Interlandelijke adoptie in Nederland

8. Samenvatting en conclusie

8.1 Samenvatting

Hieronder staan puntsgewijs de belangrijkste kenmerken en resultaten van dit onderzoek weergegeven.

1. Aanleiding en opzet onderzoek

• Het onderzoek is in 2020 uitgevoerd op verzoek van de Commissie onderzoek interlandelijke adoptie in het verleden.
• Doel van het onderzoek is om te kijken in hoeverre het beeld dat naar voren kwam uit gesprekken die de Commissie met geadopteerde personen voerde, bij een grote(re) groep geadopteerden leeft.
• Om een steekproef van geadopteerde volwassenen te kunnen trekken is gewerkt met een afgeleid kader. Er is in Nederland geen register van geadopteerden.
• De steekproef is tot stand gekomen door middel van random selectie (selectie op basis van toeval) en niet door middel van bijvoorbeeld zelfselectie (dat personen zichzelf kunnen aanmelden voor het onderzoek). Dit is belangrijk om tot een representatieve steekproef te komen.
• Het doel was om gegevens van minimaal 3 000 geadopteerde personen te verzamelen. Uiteindelijk hebben bijna 3 500 geadopteerde personen meegewerkt aan het onderzoek.
• Om de antwoorden van geadopteerde volwassenen beter te kunnen kaderen en begrijpen, zijn voor dit onderzoek ook niet-geadopteerde volwassenen bevraagd. Er hebben iets meer dan 400 niet-geadopteerde personen meegewerkt.
• Voor dit onderzoek is deels gebruik gemaakt van een vragenlijst die eerder toegepast is in het onderzoek Ouders en Kinderen in Nederland (OKiN). Hierdoor was reeds informatie beschikbaar over de betrouwbaarheid van de schalen die gebruikt worden in deze vragenlijst. Ook is ervaring opgedaan met het onderzoeken van deze populatie over dit thema.
• Personen hebben de vragenlijst op internet in kunnen vullen.
• Indien verschillen tussen geadopteerde en niet-geadopteerde volwassenen in kaart gebracht zijn, is altijd rekening gehouden met verschillen in achtergrondkenmerken (leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, opleiding, inkomen, stedelijkheid en opleiding en sociaaleconomische status van de ouders).

2. Jeugd

• Vierenzeventig procent van de adoptieouders kon financieel (zeer) gemakkelijk rondkomen in vergelijking met 53% van de ouders van niet-geadopteerden.
• Van de adoptieouders is 16% gescheiden of uit elkaar gegaan in vergelijking met 21% van de ouders van niet-geadopteerden.
• De meerderheid van de geadopteerde personen is alleen geadopteerd geweest (82%) en niet samen met andere kinderen.
• Ruim de helft van de geadopteerde personen (51%) heeft een goede band met de adoptievader tijdens hun jeugd. In 22% van de gevallen is regelmatig tot vaak sprake van spanningen en/of conflicten. Voor niet-geadopteerden zijn deze cijfers respectievelijk 55% en 16%.
• Hetzelfde beeld is zichtbaar voor de moeder. Van de geadopteerde personen geeft 61% aan een (hele) hechte band met de adoptiemoeder te hebben gehad en 30% geeft aan spanningen en/of conflicten te hebben gehad met zijn/haar adoptiemoeder. Voor niet-geadopteerden zijn deze cijfers respectievelijk 80% en 11%.
• Negenenzestig procent van de geadopteerde personen kijkt over het algemeen met plezier terug op hun jeugd. Voor niet-geadopteerde personen betreft dit 79%.
• Geadopteerde volwassenen hebben ten opzichte van niet-geadopteerde volwassenen vaker de volgende gedachte weleens gehad: ‘was ik maar in een andere familie opgegroeid’ (20% versus 8%).
• Geadopteerde personen geven iets vaker aan dan niet-geadopteerde personen gepest te zijn als kind (34% versus 33%). Van de geadopteerde personen geeft 19% aan andere kinderen te hebben gepest in vergelijking met 12% van de niet-geadopteerden.
• Geadopteerde personen gaven vaker dan niet-geadopteerde personen aan probleemgedrag te hebben vertoond tijdens de schoolperiode: spijbelen (21% versus 15%), weglopen van huis (15% versus 3%), schorsingen op school (11 versus 7%) en in aanraking gekomen met de politie en/of justitie (14% versus 8%).
• Vijf procent van de geadopteerde personen heeft een klas overgeslagen tijdens zijn/haar schooltijd en 46% is weleens blijven zitten. Voor niet-geadopteerden zijn deze cijfers respectievelijk 3% en 38%.

