.1 laat zien dat de meeste personen aangeven dat de relatie met de partner (heel) hecht is (89% en 95%). Niet-geadopteerde personen geven vaker aan dat de relatie met de partner heel hecht is (73%) dan geadopteerde personen (63%).

3.2.1 Hechtheid van de band met partner
Hoe hecht is uw band met uw partner?Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
Helemaal niet hecht0,40,0
Niet hecht1,31,0
Redelijk hecht9,14,0
Hecht26,022,1
Heel hecht63,172,9
 

Indien gekeken wordt naar hoe vaak er conflicten en/of spanningen in de relatie zijn, is hetzelfde beeld te zien: de meeste mensen geven aan dat de relatie met de partner goed is in de zin dat er niet vaak sprake is van conflicten en/of spanningen (figuur 3.2.2). Niet-geadopteerde volwassenen geven vaker aan nooit spanningen en/of conflicten te hebben met de partner (24%) dan geadopteerde volwassenen (17%).

3.2.2 Percentage spanningen en/of conflicten met de partner
Zijn er weleens spanningen en/of conflicten tussen u en uw partner?Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
Nooit17,024,2
Soms69,668,8
Regelmatig10,85,3
Vaak2,61,7


Verder is in het onderzoek gevraagd in welke mate men vertrouwen heeft in de toekomst van de relatie met de partner. Figuur 3.2.3 laat zien dat in het algemeen de meeste personen aangeven veel of heel veel vertrouwen te hebben in de relatie. Dit geldt zowel voor geadopteerde als voor niet-geadopteerde volwassenen (84% en 91%). Ook hier geven niet-geadopteerde personen vaker aan heel veel vertrouwen te hebben in de toekomst van de relatie (63%) dan geadopteerde personen (52%).

3.2.3 Percentages vertrouwen in de toekomst van de relatie met de partner
In welke mate heeft u vertrouwen in de toekomst van uw relatie met uw partner?Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
Weinig of geen vertrouwen0,70,8
Niet zo veel vertrouwen3,31,0
Niet veel en niet weinig vertrouwen9,06,8
Veel vertrouwen31,928,1
Heel veel vertrouwen52,362,9
Wil ik niet zeggen2,70,5


Door middel van een schaal (samenvoeging van antwoorden op meerdere stellingen) is aan personen gevraagd in hoeverre zij vertrouwen hebben in andere mensen. Meer specifiek is respondenten gevraagd in hoeverre zij het eens of oneens waren met de volgende stellingen: 1) De meeste mensen zijn wel te vertrouwen, 2) Als je anderen helpt kom je vaak bedrogen uit, 3) Ik vind/vond het in een relatie moeilijk om mijn partner te vertrouwen, 4) Het is riskant om je open te stellen voor anderen en 5) In relaties twijfel ik vaak of het wel goed zal blijven gaan. De antwoorden op deze vijf stellingen worden samengevoegd in één schaal om algemeen vertrouwen te meten (de items vormen een betrouwbare schaal, zie bijlage 2). Het eerste item is positief geformuleerd in de zin dat wanneer mensen het eens zijn met de stelling dit betekent dat ze veel vertrouwen hebben in mensen om hen heen. De andere items zijn negatief geformuleerd in de zin dat wanneer personen het eens zijn met deze stellingen dit duidt op weinig vertrouwen in mensen om hen heen. Door zowel positief als negatief geformuleerde items af te wisselen in een vragenlijst wordt de kans verkleind dat de respondenten routinematig de vragen beantwoorden (bijvoorbeeld door altijd eens aan te vinken) en wordt de kans vergroot dat respondenten beter nadenken over de stelling alvorens hun antwoord te geven. Om de items te kunnen combineren in één schaal om algemeen vertrouwen in mensen te meten, moeten de items in de analysefase gehercodeerd worden. Dit houdt in dat de antwoorden op alle items zo gecodeerd worden dat een hoge score op alle items hetzelfde betekent. In dit geval betekent een lage score op de schaal (1) dat personen veel moeite hebben om mensen te vertrouwen en een hoge score op de schaal (5) geeft aan dat personen in het algemeen veel vertrouwen hebben in mensen om hen heen. Op basis van deze analyses hebben geadopteerde personen meer moeite om mensen te vertrouwen dan niet-geadopteerde personen (gemiddelde is respectievelijk 3,33 en 3,63).