3. Volwassenheid

• Ook in het volwassen leven hebben geadopteerde personen een hechte band met de vader. Meer dan de helft (58%) van de geadopteerde volwassenen geeft aan een (hele) hechte band te hebben met de adoptievader. Bijna 6% ervaart regelmatig tot vaak spanningen en/of conflicten met de vader. Voor niet-geadopteerden zijn deze cijfers respectievelijk 62% en bijna 6%. Bijna 85% van de geadopteerde personen geeft aan zijn/haar adoptievader te beschouwen als zijn/haar vader en 80% geeft aan dat de vader zich ook gedraagt als een echte vader.
• Bijna 67% van de geadopteerde personen beschrijft een (hele) hechte band met de moeder. Voor de niet-geadopteerden is dit bijna 81%. Bijna 1 op de 10 geadopteerde personen geeft aan dat er weleens spanningen en/of conflicten zijn met zijn/haar moeder. Voor niet-geadopteerde volwassenen is dit bijna 3%. Bijna 87% van de geadopteerde personen geeft aan zijn/haar adoptiemoeder te beschouwen als zijn/haar moeder en 85% geeft aan dat de moeder zich ook gedraagt als een echte moeder.
• Indien geadopteerde personen een relatie hebben is deze in het algemeen goed. Geadopteerde personen hebben iets minder vaak een vaste partner dan niet-geadopteerde personen (61% versus 69%). Verder geven geadopteerde personen in vergelijking met niet-geadopteerde personen minder vaak aan een hechte relatie te hebben met hun partner (89% versus 95%), vaker spanningen en/of conflicten te hebben met hun partner (13% versus 7%) en iets minder vertrouwen in de toekomst van de relatie te hebben (4% versus 2% heeft hierin geen tot niet zo veel vertrouwen).
• Geadopteerde personen hebben minder vaak zelf biologische kinderen in vergelijking met niet-geadopteerde personen (42% versus 51%).
• Bijna 81% van de geadopteerde personen ervaart zijn/haar algemene gezondheid als (zeer) goed. Dit ligt vier procentpunt lager dan voor niet-geadopteerde personen.
• Het welzijn onder geadopteerde personen is in het algemeen hoog. Wel zijn zij minder tevreden met het leven in het algemeen in vergelijking met niet-geadopteerde volwassenen (gemiddeld 3.91 versus 4,02 op een vijfpuntsschaal).
• Verder geeft 64% van de geadopteerde personen aan psychologische hulp te hebben ontvangen ten opzichte van 48% van de niet-geadopteerde personen.
• Gemiddeld genomen hebben geadopteerde personen niet hele sterke gevoelens van eenzaamheid of neerslachtigheid. Op een vijfpuntsschaal blijkt dat geadopteerde personen gemiddeld meer sombere gevoelens van eenzaamheid (1,48 versus 1,35) en neerslachtigheid (2,50 versus 2,38) ervaren dan niet-geadopteerde personen.

4. Houding tegenover adoptie

• Bijna de helft van de geadopteerde personen geeft aan het (helemaal) eens te zijn met de stelling dat interlandelijke adoptie altijd beter is dan kinderen in slechte omstandigheden in het geboorteland te laten opgroeien en dit geldt voor iets meer dan helft van de niet-geadopteerden (47% versus 53%). Zevenenvijftig procent van de geadopteerden vindt dat de Nederlandse overheid meer hulp moet bieden bij het achterhalen van de afkomst en dit geldt voor 40% van de niet-geadopteerden.
• Zowel 82% van de geadopteerde als niet-geadopteerde personen vinden dat een persoon altijd zijn/ haar achtergrond moet kunnen achterhalen en 69% geeft aan dat interlandelijke adoptie altijd mogelijk moet blijven.
• Geadopteerde personen geven vaker dan niet-geadopteerde personen aan dat er in de media te negatief geschreven wordt over interlandelijke adoptie (30% versus 13%) en dat zij zelf nooit een kind zouden adopteren (26% versus 24%).
• Verder geeft 27% van de geadopteerde volwassenen aan dat de band die een kind met zijn/haar biologische ouder heeft niemand kan vervangen. Voor niet-geadopteerde volwassenen is dit percentage 57%.
• Van de geadopteerde volwassenen geeft 45% aan dat het voor een kind niet uitmaakt of hij/zij door een adoptieouder of door een biologische ouder wordt opgevoed. Ruim 27% van de niet-geadopteerde volwassenen is het hier (helemaal) mee eens.
• Geadopteerde personen kijken in het algemeen positief naar hun eigen adoptie. Zo geeft de meerderheid (84%) aan dat adoptie hen meer kansen heeft gegeven en geeft de meerderheid (70%) aan blij te zijn men geadopteerd is.
• Ruim 31% geeft aan met gemengde gevoelens terug te kijken op zijn/haar adoptie en bijna 25% heeft soms het gevoel in de steek te zijn gelaten door zijn/haar biologische moeder/vader. Ruim 40% van de geadopteerde personen geeft aan dat het feit dat hij/zij uit een ander land komt een belangrijke rol in zijn/haar leven speelt.
• Geadopteerde personen blijken zich sterker verbonden te voelen met Nederland (85%) dan met het geboorteland (28%). Zestig procent is wel geïnteresseerd in de taal en cultuur van het geboorteland.

5. Op zoek naar de roots

• Bijna 9 op de 10 geadopteerde volwassenen geeft aan dat de ouders open zijn geweest over de adoptie.
• De meeste geadopteerde volwassenen (70%) geven aan dat de ouders uit zichzelf informatie over de adoptie gedeeld hebben en nog eens bijna 20% geeft aan dat de ouders dergelijke informatie gedeeld hebben op het moment dat zij erom vroegen.
• Top drie van meest ontvangen documenten zijn de naam van het kindertehuis of het ziekenhuis waar men geboren is (69%), het paspoort van het geboorteland (67%) en de geboorteakte (59%).
• Geadopteerde personen ontvangen minder vaak het adres (16%) en/of een foto van de biologische ouder(s) (23%).
• De helft van de geadopteerden is zelf op zoek gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. Van de personen die dit niet gedaan hebben, geeft 35% aan (misschien of zeker) wel op zoek te gaan in de toekomst.
• De meeste voorkomende redenen waarom mensen zelf op zoek zijn gegaan zijn als volgt: meer willen weten over waar men vandaan komt (82%), over de biologische familie (69%), of men op familie lijkt qua uiterlijk en karakter (61%) en of men broers of zussen heeft (56%).
• Ongeveer een vijfde van de personen die op zoek zijn geweest geeft aan dat zij alle informatie hebben gevonden die zij zochten. Net zo veel mensen geven echter aan dat zij (nog) niets gevonden hebben en een bijna even grote groep dat zij de zoektocht moesten staken omdat ze niet verder kwamen met de zoektocht.
• Van de geadopteerde volwassenen die aangaven niet zelf op zoek te zijn gegaan, geeft 73% aan dit niet te doen omdat hij/zij hier geen behoefte aan heeft.
• Geadopteerde personen hebben de meeste hulp bij hun zoektocht ontvangen van hun adoptieouders (61%). Deze hulp vindt men heel nuttig en over het algemeen nuttiger dan de hulp van verschillende organisaties.
• Bij 2/3e van de geadopteerde personen die op zoek is gegaan naar informatie over hun achtergrond blijkt dat er informatie niet juist is zoals de geboorteakte of de naam van de biologische moeder/vader. Ruim 72% van de geadopteerden waar informatie over hun achtergrond niet juist bleek te zijn, geeft aan dat de adoptieouders niet hebben geweten dat bepaalde documenten niet juist zijn.