In de beschikbare ruimte aan het einde van de vragenlijst geven meerdere geadopteerde personen aan dat zij het gevoel hebben dat hun adoptie invloed heeft op de relaties die zij aangaan met mensen. Meer specifiek geven meerdere mensen aan verlatingsangst te hebben die zij koppelen aan het feit dat zij geadopteerd zijn.

In het onderzoek is ook gevraagd naar hoe vaak men in het verleden lange relaties gehad heeft. Iets meer dan 40% van de geadopteerde volwassenen heeft in het verleden 1 of 2 lange relaties gehad en iets meer dan 30% van de geadopteerde volwassenen geeft aan in het verleden geen lange relatie gehad te hebben (figuur 3.2.4).

3.2.4 Percentage aantal relaties die in het verleden langer dan 6 maanden hebben geduurd
Heeft u in het verleden een relatie gehad die tenminste 6 maanden heeft geduurd?Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
Geen eerdere relaties32,137,7
1-242,530,7
3-618,119,7
7-91,80,8
10 of meer5,511,0


Tot slot is nog gevraagd of personen al dan niet kinderen hebben. Van de geadopteerde volwassenen geeft 42% aan biologische kinderen te hebben. Dit is minder vaak dan bij niet-geadopteerde volwassenen (51%). Het zelf adopteren van kinderen gebeurt iets vaker bij geadopteerde volwassenen (ongeveer 1%) dan bij niet-geadopteerde volwassenen, maar na controle voor de verschillende achtergrondkenmerken zijn deze verschillen tussen geadopteerde volwassenen en niet-geadopteerde volwassenen statistisch niet meer significant.

3.3 Gezondheid en welzijn23)

In het onderzoek is verder ingegaan op de gezondheid en het welzijn van geadopteerde volwassenen. Om algemeen welzijn te onderzoeken zijn aan respondenten de volgende drie stellingen voorgelegd: 1) Mijn leven is ideaal in de meeste opzichten, 2) Mijn levensomstandigheden zijn uitstekend, en 3) Ik ben tevreden met mijn leven, alles bij elkaar genomen. Hier is een schaal van gemaakt (door de antwoorden op bovengenoemde drie stellingen te combineren) waar een hoge score staat voor een hoger welzijn (1 = ‘helemaal oneens’ met alle stellingen en 5 = ‘helemaal eens’ met alle stellingen). Het welzijn onder geadopteerde personen is in het algemeen hoog (gemiddelde = 3,91 dus gemiddeld ‘eens’ met de stellingen). Wel zijn zij minder tevreden met het leven in het algemeen in vergelijking met niet-geadopteerde volwassenen (gemiddeld 4,02). Hoewel deze verschillen klein lijken, verschillen de twee groepen wel statistisch significant van elkaar voor wat betreft tevredenheid met het leven.

Verder is respondenten gevraagd hoe goed de gezondheid in het algemeen is (1 = ‘zeer slecht’ en 5 = ‘zeer goed’). Figuur 3.3.1 toont dat de meeste geadopteerde volwassenen aangeven dat hun gezondheid in het algemeen goed is. Eénentachtig procent geeft aan dat de gezondheid (heel) goed is. Wel geven geadopteerde volwassenen iets minder vaak aan dat de gezondheid goed is in vergelijking met niet-geadopteerde volwassenen (85%). Dus in het algemeen vinden veel geadopteerde personen hun gezondheid goed, maar niet-geadopteerde personen geven statistisch significant vaker aan een goede gezondheid te hebben dan geadopteerde personen.