6. Zoektocht per adoptieland

• Ruim een kwart van de geadopteerde personen uit China geeft aan niet zelf op zoek te zijn gegaan naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond. Voor de overige onderzochte landen ligt dit percentage tussen de 48% en 56%. • Van de geadopteerde personen uit Bangladesh en China die wel op zoek zijn gegaan naar meer informatie geeft 8% aan alle informatie te hebben gevonden die zij zochten. Voor de overige onderzochte landen lagen deze percentages tussen de 15% en 23%. • Gemiddeld genomen over de onderzochte landen geeft 5% van de geadopteerde personen aan tijdens hun zoektocht te zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland. Geadopteerde personen uit India of Bangladesh geven vaker aan te zijn tegengewerkt door instellingen in Nederland (respectievelijk 10% en 20%).
• Van de personen die uit Bangladesh, Zuid-Korea of India geadopteerd zijn, geeft respectievelijk 10%, 11% en 20% aan tegengewerkt te zijn door instellingen uit het geboorteland. Voor de overige onderzochte landen lagen deze percentages tussen de 2% en 4%.
• Van de geadopteerde personen uit Brazilië of Colombia geeft respectievelijk 44% en 34% aan dat alle informatie die zij gevonden hebben tijdens hun zoektocht juist is. Personen die geadopteerd zijn uit Bangladesh geven het minst vaak aan dat alle informatie die zij hebben gevonden klopt (3%).

7. Adoptie en de zoektocht: een meer gedetailleerd beeld

• Bijna 53% van de geadopteerde personen is in het eerste levensjaar geadopteerd.
• In vergelijking met personen die na het eerste levensjaar zijn geadopteerd, geven personen die tijdens hun eerste levensjaar geadopteerd zijn vaker aan een gelukkige jeugd te hebben gehad (69% versus 56%), vaker aan gelukkig te zijn in hun volwassen leven (81% versus 76%), minder vaak aan psychologische hulp te hebben gehad (63% versus 66%) en vaker aan positief te zijn over hun adoptie (73% versus 66%).
• Geadopteerde personen die aangeven gelukkig te zijn, zijn ook vaker positief over hun adoptie (82% versus 48%) en gaan minder vaak op zoek naar meer informatie over hun adoptie en achtergrond (47% versus 60%).
• Geadopteerde personen die aangeven gelukkig te zijn geven minder vaak aan gestuit te zijn op foute of onvolledige informatie tijdens hun zoektocht dan personen die aangeven minder gelukkig te zijn (28% versus 44%).Ook zijn geadopteerde personen die onjuiste informatie tegengekomen zijn tijdens hun zoektocht minder positief over hun adoptie dan personen die geen onjuiste informatie tegengekomen zijn tijdens deze zoektocht (46% versus 69%).