3.3.1 Percentage algemene gezondheid
Hoe is over het algemeen uw gezondheid?Geadopteerd (%)Niet geadopteerd (%)
Zeer slecht0,80,0
Slecht3,31,2
Gaat wel15,213,4
Goed50,856,4
Zeer goed29,928,9

3.4 Zorggebruik psychisch welzijn

In het onderzoek is uitgebreid aandacht geweest voor het psychisch welzijn van (geadopteerde) volwassenen. Er is onder andere gevraagd of men zelf weleens contact heeft gehad met een psycholoog, psychiater of psychotherapeut. Hier zijn duidelijke verschillen te zien tussen geadopteerde volwassenen en niet-geadopteerde volwassenen. Figuur 3.4.1 toont dat van de niet-geadopteerde volwassenen minder dan de helft aangeeft weleens contact te hebben gehad met een psycholoog, psychiater of psychotherapeut (48%). Bij geadopteerde volwassenen is dit 64%.

3.4.1 Percentage dat weleens contact heeft gehad met een psycholoog, psychiater of psychotherapeut
Percentage dat weleens contact heeft gehad met een psycholoog psychiater of psychotherapeutgeadopteerd (%)niet geadopteerd (%)
Ja64,247,7


Meerdere geadopteerde personen schrijven in het open veld aan het einde van de vragenlijst over de psychologische hulpverlening. Er wordt aangegeven dat de standaard (GGZ-)hulp niet altijd volstaat en dat meer specifieke hulp gericht op geadopteerde personen gewenst is. Het gevaar bestaat, zo wordt aangegeven, dat door de reguliere psychologische zorgverlening verkeerde diagnoses worden gesteld, omdat er niet voldoende begrip en kennis over interlandelijke adoptie aanwezig is bij de zorgverleners. Geadopteerde personen geven aan dat zij hierdoor mogelijk juist extra schade op kunnen lopen door de behandeling. Er zouden meer adoptiespecialisten en adoptiecoaches beschikbaar moeten zijn voor psychologische hulp en vragen (mogelijk ook in de vorm van ervaringsdeskundigen). Ook wordt gesteld dat er een budget beschikbaar zou moeten zijn waaruit dergelijke hulp standaard gefinancierd zou moeten worden.

In het onderzoek is verder gevraagd of personen ooit professionele hulp hebben gekregen voor een verslaving, bijvoorbeeld voor een alcohol-, drugs- of gokverslaving. Ook hier zijn er verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen. Van de geadopteerde personen geeft 6% aan weleens professionele hulp te hebben gekregen voor een verslaving terwijl dit bij niet-geadopteerde volwassenen 2% is.

3.5 Psychisch welzijn

In deze paragraaf worden achtereenvolgend verschillen in persoonlijkheidskenmerken, gevoelens van eenzaamheid en depressieve gevoelens tussen geadopteerde volwassenen en niet-geadopteerde volwassenen weergegeven. In Tabel 3.5.1 zijn de verschillen in persoonlijkheidskenmerken gepresenteerd. Hieruit valt op te maken dat de meerderheid van de geadopteerde volwassenen zichzelf ziet als een persoon die sociaal/op de omgeving gericht is, kritisch is op anderen en geïnteresseerd is in anderen. In vergelijking met niet-geadopteerde volwassenen geven geadopteerde volwassenen vaker aan zichzelf terughoudend/gereserveerd te vinden en snel nerveus en onzeker te zijn. Ook geven geadopteerde volwassenen minder vaak aan dan niet-geadopteerde personen andere personen makkelijk te vertrouwen/te geloven in het goede van mensen. Na controle voor de verschillende achtergrondkenmerken (zie bijlage 1) verschillen de groepen niet statistisch significant van elkaar op het kenmerk: ‘ontspannen zijn en niet te snel gestrest worden’.