8.2 Conclusie

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten (survey-onderzoek) om een beeld te krijgen van interlandelijk geadopteerde personen in Nederland. Dit type onderzoek leent zich, in vergelijking met bijvoorbeeld diepte-interviews, minder goed om de achterliggende motivaties, gevoelens, gedachten en verwachtingen van personen in kaart te brengen. Survey-onderzoek is echter wel bij uitstek geschikt om een representatief beeld te krijgen van de onderzoekspopulatie (in dit geval interlandelijk geadopteerde personen in Nederland). Zoals eerder aangeven heeft de Commissie in het kader van haar onderzoeksopdracht tientallen diepte-interviews met geadopteerde personen afgenomen. Om te kijken of het beeld dat hieruit naar voren kwam representatief is voor alle geadopteerde personen in Nederland achtte de Commissie het van belang om dit onderzoek aan te vullen met survey-onderzoek zoals in dit document beschreven. Er waren bijvoorbeeld reeds sterke aanwijzingen dat er in het verleden fouten gemaakt zijn tijdens adoptieprocedures (dit is immers de aanleiding voor de onderzoeksopdracht van de Commissie), maar hoeveel procent van de geadopteerde personen is daadwerkelijk foute informatie tegengekomen? Met andere woorden, hoe groot (in de zin van vaak voorkomend) is dit probleem? En komen bij personen uit het ene adoptieland meer problemen naar voren dan bij personen die uit een ander land geadopteerd zijn? Om dergelijke vragen te kunnen beantwoorden is grootschalig survey-onderzoek bij uitstek geschikt. Deze inzichten zijn niet mogelijk om te verkrijgen op basis van diepte-interviews, simpelweg omdat er dan te weinig personen bevraagd worden om representatieve uitspraken te kunnen doen. Op basis van dit onderzoek is dus meer inzicht verkregen in de zoektocht van geadopteerde personen in Nederland en de mate waarin dit een moeizaam proces is omdat men bijvoorbeeld op informatie stuitte die onjuist is. Vragen over welzijn tijdens de jeugd en het volwassen leven zijn op verzoek van de Commissie gesteld om meer kennis en inzicht te krijgen van geadopteerde personen in Nederland om zo meer afgewogen aanbevelingen te kunnen doen aan de minister.
Er is in Nederland eerder onderzoek uitgevoerd naar welzijn van geadopteerde personen in Nederland (ter Meulen et al., 2019). Er zat echter altijd mogelijk een bepaalde mate van selectie in de totstandkoming van de steekproeven van deze onderzoeken, bijvoorbeeld doordat de respondenten geworven werden via organisaties die bemiddelen bij adoptie. De representativiteit van de onderzoeksresultaten heeft in het huidige onderzoek daarom altijd centraal gestaan. Zoals aangeven, is dit de reden dat ervoor is gekozen om survey-onderzoek uit te voeren in plaats van verdiepende interviews. Ook bij de totstandkoming van de steekproef is representativiteit het centrale uitgangspunt geweest. Zo is in de eerste plaats een kader opgesteld waarin potentieel alle geadopteerde personen uit een bepaalde periode en geboorteland zaten en waaruit vervolgens op basis van random selectie (toeval) bepaald is welke personen uitgenodigd werden voor het onderzoek. Op deze manier komt een representatieve steekproef tot stand. In de onderzoeksfase is vervolgens getracht zo veel mogelijk mensen mee te laten werken aan het onderzoek door middel van passende communicatie. Zo is bij alle uitnodigingen een folder toegevoegd met meer uitleg over de inhoud en het belang van het onderzoek. Er is altijd getracht begrijpelijk taalgebruik te hanteren (taalniveau B1) in alle communicatie om (letterlijk en figuurlijk) zoveel mogelijk mensen aan te spreken. Dit geldt ook voor de formulering van de vragenlijst. Door veel aandacht te besteden aan het passend en begrijpelijk formuleren van vragen voorkom je dat mensen stoppen met het invullen van de vragenlijst en dat daardoor vertekening van de resultaten ontstaat. De respons van dit onderzoek onder geadopteerde personen was uiteindelijk ook boven verwachting. Het doel was om gegevens van 3 000 geadopteerde personen in Nederland te verzamelen, maar vanwege de (boven verwachting) goede respons hebben uiteindelijk bijna 3 500 geadopteerde personen meegewerkt aan dit onderzoek. Het is onvermijdelijk dat er in de responsfase toch een bepaalde mate van selectiviteit optreedt. Het is bekend vanuit wetenschappelijke literatuur dat bepaalde (groepen) mensen eerder geneigd zijn om mee te werken aan onderzoeken. Dit was logischerwijs ook het geval bij dit onderzoek. Er heeft echter een uitgebreide responsanalyse plaatsgevonden om te kijken in welke mate er mogelijk sprake was van selectiviteit van de respons.28) Vervolgens is door middel van een proces van weging gezorgd dat voor deze selectiviteit zo goed mogelijk werd gecorrigeerd. Dit gebeurt door een technisch proces wat inhoudt dat personen die ondervertegenwoordigd zijn in de respons (groepen die minder vaak meegewerkt hebben aan het onderzoek) een groter gewicht krijgen tijdens de analyses. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de onderzoeksresultaten zo representatief mogelijk zijn voor de populatie die wordt onderzocht; in dit geval interlandelijk geadopteerde personen in Nederland. Voor meer informatie over de responsanalyses en weging wordt u verwezen naar de separate onderzoeksdocumentatie. Hiermee is door middel van dit onderzoek een representatief 29) beeld ontstaan van interlandelijk geadopteerde personen in Nederland en de mate waarin zoektochten werden ondernomen en de informatie die tijdens deze zoektocht(en) naar boven is gekomen.
28) Voor een uitgebreide analyse wordt u verwezen naar de onderzoeksdocumentatie.
29) Met andere woorden: de resultaten uit dit rapport kunnen gegeneraliseerd worden naar de onderzoekspopulaties.