3.5.1 Persoonlijkheidskenmerken geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen, %
GeadopteerdNiet-geadopteerd
Terughoudend/gereserveerd41,739,3
Andere makkelijk vertrouwen/geloven in het goede van mensen48,953,8
Ontspannen/niet snel gestrest53,252,2
Sociaal/op de omgeving gericht zijn79,178,8
Kritisch op anderen zijn53,351,1
Snel nerveus/onzeker29,621,3
Geïnteresseerd zijn in anderen84,878,8


Verder is in het onderzoek, door middel van twee schalen, ook ingegaan op gevoelens van eenzaamheid en depressie. Om gevoelens van eenzaamheid in kaart te brengen zijn aan respondenten de volgende zes stellingen voorgelegd: 1) Ik ervaar een leegte om me heen, 2) Er zijn genoeg mensen waarop ik in geval van narigheid kan terugvallen, 3) Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen, 4) Er zijn voldoende mensen met wie ik mij nauw verbonden voel, 5) Ik mis mensen om me heen, 6) Vaak voel ik me in de steek gelaten. Respondenten konden aangeven in hoeverre deze uitspraken van toepassing waren op hoe zij zich de laatste tijd voelden (ja, min of meer of nee). Alle items zijn in de analysefase gehercodeerd zodat een hoge score staat voor (meer) gevoelens van eenzaamheid. De antwoorden op de zes stellingen zijn vervolgens samengevoegd in één schaal om gevoelens van eenzaamheid te meten. Op de uiteindelijke schaal (1 = ‘niet eenzaam’ en 3 =’ heel eenzaam’) scoorden geadopteerde volwassenen gemiddeld een 1,48 en niet-geadopteerde volwassenen gemiddeld een 1,35. Met andere woorden, geadopteerde volwassenen zijn gemiddeld genomen niet heel eenzaam. Wel geven zij vaker aan gevoelens van eenzaamheid te hebben dan niet-geadopteerde volwassenen.

Tot slot is door middel van een schaal onderzocht in welke mate personen zich de afgelopen (vier) weken neerslachtig hebben gevoeld.24) Meer specifiek zijn respondenten de volgende vragen voorgelegd over de laatste weken: 1) Voelde u zich erg zenuwachtig?, 2) Zat u zo erg in de put dat niets u kon opvrolijken?, 3) Voelde u zich kalm en rustig?, 4) Voelde u zich neerslachtig en somber?, 5) Voelde u zich gelukkig? en 6) Had u veel energie? Respondenten konden aangeven hoe vaak zij deze gevoelens hadden. Ook hier zijn de antwoorden op deze vragen samengevoegd om een robuuste meting te krijgen van gevoelens van neerslachtigheid (zie bijlage 2 voor meer informatie over de betrouwbaarheid van de schaal). Voor de analyses zijn de items zo gehercodeerd dat een hoge score staat voor meer sombere gevoelens van neerslachtigheid (1 = ‘geen neerslachtige gevoelens’ en 6 = ‘heel veel neerslachtige gevoelens’). Gemiddeld genomen blijken geadopteerde personen dus geen hele sterke gevoelens van neerslachtigheid te hebben. Wel blijken geadopteerde volwassenen vaker sombere gevoelens van neerslachtigheid te hebben (gemiddelde is 2,50) dan niet-geadopteerde volwassenen (gemiddelde is 2,38).

In het open veld aan het einde van de vragenlijst om eerdere antwoorden toe te lichten of opmerkingen te plaatsen, zijn meerdere personen ingegaan op gevoelens van eenzaamheid. Zo zegt iemand ‘mijn ervaring als geadopteerde is dat je altijd een leegte voelt’. Redenen voor deze gevoelens die genoemd worden zijn onder andere het niet kennen van de biologische ouders, het ‘losgerukt’ zijn van de biologische familie en de hoeveelheid onbeantwoorde vragen die mensen hebben. Een onderwerp dat in dit open veld regelmatig aan bod komt is ervaren discriminatie. Er zijn meerdere geadopteerde personen die aangeven te maken hebben gehad met discriminatie, in hun jeugd of tijdens het volwassen leven. Dit omdat zij bijvoorbeeld een andere huidskleur hebben (dan bijvoorbeeld de adoptieouders, collega’s of buurtbewoners). Het zijn ook dergelijke uiterlijke kenmerken waardoor geadopteerden, zo wordt aangegeven, elke keer als ‘anders’ gezien of behandeld worden en waardoor zij er steeds (op een negatieve manier) aan herinnerd worden geadopteerd te zijn.

3.6 Special need adoptie

In dit onderzoek gaf bijna 8% van de geadopteerde personen aan dat er bij hun adoptie sprake was van een zogenoemde special need adoptie. Dit houdt in dat kinderen een medische aandoening of een verhoogd risico op medische of andere beperkingen hebben. Dit kan uiteraard invloed hebben op de ervaren gezondheid en welzijn als volwassene. Daarom is in dit onderzoek in meer detail gekeken naar de relatie tussen special need adoptie en gezondheid en welzijn. Personen die aangeven dat er bij hun adoptie sprake was van een special need adoptie geven aan over het algemeen een slechtere gezondheid te hebben dan personen die aangeven dat hier bij hun adoptie geen sprake van was. Bij geadopteerden waar geen sprake is geweest van special need geeft 83% aan een (zeer) goede gezondheid te ervaren, in vergelijking met 72% van geadopteerden waar hiervan wel sprake is geweest. Ook geven geadopteerde personen met een special need adoptie vaker aan psychologische hulp (70% versus 64%) en professionele hulp voor een verslaving (11% versus 5%) te hebben gehad. Verder geven geadopteerde personen bij wie sprake was van een special need adoptie op een vijfpuntsschaal aan minder tevreden te zijn met hun leven (gemiddeld 3,70 versus 3,96, waarbij een hogere score een hogere mate van tevredenheid indiceert), vaker eenzaam te zijn (gemiddeld 2,66 versus 2,45, waarbij een hogere score een hogere mate van eenzaamheid indiceert) en vaker neerslachtig te zijn (gemiddeld 1,54 versus 1,46, waarbij een hogere score een hogere mate van neerslachtigheid indiceert) dan personen die aangeven dat er bij hun adoptie geen sprake was van een special need adoptie.

Hierboven zijn verschillen tussen geadopteerde volwassenen en niet-geadopteerde volwassenen beschreven wat betreft gezondheid en welzijn. Gemiddeld genomen is de gezondheid en het welzijn van geadopteerde personen lager dan van niet-geadopteerde personen. Dit kan deels veroorzaakt worden doordat er bij een deel van de geadopteerde personen sprake was van een special need adoptie (aangezien de gezondheid en welzijn voor deze specifieke groep geadopteerden lager is). Daarom is in het onderzoek nogmaals gekeken of de gezondheid en het welzijn van geadopteerde personen lager is dan die van niet-geadopteerde personen indien de groep geadopteerden met een special need adoptie buiten beschouwing wordt gelaten. Ook indien de groep geadopteerden bij wie sprake was van een special need buiten beschouwing wordt gelaten ervaren geadopteerde personen, in vergelijking met niet-geadopteerde personen, hun gezondheid als minder goed, maken ze vaker gebruik van psychologische hulp en professionele hulp voor verslaving en zijn ze minder tevreden met hun leven en vaker eenzaam en neerslachtig.
22) In dit blok zijn variabelen als burgerlijke staat vanwege de overlap met de uitkomstvariabelen niet meegenomen als controlevariabele (om te kijken of de gerapporteerde verschillen tussen geadopteerde niet-geadopteerde volwassenen nog steeds significant zijn nadat rekening wordt gehouden met achtergrondkenmerken).
23) Zoals aangegeven heeft het veldwerk/de dataverzameling van dit onderzoek plaatsgevonden tijdens de lockdown als gevolg van de verspreiding het coronavirus. Dit heeft mogelijk een invloed gehad op hoe mensen denken over zaken zoals gezondheid. Doorlopende onderzoeken van het CBS tonen in deze periode echter aan dat er, gemiddeld genomen, geen drastische verschuivingen hebben plaatsgevonden door corona wat betreft ervaren gezondheid en psychische gesteldheid.
24) Zoals eerder aangegeven lijkt de coronacrisis geen drastische invloed te hebben gehad op het gemiddelde gerapporteerde welzijn. Het percentage psychisch ongezonde mensen was dit jaar hetzelfde als een jaar eerder.